Ouders: Hendrik Willink Geb: 12-05-1825 Winterswijk Ovl: 26-07-1877 Winterswijk (52) Echtg: 08-07-1852 Enschede Coenradina Jacoba van Heek Geb: 10-01-1828 Enschede Ovl: 03-08-1897 Maagdenburg (69) Beide begraven OBP
Gerrit was de enige zoon en had drie oudere zussen
1. Christine Margaretha Coenradina Willink
Geb: 09-07-1857 Winterswijk Ovl: 12-02-1951 Winterswijk (93) -crematie Echtg: 25-08-1882 Winterswijk Hermann Rudolph Martin Huidarts Geb: 12-08-1851 Elberfield Ovl: 23-07-1932 Maagdenburg (80) Woonadres: Maagdenburg, later (mogelijk tussen 1906-1920) Christine Groenloseweg 1 tot 1951 (waarschijnlijk ook eerst zoon H.H.Martin Kinderen: 2 1.Conradina Hildegard Martin 1883 2.HERMANN HEINRICH MARTIN 1885-1963 DIRECTEUR TRICOT Echtg: 12-02-1923 Chemnitz Dld Auguste Pauline Katharina Lattermann 1903-1981
Rond 1860 werd een nieuwe breitechniek uitgevonden,de tricotagebinding. De enige zoon van Hendrik Willink en Coenradina Jacoba van Heek, Gerrit Jan Willink (1864-1933) ging na de HBS in Winterswijk naar Frankrijk om het vak te leren. Zijn vader was directeur geweest van H.Willink & Co (Witstoom). Zijn vader overleed plotseling in 1877 op 52-jarige leeftijd. Gerrit-Jan was toen nog maar 12 jaar Toen Gerrit-Jan op 23-jarige leeftijd terug kwam naar Winterswijk kon hij de plaats van zijn vader overnemen bij H.Willink & Co, bij zijn oom Herman . Echter hier zag hij vanaf en wilde hij een eigen fabriek oprichten in tricot. In 1888 werd in het ouderlijk huis aan de Groenloseweg 1 een breifabriekje opgestart met eerst twaalf meisjes.
In 1890 liet hij al de nieuwe fabriek aan de Wilhelminastraat bouwen en al snel waren er 60 werknemers.
Van 1888- 1901 was Gerrit-Jan alleen directeur. Gerrit-Jan had moeite met leiding geven en bovendien reisde hij heel graag, zodat J.F.Overweg sr.(Frits) (geb.26 Febr. 1883- overl.:20 Juni 1957) zijn intrede (01-07-1901) deed als 18-jarige mede-directeur.(tot 1957) In 1906 kwam ook zijn neef, Hermann Heinrich Martin (01-01-1885- 15-01-1963) als mede-directeur (tot 1960). Overweg kan genoemd worden als de ‘Eerste directeur’ van de twee.
Aantal werknemers 1891-1911
Jaar
Totaal
Vrouwen
Meisjes
.
1891
69
30
32
1896
184
120
50
1901
284
181
79
1906
389
272
92
1911
447
308
106
De Tricotfabriek zal uitgroeien tot de grootste Textielfabriek van Winterswijk. In 1926 komt zij m.b.t.personeelsbestand op haar hoogtepunt van plm.1000 werknemers. Met kleine onderbrekingen blijft in in stand tot de jaren ’50.
In 1921 werd de Tricot een NV en trad Gerrit-Jan terug als directeur, maar bleef hij wel als commissaris bij het bedrijf betrokken tot zijn overlijden in 1933.
Tussen 1912 en 1929 is er continue gebouwd. In 1926 werd er ook gestart in Egypte met een afzetgebied en in1938 werd besloten er een dochteronderneming te vestigen. In 1926 waren er 948 personeelsleden.
Overlijden Gerrit-Jan Willink 1933
De teraardebestelling van wijlen den heer G. J. Willink.
Zeer groote belangstelling. Onder zeer groote belangstelling heeft hedenmiddag de teraardebestelling plaats gehad van wijlen den heer G. J. Willink, in leven oprichter en gedelegeerd commissaris der N. V. Tricotfabriek v.h. G. J.Willink. Reeds om half twee heerschte er op de Groenloscheweg, nabij het sterfhuis, een bijzondere drukte. Auto’s reden af en aan met personen, die den overledene den laatste eer wilden bewijzen en op de trottoirs stonden dichte rijen menschen. Politieagenten zorgden, dat de rijweg vrij bleef, en dat het verkeer omgeleid werd. Alles had een zeer regelmatig verloop. Ongeveer half drie stelde de lange begrafenisstoet zich in beweging. Achter de lijkkoets, waarbij de dragers en de oudste arbeiders der fabriek eenige kransen en bloemstukken meedroegen, volgde een 14-tal volgrijtuigen, waarin gezeten familieleden, w.o. de Rijksminister van Arbeid, de heer Seldte uit Berlijn, naaste kennissen van den overledene en van de onderneming. Daarachter volgde het mannelijk personeel en verdere belangstellenden. De stoet ging door de Groenloscheweg, Prins Hendrikstraat en vervolgens langs de Tricotfabriek, wier stichter hij was en welke fabriek hij tot grooten bloei heeft gebracht. De vlag hing hier halfstok. Voor de fabriek stond het vrouwelijk personèel geëscorteerd, die hun geachten oud-patroon een laatsten groet brachten, waarbij namens het personeel eenige kransen inden stoet werden meegegeven. Bij de oude Algemeene Begraafplaats was eveneens sprake van een groote drukte, evenals langs de straten, welke de stoet volgde. Overal stonden groepjes menschen die eerbiedig het hoofd ontblootten bij het passeeren van de lijkkoets, die het stoffelijk overschot vervoerde. Bij de begraaf- plaats waren eveneens speciale politie-maatregelen getroffen. Tientallen auto’s waren er geparkeerd. Velen wachtten bij het kerkhof de aankomst van den stoet af.
Onder de wachtenden merkten we op talrijke industrieelen, zoowel uit Twente als elders. Toen men zich om de geopende groeve had geschaard, waren velen hun aandoening niet meester. Nadat de kist in de groeve was neergelaten en met een groot aantal kransen en bloemstukken was bedekt, trad Ds. De Maar naar voren, die de bijbeltekst sprak: „Rust zacht in de schemering der graven”. Vervolgens noemde spr. het een voorrecht namens allen enkele woorden aan de nagedachtenis van den ontslapene te wijden. Als ik hier aan uw groeve het woord neem, voldoe ik niet geheel aan uw geuiten wensch, dat aan uw graf zoo mogelijk niet gesproken zou worden, doch voor de aanwezigen zou het een gevoel van onbevrediging zijn, als allen hier stil vandaan zouden gaan. Spr. schetste de vele goede eigenschappen van den overledene, die Winterswijk, de bevolking en de natuur lief had. In ruimen kring zal het heengaan van deze beminnelijken en hulpvaardigen mensch als een groot gemis worden gevoeld. Wij dragen uw onsterfelijke ziel over in de hoede van den Eeuwigen Vader. De heer Martin bracht namens de familie dank voor de bewijzen van deelneming. Het mooie voorjaarsweer werkte mee om deze plechtigheid tot een schoone herinnering te maken in het leven van familie, kennissen en personeel. Ook al blijft de weemoed.
Aantekening
De heer Seldte (1882-1947) uit Berlijn zat in het kabinet van Hitler 1933-1945. De eenarmige Seldte (verloren in WO1) verscheen op de begrafenis met een aantal lijfwachten die de vuilnisbakken controleerden op bommen. Hij was in 1907 getrouwd met de dochter van Gerrit-Jan’s zus Christina Margaretha Coenradina Willink. Genaamd: Hildegard Martin (drie kinderen) Gerrit-Jan kon hem niet waarderen. In 1935 verzoekt Seldte om van zijn officiële verantwoordelijkheden te worden verlost, maar Hitler weigert. Hij blijft rijksminister van Arbeid tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en lid van de Pruisische regering onder minister-president Hermann Göring, eveneens als minister van Arbeid. Hij overlijd in 1947 gevangenschap in een Amerikaans ziekenhuis in Fürth, voordat hij wordt aangeklaagd op het Nuremberg proces
Legaten
De heer G. J. Willink heeft de volgende legaten besproken alle vrij van rechten en kosten: Aan het personeel der N. V. Tricotfabriek G. J. Willink de somma van drie honderd duizend gulden ƒ 300.000. van welk bedrag de rente moet worden aangewend ten behoeve van nuttige instellingen ten bate van het personeel.
Aan het Algemeen Ziekenhuis te Winterswijk, de somma van vijftigduizend gulden ƒ 50.000.—.
Aan de Doopsgezinde Gemeente te Winterswijk, de somma van vijf en twintig duizend gulden, ƒ 25.000.—.
Aan de Vereeniging voor Natuurmonumenten in Nederland de somma vijfduizend gulden ƒ 5.000.—,
Aan de Vereeniging voor Vogelbescherming in Nederland de somma van vier duizend gulden ƒ 4.000,—.
Aan de Ambachtsschool te Winterswijk, de somma van vier duizend vijfhonderd gulden ƒ 4.500.—.
Aan het Algemeen Nederlandsch Verbond de somma van twee duizend gulden ƒ 2.000.—.
Aan de Nederlandsch-Zuid-Africaansche Vereeniging te Amsterdam, de somma van tien duizend gulden ƒ10.000.—.
Aan de gemeente Winterswijk de beide weiden aan den Singelweg te Winterswijk voor het huis van den heer Willink ter weerszijden van de beek onder voorwaarde dat de Gemeente zich verbindt hiervan een plantsoen met wandelpaden te maken en niet te bebouwen.
Aantekeningen:
Daarnaast ging een groot deel van de erfenis naar zijn zuster Martin-Willink en nazaten van zijn overleden zuster Ter Kuile-Willink. Ook naar een relatie die hij zou hebben sinds eind jaren ’20 met een dame uit Nederlands-Indie. Zij erfde een aanzienlijk bedrag.
Weduwe (sinds 1918) Christina Wilhelmina Westendorp-Koch – een legaat. Hertrouwde 1919 .echtscheiding 1928.
Fam.Gietman, wonende naast de villa aan de Groenloseweg-Wilhelminastraat werden op 28-12-1969 getroffen door een grote brand. Dhr. Johannes-Gerardus Gietman (1889-1980-(90jr) was toen 71-jaar. Zowel zijn 54-jarige echtgenote Maria-Josephina Stammers (1915-2002) als hijzelf werden daarbij gewond.
Op 22 mei 1937 kreeg de Tricot het predikaat Koninklijk en heette het voortaan: “Koninklijke Tricotfabriek G.J.Willink NV”
J.F.Overweg jr. was er jaren directeur. Later heeft men het bedrijf verkocht, aangezien buitenlanders niet meer welkom waren.
In 1938 werd J.G.Overweg algemeen directeur. In 1938 werd het 50 Jaar bestaan gevierd (800 werknemers)
JUBILEERENDE FABRIEK TE WINTERSWIJK
13 MAART 1939, Algemeen Handelsblad
Gedenkplaat onthuld. Zaterdagmiddag is de gedenkplaat onthuld, welke het personeel der N.V. Kon. Tricotfabriek G. J. Willink, te Winterswijk op 1 Juli 1938 aan de directie dezer fabriek heeft aangeboden ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan. De fraaie bronzen plaat vervaardigd door Gérard van Aalst te Breda, geeft op symbolische wijze de waardeering weer van Mercurius, den god van den handel, voor de Kon.Tricotfabriek. Het tableau bevat voorts de namen der directeuren en den naam van wijlen den heer G. J. Willink, den stichter der fabriek. De plechtigheid geschiedde in tegenwoordigheid van de directeuren, den burgemeester, den heer J. Kneppelhout en den oud-burgemeester van Winterswijk, den heer J. A. R. Bosma uit Assen, commissaris der N.V. Ook het geheele personeel, circa 1100 personen, was aanwezig. Namens het gezamenlijke personeel werd het tableau door den heer J. H. Colenbrander met een hartelijke toespraak aan de directie overgedragen; hierna onthulde het dochtertje van den heer H. H. Martin, de plaat. Nadat het personeel een lied had gezongen, heeft de heer J. F. Overweg het geschenk dankbaar aanvaard. Vervolgens werd nog het woord gevoerd door de heeren J. Kneppelhout, burgemeester, en J. A. R. Bosma, oud-burgemeester, die er op wezen, dat de Kon. Tricotfabriek een bedrijf geworden is van groote bekendheid, dat tevens van groote economische beteekenis is voor Winterswijk.
Jubileum van de heer J. F. Overweg
WINTERSWIJK,29-06-1951
50 jaar aan de Kon. Tricotfabriek verbonden 1901—1951.
Vijftig jaar een „mensenleeftijd” lang is de heer J. F. Overweg verbonden geweest aan de Koninklijke Tricotfabriek N.V., eerst als bedrijfsleider, daarna, sinds 1921, als directeur. En mede dank zij zijn leiderschap en zakelijke capaciteiten, is de fabriek uitgegroeid, van een bedrijf van ca. 115 arbeiders (sters) in 1901 tot een onderneming van ruim 1000 arbeidsters en arbeiders.
Wie de heer Overweg kent, weet, dat hij een man van daden is, meer dan van woorden, Practische arbeid, organiseren en opbouwen, trekt hem aan. En dat niet alleen op zuiver zakelijk terrein. Ook op sociaal en maatschappelijk gebied toonde hij steeds dezelfde lust tot aanpakken, opbouwen, tot stand brengen. Hij gaf de stoot lot het in leven roepen van een collectieve arbeidsovereenkomst in de tricotage-ndustrie, waardoor b.v. in het Zuiden van het land de lonen omhoog getrokken werden aan het hogere loonniveau van de Tricotfabriek alhier; hij streefde steeds naar de beste arbeidsvoorwaarden en hoogste lonen. Het leven eist de volle inzet! Zijn werk had zijn hart. Vijftig jaar lang heeft hij er voor geleefd, met de volle inzet van zijn krachten en vermogens. „Ik ben wel eens bang,” zo zeide de heer Overweg ons onlangs, „dat de mensen, vooral de jonge mensen, het leven tegenwoordig te gemakkelijk nemen. We hebben ons best gedaan voor zo goed mogelijke arbeidsvoorwaarden; wij, op onze plaats in de fabriek, en de wetgever daarnaast door een uitgebreide sociale wetgeving. Ik geloof, dat niet iedereen tegenwoordig meer de juiste houding aanneemt tegenover deze vooruitgang, die in jaren van hard werken en zorg is opgebouwd. Men beschouwt het als iets vanzelfsprekends en gelooft, dat het niet meer nodig is zo zijn best te doen als onze vaders in hun tijd. Ik zie jonge mensen hun tijd verbeuzelen, in plaats van deze te besteden aan werk en studie, om vooruit te komen. Ik zie mannen, die denken, dat de staat, de ondernemingen en de vakbonden overal wel voor zorgen en dat zij met een minimum aan prestatie toe kunnen. Gelukkig denken niet alle mensen zo maar toch wel velen. Maar laat men toch bedenken, dat alleen door de inzet van al zijn krachten de sociale vooruitgang, die we bereikt hebben, behouden kan blijven. Niet voor niets wordt het van de daken geschreeuwd, door de regering en door iedereen, die verantwoordelijkheid draagt voor het maatschappelijk welzijn, dat onze productie groter en goedkoper moet worden. Wij kunnen geen duurte-eiland in de wereld worden en daardoor onze eigen welvaart ondergraven. De „prestatie” van iedereen persoonlijk blijft de basis van onze maatschappelijke welvaart. Maar dan moet ook loon-naar-prestatie mogeljjk zijn; dan moet een bescheiden minimum-loon gegarandeerd zijn en moeten werkgever en werknemer niet gehandicapt worden door een wettelijk „loon-plafond”, waarboven ook de beste prestatie niet beloond mag worden.” Dit zijn woorden van een man, die op 1 Juli a.s. vijftig jaar lang het industriële leven in een topfunctie gediend heeft en die dus bevoegd is tot oordelen! Er is veel veranderd in vijftig jaar. Vroeger was het gemakkelijker afzetgebieden te veroveren dan thans, nu heel de wereld al veroverd is door de industrie. Allerlei overheidsmaatregelen hebben het industriële leven in Nederland zoveel kostbaarder gemaakt, dat de concurrentie met het buitenland ook moeilijker geworden is. Maar toch ziet de directie van de Koninklijke Tricotfabriek met haar ervaring en haar getrainde persoheelsstaf nog gunstige perspectieven, al zal het daarvoor nodig zijn, dat de efficiency in het bedrijf tot het hoogste opgevoerd wordt, om rendabel te kunnen blijven produceren. Het is de heer Overweg, die, met zijn mede -directeur, de heer Martin, steeds de goede weg en de energie heeft weten te vinden, welke nodig zijn om een groot bedrijf te leiden. Ook buiten de fabriek heeft de heer Overweg zich op maatschappelijk terrein bewogen en veel nuttig werk verricht. Jarenlang was hij bestuurslid, later voorzitter (van 1928 tot 1947) van de Vereniging voor Volkshuisvesting en, sinds 1924, bestuurslid van de Nutsspaarbank, waarvan hij thans nog voorzitter is. Tot 1946 was hij bestuurslid en waarnemend voorzitter van de Vereniging Ziekenzorg. Zijn verdiensten als industrieel en als burger werden in 1948 door H. M. de Koningin erkend door zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.
Kon. Tricotfabriek bestaat 75 jaar
Wint.Courant, 01 juli 1963
Vandaag bestaat een der grootste Winterswijkse fabrieken 75 jaar. Het is de Koninklijke Tricotfabriek G. J. Willink N.V., die op 1 juli 1888 door wijlen de (heer G.J. Willink (bij vele ouderen in Winterswijk bekend als „Tricot-Jan”) werd opgericht. Hoewel men zich van het bedrijf ‘bij zijn oprichting niet al te veel moet voorstellen; (het was gevestigd in het nu nog bestaande hoekhuis Wilhelminastraat-Groenloseweg) blijkt deze tak van industrie in die tijd toch een behoorlijke ontwikkeling te hebben meegemaakt, want twee jaar later waren er al zestig Winterswijkers die in de tricotfabriek hun brood verdienden. In het bedrijf werd grofgebreid tricotondergoed vervaardigd, een degelijk produkt dat vroeger algemeen werd gedragen, maar dat in de twintigste eeuw geleidelijk aan belangstelling heeft verloren en thans nagenoeg uit de markt is. Daarvoor in de plaats zijn andere produkten gekomen, in de naoorlogse jaren o.a. nylon. Dat het jubilerende bedrijf het hoofd heeft weten te bieden aan de vaak revolutionaire ontwikkelingen op het gebied van kleding, heeft het te danken aan het feit dat de opeenvolgende directies steeds op tijd de bakens hebben verzet, zij het dan ook dat dit steeds met grote investeringen gepaard moest gaan. Thans kan men geen damesblad opslaan of men komt in de advertenties de naam van „Bon Giorno, bijzonder goed ondergoed tegen. Tussen de grofgebreide onderbroek en Bon Giorno liggen vijf en zeventig jaren van steeds veranderende levensgewoonten, van grote welvaart maar ook van grote teruggang. De Koninklijke Tricotfabriek heeft haar deel van de voor- en tegenspoed wel gehad. Opmerkelijk is het feit dat de tricotindustrie niet zoals met de andere textielfabrieken wel het geval is is ontstaan uit de huisnijverheid. Toen de heer G. ,J. Willink zijn nieuwe fabriek stichtte, was dit een tak van industrie die Winterswijk tot op dat (moment nog niet kende. Het eerste personeel uit Winterswijk zal wel zijn opgeleid door vakmensen die van elders waren aangetrokken.
Toch, zo vermeldt de geschiedenis, waren er spoedig al „een klein aantal breiers” (mensen die het eigenlijke produkt vervaardigden) werkzaam. Zij hebben hun kennis doorgegeven aan hen die later kwamen en die tevens gebruik konden maken van de opleidingen die ontstonden. Wel moesten ontstaan, want de huidige produktie is zo veel ingewikkelder dan vroeger, aan het afgeleverde produkt worden zo veel hogere eisen gesteld, de machines die moeten worden ‘bediend, zijn zo kostbaar dat alleen maar hoogbekwame vakmensen op de verantwoordelijke posten in het bedrijf kunnen worden geplaatst. Dit laatste houdt in dat ook de salariëring gelijke tred ‘heeft moeten houden. Dat „kleine aantal breiers” is thans uitgebreid tot een aantal werknemers zo rond de 600, Dat aantal is wel eens groter geweest doch dat was in een tijd toen enorme militaire orders moesten worden uitgevoerd, namelijk in de tweede ‘helft van de dertiger jaren. Toen bedroeg het aantal werknemers (waaronder veel Duitse) tussen de 1000 en 1100.
Op 10 mei 1940 kwam de grote terugslag. Al het Duitse personeel raakte men kwijt. Er kwam gebrek aan grondstoffen en aan brandstof. Men moest werken met kunstvezels, veel personeel moest onderduiken of werd gevorderd voor andere werkzaamheden.
Dertien jaar, van 1888 tot 1901 voerde de oprichter alleen de directie. Toen deed wijlen de heer J. F. Overweg sr. zijn intrede als directeur. Deze diende het bedrijf tot 1007. Vijf jaren nadat de heer Overweg’ directeur was geworden, werd ook wijlen de heer H.H. Martin tot directeur benoemd; een functie die hij waarnam tot 1960 toe.
In 1911 trad de heer J. Steenhuisen in dienst van het bedrijf. Aangesteld als jongste bediende, wist hij in vele functies belangrijk werk voor het bedrijf te verrichten en in 1954 werd hij; dan ook tot directeur benoemd, hetgeen hij bleef tot zijn pensionering in 1961. De oprichter stierf op 29 maart 1933. Met hem ging een man heen die voor Winterswijk een belangrijke industrie had gesticht en door wiens initiatief de ontwikkeling van Winterswijk op positieve wijze is beïnvloed.
De huidige directie bestaat uit de heer J. F. Overweg, die in 1938 in het bedrijf kwam en thans algemeen, directeur is. De heer H. L. Martin kwam in 1959 als technisch adviseur in het bedrijf terwijl de plaats van de heer Steenhuisen, commercieel directeur, in 1961 werd ingenomen door de heer F.H. de Visser.
Het jubilerende bedrijf heeft zich in de vijftiger jaren , vooral toegelegd op de vervaardiging van gepatroneerd fantasiegoed, dat dus thans aïs het bekende „Bon Giorno” zijn afzet vindt. Daarnaast wordt in een aparte afdeling kinderbovengoed vervaardigd, een afdeling die echter nog in ontwikkeling is. Voordat het meer moderne damesgoed in het bedrijf werd vervaardigd, deed aan het begin van de dertiger Jaren de interlook zijn intrede. In 1933 begon men met de vervaardiging van het meer fijnere damesondergoed en voegde men o.a. onderjurken aan de collectie toe.
De Kon. Tricotfabriek G. J. Willink N. V. is een van de weinige bedrijven in Nederland die „alles in eigen huis klaarmaakt”, hetgeen wil zeggen dat alle bewerkingen, die de ruwe .grondstof moet ondergaan voordat het gereed product wordt afgeleverd, in eigen bedrijf geschieden.
In vroegere jaren was de export zeer belangrijk maar thans is deze zo ongeveer te verwaarlozen. Men heeft in dit opzicht te lijden (zoals trouwens de meeste textielbedrijven in Nederland) van het verder tot ontwikkeling brengen van de onderontwikkelde gebieden. Het vervaardigen van een eenvoudig textielprodukt is gauw geleerd en op deze wijze kan een bedrijf dan zijn exportgebied kwijtraken. Vandaar ook dat men zich in latere jaren is gaan toeleggen op het meer verfijnde goed dat alleen maar kan worden vervaardigd door een gespecialiseerd bedrijf zoals de Kon. Tricotfabriek is. De dreiging, een belangrijk afzetgebied kwijt te worden, leidde er in 1938 toe dat een dochteronderneming in Egypte werd gevestigd. Egypte verhoogde namelijk de invoerrechten van textielprodukten dusdanig, dat de directie voor de keuze stond óf het afzetgebied te verliezen óf in Egypte een eigen bedrijf stichten. Tot het laatste werd besloten. De huidige directeur, de heer J. F. Overweg is vele jaren, directeur van deze dochteronderneming geweest. Door de politieke ontwikkelingen in dit land heeft men later besloten bet bedrijf te verkopen. Beter is het gegaan met de filialen dichter bij huis. Zo is er vanouds, sinds 1912, in Groenlo een filiaal gevestigd, dat in de oorlogsjaren werd gesloten, maar na de oorlog weer in bedrijf werd gesteld. Op 5 mei 1948 werd een filiaal in Dinxperlo gesticht, op 14 september 1959 in Braamt en op 4 september 1961 in Doetinchem.
Op 15 mei kreeg het bedrijf het predicaat „Koninklijke”. Misschien was het daarom dat H.M. de Koningin tijdens haar werkbezoek aan de Achterhoek, op 5 juli 1055, juist het thans jubilerende bedrijf bezocht. Voor de 600 personeelsleden van het bedrijf, die dagelijks medewerken aan het zich steeds verder distantiëren van het eenvoudige massaproduct naar het hoogwaardige produkt, is een pensioenfonds in het leven geroepen, er is een winstdelingsregeling, een spaarrregeling voor het jeugdig personeel, er is een bloeiende personeelsvereniging, de meisjes worden in de gelegenheid gesteld de vormingscursussen van Zonnebloem en Mater Amabilis te volgen en terwijl grote aandacht wordt besteed aan een gedegen vakopleiding.
1969: 7 Februari Drie directeuren Willink Tricot treden af WINTERSWIJK Bij de Koninklijke Tricotfabriek G. J. Willink hebben drie directeuren ontslag genomen. Het betreft de heren J. F. Overweg, H. Martin en F. H. de Visser.
Op 14 december 1978 sloot de fabriek haar deuren.
Fam.Overweg
Wilhelminastraat 25 Johan Frederik Overweg Geb:26-02-1882 Hengelo Ovl: 20-06-1957 Winterswijk -Begr.NBP. Echtg: Therese Hendrika Elisabeth (Threes) ter Weeme Geb:23-03-1889 Ovl: 30-10-1952 -Begr.NBP Woonadres: Villa Wilhelminastraat 25 -tegenover Fabriek
Kinderen: Frits Willem Overweg 1915-1938 -Begr.NBP Johan Frederik Overweg 1917-1985 – Prins Hendrikstraat 21 Thekla Marie Voorink-Overweg (19-08-1920 –02-03-2003) echtg: 29-08-1942: Coendert Jan Voorink 1914-± 1995 (tandarts) Wilhelminastraat 37
Fam.Martin
Groenloseweg 91 Hermann Heinrich Martin Geb: 01-01-1885 Ovl: 15-01-1963- Begr.NBP Echtg: Auguste Pauline Catharina Latterman Geb: 13-10-1900 Ovl: 24-08-1981-Begr.NBP Kinderen: Christina C.Wesselink – Martin (1925- echtg: 10-10-1951:Jan Willem Wesselink (1924-2002) Herman Ludwig Martin (19-06-1930- 15-11-1999) -Begr.NBP Hendrik Anton Martin (1936-2005)
In de ogen van Jan kan de textiel-industrie alleen groeien als er ook goede verbindingen zijn en dan met name voor de aanvoer van steenkolen. Echter Jan gaat het ook breder trekken en wil met verbindingen met het Duitse Ruhr-gebied ook de verbindingen naar West-Nederland en dan met name Amsterdam ontwikkelingen.
Op 21 maart 1872 heeft hij samen met de andere initiatiefnemer vee-arts J.B.Snellen, (de broer v.d. dominee) daartoe de NWSM opgericht. Daarbij krijgen ze grote, nodige steun van J.E.H.Baron van Nagell van Ampsen (1825-1901). Er moet en gaat heel veel gelobbyd worden aan beide zijden van de grens, aangezien meerdere partijen/steden uit zijn op verbindingen. In 1875 maakt Duitsland bekend dat zij medewerking gaan verlenen aan het project van de NWSM. In 1876 vertrekt J.B.Snellen naar Apeldoorn en hiervoor komen terug Directeur J.H.Nivel (1843-1895), die de belangrijkste ontwerper zal worden bij de NWS en de GOLS en Secr. Abraham Pabbruwe (1853-1906) wordt benoemd per 15 juli 1876. Zij beiden zullen naast Jan Willink de voornaamste in de spoorweg geschiedenis van Winterswijk worden.
Ook ing.Emiel Hendrik Stieltjes (1853-1923) staat het trio nog enige tijd bij, maar hij vertrekt vroegtijdig, voor 1880 weer naar de S.S. (Staats Spoorwegen), maar wel intussen mede nemende de dochter Judith Paschen (1858-1918) van Batavier-directeur Willem Paschen en Catharina Roelvink. Zij zijn te Winterswijk getrouwd op 29 mei 1879. Even hebben zij nog gewoond op Wooldstraat 16, het oude huis van Hendrik Willink, de burgemeester, voordat het in 1881 het nieuwe gemeentehuis zal worden.
Het trio: Nivel, Pabbruwe en Jan Willink realiseren in slechts 7 jaar tijd de volgende lijnen: 1. 24-06-1878 WINTERSWIJK -ZUTPHEN NWSM 2. 21-06-1880: WINTERSWIJK-BORKEN NWS 3. 25-08-1880; WINTERSWIJK-BOCHOLT NWS 4. 15-10-1884: WINTERSWIJK-NEEDE (GOLS) 5. 15-07-1885: WINTERSWIJK-ARNHEM (GOLS)
Van 1886-1888 zit Jan Willink nog in de Tweede Kamer en van 1891 tot aan zijn dood in 1896 in de Provinciale Staten .
1856 -1913 Echtg: Louise Jacoba Toe Water Wooldstraat 47, later Wooldstraat 29 Wint.Kamer van Koophandel 1887-1913 Wethouder: 1903-1913 Mede-oprichter 1899: NV Winterswijksche Courant Kinderen: 4
2.Jan Hendrik Willink
Jan Hendrik – ‘MANKE-JAN’ 1857-1940 Echtg: Jacoba Peternella van Kempe Valk Woonadres: Willinkstraat 3 Mede-oprichter 1899: NV Winterswijksche Courant Kinderen: 3
GELOOF
Jan in 1934: ‘Ik geloof niet aan God, geloof niet aan een hiernamaals, niet aan een ziel, zooals geloovige menschen, die beschouwen. Ik geloof, dat iedere vorm van godsdienst niet anders is dan een zelfgeschapen waanbeeld, ontstaan uit angst, uit verlangen, uit suggestie. Ik ben er zeker van dat de mensch niets anders heeft dan dit leven, dat hij het recht heeft, daarvan het beste te maken wat hij kan, dat alles wat belet hem gelukkig te zijn, door de natuur en de mensch zelf is geschapen, en niet door een of andere mystieke wil, die het als loutering bedoelt’.
6.Hendrik Willink Geb:28-03-1867 Winterswijk Ovl: 01-12-1890 Buitenzorg-Java (23)- overleden aan Malaria Pionier v.d.familie – zoekende naar mogelijkheden in de kolonien.
De Zwartstoomfabriek
In 1855 start Jan Willink met zijn Zwartstoom. Of dit alleen met thuiswerkers was is moeilijk na te gaan, maar pas vanaf 1862 wanneer zijn beide broers Hendrik en Herman Christiaan hun eigen fabriek zijn begonnen aan de Groenloseweg, betaald Jan Willink f 20,– huur aan zijn vader voor de oude fabriek aan de Zonnebrink-Verl.Ratumsestraat. Ook Jan blijft niet lang op deze oude lokatie, want in 1966 opent hij zijn nieuwe fabriek aan de Zonnebrink. In 1869 komt Willem paschen (1846-1909) als medefirmant in het bedrijf en de naam wordt: Firma J.Willink & Paschen . De vader van Willem Paschen, Herman Hendrik Paschen (1813-1880) is dan waarschijnlijk mede-investeerder geworden binnen Zwartstoom. Herman Hendrik Paschen is Jan Willink zijn zwager en echtgenote van zijn oudste zus Maria Geertruid Willink (1824-1875) Willem Paschen gaat op 06-08-1874 trouwen met Catharina Roelvink uit Winterswijk (1855-1931) en gaan wonen aan de Spoorstraat.
Vanaf 1871-1875 gaat Jan Willink ook in de plaatselijk politiek (stokje overgenomen van zijn broer Hendrik) en vanaf 1879 komen ook zijn beide zonen Abraham, dan 23 jaar en Jan Hendrik, 22 jaar in de directie. Jan Willink trekt zich dan terug en gaat zich volledig richten op spoorwegverbindingen. De directie van Zwartstoom laat hij over aan neef Willem Paschen en zijn beide zonen. In 1902 trekt Willem Paschen zich terug en Firma J.Willink & Paschen wordt vanaf dan NV Bontweverij ‘De Batavier v/h J.Willink &Paschen, geleid nu dan nog door Jan Willink’s beide zonen Abraham en Jan Hendrik.
Spoor-Jan ZIE FAMILIE WILLINK – SPOOR JAN
Einde derde generatie
Was de enige zoon van Burgemeester Hendrik , Abraham Willink in 1863 overleden, zijn drie zonen Hendrik, Herman en Jan verlaten nu het podium. Hendrik v.d. Witstoom plotseling in 1877, Spoor-Jan, van de Zwartstoom-Batavier in 1896 en in 1906 overleed Herman Jurjaan Willink. De compagnon van Jan Willink, Willem Paschen overleed in 1909 te Monte Carlo. Tijd voor de vierde generatie.
DE NIEUWE GENERATIE ZWARTSTOMERS
Abraham en Jan Hendrik
1.ABRAHAM WILLINK (4Z)
Geb: 11-04-1856 Winterswijk Ovl: 21-09-1913 Winterswijk (57) Directeur Batavier 1879-1913 -Wethouder. Echtg: 07-04-1881 Rotterdam: Louise Jacoba Toe Water Geb: 21-06-1857 Utrecht Ovl: 04-01-1923 Winterswijk (65) Wooldstraat 47, later Wooldstraat 29 Beide begraven OBP Kinderen: 4
C.Johanna Gerdina Wendelina Willink Geb: 11-11-1889 Winterswijk Ovl: 10-10-1983 DenHaag (93) Echtg: 05-09-1914 Winterswijk Willem Johan van Wulfften Palthe Geb: 13-09-1888 Hengelo Ovl: 13-03-1960 Denekamp (71) -begr.aldaar Kinderen: 3
De tweede en DERDE generatie Zwartstomers
In 1879 al waren de beide zonen van Jan Willink , Abraham Willink en Jan Hendrik Willink in de nieuwe fabriek aan de Zonnebrink gekomen. Vader ging zich steeds meer toe leggen op de spoorlijnen, zodat de beide zonen samen met neef Willem Paschen, die in 1869 al in het bedrijf kwam de nieuwe directie vormen. In 1891 heeft J.Willink & Paschen 235 werknemers: 130 mannen,43 vrouwen, 28 jongens en 34 meisjes. Weekloon: f 6,- – f 7,- In 1897 overlijd de oprichter Jan Willink. In 1901 zijn er 362 werknemers In 1902 stapt Willem Paschen uit het bedrijf en de beide zonen van Jan Willink, Abraham en Jan Hendrik gaan verder als :NV Bontweverij “De Batavier” v/h J.Willink en Paschen In 1907 komt de volgende generatie. Adjunct-directeur wordt dan Jan Willink Azn. (3egen.) In 1909 overlijd Willem Paschen te Monte Carlo. De aandelen blijken dan als volgt verdeeld: 50% aandeel Mevr.Paschen-Roelvink 25% Abraham Willink 25% Jan Hendrik Willink In 1912 wordt een nieuwe tweede fabriek aan het Hilbelinkspad gebouwd.
In 1913 overlijd Abraham Willink (2egen.) en komt ook zijn zoon als directeur: Abr.Jan Willink,JHzn (3egen.) ‘Dikke Bram’ In 1921 stapt Jan Hendrik Willink (2egen.) uit de firma, zodat op dat moment De Batavier in handen is van Jan Willink Azn en Abr.Jan Willink JHzn. Vanaf 1921 breken de crisisjaren aan.
De volgende generatie Zwartstomers
Jaren ’20 De Batavier in handen is van Jan Willink Azn en Abr.Jan Willink JHzn.
Jan Willink Azn en Abr.Jan Willink JHzn. zijn de donkere tijden in gegaan. De jaren ’20 waren al niet best, maar vanaf de jaren ’30 worden er veel verliezen geboekt. In 1931 wordt dan ook de directie aangevuld met J.G.Korteling. In 1936 komen ze op het dieptepunt van de crisis.
GROTE BRAND – ‘IN DE BRAND, UIT DE BRAND’
In 1937 zijn er 350 werknemers, maar de tijd blijft slecht. Op 04 december 1937 breekt de grote brand uit. De geruchten van ‘in de brand, uit de brand’ zijn enigszins logisch. In 1936 waren net de assuratiewaarden van de machines en gebouwen verhoogd en de uitbetaling van de verzekering was kolossaal. Maar liefst f 1.121.117,50 -300.000 aan obligaties konden worden terugbetaald -153.000 aan nieuw kapitaal toegevoegd -607.328 geboekt als alg.reserve. In 1938 neemt Jan Willink Azn (3egen.) afscheid van de Batavier.
De laatste generatie
Abraham Willink (‘Bram van Gossink’) Geb:21-09-1911 Winterswijk Ovl:20-03-1974 Doetinchem (62) – crematie Echtg: 14-07-1939 Bloemendaal Anke van Oldenborgh Echtg: 06-12-1963 Amsterdam Maria Christina Strijbos Woonadres: Landgoed Gossink – Henxel
De oorlogsjaren
In 1939 zitten in de directie: Abraham Jan Willink.JHzn (3egen) (Geb:1888-Ovl:1969), nu genoemd DIKKE BRAM, omdat nu ook de zoon van Jan Willink Azn, Abraham Willink JWzn(4egen) (Geb:1911-Ovl.1974) in de directie is gekomen. Hij wordt dan genoemd: BRAM V.GOSSINK Verder is H.J.Voogd (Geb: 1894 Ovl:1967) gekomen en is vanaf dat jaar Johannes Gesinus Korteling (Geb: 1879-Ovl.1962) benoemd tot gedel.commissaris .
1940-1945: Omzet : f 5.978.415, waarvan f 657.882 (11%) voor rekening van de bezetter. (f 165.000, voor de Wehrmacht). Berekening Eykman.
Het gaat bergafwaarts
Na de oorlogsjaren is er een flinke opleving. Er breken zes ‘vette jaren’ aan. In 1953 besluit Abr..Jan Willink.JHzn (3egen) DIKKE BRAM op 65-jarige leeftijd uit te treden, gevolgd in 1960 door H.Voogd (dan 66) Ook J.G.Korteling, dan 81 legt zijn commissariaat neer. Johannes Gesius Korteling overlijd te Winterswijk in 1962 (Officier in de Orde van Oranje Nassau – 1949) Dan is Bram Willink JWzn(4egen) ALLEEN DIRECTEUR van Bontweverij De Batavier.
De laatste 20 jaar zijn ingegaan
Naast Bram JWzn (Bram van Gossink) komt Breukers als onder-directeur en kent het bedrijf een drie-jarige opleving. Inmiddels wordt er gezocht naar fusie-kandidaten, maar eind 1966 worden deze pogingen opgegeven. In 1966 wordt nog wel het 100-jarig bestaan gevierd, met o.a. het aanbieden van een fontein aan de Winterswijkse gemeenschap. In 1966 komt A.J.Borren in de directie en wordt de begaafde ontwerper Karel Stroes mede-onder-directeur. A.J.Borren vertrekt echter alweer in 1969, waardoor wederom twee nieuwe directeuren worden aangetrokken. H.J.Leddeboer, comm.directeur en K. ten Bruggencate, directeur. In 1972 verlaat Bram Willink JWzn(4egen) de directie en wordt hij Commissaris. Twee jaar later komt hij te overlijdenop 62-jarige leeftijd. In 1974 wordt wederom verlies geleden , maar heeft de Batavier toch nog altijd 370 werknemers. In 1975 wordt echter sureance van betaling aangevraagd en verlaten Leddeboer en ten Bruggencate het zinkende schip. In 1975 komt nog als comm.interim Bram Willink, de zoon van de oom van Bram van Gossink, Frits. Langzaam neemt het personeel af van 313 in 1975, naar 270 in 1976 tot 240 bij sluiting in 1980. Zoon Jan Willink van Bram van Gossink kwam nog in 1976 en hij heeft dan ook ‘de deur gesloten’ in 1980. Een klein gedeelte gaat verder aan het Hilbelinkspad, met 60 personeelsleden onder de naam Gaudium. Hiermee was aan het zwartstoom tijdperk van Jan Willink een eind gekomen.
Geb: 12-05-1825 Winterswijk Ovl: 26-07-1877 Winterswijk (52) Echtg: 08-07-1852 Enschede Coenradina Jacoba van Heek Geb: 10-01-1828 Enschede Ovl: 03-08-1897 Maagdenburg (69) Woonadres: Eerst Markt 23, 1864 Groenloseweg 1 Beide OBP
OPRICHTER -overname firma A.Willink) 1855 H.WILLINK &COMP. NIEUWBOUW: 1861 GROENLOSEWEG-RAVENHORSTERWEG 1855-1870: Raadslid en WETHOUDER
Kinderen: 4
1.Christine Margaretha Coenradina Willink (‘Ina’) Geb: 09-07-1857 Winterswijk Ovl: 12-02-1951 Winterswijk (93) -crematie Echtg: 25-08-1882 Winterswijk Hermann Rudolph Martin Huidarts Geb: 12-08-1851 Elberfield Ovl: 23-07-1932 Maagdenburg (80) Woonadres: Maagdenburg, later (mogelijk tussen 1906-1920) Christine met zoon Hermann Heinrich Groenloseweg 1 tot 1951
Kinderen: 2 1.Conradina Hildegard Martin 1883 2.HERMANN HEINRICH MARTIN 1885-1963 DIRECTEUR TRICOT Echtg: 12-02-1923 Chemnitz Dld Auguste Pauline Katharina Lattermann 1903-1981
1.Christina Margaretha Willink Geb: 28-06-1855 Winterswijk Ovl: 16-10-1919 Oploo (64) Echtg: 01-06-1881 Winterswijk Adam Roelvink Bankier Geb: 15-10-1856 Zutphen Ovl: 08-10-1927 Oploo (70) Beide grafkelder landgoed De Peel Kinderen: Ja
Ze gaan aug. 1881 naar Amsterdam, Binnen Amstel 61 Wonen van 20-12-1883 tot 04-08-1884 in Parijs en komen terug naar Amsterdam. Adam kocht in 1903 samen met zijn broer Jan-Berend, die eveneens bankier was, 1050 ha goedkope grond in de Peel. Met behulp van de Ned Heide Maats werd dit land tussen 1910 en 1917 ontgonnen. Hier liet hij het landgoed Groote Slink aanleggen in Engelse landschapsstijl. Er werd een villa gebouwd die ooit Groote Slink heette maar tegenwoordig Bronlaak wordt genoemd. Aangezien de gezondheid van zijn vrouw te wensen overliet ging het echtpaar op het landhuis in de Peel wonen. Toen Christine overleed werd zij in een grafkelder op het landgoed bijgezet. Ook Adam werd later daar begraven. Bron: Erna te Kortschot
4.Margaretha Anna Willink Geb: 14-02-1863 Winterswijk Ovl: 15-02-1911 Winterswijk (48)-Begr.Winterswijk -NBP Echtg: 12-10-1887 Winterswijk Jan Floris Roelvink Gem.ontvanger. Burgemeester van Hardinxveld 17-06-1887 tot 15-10-1892 Geb:02-10-1858 Winterswijk Ovl: 09-11-1938 Zonnemaire (Zld) (80)- Begr.Winterswijk -NBP Kinderen: 3
6.Anna Catharina Willink Geb: 11-11-1868 Winterswijk Ovl: 26-04-1927 Nijmegen (58) -begr.te Wint. graf onbekend. 1916 vertrokken naar Nijmegen
8.Hermance Marie Willink Geb: 17-09-1873 Winterswijk Ovl: 01-12-1938 Menton (Frankrijk) (65) -begr.te Winterswijk -NBP Begrafenis vanaf Singelweg 3
Ze volgde de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam In 1893 werd ze toegelaten tot de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam Zij gaf de beroemde architect Th.W. Rueter in 1905 opdracht om voor haar in Laren (NH) een rietgekapte atelierwoning te bouwen, met grote ramen op het noorden. Het pand, Ooghoudt 16, is inmiddels een monument. Bron: Erna Kortschot
De Witstoomfabriek -Groenloseweg
Na de opsomming van de genealogie van de beide broers Hendrik en Herman Christiaan, kunnen we verder met het ontstaan van hun fabriek H.WILLINK &COMP aan de Groenloseweg-Ravenhorsterweg.
Eind 1850-1860 kwamen in Twente en de Achterhoek de stoommachines opzetten. In de Achterhoek was Aalten de eerste, de firma Driessen. Hendrik en Herman Christiaan bouwden hun nieuwe fabriek, de Witstoom in 1861 en draaide in 1862. Hendrik was na zijn studie zijn vader Abraham al gaan helpen aan de Zonnebrink, terwijl Herman Christiaan nog studeerde aan de Universiteit van Utrecht. Hendrik is 36 jaar en Herman Christiaan 34 jaar bij de opening van de nieuwe fabriek in 1862. Vader Abraham mag het nog net mee maken vlak voor zijn overlijden in 1863. Echte expansie heeft de fabriek niet vele jaren en zal ook nooit echt doorgroeien. Ook was dit niet mogelijk door de afgelegen ligging van Winterswijk en bij gebrek aan spoorlijnen. Hendrik is naast fabrikant wethouder gedurende twee perioden 1855-1860 en 1865-1870. Jongste broer Jan, in 1855 begonnen met zijn ‘Zwartstoom’ neemt dan van 1871-1875 het politieke stokje over van zijn broer, maar dan als raadslid. In de laatste periode van Hendriks wethouderschap in 1870 krijgt Winterswijk zijn 3-jarige HBS. (architect L.Richter) In 1876 zijn er bij Witstoom 106 werknemers. In 1877 komt Hendrik plotseling te overlijden door hartstilstand op 52-jarige leeftijd en is zijn broer Herman Christiaan op dat moment alleen directeur van Witstoom. Hendrik’s enige zoon Gerrit-Jan is dan pas twaalf, terwijl Herman’s zoon Nicolaas op dat moment al 20 jaar is. De onderhandelingen tussen de beide familie’s ‘hoe verder’ lopen stroef. Herman Christiaan stelt voor Gerrit-Jan 1/3 firmant bij meerderjarigheid, Coenradina, weduwe Hendrik, wil 1/2. Op 19 januari 1888 besluit Gerrit-Jan, inmiddels 24 jaar, helemaal geen deelfirmant meer te willen worden binnen Witstoom. Witstoom heeft nog wel kantoor- en opslagruimte aan het woonhuis van Hendrik, Groenloseweg 1, maar Coenradina wil deze ruimte terug, aangezien Gerrit-Jan plannen heeft voor zich te beginnen. Inmiddels waren Herman Christiaan beide zonen Nicolaas, dan 31 en Maarten, dan 18 mede-firmant geworden bij Witstoom. In 1877 het jaar van overlijden van zijn broer, had Herman Christiaan ook het politieke stokje v.d.Willinks overgenomen van Jan en was hij wethouder geworden en zal dit zelfs blijven tot 1903. Herman Christiaan aspiraties lagen ook altijd meer in de politiek dan bij zijn witstoom.
Witstoom samenvattend in 1888: Hendrik Willink was overleden in 1877, enige zoon Gerrit-Jan wil niet in het bedrijf en gaat voor zichzelf beginnen. De familie Herman Christiaan, dan 61, gaan door met Witstoom met zijn beide zoons Nicolaas (13) en Marten (18)
DE NIEUWE GENERATIE WITSTOMERS
Nicolaas en Marten
1.NICOLAAS WILLINK (4W)
Nicolaas Willink Geb: 22-03-1857 Winterswijk Ovl: 12-11-1948 Winterswijk (91) Vader: Herman Christiaan Jurjaan Willink Fabrikant -rustig en niet dynamisch Echtg: 29-07-1887 Wesel Marie Henriette van Wullen Scholten Geb: 13-04-1862 Wesel Ovl: 30-03-1941 Winterswijk (78) Woonadres: in 1887 Markt 23, later Singelweg 3 Beide begraven NBP -graf ???? Kinderen: 3
1.Margaretha Willink 1888-1958 Geb: 11-06-1888 Winterswijk Ovl: 16-12-1958 Tiel (70) Echtg: 26-08-1908 Winterswijk Johan Leonard Stolk Geb: 23-04-1879 Zutphen Ovl: 07-04-1957 Tiel (77) Agent Ned.Handels Maatschappij Beide begraven te Tiel Kinderen: 1
Plm.1875 was Herman Christiaan Jurjaan’s zoon Nicolaas in het bedrijf gekomen en Marten is in 1888 mede-firmant geworden bij Witstoom. De Witstoom is en blijft ook onder Nicolaas en Marten een rustig bedrijf. De leiding wordt vooral genomen door Nicolaas. Marten is een levensgenieter en blijft meestal op de achtergrond. Al vrij snel komt ook Nicolaas zoon , Willem Adam (‘Boet’) 1890-1969 binnen het bedrijf en hij begint met vernieuwen en vergroten. Echter zijn ambitie’s gaan net als bij zijn opa Herman Christiaan Jurjaan meer naar de politiek en hij wordt dan ook in 1921 wethouder. Echter in 1922 treedt hij alweer af, maar blijft nog wel raadslid tot 1926. Boet bouwt zich een villa aan de Groenloseweg. Broer Herman Christiaan Willink (1895-1963) wordt in 1921 firmant Hij bouwt zich een villa ‘De Bloemert’ in de Prins Hendrikstraat. Van beide zal ik nu eerst de genealogie vermelden:
De witstomers waren de crisisjaren, op een paar magere jaren rond 1934, goed doorgekomen. Nicolaas (1857-1948) bleef aan de fabriek verbonden tot op zeer hoge leeftijd. Vooral zoon ‘Boet’ was na 1914 de directeur. Herman Christiaan de ‘tweede man’. In 1943 werd de productie tijdelijk stopgezet bij gebrek aan kolen In 1947 werd het NV H.Willink & Co. met als aandeelhouders de beide broers. ‘Boet'( 1890-1868) en Herman (1895-1963) Zoon Niek (‘Boet’) en Henk (Heman) zijn dan inmiddels in het bedrijf gekomen. Ook komt dan J.G.Roest als directeur-manager. Het bleef al die tijd een middelgrote fabriek en geinvesteerd werd alleen indien noodzakelijk.
In 1960 komt er een gezonde fusie met Blijdenstein, maar nu wel met zes directeuren, wat te zwaar zal blijken. Drie v.d.Willinks, Henk, Niek en J.G.Roest en drie van de Blijdenstein’s . In 1969 besluit de Raad van Commissarissen dat beide familie’s het bedrijf moeten verlaten. Niek en Henk aan de Willinkszijde en alle drie aan de Blijdenstein’s zijde. Niek was echter i.v.m.prive-omstandigheden al weg sinds 1966. Alleen J.G.Roest bleef over. Niek Willink (1917-2001) woonde Groenloseweg 29 en Henk (1924-2002) woonde Zonnebrink 4 (‘Mondriaanhuis’) In 2004 wordt het BW industrial en verhuizen ze naar Industrieterrein-Lorentzstraat, met vervolgens in 2017 het uiteindelijke Faillissement. Directeur: Rene Boeve
De familie geschiedenis v.d. Willinks beginnen wij bij Hendrik Willink (1760-1842), met een kleine terugblik. Hendrik kwam plm. 1789 vanuit Deventer, waar zijn ouders woonden, naar Winterswijk. Ook zijn ouders waren Winterswijkers, Abraham Willink (1721-1780) en Aleida Waliën (1732-1800), die hun geluk zochten in Deventer. Na het overlijden van zijn vader te Deventer (1780), komt ook zijn moeder Aleida, terug naar Winterswijk.
Hendrik had een broer Herman Willem(1770-1849) en drie zusjes. In Winterswijk woonde nog twee ooms van Hendrik: Willem ongehuwd (1715-1794) en Hendrik (1728-1780) Oom Hendrik Willink was getrouwd met een Geertruid Waliën (1729-1810) Wellicht kwam Hendrik naar Winterswijk om de zaken over te nemen van zijn ooms. In 1789 noteert hij nml. in het inkoopboek van zijn ooms, dat hij een eigen zaak heeft gesticht. Ook trouwt hij dat jaar met zijn 21-jarige nichtje Catharina Waliën (1768-1834) Na het overlijden van zijn oom’s erfde Hendrik het landgoed Gossink. Handelde Hendrik’s grootvader al in stoffen, in 1790 zien wij dit Hendrik ook doen. Op 17 augustus 1791 werd hun enige zoon ABRAHAM WILLINK geboren. In 1795 begint de Franse revolutie met als gevolg in 1810 de inlijving. Voogd Steven Jan van Hengel werd afgezet door Willem Paschen (1764 -1842) , Hendrik Willink, Hermanus ter Pelkwijk, Derk Scholten en Johan Balthazar Dericks, die gezamenlijk de nieuwe municipaliteit vormen.
Willem Paschen werd op 03-09-1795 benoemd tot ‘profesional officier’ te Bredevoort, tegen de zin van Hendrik die geen tweede viool wenste te spelen, en later werd Willem Paschen aangesteld als Drost (1802-1810) In 1796 bedankt Hendrik dan ook voor de post in de Municipaliteit Winterswijk. Hendrik gaat zich weer richten op zijn bedrijf. Op 22-11-1799 wordt de orangiste Freule van Dorth door de rechtbank o.l.v. Willem Paschen veroordeeld tot de dood. 14 Maart 1811 wordt Willem Paschen nog even benoemd tot Marie van Winterswijk. maar op 05-08-1811 (benoeming 28-07) al wordt hij opgevolgd door Hendrik Willink en Jan ter Pelkwijk als adj.maire. Willem Paschen wordt dan gemeenteraadslid
Hendrik, De Burgemeester
Hendrik Willink Geb: 27-07-1760 Deventer Ovl: 26-03-1842 Winterswijk Echtg: 22-09-1789 Catharina Waliën Geb: 30-10-1768 Winterswijk Ovl: 26-04-1834 Winterswijk Beide OBP WOOLDSTRAAT 16 Kinderen: 2 1. ABRAHAM WILLINK (17-08-1791,W.wijk – 08-12-1863, W.wijk) 2. Jan Anasias Willink (29-09-1800,W.wijk – 19-10-1800,W.wijk) (20 dgn)
1811-1834: Burgemeester van Winterswijk
05 augustus 1811 wordt Hendrik Willink Maire van Winterswijk Na de Franse overheersing met ingang van de grondwet in 1814 heette het Schout en vanaf 1825 Burgemeester. Op 30 November 1813 was ‘Koning Willem 1’terug gekomen in Nederland. In de eerste gemeenteraad van 1814 zaten o.a. W.Paschen en J.B.Roelvink Zoon Abraham, in 1811 inmiddels 20 jaar heeft dan naar alle waarschijnlijkheid de zaken van zijn vader al gedeeltelijk overgenomen.
A.Tebbetman was onder het Franse gezag op 01 juni 1811 tot commissaris van Politie benoemd. De Fransen wilden bij dorpen groter dan 5000 inwoners een commissaris. Hij overlijd echter al vroegtijdig op 16 mei 1817 en wordt opgevolgd door Dunnewold. Het korps was echter nog maar klein. Naast hem waren er twee veldwachters. De dorpsdokter was in die periode Reichman, wonende waar later de doorgang kwam in de Torenstraat
Hendrik Willink wordt op 20 mei 1817 benoemd tot lid Provinciale Staten . Winterswijk komt wel weer in 1818 onder een hoofdschout te vallen van abt Bredevoort, jonkheer J.A.L.G.C. van Nagell Hendrik zal hier niet zo blij mee geweest zijn, maar hij kwam al aardig op leeftijd (dan 58).
In 1818 komt er het eerste echte gemeentehuis op de Wheme met politiebureau, school en onderwijzerswoning.Kosten: 9.000,– Als hoofdonderwijzer wordt benoemd Pieter van Dijk (geb: 1788-ovl: 27-06-1854 Winterswijk. In 1819 vertrekt zijn broer Herman Willem Willink naar Enschede.
Prive gaat het Hendrik financieel voor de wind door zeker ook de erfenissen, komende van de laatste Waliëns. In 1820 overlijd zijn oom Hendrik Waliën en in 1827 Hendrik schoonzuster Christina Jurjana Waliën Hendrik willink is dan ineens goed voor plm. 5 huizen, waaronder ‘De Kroon’ aan de markt en de huizen rechts hiervan tot aan het Lappenbrink en Wooldstraat 16, Plm.13 boerderijen en honderden hectaren grond.
Op 03 juli 1835, Hendrik is dan 74, neemt hij afscheid als burgemeester en wordt opgevolgd door O.Tulleken. Zijn vrouw Catharina is een jaar daarvoor overleden
In 1837 koopt hij het familie-graf op de begraafplaats aan de Singelweg.
Zijn relatie’s met zijn broer en zussen zullen niet goed geweest zijn. Zijn twee zussen Geertruid Walyen (ovl.1801) en Aleida (ovl.1791) waren al vroegtijdig overleden, maar zijn andere zussen Christina (ovl.1844) en Judith Paschen (ovl.1847) en broer Herman Willem (ovl.1847) waren allen naar Enschede vertrokken. M.b.t. erfenissen benoemden zij in de jaren ’20, indien geen eerste-lijn erfgenamen, elkander tot erfgename. Geen Hendrik Willink uit Winterswijk
Herman Willink zelf, de burgemeester is overleden op 26-03-1842 Winterswijk.
Abraham Willink, de tweede generatie,het enig kind
Abraham Willink Geb: 17-08-1791 Winterswijk Ovl: 08-12-1863 Winterswijk (72) Echtg: 16-04-1819 Enschede Christina ten Cate Geb:21-03-1800 Enschede Ovl.02-04-1863 Winterswijk) MARKT 23 Kinderen: 6
Had vader Hendrik zich naast zijn koopmanschap gericht op zijn functie als burgemeester, als ‘1e generatie’ had hij het zeker ook wat de erfenissen betreft goed getroffen Abraham, de enige zoon richtte zich eveneens op het koopmanschap en legde het accent steeds meer op de textiel. In 1819 was hij op 27-jarige leeftijd in Enschede getrouwd met Christina ten Cate. Hun woonadres in Winterswijk werd in 1827 het georven huis de ‘Kroon’ aan de Markt, waar Christina Jurjana Waliën had gewoond. Samen kregen ze zes kinderen: 3 dochters en 3 zoons, die later ook alle drie in de textiel terecht zullen komen. Op 44-jarige leeftijd in 1835 richt Abraham op de hoek Zonnebrink-Ratumsestraat het eerste Willink textielfabriekje op. Ook zijn vader Hendrik mag dit nog mee maken. Abraham ambieerde geen politieke functies zoals zijn vader, althans hij zal zich er niet mee bezig houden. Wel werd hij een succesvol zakenman.
De start zal geweest zijn met tenminste 26 weefgetouwen. In 1842 zien we voor het eerst de 17-jarige zoon Hendrik binnen het bedrijf, de latere stichter van de eerste stoomweeffabriek. De beide andere zonen, Herman en Jan komen pas later.
2. Abraham Roelvink Geb: 25-07-1859 Winterswijk – Ovl: 08-12-1921 Ermelo (62) Ongehuwd- Begraven te Ermelo
Wilhelm Arnold Roelvink is na het vroegtijdig overlijden van Anna hertrouwd op 22-04-1869 te Enschede met Eva Magdalena ter Kuile Geb: 14-06-1839 Oldenzaal -ovl.08-03-1929 Winterswijk (89) Kinderen: 3 1.Harrij Roelvink Bankdirecteur Twentse Bank Geb:1871 Winterswijk – Ovl:1961 (90) Haarlo -crematie 2.Herman Willem Roelvink Bankdirecteur Rotterdam Geb: 1872 Winterswijk- ovl: 1909 ‘s-Gravenzande (36) 3.Bernard Andreas Roelvink Bankdirecteur Deventer Geb:1879- Ovl:1936 Gorssel (57) Begraven te Winterswijk
DE DRIE ZONEN
Hendrik, Herman en Jan. De Derde generatie
Hendrik (1825) en Herman (1827) de Witstomers, Jan (1831) de Zwartstomer
In 1855 komt de oudste zoon Hendrik, dan 30 jaar, in het bedrijf en de firma heet dan H.Willink & Comp. Vader Abraham trekt zich steeds verder terug.
Zoon Hendrik blijft wonen in Huize ‘De Kroon’, Herman bouwt zich in 1854 na zijn studie te Utrecht een villa aan de Groenloseweg 2. Jan trouwt in 1855 en verhuisd naar de Wooldstraat. In 1854 voelde vader Abraham langzaam dat ook zijn einde kon naderen en kocht zich twee graven aan de Singelweg bij zijn vader en moeder. In 1863 komen zowel vader Abraham als zijn echtgenote te overlijden. Hendrik zorgt in 1864 voor een grafmonument voor zowel zijn ouders als grootouders voor maar liefst f 442,98, ontworpen door de architect L.G.Richter. 1831 Leiden -1902 Winterswijk, die zelf ook een graf zal krijgen aan de Singelweg.
In plaats van thuiswevers kwamen er na 1830 steeds meer fabriekswevers, door Tenkink, Meijerink en Willink. Na 1840 deden zich enkele rampen voor in de landbouw, waardoor velen landbouwers/thuiswevers besloten te emigreren naar Amerika. In 1847 met de Phoenix-ramp op het Michiganmeer, waarbij 74 Winterswijkers om het leven kwamen. De armoede heerste in Winterswijk Met een onderbreking van de Amerikaanse burgeroorlog duurde de emigratie tot 1878. De bevolking van Winterswijk was deze decennia dan ook niet toegenomen. Na 1850 klimt Winterswijk langzaam uit dit diepe dal. Inmiddels ontwerpt Hendrik in Winterswijk zijn plannen voor de eerste stoomfabriek.
Om het spoor van de Willinks in Winterswijk te kunnen blijven volgen een korte samenvatting tot nu toe: 1.Hendrik Willink -Koopman/burgemeester (1760-1842) 2.Abraham Willink- Fabrikant ( 1791-1863) 3.De drie zonen van Abraham: Hendrik (1825), Herman (1827) en Jan (1831)
In 1861 wordt Jan (1831), de jongste zoon uitgekocht en is het bedrijf van Hendrik (1825) en Herman (1827). Vanaf hier scheiden de wegen zich in de aankomende fabrikanten. Hendrik en Herman gaan samen de ‘Witstoom’ vormen en Jan kiest voor de ‘Zwartstoom’.
Hoe her verder gaat is te volgen via Familie Willink- De Stomers
Wie waren de Willink Zwartstomers
1.Jan Willink (1831-1896) 2.Abraham (1856-1913) en Jan Hendrik (1857-1940) 3.Jan (1882-1959) (Abr,zoon) en Abraham Jan(1888-1969) (Jan H. zoon) 4.Bram Willink (1911-1974) (Jan’s zoon) 5.Jan Willink (Bram’s zoon)
Wie waren de Willink Witstomers
1.Hendrik (1826-1877) en Herman Willink (1827-1906) 2.Nicolaas (1857-1948) en Marten (1870-1931) (Herman’s zonen) 3.Willem Adam (1890-1969) en Herman C.J.(1895-1963) (Nic.zonen) 4.Niek (1917-2001) (W. zoon) en Henk (1924-2002) (H.zoon)