oudwwijk
Digitaal erfgoed

WINETHERESWICK





‘Wenterswick is minen naem,Thegens de vianden ben ick bequaem’




Waar komt de naam Winterswijk vandaan?




1927 -B.Stegeman

Omtrent Winterswijkse eigenaardigen naam tasten wij tot op zekere hoogte in het duister, ofschoon door verschillende schrijvers al vermetele pogingen aangewend zijn om het raadsel op te lossen.
Een schrijver in de Winterswijksche Courant van 1886, no.940, veronderstelt, dat de plek, welke thans nog het middelpunt van het dorp vormt, eenmaal als een soort toevluchtsoord gediend zal hebben, zoodat hij Winterswijk beschouwt als een wijkplaats in den winter.
Maar de redactie, blijkbaar niet bevredigd, teekent daarbij aan, dat zij het meer houdt met de afleiding van het Romeinsche Vicum Veneterum = wijk of nederzetting der Veneteren of Venters, die ongeveer gewoond zouden hebben ter plaatse, waar thans Bocholt ligt.
Als het nog aannemelijk gemaakt kon worden, dat er werkelijk lieden met deze stamnaam hier in de buurt werden aangetroffen – maar tot onzen spijt zijn we ze in de door ons geraadpleegde betrouwbare bronnen nergens tegen gekomen – dan was dat zeker wel een voor-de-hand-liggende verklaring.
Maar…….. de geleerden, die een gezette studie aan onze Geldersche plaatsnamen gewijd en de resultaten daarvan in Nomina Geographica III medegedeeld hebben, komen tot een gansch andere conclusie, n.l. deze, dat de naam van een ouden – in onbruik geraakten – persoonsnaam afgeleid is.
Winterswijk, Winethereswick, Winriswic, Wenterswic, of hoe de naam in oude stukken ook voor mag komen, zou dan beteekenen: wic = wijk =woonplaats van zekeren persoon, Wenether, Winithar of Winter genaamd.
Op grond van tal van analoge gevallen lijkt ons dit wel het aannemelijkst, ofschoon wij dan nog eenigen twijfel blijven koesteren aangaande de vraag, of dit aldus wel letterlijk voor onze gemeente mag worden toegepast.
Er ligt namelijk in de buurt van Aken nog een Winterswijk, dat waarschijnlijk ouder is dan de onze.; een zelfde geval als met zooveel andere plaatsnamen, die in verschillende gebieden voorkomen.
Om dicht in de buurt te blijven, wijzen we op een Rheden in Gelderland en een Rhede in Westfalen, een Barlo in deze provincie en een Barlo over de grens.
De verklaring hiervan kan, wegens de menigvuldigheid der gevallen, moeilijk op het bloote toeval geschoven worden, en wordt daarom door de meeste schrijvers gezocht in het feit, dat meermalen volksverhuizingen hebben plaats gehad, die er toe leidden, dat een groep menschen de nieuwe plek eenvoudig den naam van hun vorige woonplaats gaven.
Hetzelfde zag men gebeuren in Amerika en Transvaal, waar Hollandsche emigranten tal van plaatsen stichtten en noemden naar bestaande Nederlandsche gemeenten.
Zoodat voro ons de vraag rijst: zou iets dergelijks ook hier niet in het spel kunnen zijn geweest? Is het geval niet denkbaar, dat bij de “overplantingen” onder Karel den Grooten van Franken in het Saksisch gebied bewoners van een reeds bestaand en zuidelijker gelegen Winterswijk op deze plek zijn aangekomen en meteen den naam hebben geimporteerd?



21-08-1953 -W. N. Lindeman

De onvolprezen Stegeman heeft ons in zijn studie „Uit Winterswijks Verleden enkele belangrijke gegevens nagelaten omtrent de herkomst van de naam „Winterswijk”.
De schrijver memoreert als het ware talrijke varianten op een bepaald zij het voorlopig onbekend Thema.
Deze varianten zijn: Winterswijk, Winterswic, Winterswik, Wynterswic, Wenterswik, Winriswic en ten slotte Winethereswick, ook Wintereswic.
Volgens genoemde notities dateert de oudste naam „Winethereswick” uit 1152
Vervolgens vrij verward de overige benamingen, buiten chronologisch verband.
Zo wordt in 1200 gesproken van Winterswik; Wynterswic wordt genoemd in 1271; Wentervic in 1234 en in 1350 wordt genoemd een zekere Herman van Winterswijk.
Vooropgesteld dient te worden de factor „onnauwkeurigheid”, gezien het feit der verscheidenheid in bronnen, waaraan de gegevens zijn ontleend.
Van enige registratuur zal wel geen sprake geweest zijn, willekeur naar tijd en plaats zullen wel hoogtij hebben gevierd.
Van enige Topografie was geen sprake, in het ene geval domineerde het persoonlijk belang, in het andere dat der plaatsaanduiding.
Bij het zoeken naar de oorsprong van een naam speelt uiteraard de suggestie een voorname rol. Zo lijkt het eenvoudig aan te nemen, dat de naam Winterswijk ontleend zou zijn aan de eenvoudige persoonsnaam „Winter” of ”de Winter ” maar dan moet ook de aanwezigheid van deze familienaam aantoonbaar zijn.

Aannemelijk is alleen, dat in de loop dier duistere eeuwen sprake moet zijn
van naamsverbastering door „primitieve- mensen, dat de naam als zodanig een cultureel proces had te doorstaan, dat uiteindelijk maar een einstadium voert en als algemeen beschaafd en aanvaardbaar wordt aangevoeld en toegepast.
Nuances in spelling zijn meestijds afhankelijk van menselijke eigenaardigheden, vooral als het familienamen betreft.
Traditie, waardigheidsgevoelens enz. spelen een voorname rol.
De schrijftaal wordt vereenvoudigd, maar de schrijfwijze van de familienaam in vele gevallen behouden.
Bij algemene namen, zoals plaatsnamen, is dit minder het geval.
De volksmond spreekt een woordje mee.
De schrijver van „Winterswijks Verleden” grijpt terug naar zéér oude tijden en noemt als oorspronkelijke bewoners respectievelijk de Kelten, Bructeren, Chamaven en Maxsen, die meer bepaaldelijk onze Achterhoek bevolkt zouden hebben.
Hier is sprake ener onrissie, gezien het feit, dat juist uit de tijd der romeinen en de romeinse geschiedbeschrijving voor onze omgeving de stam der „Tencteren” wordt genoemd.
Deze Tenkteren leefden tussen Lippe en Roer en moeten derhalve reeds vroegtijdig contact hebben gehad met de romeinse beschaving.
Uiteraard moet geografisch gezien dit rivierverloop breed worden opgevat en zodoende lag ook onze omgeving, incluis het tegenwoordige gebied ..Landeskreis Borken’’ binnen hun bereik.


Romeinse heirwegen en z.g. Hessenwegen meden overstromingsgebied van rivier en beek, nederzettingen vonden plaats terzijde van doorwaadbare gronden.
Het drietal beken dat zeer zeker van oudsher het tegenwoordig Winterswijkse grondgebied karakter geeft, heeft de kolonisatie in het begin onzer jaartelling bevorderd.
Tacitus, oud romeins geschiedschrijver schreef reeds: „Zij koloniseerden gezellig of verspreid lévend bij een bron, een veld of een bos, al naar het hen beviel.” (Colunt disereti acdiversi ut fons, ut Campus, ut Nemus placuit).
Deze veroveraars hebben in het algemeen, zowel als in het bijzonder gesproken, niet nagelaten een stempel te drukken op het zogenaamd beschavingspeil hunner overwonnen volksstammen.
De aantrekkelijkheid van de oudst bekende naam „Winethereswick” en „Wintereswic’’ ligt in de verbuigingsnuancering door de letter e.

In aanmerking genomen dat de W ontbreekt in het latijn, waarvoor dan de V in de plaats treedt, kan men dan lezen „Vinetereswic”, samengesteld uit Vinetum, Vinetor en Vicus, resp. wijngaard, wijnbouwer en dorp, waaruit dan de naam Wynterswic is voortgesproten.
Aan te nemen is, dat de legioenen uit het Zuiden de wijnstok hebben medegebracht als tegengift voor het germaanse gerstebier.
Bewezen zou moeten worden, dat inderdaad het thans nog in gebruik zijnde aanplanten van wijndruiven van zo ouden datum af traditie is gebleven.
Merkwaardig is wel, de veelvuldigheid dezer aanplant ook thans nog bij de boerenbehuizingen, zowel individueel als in de Viculus (dorp en buurtschap) en in de Vicus (het dorp).
Het is mij momenteel onbekend of in het werkje „de ontwikkeling der biologie” van Prof. M. J. Sirks (Noorduyn’s wetenschappelijke reeks) hieromtrent iets nader licht wordt verschaft.
Soldaten en geestrijke drank waren van oudsher elkander niet onbekend en wie thans na 20 eeuwen beschaving nog foezel begeert, kan voorheen wel een zure landwijn voor lief hebben genomen!
Het quasi nuttig bedrijf van zure wijnbouwer is althans tot een aesthetisch genoegen uitgegroeid, want de wijnstok is een genot voor het oog.
Tenslotte, bodem en klimaat schijnen ter plaatse niet ongunstig voor de liefhebberij.
De plant stamt uit Zuidelijke regionen.
Wijlen Dr Jac. P. Thysse heeft zich eens gewaagd aan een berekening van de tijdsduur langs natuurlijke weg (via vogelfaccaliën) waarin een bepaalde plantensoort vanuit de alpen naar hier kan worden verplaatst.
Duidelijk is dat door menselijke wil dit proces verkort kan worden tot een minimum, hetgeen aan onze suggestie de waarschijnlijkheidsfactor kracht geeft
N.B. De latijnse gegevens zijn ontleend aan een oude duitse reisgids en voorts aan Dr Fred. Muller en Dr Repkema’s beknopt woordenboek.

W. N. LINDEMAN,
„Wooldzicht” Winterswijk.

21-08-1957 – W. N. Lindeman

In de Winterswijkse Courant van 21-8-’53 werd door mij een suggestie weergegeven, waarin gepleit werd voor de latijnse oorsprong van onze dorpsnaam, t.w.: Vinitorisvicus, d.w.z. buurtschap van wijnbouwers, eventueel buurt van de wijnbouwer.
Deze suggestie was gegrond op de oudst bekende schrijfwijze: „Winethèrevicks”.
Prof. Dr K. Heeroma, directeur v.h. Ned. Saksisch Instituut der Rijksuniversiteit te Groningen, schreef mij hierover, dat Winkler in 1893 (Nom.Geogr. Neerl. 3. 320) de naam verklaart als een samenstelling met de persoonsnaam WINTER, die o.a. voorkomt inde fam.naam WINTERINK.

Na enige taalkundige opmerkingen over de enkelvoud- en meervoudsvorm o.m. in verband met het hoogduitse „winter”, stelt voornoemde schrijver de vraag: of het door mij waarschijnlijk wordt geacht, dat men een plaats noemt: „dorp van de wijnbouwers”.
Eindigend zegt de hoogleraar: de inval vernuftig te noemen en KLANKWETTIG CORRECT, niettemin onwaarschijnlijk!
Afgezien van het feit, dat historisch de naam WINTER geen rol gespeeld heeft, laat staan, ooit is voorgekomen, lijkt mij juist de KLANKWETTIGE CORRECTHEID BELANGRIJK.

Aan te nemen is, dat in de tijd van de kerstening, te midden ener volkomen analfabetische bevolking, de geestelijkheid zich bedienend van het kerkelijk latijn, in dialectischen zin verwarring schiep in de spreektaal en uit de latijnse begrippen Vinitor en vinetum (wijngaard) plat gesproken winether, respectievelijk Winèthereswick is gedistilleerd uit Vinitöris Vicus, zoals in de 19 e eeuw ’t deftige „vélocipède” (fiets) in de streekliteratuur beschreven wordt als „v’looziepeerd”!
Blijft te bewijzen, dat wijnbouw hier mogelijk is en of deze wijn door de geestelijkheid genuttigd werd.
In mijn artikel in ’53 wees ik er op, dat in het aangrenzend Gemen reeds een goede huiswijn in warme zomers is te maken.
In het latijns woordenboek van Dr Fred Müller en Dr E. H. Renkema treft men analoge dialectische naamsveranderingen aan, die officieel als zodanig worden erkend, edoch waarvan de klankwettige correctheid minder duidelijk spreekt. Het betreft hier de omwisseling van de latijnse letters Vin de germaanse W, welke laatste niet in het lat. alfabet voorkomt.
De latijnse V wordt gewoonlijk als W uitgesproken!

Zo zien wij dus: Vindonisse = Windisch (Zwitserland); Vindebona =Wien (Wenen) en uit de topografische redactie van een Eifelgids: Wittlich genaamd naar de rom. veldheer Vitellius.
Over de verspreiding van de wijnstok door de rom. heersers wordt men voldoende ingelicht in de vertaalde landelijke poëzie van Vergilius!
Het artikel d.d. 16-8-’57 over de naam Winterswijk in deze krant is onvoldoende georiënteerd t.a.v. de woonplaats der Veneteren, die niet bij Bocholt maar aan de Adriatische Zee en Bretagne werden gesignaleerd. Men raadplege eveneens Müller en Renkema of Knaur.
In de omgeving van Bocholt woonden Tencteri tussen Lippe en Roer (Tacitus).
De mening dat onze plaatsnaam vande persoonsnaam Winether, later wijn en win zou zijn afgeleid, aldus van germaanse oorsprong zou zijn, klopt niet met het rhythme in de uitspraak -de klankwettige correctheid – zoals deze tot uitdrukking komt in Vinitorisvicus = Winethèreswicus.
Van oorsprong is deze rhythmiek niet germaans.
Men vergelijke bijv. de uitspraak van hexameter met die van Winètheriswick!
Dialectisch spreekt men ook thans nog Wenters of Wenterswik, terwijl in de geciviliseerde spraak de nuancering in de beklemtoning culmineert in de laatste lettergreep ook al door de lange ij (Winterswyk).
Ten aanzien van hetgeen de heer Minck zegt over het wapen en het ontstaan daarvan – op zich zelf interessant – is aan te nemen, dat de plaatsnaam geboorte eerder tot stand kwam dan die van het wapen.
Te betwijfelen valt hier in zegge omstreeks bet jaar 1000 n. Chr. al hazewindhonden geimporteerd waren?
Mogelijk blijft, dat alle inwoners, oorspronkelijk wildvangers, naar de plaats genoemd zijn geworden.
Slotsom: door onbegrepen latijn is via bekorting en wijziging rhytmiek, de oorspronkelijke betekenis verloren.
W. N. LINDEMAN

DE OORSPRONG VAN DE NAAM WINTERSWIJK.

27-09-1957 Victor H. Elbern


Met grote belangstelling heb ik in de Nieuwe Winterswijkse Courant de gedachtenwisseling over de naam en het wapen van Winterswijk gevolgd, waarover in de laatste weken enige zeer interessante artikelen in uw blad verschenen.
Het zij, mij, als vreemde, veroorloofd in deze gedachten wisseling, die natuurlijk in de eerste plaats voor de burgers van Winterswijk zelf belangrijk is, met een kort onderzoek een bijdrage te leveren.

Om mijn deelname aan de vraag naar de oorsprong van de naam Winterswijk te verklaren, meen ik er op te mogen wijzen, dat mijn moeder in Winterswijk geboren en opgegroeid is en dat ik zelf dikwijls mijn familie daar bezoek.
De artikelen, die tot nog toe gingen o.m. over de oorsprong van de naam Winterswijk zijn in het kort samengevat, terug te brengen tot twee stellingen.

De ene stelling gaat uit van de verbondenheid van Winterswijk en het wapen: de hazewindhond.
Winterswijk waar de wenters woonden of leefden, waarbij de wenters de naam zou zijn geweest van de jachthonden.
De andere stelling (W. N. Lindeman) leidt de naam uit het latijn af.
Het vermoeden in de vorige eeuw uitgesproken door de toenmalige redacteur der Wint. Courant, dat de naam van het latijnse Veneterum Vicus, wijk der Veneters zou zijn afgeleid, wordt m.i.. terecht verworpen, daar de Veneters ergens anders woonden.
De heer Lindeman is van mening, dat de naam komt van het latijnse „Vinitoris Vicus” als wijk der wijnbouwers (vergelijk duits:„Winzer”)
Deze afleiding zou, zo wordt uiteengezet, vooral klankwettig correct zijn daar zij overeenkomt met de speciale schrijfwijze en de beklemtoning van de oudst-bekende benaming van Winterswijk: „Winethèreswic”.


Ik moet toegeven, dat deze verklaring op het eerste gezicht zeer aannemelijk is. Maar men zal zich afvragen of de wijnbouw vroeger in Winterswijk uitgeoefend werd. Voor zo vèr ik het zie, is hieromtrent naarhedendaags begrip, niets te bespeuren en schijnt mij de toestand van de plaats niet bijzonder geeigend te zijn voor de wijnbouw.
Nu is het weliswaar juist en de heer Lindeman wijst hier reeds op dat er in de Middeleeuwen op vele plaatsen wijnbouw plaats vond, waar thans geen druif meer te vinden is. Niet in de laatste plaats kwam dit, omdat bij de godsdienst wijn gebruikt werd. Zo zien wij b.v. dat in Duitsland tot in het koude Silezië druiven gekweekt werden.
Om nu op Winterswijk terug te komen: „Zou een bescheiden verbouw van druiven wel oorzaak zijn om hieruit de naam der plaatste bepalen?
Zelfs in het geval van Köningswinter a/Rhein) waar nog veel wijnbouw bestaat, wordt de vroegere afleiding van „Vinitor” door het moderne onderzoek als zeer twijfelachtig beschouwd.
Er is nog een tweede mogelijkheid de plaatsnaam uit het latijn te verklaren; nog heden is de Achterhoek een ideale streek voor klein wild.
Dat moet in vroeger tijd met zijn gering aantal bewoners zeer veel sterker het geval zijn geweest. Waarom zou men „Venatoris Vicus” (wijk der jagers) daarom de plaats niet uit het latijnse kunnen verklaren, daar, voor zo ver ik het beoordelen kan, ook deze afleiding klankwettig correct is.
Is het evenwel waarschijnlijk, dat dit kleine dorp, waar oorspronkelijk slechts boeren en jagers gewoond hebben, een naam ontving, ontleend aan de spraak der geleerden?
Hoe dan ook, de vraag blijft: „wanneer deze plaats de naam gekregen heeft. De vraag naar de naam Winterswijk is m.i. anders en in andere richting te zoeken; daar het een kleine plaats met eenvoudige mensen was, kan de naam toch ook een volks, een eenvoudig karakter hebben.

Is deze wellicht uit de, in de vroegste tijden hier gesproken, nedergermaanse taal te verklaren?
Bij nader onderzoek blijkt dat dit inderdaad op goede gronden mogelijk is. In het woord Winterswijk moet men allereerst twee bestanddelen onderscheiden „Winethères en Wik”.
Dit laatste woord wordt in het algemeen afgeleid van het latijnse Vicus en beduidt „handelsplaats of stadswijk”.
Dit is b.v. het geval bij Wijk bij Duurstede, een oude, reeds in de 7e eeuw beroemde handelsstad.
In het nedergermaans/nederlands vindt men echter voor ,Wik’ of ,Wijk’ nog een andere betekenis; n.l. sloot, moeras of broekland.
In deze betekenis gold de uitdrukking „Wik” ook in enige kringen van het Munsterland, vooral in Ahaus, Coesfeld en Munster.
Daar Winterswijk vroeger tot de diocees Munster behoorde opent dit een belangrijk gezichtspunt. Een tweede, even belangrijk punt is, dat het landschap om Winterswijk in vroeger tijden zeer moerassig is geweest, zodat men de benaming (wijk) wel verklaren kan.

Verdere voorbeelden van deze samenstelling zijn te vinden in het boek van A. Bach „de duitse plaatsnamen 2e deel.
Blijft thans nog het voornaamste deel van de plaatsnaam „Winethères” te verklaren. Het valt niet moeilijk, dit uit dezelfde bronnen van de oudhoogduitse taal (die de gemeenschappelijke grondslag vormt voor de nederlandse en duitse) te bewijzen.
Winither is een zeer dikwijls voorkomende persoonsnaam, waarvan het hoofdbestanddeel „Vini” „de vriend” betekent en in vele woordcombinaties te vinden is.
Het zou te ver voeren hier uitvoeriger op in te gaan.
Het andere deel van de naam „Ther”, meestal Dar of Der geschreven, betekent werpspeer en werd dikwijls in persoonsnamen gebruikt.
Hieruit blijkt dat de naam Winethèreswic = Winterswijk een zeer oude eerwaardige naam is.
De drie bestanddelen waaruit deze bestaat zijn de oud-duitse, oud nederlandse taal te verklaren. Het leidt tot een vrije man, die inde moerassige landstreek een hofstede bezat.
Zijn naam was „Winthere” de vriend van de werpspies, die hij vlijtig bij de jacht gebruikte. Voor hem is het land om Winterswijk niets anders dan een rijk jachtveld geweest.
Maar de eigenlijke geschiedenis van de plaats begint eerst op het ogenblik, toen, zeer waarschijnlijk vanuit Vreden de christelijke zending zich hier vestigde.
Zoals Dr A. C. Homberg(Munster) eerst voor enige jaren duidelijk kon maken, behoort het eerste kerkje van Winterswijk naar alle waarschijnlijkheid tot de eerste vestingen, die de eerste bisschop van Munster Liudger nog zelf gesticht heeft.
Reeds wijlen B. Stegeman heeft deze samenstelling in zijn boek:: het oude kerspel Winterswijk” vermoed.
Met de stichting der parochie wordt wat eens de „wik” van de Winèther was, de geschiedkundige naam Winterswijk.

September 1957
Dr. Victor H. Elbern
Bonn.

Jan de Beijer, 1743

Hoe ontstond de naam Winterswijk?

11-10-1957 – W. N. Lindeman

Naast het artikel van Dr Victor H. Elbern (Bonn), dient nog gesteld te worden de meer officiële opvatting van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (centrale commissie voor onderzoek van het Nederlands Volkseigene), waaraan verbonden is Drs D. P. Blok.
In het kort samengevat zien wij nu het volgende: volgens Drs Blok is de naam Winetheresvic afgeleid van Winidhari, samengesteld uit de bekende elementen Vinid en hari (heri).
Volgens Dr V. H. Elbern: Vini =vriend, en ther, meestal geschreven Dar of Der = werpspies.
Deze gegevens zijn respectievelijk ontleend aan Förstemann (altdeutsches Namenbuch) en A. Bach (de duitse plaatsnamen 2e deel).
Verder geeft Dr Elbern een nadere germaanse (?) verklaring van het woord wic, dat moeras of broekland zou betekenen, en om bij huis te blijven, veel voorkomt in de omgeving van Ahaus, Coesfeld en Munster.
De schrijver verwijst naar het moeraskarakter van het landschap rond Winterswijk en komt dan tot de conclusie dat de naam ontleend is aan „vrienden van de werpspies” in het moeraslandschap.
Winither is dan de veel voorkomende persoonsnaam (Winthere).
Naast deze germaanse verklaring, die nog al verschilt van de officiële verklaring „Winadheri”, geeft Dr V. H. Elbern ook nog een latijnse, met name Venatoris vicus = wijk der jagers.
In memoriam mijn eigen verklaring: Winetheresvicus = Vinitoris vicus = buurt van de wijnbouwer.
Tenslotte Prof. K. Heeroma (Groningen – Ned. Saksisch Inst.): die de opmerking maakte, dat het hier een gen, singularis, d.w.z. een enkelvoud betreft, dus dat mijn verklaring duidt op een’ enkele wijnbouwer, zoals de juiste vertaling luidt.
Mijn drie geleerde opponenten ten spijt, moet ik verklaren, dat ondanks alle schijn, die ik tegen heb, gesterkt ben in de opvatting, dat de naam Winterswijk NIET is afgeleid van een persoonsnaam, zoals Winkler (Nomina Geogr. Neerl. 3.320) aangaf in 1893, noch dat deze naam van germaanse oorsprong zou zijn.
Dit laatste dan tot mijn eigen teleurstelling!

Wat is het geval?
Prof. Heeroma wees op de klankwettige correctheid van mijn afleiding. Zowel Drs Blok als Dr Elbern geven in hun verklaring, die tegenstrijdig is aan de mijne, toch blijk, dat zij waarde hechten aan het rhythme (ik verwees naar hexameter), hoewel Drs Blok terecht opmerkte, dat in het stuk van 1152 geen accenten zijn aangegeven.
Maar het woord winetheresvieus = vinitorisvicus = ev. venatorisvicus, moet nu eenmaal uitgesproken zijn en daarbij is een bepaald rhythme aan verbonden.
Mijn opvatting luidde, dat door de resp. verkorting van ’t woord naar wentersvic enz. het rhythme verlegd is en daarmede de oorspronkelijke betekenis van het woord vinitorisvicus verloren is gegaan.
De consequentie van mijn verklaring is, dat dit rhythme dan van latijnse oorsprong (grieks lat.) moest zijn, m.a.w. in spreektaalverband uitdrukking moet komen en bij een ev. germaanse oorsprong in germ. taalverband niet van pas is, uitgezonderd Goethe’s „Hermann und Dorothea” als kunstmatige toepassing.
Intuïtief zijn dus m.i. mijne opponenten door hun verwijzing naar de klankwettige overeenkomst, toch niet geheel vrij van dit lat. rhythme gweest!
De verdediging van mijn standpunt berust nog op een ander punt en wèl de schrijfwijze Wynrisvic of Wyntersvic in 1271, door wijlen B. Stegeman genoemd. Het is zelfs zo, dat dit woord mij op de gedachte „vinitorisvicus” bracht.
Het begrip „wijn” in wyntersvic = winitheresvic past niet meer in de afleiding van venatorisvicus, waarmede dan de latijnse visie van Dr Elbern zwak komt te staan; evenzo de germaanse afleiding, ook al op jachtgebied, wijzend inde richting van de persoonsnaam Winethere =vriend van de werpspies en m.i. herinneren de Kaninefaten, waarbij tevens gewezen wordt op het moeraskarakter van het landschap.
Welnu, de gehele oude wereld zag er plaatselijk zo uit, voordat „Mac Adam” en „drainage” bekend werden.
Floristisch behoort het gebied, dat een beeklandschap is, z.g. tot het „vochtige eikenhaagbeuk bos” en dit sluit dus het moeraskarakter uit, behoudens enkele vennen, die evenals elders, later bijgedragen hebben tot de definitieve staatkundige grensafbakening. (Wooldse veen, Kloosterveen, (Zwillbroek (niet Zwillwic), het Bourtangerveen, das Hohe Venn enz. enz.)
Moerasgebieden zijn zéér dikwijls ontstaan door en na en tengevolge van ontbossing, waaraan vooral de romeinen zich hebben schuldig gemaakt.
Het klassieke voorbeeld hiervan is het Hohe Venn (Les hautes Fagnes), dat aan weerszijden van de rom. heerweg (via mansuerica) vanwege het uit-zicht richting Monschau – Spa is ontbost en tot nu bijna niet te restaureren veengebied is gegroeid.
Het argument van Drs Blok, dat is, dat de romeinen er geweest zouden zijn, wordt bestreden door de mening van Prof. A. Schmeddinghoff (Bocholt 1222-1922), Rom. zilveren munten zijn hier ter plaatse historisch onbekend gevonden in Vardingholt, waarvan een hoeve nog op Kottens gebied ligt (Varding) en voorts door Ds Hauer (Bredevoort), die aangeeft dat de tegenwoordige Landstraat deel uitmaakte van een rom. heerweg.
Militair bezien is het ondenkbaar, dat de romeinen vanuit de veste Castra vetera bij Xanten en Cleve op dagmars afstand niet dit gebied zouden hebben verkend, laat staan bewaakt.
De Spielberg (Spölberg) in Büngern zou de naam te danken hebben aan een romeinse uitzichtspost „Specula”! De romeinse invloed, direct of indirect (via kerk of handel) is reeds vroeg bekend.
In 1024 sprak men van Frethenna praeclara (Vreden); Stegeman gewaagt van de hoeve Hyincki – Willikini in Sylva (Woold) en later in de middeleeuwen waren vele familienamen in Bocholt van latijns karakter:
Longus – (de Lange), de Porta (ter Poorten), de Ponte (v.d. Bruggen) enz. Trouwens het gehele gebied zwom in het latijn als officiële taal (zie akten enz.) èn in de wijn. Reeds vroeg regent het klachten, dat in de veelvuldige strijd in dit grensgebied tijdelijke bezetters wijn vorderden.
Waar kwam deze vandaan? De wijn was oorzaak, dat men de zón niet in het water kon zien schijnen en vooral later werden de wederdopers voor echte drinkebroers gescholden, omdat ze althans in Bocholt blijkbaar wijn vorderden ten koste van de gemeenschap!
Dr Elbern stelt de vraag: „Is het evenwel waarschijnlijk, dat dit kleine dorp, waar oorspronkelijk slechts boeren en jagers gewoond hebben, een naam ontving, ontleend aan de spraak der geleerden?”
Eerlijk gezegd vind ik deze vraag een tikje „albern” (dwaas) en wel! daarom, omdat het hele probleem, hier ter sprake, dateert uit de tijd van de kerstening, althans in de onmiddellijke tijd daarna, waarin deze eenvoudige boeren en jagers kennis leerden maken met het kerkelijk latijn. Zij werden, zo te zeggen, het prototype van hetgeen wij thans leerlingen van een gymnasium noemen!
Volkomen eens ben ik het met het standpunt van Dr Elbern, dat het landschap weinig toegankelijk was en concludeerde daaruit, dat de handelsman, de geestelijke, de jager en wie ook de hoeve met de wijnstokken (misschien de eerste in de omgeving) zag als wij het naambordje van een straat of als de dikke steen in het Woold en de dikke eik op Roerdink (in memoriam). Herkenningsteken!
Juist het vreemde element de wijnstok – moet in de aanvang ontzaglijk veel bekijks hebben gehad, het gerucht deed de ronde (ook thans nog) en het zou mij niets verwonderen, of de lucht daverde van: heb ie ’t e’hörd, heb ie ’t e’zeen, bie dén of bie dèn hef ze een wienstok!
Het begrip „vinitorisvicus” werd geboren!
Gerekend naar de tegenwoordige mentaliteit en het trage tempo in de verandering daarin, lijkt mijn standpunt: „buurt van de wijnbouwers” aannemelijker, dan dat van „mijnheer Winadheri”, waarvan Drs Blok zelf zegt, dat wij zijn bestaan natuurlijk niet kennen.
Intussen is niets bewezen, de mogelijkheden zijn belicht en ter wille van de rust blijft het officiële standpunt gehandhaafd.
W. N. LINDEMAN

Hoe ontstond de naam Winterswijk

13-11-1957 – Dr Victor H. Elbern

Het artikel „Hoe ontstond de naam Winterswijk” waarmede
K. W. N. Lindeman in uw blad van 11 oktober 1957 op mijn bijdrage
„De oorsprong van de naam Winterswijk” in de N.Wint. Crt. van 27september ’57 ant woordt noopt mij tot een kort wederwoord.
De stelling van de heer Lindeman:
Winterswijk = Vinitoris Vicus berust op twee grondslagen:
1. De naam Winterswijk is uit het latijn afgeleid.
2. ln Winterswijk moet vroeger wijnbouw uitgeoefend zijn.
Het is interessant de belangrijkste argumenten van genoemd artikel op deze beide punten te onderzoeken.

1. Afleiding uit het latijn ;
De door de heer L. vermoede romeinse bezetting van het gebied om Winterswijk kan niet bewezen worden
In het gebied der Noordzeekust tot de Elbe monding, zelfs in Scandinavië zijn meer romeinse vondsten te verwachten dan in de Achterhoek.
Dat in het jaar 1024 Vreden in het latijn „Frethenna praeclara” genoemd wordt heeft voor onze vraag geen bewijskracht, want tussen de romeinse heerschappij en de stichting van Vreden liggen niet minder dan 500 jaren.
De verder als bewijs aangevoerde latijnse naamgeving „Longus = de Lange” „de Porta = ter Poorten” e.a. stamt – zoals iedereen weet – uit de tijd der Renaissance en heeft derhalve met de oude romeinen niets te maken.
De kennis, die (volgens de heer L.) eenvoudige boeren en jagers van het kerkelijk latijn in vroegste tijden gehad zouden hebben, komt uit cultuur historisch oogpunt niet voor een bespreking in aanmerking.
Het voorbeeld, dat ik zelf gaf, waarbij Winterswijk uit „Venatoris Vicus” zou kunnen worden afgeleid, diende, zoals uit mijn bijdrage blijkt, alleen de ongerijmdheid van de afleiding aan te tonen.
De klankwettige correctheid is in beide gevallen aanwezig; voor beide gevallen geldt ook, dat het rhythme van minder gewicht is dan zijn afgeleide woordbetekenis.
Het ware interessant na te gaan waar voorbeelden uit de vroegste middeleeuwen bekend zijn, dat kleine boerenplaatsen, zonder hofheer en zonder klooster, hun naam uit het latijn verkregen hebben.

2 Wijnbouw in Winterswijk-,
Jammer, dat het artikel van de heer L. ook daarvan geen bewijzen aangeeft. De bewering dat „het hele gebied in het latijn als officiële taal èn in de wijn zwom is in tegenspraak met hetgeen de heer L. bericht van de wijnvordering van middeleeuwse krijgslieden b.v. van de wederdopers in Bocholt: deze vorderingen werden destijds ongehoord gevonden.
Indien in die tijd wijn een drank is geweest, die men gewoon was te drinken, dan zou zeker niemand zulk een vordering als iets buitengewoons hebben beschouwd; maarde wijn was even zeldzaam als duur.
Overigens is ook dit weer een voorbeeld, dat rond 700 jaar van de tijd verwijderd is, waarop het voor ons aankomt.
De intensieve wijnhandel per schip, die zoals kan worden aangetoond, in de oudheid en middeleeuwen uit de wijngebieden aan de Moezel en de Rijn naar Nederland ging en zich zelfs tot Scandinavië uitstrekte, verklaart de aanwezigheid en de bijzondere waarde van deze drank volkomen.
Tenslotte moge ik met voldoening vaststellen, dat mijn afleiding van de naam Winterswijk bijna geheel overeenkomt met de, door de heer L. ge-citeerde verklaring van de Kon. Ned. Academie van Wetenschappen.
Wellicht heeft juist deze afleiding uit de elementen der germaanse taal de heer L. niet aangestaan.
Evenwel mag dit hem er niet toe brengen, mijn andersluidende mening als „albem” (dwaas) te betitelen.
Zulke uitdrukkingen dienen in wetenschappelijke gedachtenwisselingen achterwege te blijven.
Wat evenwel de afleiding Winterswijk van „Vinitoris Vicus” aangaat, deze is, zoals uit bovenstaand commentaar blijkt, als ’n privé, door niets bewezen, hobby te beschouwen en verdient niet ernstig genomen te worden.

Dr Victor H. Elbern
Bonn

Antwoord: W. N. Lindeman

De kritiek van Dr. Victor H. Elbern (Bonn) is doorzichtig inconsequent en berust op gebrek aan kennis der feiten.
De kennis van het latijn van de eenvoudige jagers en boeren komt historisch bezien, niet voor een bespreking in aanmerking.
Het is juist de vraag van dr Elbern zélf geweest in verband met „de taal der geleerden”, die bij mij het gewraakte woordje „albern” dwaas, als taal verwant, uit de pen deed vloeien!
De latijnse familie nemer „de Porta” enz. dateren zoals iedereen weet uit de tijd der Renaissance.
Welnu: de renaissance (quattrocento) dateert uit de 15e eeuw.
Alle latijnse namen in Bocholt volgens Prof. Schmeddinghoff uit de 13
eeuw !
De latijnse naam Frethenna „praedera” heeft voor onze vraag geen bewijs krachten en heeft niets met de romeinen te maken. Indien de romeinen „als bezettende mogendheid” nooit benoorden de alpen waren gekomen had
a. het adjectief „praedera” niet bestaan:
b. het godsdienstig en cultureel aspect in Europa zich geheel anders ontwikkeld;
c. Ten tijde, dat Winterswijk z’n oorspronkelijke naam ontving, het latijn niet de oud germaanse taal verdrongen en getuige de eerste duitse roman getiteld „Ruodlieb” in ’t latijn geschreven inde 11e euw.
Latijn was het communiecatie middel van de in ontwikkeling komende intelligentie!
Ik noemde geen bewijzen voor de wijnbouw in Winterswijk.
Zowel in de literatuur (o.a. Stijn Streveld en P. Vinc. r. Wijk O. Carm), als in de tuinbouw vakliteratuur (het vermakelijk landleven ±1600 en „Hardy” uit het frans vertaald door Baron van Hövell-Nijenhuis ±1850) blijkt, dat wijnbouw even oud is als de jacht.
Pater van Wijk spreekt zelfs van ’n oud germaans gebruik en Schmeddinghoff schrijft de ondergang van de opbloei van Bocholt o.m. toe aan drankzucht.
15 km van Winterswijk werd in 1300 is naam Vinitor als familie-naam genoemd, vandaar mijn Vinitoris Virus (buurt van de wijnbouwer).
Het betreft hier dus geen privé van gelegenheid, zoals Dr Elbern zegt.
Plaatsnaamkunde is een moeilijk studie object.
Op het internationaal congres te Amsterdam ging de Oostberlijnse hoogleraar O. Bathe naar huis in de wetenschap, dat hij de overlevering op zijn kop had gezet.
Hetzelfde geldt ten dele voor Dr Elbern, die meent, dat mij misschien de germaanse afleiding van Winterswijk niet aanstond en dit, terwijl ik 11/10 ’57 in de Winterswijkse Courant het tegendeel beweerde.
Het is juist de verwarring van begrippen in de germaanse afleiding, die mij weerhoudt daaraan te geloven.
Ymad hari = Wini Ther of Dar = vrienden van de werp spies is en minder duidelijk sprekende taal dan het simpele Vinitor.
Daarbij komt dan nog dat in de lexicon, zowel als bij Pater Vinc. r. Wijk O. Carm. voor werpspies het germaanse „Ger” wordt genoemd. „mijnheer Vinad-hari”, schreef Dr Blok is natuurlijk niet bekend.
De familienaam Vinitor (wijnbouwer) daarentegen wel!
De boerderij was ingesteld op zelfverzorging, evenals later de buiten plaats. Dat deze „zelf wijn bereiding” in discrediet is geraakt, had een andere oorzaak.
Aan Dr Elbern overigens mijn verontschuldiging.
W. N. Lindeman

25 november 1967 – B. J. Hekket

IN 1927 verscheen er een boek, ’t Oude Kerspel Winterswijk, geschreven door de streekhistoricus B. Stegeman. Dit boek was jaren uitverkocht, maar is nu herdrukt; het is voor de naamkunde een van die belangrijke werken, waaraan men vele gegevens ter verklaring van oude erf- en plaatsnamen ontleent.
We vinden er ook enige pogingen in vermeld om de betekenis van Winterswijk te verklaren; zo veronderstelde iemand in 1886, dat ’t dorp een „wijkplaats in de winter” was geweest; een ander vond dit te simpel en haalde het latijn er bij: Winterswijk zou van Romeinse oorsprong zijn, en eenmaal Vicum Ve-neterum, d.w.z. de vicum of wijk der Veneteren of Venters geweest zijn, en die Venters waren een Germaanse volksstam.
Maar Stegeman verwierp deze gissingen en vermeldde de oudste vorm uit 1152: Winethereswic waarin’Winetheres de genitief is van de Germaanse voornaam Winethere waarvan ’n nog oudere vorm Winidhari is.
Over de juiste betekenis van het eerste element „winid” is men het niet eens: er kan het woord „vini” in schuilen, dat vriend betekende, en dat voortleeft in achtenamen ais Wijn(en) Wientjes.

Er kan verband zijn met het woord „vinid”, dat we in de naam van de Germaanse volksstam der Wenden terug vinden.
Het tweede element ,,hari” betekent „strijder”; het huidige Duitse „heer”, leger, is hieruit ontstaan. Winidhari zou dan betekend hebben de „wendenstrijder”, d.w.z. een krijger van de stam der Wenden.
Hoe dan ook, er is een voornaam Winter uit ontstaan, die we in Winterswijk terugvinden, en in namen als Winters en Winterink.
Er bestaat nog een tweede Winterswijk: in Duitsland, ten Noorden van Duisburg; ten westen van de Rijn ligt Winterswick. De Gelderse en Duitse plaats hoeven niets met elkaar te maken gehad te hebben: beide zijn ontstaan uit nederzettingen van een zekere Winter uit lang vervlogen tijden. In het Roergebied ligt Wintersberg, waar we dezelfde naam in terug vinden; wanneer we de Noordzee oversteken, dan treffen we in het graafschap Lincolnshire de plaats Winteringham aan, eenmaal de nederzetting van Wintering, de zoon van Winter:
Er hebben ook Germaanse voornamen Winid en Windo bestaan; die leven voort in erfnamen als Wentinck, in 1356 bij Aalten en Winteinck, omstreeks 1400 bij Doetinchem. Uit een variant Winzo ontstond een erfnaam als Wensink bij Zenderen, in 1343 Wynsinc.
Nog altijd zijn Wensink en Wentink bekende Oostnederlandse achternamen.
Het tweede deel van Winterswijk, wijk, is ’n Nedderlands woord, waarvan de bekendste betekenis een „stadsdeel” is.
In Drente betekent het bovendien een „zijvaart in de veenderijen, voor het vervoer van turf”. De oorspronkelijke betekenis was echter ook „woonplaats”, en daaraan moeten we in de eerste plaats denken als we „wijk” in het oosten tegenkomen; het is dan vrijwel te vergelijken met „heem”, dat we in de vorm „heim” of „hem” zo vaak vinden.


PLAATSNAMEN met „wijk” vinden we in heel Nederland: Harderwijk, Waalwijk, Naaldwijk, om er maar enkele te noemen. Maar in het Oosten zijn ze vaak minder duidelijk herkenbaar.
De familienaam Westrik komt of van het erve Westrik bij Berghuizen, bij Oldenzaal, of Westerik bij Wierden; beide heetten oorspronkelijk Westerwijck.
In het erve Laak bij Rossum, of Looke bij Herike of de buurtschap Look bij Holten zal men niet gauw de naam Lowijck herkennen. Dit zou een „wijk”, d i. een nederzetting bij een „loo” een bos, of een „loo”, een beek kunnen zijn, maar het zou ook van Lodewijk kunnen afstammen.
De bekende achternaam Van Schaik is ontstaan uit Scadewijk, die men in verschillende delen van ons land tegenkomt. ‘Niet ver van Neede ligt Noordijk, in 1329 Nortwich, kennelijk een Duitse schrijfwijze van Noordwijk.
En in Hengelo kent men het Noork, bij de Oldenzaalsestraat, ook ontstaan uit Noordwijk. Wijk komt in het oosten dus meer voor dan men denkt; het is een echt Nederlands woord, zou men denken, maar zijn oorsprong is uit het Latijnse vicus, dat een „rij huizen” betekende, maar in het Oudsaksisch .en Oudfries gewoon een „huis”.

B. J. Hekket

2010 -Ubel Zuiderveld

Over de naam Winterswijk is veel en vaak gespeculeerd. ‘Wijk’ betekent vrij vertaald ‘woonplaats of nederzetting’.
De uitgang komt voor in veel plaatsnamen in het Nedersaksisch taalgebied.
Engeland kent talloze dorpen en steden met de uitgang – wick en – wich, in Duitsland tref je – wick volop aan.
De uitleg van ‘Winters’ ligt ingewikkelder. In de loop van de tijd zaijn talloze mogelijke betekenissen de revue gepasseerd. Volgens de laatste inzichten is Winidaharis Wika de oorspronkelijke naam van Winterswijk.
Het betekent: nederzetting van Winidihari. Mogelijk gaat het hier om Frank Winidahari, wiens naam in het jaar 976 voor het eerst in de annalen voorkomt. Hij is dan de bewoner van een grote hoeve in Limburg, de naar hem genoemde villa Wintreshovo ofwel (tegenwoordig) Wintershoven.
Wintreshovo is in de laatste eeuwen van het eerste millennium een belangrijke nederzetting en speelt een centrale rol in de kerstening, de verspreiding van het christelijk geloof. Frank Winidahari is dan kennelijk een invloedrijk man en heel misschien dankt Winterswijk aan hem zijn naam.


AANTEKENINGEN:

Elbern war seit 1952 ver­hei­ra­tet mit The­re­sia geb. Scha­ger; aus der Ehe stamm­ten drei Kin­der, dar­un­ter der Alt­his­to­ri­ker Ste­phan El­bern.

Victor Heinrich Elbern The­re­sia Scha­ger

Victor Hein­rich Elbern ( 9. Juni 1918 in Düren; † 10. Juni 2016 in Berlin

Dirk Peter (Dick) Blok (Oegstgeest, 7 januari1925 – Nederhorst den Berg, 6 februari2019) was een Nederlandse mediëvist en naamkundige.


Lees verder

Algemeen voetbal

Oranje- Mecklenburg (voorloper W.V.C)
Hercules
Oud-Holland
Volharding
Excelsior
Fortuna
Steeds Voorwaarts
Eendracht maakt Macht (Militairen)
Concordia
Velocitas
Vitesse W’wijk
Wint.voetbalclub
De Zwaluwen ( Spoorstraat)
S.V.C. (Spoorwegen)
Voor Woold
Achter Woold

Gespeeld wordt er op weilanden en open plekken in het bos in die tijd.

“Officiele” voetbalverenigingen

W.V.C. -1912 – 2013
v.v.Winterswijk -1921 – 2013
Fortuna -1934 – 2002
Sp.Kotten -1932 – 2002
Sp.Woold -1942-1952
v.v.Ratum -1943 -2002
v.v.Vosseveld -1943 -2022
v.v.M.E.C. -1945
S.K.V.W. -1950 -2013
Sp.Meddo -1960
W.Z.V.-zaalvoetbal -1981
F.C.Gonemo -zaalvoetbal -1981
F.C.Trias -2002
F.C.Winterswijk -2013

Lees verder

Kapper van Nahuys

Wilheminastraat 11

Const.1945- 1978

C.van Nahuys
B.van Nahuys-Assink

Cornelis Willem Imand Johan Pieter van Nahuijs
Geb: 01 november 1914 te Winterswijk, kapper
Echtg: 05-05-1941
Johanna Berendina Assink, 24 jaar oud, kapster

Foto: Delpher
Foto: Delpher
Lees verder

Rietberg – Graanhandel

Hendrik Rietberg

Hendrik Rietberg
(Broer J.H.Rietberg Predikant)
Geb: 31-05-1857 Gorssel
Ovl: 16-11-1927 Winterswijk
Koopman, molenaar, graanhandelaar
Echtg: 30-11-1880 Winterswijk
Clara Christina Theodora Dulfer
Geb:21-12-1858 Winterswijk
Ovl: 02-06-1925 Winterswijk

Foto: Hans Tenbergen




Kinderen:7
1.Hendrika Helena Theodora Rietberg 1883-1930
Echtg: 28-09-1911: Ane Nauta 1882-1946
2.Johannes Hendrik Rietberg 1884-1947
Echtg: 09-01-1912 Utrecht: Klara Christina Theodora Buitenhuis 1888-1954
3. Clarinus Christiaan Theodorus Rietberg 1887-1962
Echtg: 25-10-1917 Utrecht: Cornelia Maria Breukelaar 1889-1970 
4.Helena Theodora Rietberg 1893-1944
Echtg: 21-04-1921 Pieter Heijo Kuipers 1892-1978
5. Hendrik Herman August Rietberg 1899-1899
6. Hendrik Herman August Rietberg 1901-1901
7. Clara Christina Emilia Theodora Rietberg 1902-1959
Echtg: 16-07-1923: Hendrik Willem Helenius van Andel 1901-1966

Foto: Delpher

Zonnebrink 37 (Woonhuis)
Zonnebrink 39 (Grutterij)
Willinkstraat 8 (Fam.Kuipers-Rietberg)

Gestart; 06 augustus 1882
Firma Rietberg-Grutterij
Voorheen leerlooijerij en stoomgrutterij Johannes Hendrikus Dericks
Geb: 01-12-1838 Winterswijk – koopman 
Zie onderaan Fam. Dericks

06 Augustus 1927 a.s. zal het 40-jaren zijn geleden, dat de heer Barts Plekenpol als molenaar in dienst trad bij de fa. H. Rietberg Jzn., stoomgr., graan- en meelhandel
Zonnebrink.

Woonhuis Rietberg met rechts de grutterij

1882: Primitief gebouwtje
1887: Stenen gebouw
1898: Plm.tweede gedeelte
1901: aanbesteding aanbouw 1901
1913: Plm.derde gdeeelte

1920; H.Rietberg
1921; Schoonzoon: P.H.Kuipers

Foto: Delpher

1954: Cornelus Marius Rietberg 22 jaar omgekomen bij ongeluk Ede
Zoon C.C.Th.Rietberg.

Fam. Dericks

Johannes Hendrikus Dericks
Vader: Balthasar Gerhard Dericks, notaris Geb: 25-05-1795 Creveld
Moeder: Johanna Margaretha Grootemeijer

Geb: 01-12-1838 Winterswijk – koopman 
Echtg: 15-08-1870 Winterswijk
Maria Catharina Louise Lonnes
Geb: 06-08-1845 te Gladbach

Kinderen:7

1.Hermina Margaretha Maria Dericks
Geb: 16-12-1874 te Winterswijk
2. Magdalena Josepha Maria Dericks
Geb: 02-10-1877 te Winterswijk
3.Johan Balthazar Maria Dericks
Geb: 03-02-1879 te Winterswijk
4.Maria Louisa Bertha Dericks
Geb: 03-04-1880 te Winterswijk
5.Francisca Margaretha Maria Dericks
Geb: 19-05-1881 te Winterswijk
6. Johanna Louise Augusta Maria Dericks
Geb: 12-11-1885 te Winterswijk
7. Johannes Hendrikus Josephus Maria Dericks
Geb: 10-08-1889 te Winterswijk

Lees verder

Schooltuinen

Voor 1970: Burg.van Nispenstraat

1970: Naar Wooldseweg
Gemeentegrond: tussen spoorlijn-wamelinkweg en wooldseweg
Huisje: ’t Hofke

Lees verder

Willinkplantsoen

De heer G.J.Willink heeft het volgende legaat besproken vrij van rechten en kosten geschonken aan de gemeente Winterswijk.

Beide weiden aan den Singelweg te Winterswijk, voor het huis van den heer Willink ter weerszijden van de beek, onder voorwaarde dat de gemeente zich verbindt hiervan plantsoenen en wandelparken te maken en dit niet te bebouwen.

12 FEBRUARI 1937
Door wijlen den heer G. J. Willink is voor eenige jaren aan de gemeente gelegateerd een weide, gelegen aan den Singelweg alhier. De Raad heeft besloten hiervan een plantsoen te maken en voor gerulmen tijd reeds aan den minister verzocht dit werk als werkobject te willen aanvaarden om in werkverschaffing in orde te laten maken.
Thans is de toestemming van den minister afgekomen. Men is reeds bezig het terrein met paaltjes af te bakenen. Het ligt in de bedoeling de beek, die door het perceel loopt, 8 mtr. te rioleeren, waardoor een overbrugging ontstaat.
De paden zullen 3 m. breed worden. Dit voorjaar hoopt men met de verhooging en de beplanting geheel gereed te komen. Dertig personen zullen hier 5 weken werk aan hebben.

10 AUGUSTUS 1937

De bank in oorlogstijd. Scheveningse evacuees

Een fraai verlichte fontein in het Willinkplantsoen ?

Voorstel van de Buurtvereeniging„de Vredenschestraat”. (Ingezonden),

Nu uit verschillende ingezonden stukken e, d, inde plaatselijke couranten blijkt, dat er niet veel animo is voor het plan een carillon in den toren te maken, kwam het bestuur van bovengenoemde vereeniging met een ander voorstel en wel als volgt:
Nu het Willinkplantsoen zoo schitterend is aangelegd, en in de naaste toekomst nog steeds fraaier zal worden, dacht het Bestuur, dat een fraaie fontein in dit plantsoen zeer zeker op z’n plaats zou zijn.
Niet zoo’n armoedig geheel als we reeds bezitten met de fontein bij het station, maar een forsch en flink, doch eenvoudig plan.
Indien mogelijk met gekleurde avondverlichting van de omhoogschietende watermassa’s. Misschien is dit plan te combineeren met de door den heer H. Martin toegezegde bank. Indien de plaatselijke overheid en de verschillende Buurtvereenigingen dit plan wilden steunen, was er met niet te groote geldelijke offers een blijvend fraai aandenken te stichten ter eere van het aanstaande regeeringsjubileum van onze Koningin.
Gaarne zouden we het oordeel vernemen van de andere Buurtvereenigingen.
Namens de Buurtvereeniging voornoemd,
G. BEUSINK, voorzitter.
J. H. TE HOFSTEE, secr.
E. WA GENDORP.
J. JANSEN.
B. GODTHELP.

Voliere-1967
technische school
Foto: Delpher
Ontwerp-Jaartal: ?
Foto: Delpher

Het nieuwe verkeersplan -1959

Zo ziet het gemeentebestuur van Winterswijk de toekomstige verkeersontwikkeling. Het verkeer dat van Groenlo naar Kotten wil, wordt niet meer door het centrum geleid. Nabij de Peperbus (die dan zal zijn afgebroken), gaat het verkeer via een weg die door het plantsoen loopt in de richting van de Vredenseweg.

Lees verder

Willy Lengwenus

Kotten

Een leven tussen voetbal en accordeon

50 + KRANT, uitgave 25 januari 2018

Door Erik Meinen

Zelfs Abe Lenstra kon Willy Lengwenus niet overhalen om prof te worden

De jaren ’50 zijn de hoogtijdagen van de voetbalvereniging W.V.C.
Bij thuiswedstrijden passeren duizenden bezoekers de toegangspoort aan de Morgenzonweg.
Speciale aandacht gaat uit naar de smalle en behendige linksbuiten van de geelzwarten. De speler met de dunne beentjes, die het heel ver had kunnen schoppen- velen spraken al van het Nederlands elftal – als niet een andere liefhebberij dit in de weg had gestaan.
Zijn naam: Willy Lengwenus

Accordeon

Als na de Eerste wereldoorlog het verdrag van Versailles en de daaruit voortvloeiende herstelbetalingen Duitsland in een diepe economische malaise storten, zoekt de uit het Ruhrgebied afkomstige Hans Lengwenus zijn heil over de grens in de Winterswijkse buurtschap Kotten. Daar ontmoet hij zijn vrouw Marie die ook uit Duitsland komt. samen bouwen ze een boerderijtje aan de Bekeringsweg. Op 19 december 1924 wordt hun eerste zoon Willy geboren.
Het blijkt een jochie met meerdere talenten te zijn. Op 13-jarige leeftijd begint Willy te spelen op een trekharmonica. Hij schakelt al snel over op accordeon en neemt les bij prive-leraar Ab Peters. Als in 1940 de Kottense muziekvereniging Concordia haar 20-jarige bestaan viert, wordt in de krant reeds het virtuoze accordeonspel van de jeugdige Willy gememoreerd. Vanaf 1940 speelt Willy in het viermansorkest van Peters.
Elk orkest moet in de oorlog lid zijn van de Kultuurkamer en beschikken over een goedgekeurd repertoire om in het openbaar op te mogen treden. Met deze zogenaamde ‘stijlvergunning’ wordt het onmogelijk Engelse of Amerikaanse muziek uit te voeren.
Alleen beroepsmusici kunnen over zo’n vergunning beschikken. Willy, die werkt in de naaizaal van weverij Meijerink aan de Beuzenes, mag alleen invallen als beroepsmuzikanten verhinderd of elders bezet zijn.
Gelukkig voor hem gebeurt dit regelmatig. Met de accordeon op de bagagedrager van zijn fiets begeeft Willy zich naar bruiloften en feesten, die vaak op de deel van een boerderij worden gegeven.

‘Alle belle nao Willy’

Tegelijk met het musiceren ontwikkelt Willy zich tot een groot voetbaltalent.
Al voor het uitbreken van de oorlog is de dan pas 15-jarige boerenzoon de doelpuntenmachine van voetbalvereniging Kotten.
‘Alle belle nao Willy’ luidt het motto bij de club. Gedurende de oorlogsjaren komt de voetbalcompetitie vanwege de Arbeitseinsatz, vervoersproblemen en het gevaar voor oorlogshandelingen steeds verder in de verdrukking. Er worden alleen nog wedstrijden gespeeld tegen verenigingen uit de directe omgeving. Het leidt tot de oprichting van clubs in Ratum, Meddo en het Vosseveld en het ontstaan van een boerencompetitie.
‘In het Woold zijn korte tijd zelfs twee clubs actief: Voor-Woold (blauw-wit) en Achter-Woold (Wooldsche boys).
Voor Willy Lengwenus heeft de oorlog een verschrikkelijk einde.

Zijn jongere broer Frits, die af en toe als drummer meespeelt op bruiloften en partijen, komt op 17-jarige leeftijd om het leven als hij aan het werk is in Sudlohn en dit Duitse stadje net als vele andere dorpen en steden in de grensstreek, in maart 1945 door de geallieerden wordt gebombardeerd.

Behendige linksbuiten

Om zijn voetbaltalenten beter tot zijn recht te laten komen vraagt Willy in 1947 overschrijving aan naar voetbalvereniging WVC. Deze club is op dat moment actief in de tweede klasse van de KNVB, de op een na hoogste afdeling in ons land.
Vanwege zijn vele verplichtingen als muzikant traint Willy vrijwel nooit mee met WVC. Voor de elftalcommissie van WVC is dit geen enkel probleem, men weet de kwaliteiten van Lengwenus als voetballer op juiste waarde te schatten. Thuis op de boerderij in Kotten oefent Willy op een afgebakend veldje met doel. Het ‘afwerken’ – met links of rechts, dat maakt niet uit- is zijn specialiteit. Vanuit alle standen knalt Willy de bal tussen de palen tegen het varkensgaas, een bezigheid die hij uren kan volhouden.
Bij WVC valt de linksbuiten met een ‘neusje voor het doel’ al snel op.
Bij thuiswedstrijden – vaak door zo’n 2000 tot 3000 toeschouwers bezocht – wordt ‘unzen Willy’ ook door vele Kottenaren aangemoedigd.
Willy komt al snel uit voor het Oostelijk Elftal en het Zwaluwenelftal ( een soort Jong Oranje) van de KNVB.
Een grote schare Winterswijkse fans reist met hem mee. In de sportverslagen van de krant steekt men de loftrompet over Lengwenus, wiens naam overigens steevast foutief gespeld wordt.
Langwenus, Langwenes of Lengwenes.
Als hij met het Oostelijk elftal tegen Noord speelt schrijft ‘Het Vrije Volk’:
‘Een klein pittig kereltje, een tweede (red;Kees) Rijvers, maar nog kleiner en lichter. Zo licht dat zwaargewicht Jan Lenstra (red.de broer van Abe) hem telkens langs zich heen zag glippen’

In april 1949 wordt Willy zelfs geselecteerd voor het Nederlands bondselftal als deze een vriendschappelijke wedstrijd speelt tegen het Engelse Middle-sex Wanderers. Het bondselftal verliest teleurstellend met 2-5. Alleen de snelle en behendige linksbuiten Lengwenus kan de kenners, aldus de verslagen in de diverse landelijke dagbladen, bekoren.
Ondanks zijn vaak uitstekende spel bij de vertegenwoordigende elftallen speelt Willy er niet graag. Hij vindt het bij WVC allemaal veel gemoedelijker. Tussen al die vreemde gasten kan Willy niet aarden.
Hij mist bovendien zijn ‘aangever’ Wim Pennings, de linksbinnen die hem bij zijn club steeds laat excelleren door hem van afgemeten passes te voorzien.

Orkest Lenwenus

Tussen alle bedrijven door richt Willy in 1950 zijn eigen band, het orkest Lengwenus op.
Het orkest speelt in verschillende samenstellingen. Willy speelt accordeon en neemt waar nodig de zangpartijen voor zijn rekening.
Drummer in het orkest is Chris Slats, tevens een begenadigd kunstschilder en tekenaar.
Slats is ook paukenist bij het Gelders Orkest. Hij drumt ook vaak bij strijkje Schepel, het bekendste dansorkest van Winterswijk en het orkest dat het langst heeft bestaan.
Twee leden van de familie Schepel, Geert en Roelf, spelen vandaag de dag nog in het Orkest van het Oosten, onlangs nog te zien in het populaire tv-programma Maestro.
Latere drummers in het orkest Lengwenus zijn Toon Toebes en de uit Groenlo afkomstige Hennie ‘swing’ Nieuwenhuis.
Jan Kolthof en Ab Peters zijn de pianisten in Willy’s orkest en de trompet is in goede handen bij Henk Oonk.
Oonk maakt later plaats voor saxofonist Alfred Hahne uit Vragender.
Omdat het repertoire van de Winterswijkse dansorkesten elkaar voor een groot deel overlapt kunnen muzikanten gemakkelijk elders invallen.
Bandleden van het orkest Lengwenus zien we ook terug bij de Lawikeha’s, de W-Boys en het strijkje Wieskamp.
Vanwege zijn bekendheid als voetballer verdient Lengwenus een prima boterham als muzikant.
Het orkest verzorgt onder andere dansavonden bij de harmonie.
Tijdens het volksfeest en als rond de Jacobskerk de ABH-beurs plaats vindt is men present bij cafe Konings op de markt.
De zaken gaan zo voor de wind dat Willy op zondagmiddag na een wedstrijd van WVC alweer in zijn muzikantenpak staat, klaar voor een volgende klus, als de rest van zijn elftal de kleedkamer nog moet opzoeken.
Bij wijze van spreken dan.

Geen profvoetbal

In het seizoen 1953-1954 wordt Bas Paauwe de nieuwe trainer van WVC.
Paauwe heeft jarenlang bij Feyenoord geboetbald en kwam vele malen uit voor het nationale elftal.
De ervaren trainer zorgt voor groot enthousiasme bij de club en onder zijn bezielende leiding wordt WVC kampioen.
Helaas wordt in de nacompetitie promotie misgelopen. Door een herindeling van het competitiemodel promoveert WVC het jaar daarop alsnog naar de eerste klasse van de KNVB.
Paauwe verlaat na twee seizoenen de club. Midden jaren ’50 doet het betaald voetbal zijn intrede in ons land. In een bewogen vergadering op 8 februari 1955 besluit ook WVC zich onder voorbehoud aan te melden voor deelname aan een profcompetitie in het seizoen 1955-1956.
Als later de voorwaarden die door de KNVB gesteld worden, in detail bekend zijn, ziet men hier om financiele redenen uiteindelijk toch van af.
Andere clubs die de gok wel wagen, nemen een kijkje bij WVC, waar op dat moment vele goede voetballers rondlopen.
Willy Lengwenus is de absolute sterspeler van de geelzwarten, maar ook Ben Kist, Wim ten Damme (de vader van zangeres/ actrice Ellen), Ben Renskers, Ap Reessink, Johan ‘Broer’ Aalbers, Frits Paule, Wim Pennings, Ben Polak en Wim Aarnink zijn beroemde spelers. het is echter aan Hennie ‘Bartje’ Oonk de eer om de eerste Winterswijkse voetballer te zijn die in 1955 semi-prof wordt.
De centrumspits die bekend staat om zijn harde schot en zijn kopkracht wordt geschrikt door Sportclub Enschede, dat in dat jaar ook Abe Lenstra (Heerenveen) -Willy’s grote voorbeeld- aan zich weet te binden.
Op voorspraak van Abe wordt ook getracht Lengwenus van WVC los te weken, maar deze hapt niet toe. Lenstra wordt in een laatste poging Willy over te halen op pad gestuurd. De Fries bezoekt de Winterswijker op zijn boerderij in Kotten, de twee voetballen wat, gaan samen kievitseieren zoeken, maar Willy is en blijft onvermurwbaar: vijftig gulden voor een gewonnen wedstrijd, de helft bij een gelijkspel…nee, met zijn orkest kan hij veel meer verdienen.
Willy ziet bovendien erg op tegen het vele reizen en wil hoe dan ook in zijn vertrouwde Kotten blijven wonen.

Voetbalknie

In het seizoen 1957-1958 maakt de bekende voetbalknie, een scheur in de meniscus, een abrupt eind aan de voetballoopbaan van Willy Lengwenus.
Het orkest musiceert mog tot 1960 door. Daarna gaat Willy met Hennie Nieuwenhuis als duo verder. Later maakt Nieuwenhuis plaats voor Hendrik Schurink, die daarvoor in Meddo het dansorkest Spiekerman leidde.
In de loop van de jaren ’70 neemt de populariteit van de traditionele dansorkesten zienderogen af, met name onder de jongere generatie.
Bij veertig- en vijftigjarige huwelijksfeesten blijven de Duitse polka’s , veleta of Spaanse wals nog in trek, maar steeds vaker zit Willy gewoon thuis in Kotten, met zijn geliefde accordeon op schoot.
De muzikant en wellicht beste voetballer die Winterswijk ooit heeft voorgebracht overlijdt in 1991, amper 66 jaar oud.

Erik Meinen is medewerker van het Poparchief Achterhoek en Liemers.
In 2009 eindredacteur boek Popmuziek in Winterswijk




Willy Lengwenus


Ouders:
Willy Lengwenus
August Johann Lengwenus
Geb: 07-08-1900 Stoppenberg (Dld)-
Ovl:01-03-1987 Winterswijk
Echtg: 26-05-1922
Anna Maria Hartmann
Geb: 15-12-1896 Wermelskirchen (Dld)-
Ovl: 24-01-1973 Winterswijk
Woonadres:Kotten 21-II (Lengwenus)-Bekeringweg 7 te Winterswijk Kotten

Kinderen:
WILLY LENGWENUS
Geb: 19-12-1924
Ovl.1991
Echtg; 1957
A.Wassink

Broer:
Frits Lengwenus
Geb: 30-08-1927 Winterswijk
Ovl: 22-03-1945 Borken

Lees verder

G. Schepel – Kleermaakerij

Tailleur Gasthuisstraat (const.1909-1913)

Geert Schepel
Kleermaker- Dansschool
Geb: 11-12-1865 Slochteren
Ovl: 17-02-1943 Winterswijk
Echtg: 08-10-1887 Appingedam
Henderika Bouwman
Geb: 02-06-1867 Appingedam
Ovl: 17-04-1923 Winterswijk
Kinderen: 7

Foto: Delpher
Foto: Delpher
Foto: Delpher


1. Geertje Schepel 18-11-1887 Schilwolde -06-04-1963 Winterswijk
2. Roelfina Altina Schepel 28-12-1889 Slochteren -14-10-1974 Winterswijk
3. Henderika Klaassina Schepel 28-12-1891 Slochteren-20-01-1975 W’wijk
4. Roelf Schepel 06-04-1894 Slochteren -07-07-1979 Winterswijk
5. Klaas Schepel 08-11-1899 Slochteren –
6. Grietje Fokkelina Schepel 22-07-1905 Winterswijk -12-10-1977 W’wijk
7. Henderik Schepel 05-07-1912 Winterswijk- Naar Australie

1. Geertje Schepel 1887-1963
echtg: Pouwel Johannes Rooseboom 1885-1967
Stationsstraat 19
Kinderen:2

2. Roelfina Altina Schepel 1889-1974
echtg: Nicolaas Diepenveen 1886-1947
Kinderen:2
Ahornstraat 23

3. Henderika Klaassina Schepel 1891-1975
echtg: Albert Scholten 1886-1955
Kinderen:2
Kottenseweg 66 (Bejaardentehuis)

4. ROELF Schepel 1894 -1979 -Stehgeiger
Kleermaker-Muscicus (op 9-jarige lft.1903)
Muziekwinkel –
Spoorstraat-nr.41: 1924
Misterstraat – nr.6. Opening 24-08-1925 -const.1930 weg)
Wooldseweg 16
Wooldstraat -Nr.40. Opening 054-08-1949 – const.1962
echtg: Hendrika Johanna Slots 29-05-1897 Almelo –
Wooldseweg 16
Haitsma Mulierweg 10
Kinderen: 4
A. Johan Hendrik 27-03-1918 (BROER) -Leraar Muziekschool -A.Zweers
Huininkmaatstraat 29
Kinderen: Geert 22-02-1952 ovl.-Gerhard 05-05-1954 -Roelf 14-03-1958(muzikant)
B. Geertje Brugmans-Schepel: 01-04-1920 – 05-05-1966 (ZUS)
-eerste violiste Opera-Forum -9-tal Koperblazers begrafenis van Opera Forum
Kinderen:1 R.M.Rooyen
C. H.J.Leerink Schepel- (RIEK) 26-05-1924 -G.J.Leerink
Kinderen: Gerrit
D. Geert (JONKIE) 17-01-1928 – Forum -v.d.Sluis
Kinderen: Jacco en Roelie

Foto: Delpher
1930 Misterstraat 6 andere gebruiker
Foto: Delpher

Opening muziekwinkel -1949

05 AUGUSTUS 1949
De heer R. Schepel opende gisteren in het pand Wooldstraat 40 een geheel naar de eisen des tijds ingerichte muziekwinkel. De heer Schepel, welke op muziekgebied een goede naam bezit in Winterswijk zal zich specialiseren op het gebied van blad- en studiemuziek, terwijl ook alle soorten instrumenten en onderdelen verkrijgbaar zijn. Bij ons bezoek zagen wij o.a. een grote voorraad mondharmonica’s en snaarinstrumenten, welke hun weg naar het Winterswijks publiek wel zullen vinden.
Wij wensen de heer Schepel van harte succes.

Foto: Delpher
R.Schepel-H.Slots
1967-50 jaar getrouwd
Foto: Delpher

04 augustus 1949 – Opening muziekwinkel.

De heer R. Schepel opende gisteren in het pand Wooldstraat 40 een geheel naar de eisen des tijds ingerichte muziekwinkel. De heer Schepel, welke op muziekgebied een goede naam bezit in Winterswijk zal zich specialiseren op het gebied van blad- en studiemuziek, terwijl ook alle soorten instrumenten en onderdelen verkrijgbaar zijn. Bij ons bezoek zagen wij o.a. een grote voorraad mondharmonica’s en snaarinstrumenten, welke hun weg naar het Winterswijks publiek wel zullen vinden. Wij wensen de heer Schepel van harte succes.

5. Klaas Schepel 1899
echtg: Martha Wröbel 1905
Kinderen:
Irene Beatrix 02-09-1940

6. GRIETJE Fokkelina Schepel 1905 -1977
echtg: Jan Hendrik Willem Woordes 1905
Kinderen:2
Joost v.d.Vondelstraat 25

7. HENDERIK Schepel 1912
echtg: Alida Margaretha Slots 1913
Kinderen: 2 zonen
Geert Gerrit
Roelf Johan
1952 naar Australie
In 1959 voor bezoek terug voor 4 mnd. met zoon Roelf

Foto: Delpher

Gerrit

Kleermaakerij en danslessen

Geert (1865) kwam samen met zijn vrouw Hendrika (1867) kwamen in 1902 met vijf kinderen, waaronder Klaas (1899) en Roelf (1894), vanuit Slochteren naar Winterswijk en begonnen een kleermaakerij op de Meddoschestraat 14.
Naast zijn kleermaakerij begon Geert ook met het geven van danslessen (1902) en is waarschijnlijk de allereerste dansleraar geweest in Winterswijk. Al vrij snel nam hij bij zijn danslessen zijn zoon Roelf mee die op 9-jarige leeftijd al zijn viool liet horen.
In Winterswijk werden nog twee kinderen geboren, Grietje (1905) en Hendrik (1912)
Zoon Roelf werkte ook al snel bij zijn vader in de kleermaakerij op jonge leeftijd.
In 1923 al treed hij samen met zijn zusje Grietje op als Duo Schepel en later samen met broertje Hendrik als trio – strijkje Schepel.
De ‘ouwe’ Geert gaat ook na het overlijden van Hendrika in 1923 door met het geven van danslessen en stopt hier pas mee op hoge leeftijd in 1936.

Foto: Delpher

Duo en strijkje Schepel -f 2,- voor 16 uur muziek

Toen Roelf nog samen met zijn zusje Griet muziek ging maken, want er moest tenslotte geld verdient worden. Tijdens de kermis van Eibergen moesten ze spelen in een cafe waar de loop eruit was. Van ’s morgens acht tot ’s avonds twaalf. Opbrengst ieder f 2,- .
Het publiek hing er die dag met de benen uit, want deze muziek was nog ongekend (het was nog de tijd van alleen blaasorkesten) en kregen f 2,50 fooi v.d. eigenaar

Griet verloren

Met een oude motor trokken ze de Achterhoek door, Roelf aan het stuur, Griet op de duo met de vioolkist onder de arm. Met die oude motor hebben ze heel wat beleefd. Het aantal keren dat ze er mee aan de weg stonden, is niet te tellen. Dan moest er hulp gehaald worden om het ding te repareren. Eens ontdekte Roelf op de weg Groenlo-Ruurlo dat hij Griet had verloren. De schrik sloeg hem om het hart. Hij reed snel terug en kwam haar bij de overweg tussen Winterswijk en Groenlo tegen. Ze was van de duo gevallen (de weg zat vol gaten) en was daarop maar gaan wandelen in de richting Ruurlo in de verwachting dat Roelf wel eens zou merken dat hij haar had verloren.

Australie

Broertje Henk emigreert in 1952 op 40-jarige leeftijd met zijn vrouw en beide zoons naar Australie. Ook Henk gaat in Australie verder in de muziek.

Australie
Links Henk (saxofonist) en in het midden zijn zoon Geert
Foto: Delpher

Broer, Zus, Riek en Jonkie

Alle vier kinderen van Roelf en Hendrika gingen in de muziek
Alle vier met bijnamen:
Broer: Piano, schuiftrombone, hawaii-gitaar, accordeon
Zus: Viool, saxofoon, accordeon, zang
Riek: Piano (minst op voorgrond)
Jonkie: viool, trompet, drum
Zus (Geertje) wordt zelfs de eerste violiste bij Opera Forum, maar overlijd echter al op jonge leeftijd in 1966.

Foto: Josefine Van Den Berg

Van links naar rechts-
Geertje Schepel (ZUS)- RIEKi Schepel- Johan Schepel (BROER), Geert Schepel (JONKIE)- Naam bassist is onbekend- Rechts Roelf Schepel (vader van BROER,ZUS,RIEK EN JONKIE)

Naar het Carnaval in Echt

In 1958, een volle agenda, maar het carnaval in Echt wil hun graag contracteren. Ze gaan niet zo graag en noemen een hoge prijs zodat de organisatie er vanaf ziet. Maar ze horen tot hun verbazing: ‘In orde’
(een zaal, zo mooi en groot als in de hele Achterhoek niet is te vinden, zegt Schepel).
En zo gingen ze drie dagen naar Echt. Nu waren er mensen in dat bestuur die niet al te veel vertrouwen hadden in dat orkest uit de Achterhoek. En uit voorzorg hielden ze een boerenkapel ,achter de hand”.
Maar die hoefden niet in actie te komen, het orkest Schepel zette de boel op zijn kop in Echt. Het jaar erop, 1959, moet Orkest Schepel weer in Echt komen spelen.

ZUS Brugmans-Schepel
1920-1966
Foto: Delpher

Winterswijkse Operette Vereniging

Ook daarin gaat de familie-leden Schepel een grote rol in spelen en vervullen vele jaren de muzikale begeleiding

Foto: Delpher





Zoon Klaas houd zich niet zo met de muziek bezig en is in de oorlog actief in het Winterswijkse verzet en komt niet alleen in Vught terecht maar ook in Duitse werkkampen. Hij overleeft het gelukkig allemaal wel.
Na de oorlog is de dans eruit, maar de muziek door nieuwe generaties bleef erin.

Lees verder

Johan Bollen Miste

Yad Vashem onderscheiding Fam. Bollen 28-11-2022

Janna Gesina Bollen – te Kloese (1908-1995)
Gerrit Willem Bollen (1904-1977)

Onderduiker Dick Leonard Boekebinder
Geb: 20-01-1936 Amsterdam
Ovl: 2020 (84 jaar)

Ouders:
Wilhelminaweg 18 Zandvoort
Felix Boekebinder (03-05-1901 Antwerpen-09-07-1943 Sobibor)
Roza Broekman (23-03-1906 Apeldoorn-09-07-1943 Sobibor)
Broers:
Marcel Sylvain (geb:25-04-1933 Amsterdam-overleefd)
Simon Henri (geb:18-01-1935 Amsterdam-overleefd-ovl.2004)

Fam.Bollen Miste

Verzetsman Henk Kruizinga
Geb:13-10-1921 Neede
Ovl: 06-06-1944 Overveen (Gefusilleerd met 28 anderen)
Manufacturier
Lid L.O. -contactman K.O.-ploeg Aalten

Verraad Henk Kruizinga: W.Markus
Veroordeeld 45 tot 18 jaar gevangenisstraf
1956 vrij gelaten
Wllem (Willy) Markus
(Ambt Doetinchem, 24 maart1902 – Enschede, 24 maart1978

Lees verder

J.W.Gijsbers – Meubelen

Gasthuisstraat 83

Constatering: 1947-1961
Nadien Braakhekke – Chinees ‘Meng Garden’

Jan Willem Gijsbers
Vader Gerrit Willem Gijsbers (ovl.28-11-1950)-Janna Aleida Wiggers- Gasthuisstraat 23a
Geb: 05-05-1910 Winterswijk
Ovl:
Echtg: 02-11-1936 Winterswijk
Engelberta Schreurs
Geb: 05-06-1906 Winterswijk
Ovl:
Zoon:
Gerrit Willem Gijsbers
Geb:13-03-1938 Winterswijk

Foto: Delpher

Voorheen Jonckbloedt’s muziekhandel
Later ‘Meng Garden’- Chinees-Indisch restaurant

Lees verder