In 1896 kwam de ondernemer Hendrikus Minck vanuit Groningen naar Winterswijk. Naast zijn ondernemerschap als sigarenmaker, was hij een fanatiek turner. In 1906 sloot hij zich samen met zijn zoon Gerrit aan bij pas opgerichte Winterswijksche Gymnastiekvereeniging.en deze groeide als kool. In 1915 kwam er zelfs al een grote damesafdeling W.G.V. waarin, mag niet onvermeld blijven Mej.Jans Beskers een grote rol vervulde. Winterswijk bewoog……..en goed. En nu waren de buurtschappen aan de beurt.Maar de Kottense boeren waren er niet warm voor te krijgen. Wel Postbode Beernink en Kappers van het hulppostkantoor, evenals de beide meesters Boxem en Meinen, maar de boeren vonden het nieuwe tijdsverschijnsel helemaal niks. Ook de sigarenmaker en turner Gerrit Minck ging zich d’r maar eens mee bemoeien en nadat hij toenadering had gezocht door een Kottense boer een van zijn fijne sigaren aan te bieden zei hij hem in de loop van het gesprek: „Jullie behandelen je kippen nog beter dan je kinderen.”
De Kottense boer schrok ervan. „Hoe bedoel ie dat?” was zijn vraag„ Wel, in je kippenhok hang je een knolraap, zó dat de kippen moeten springen om erbij te kunnen — daar blijven ze gezond van, da’s hun gymnastiek. En waar heb je nou voor je kinderen zoiets?”
De Kottense boer, krapte zich op zijn hoofd en dacht na: “Ie hebt geliek, Minck” En bij terugkomst in Kotten vertelde hij het verhaal van Gerrit Minck verder. Maar helemaal om waren de Kottenaren nog niet, maar Gerrit Minck had toegezegd dat hij ze wel warm zou maken. ‘Zorg maar dat op 25 mei (1930) het Feestgebouw bij jullie gereed staat, dan zullen wij v.d. Winterswijkse Gymnastiekvereeniging laten zien wat we allemaal al kunnen’
Beernink, Kappers en de beide onderwijzers Boxem en Meinen roken hun kans om de Kottenaren aan het bewegen te krijgen en nodigden iedereen in Kotten uit om voor een kwartje te komen kijken naar de Show, die Minck beloofd had. En ze gingen om, want nog geen twee maanden later, nml. op 01 juli 1930 had Kotten zijn eigen gymnastiekvereniging. De KGV. Gerrit Minck had toegezegd de eerste tijd te komen helpen lesgeven, als ze beloofden hem iedere keer met de auto te komen halen en brengen. En dat deden Kottenaren maar al te graag.Vijf jaar later werd het eerste lustrum gevierd en de foto daarbij gemaakt toont 60 leden.
Verhaal in roman-stijl samengesteld uit krantenberichten uit die periode -Hans Tenbergen
Foto: Bijpassend Links nog net zichtbaar Gerrit Minck, rechts turner Herman Paule
De woonwagen achter het Algemeen ziekenhuis werd altijd de salonwagen genoemd. Eelinkstraat 37 Bewoonster was:
Martje van Tijum
Martje van Tijum Geb: 28 februari 1914 te Westernieland gem. Eenrum Ovl: 01-01-1996 Winterswijk Ouders: Roelf van Tijum (55-1930) en Henderika Moltmaker (63-1941) Beide ouders overleden aan kanker Haar moeder was altijd ziekelijk en heeft ze verzorgd tot haar dood. Daarna ging Martje de verpleging in. Martje had twee broers. Propagandiste KWF en Moermanstichting Verpleegster Algemeen Ziekenhuis 1948-1960
De familie Monasso is afkomstig uit een klein bergdorp in Noord-Italië, Travesio Vestigen zich in 1896 Bocholt de drie broers: Giovanni Monasso, geboren op 08 september 1869 te Travesio Felice Fortunato Monasso, geboren op 06 januari 1871 te Travesio Antonio Monasso, geboren op 16 november 1876 te Travesio
In 1915 moeten zij Duitsland verlaten i.v.m. 1ste Wereldoorlog en gaan naar Aalten. Vandaar uit gaan: Giovanni Monasso, -blijft in Aalten Felice Fortunato Monasso, – gaat naar Winterswijk Antonio Monasso, – gaat naar Doetinchem
09 juni `1922 naar Winterswijk 1923: Zelfstandig bedrijf: Felix Monasso & Zonen. Jonenstraat 27 – Terazzowerken
Ludwig Carl Egbers Horlogemaker Geb:11-05-1862 Rheden Ovl:13-02-1921 Winterswijk Echtg: 24-01-1890 Doesburg Heriëtta Pietronella de Goede Geb: 12-03-1863 Deventer Ovl: 21-08-1927 Winterswijk 1890 komen ze naar Winterswijk
Zoon:
Ludwig Carl Ondermachinist Geb: 10-04-1898 Winterswijk Ovl: Echtg: 17-04-1926 Winterswijk Elisabeth Christina van Stuijvenberg Geb: Ovl: Zoon Ludwig Carl 1933 Winterswijk
Jan Willem Geurkink Geb:13-05-1884 Winterswijk Ovl: 11-04-1910 Winterswijk (25 jaar)
Nieuwe Winterswijksche Courant, 16 maart 1910
Een niet allerdaagsche diefstal is hier in den nacht van Vrijdag op Zaterdag gebeurd. De horlogemaker Geurkink op de Markt, hoorde om ongeveer half twee een geluid als van een neervallende klok. Uit het raam kijkende van zijn slaapkamer die boven den winkel ligt, zag hij niets, doch hij wilde voor alle zekerheid de herkomst van het geluid nagaan. Toen hij nu beneden kwam en de straatdeur geopend had, ontdekte hij wat er gebeurd was. Blijkbaar met een knuppel had men een zijruit van zijn winkel ingestooten en toen niet minder dan 35 zilveren, 25 nikkelen heeren horloges en 5 zilveren dames horloges weg genomen. Een stuk of vijf waren bij het weghalen van den stang gevallen en een paar lagen met gebroken glas voor de deur. Vlug werd de politie en de marechaussee gewaarschuwd en met bekwamen spoed waren deze op de plaats van den diefstal aanwezig en werden door hen in alle richtingen pogingen gedaan, om den dief te ontdekken. Beide verdienen een woord van lof voor de bijzondere activiteit bij deze gelegenheid aan den dag gelegd. Ondertusschen vernam men dat met de laatste trein uit de richting Borken, om half één dus, een persoon was aangekomen, die verzocht had inde wachtkamer te mogen blijven, daar hij om half vier weer weg wilde met de eerste trein inde richting Borken. Die persoon nu, was niet meer in de wachtkamer aanwezig, zoodat het vermoeden terstond op hem viel. De vermoedelijke dader had ondertusschen het hazenpad gekozen in de richting van Varsseveld en aan enkele personen den weg gevraagd naar Arnhem. Dit was o.a. het geval met een rijksveldwachter in burgerkleeding, die Zaterdag juist inspectie had. Toen de veldwachter, die naar Arnhem moest, in den trein had plaats genomen, vernam hij van den gemeenteveldwachter v. d. Goore, den diefstal, in den afgeloopen nacht hier gepleegd. Uit de beschrijving, die daarbij gegeven werd van den vermoedelijken dader meende de veldwachter te mogen opmaken dat deze dezelfde persoon was, die hem den weg naar Arnhem gevraagd had. Toen de rijksveldwachter ’s avonds met de laatste trein uit de richting Zevenaar huiswaarts keerde, bemerkte hij tot zijne niet geringe verbazing den vermoedeiijken dader, die dezelfde reis meemaakte. In Doetinchem stapte deze uit en de rijksveldwachter, zijn pakje aan den conducteur overgevende, met verzoek het in Varsseveld aan te reiken, volgde den vermoedelijken dader en was zoo vrij hem in een café te Doetinchem te aressteeren. De aangehoudene had op dat oogenblik niets bij zich, dan een geladen revolver met 6 scherpe patronen. Zondag werd hij ter confrontatie hierheen geleid. Het spoorwegpersoneel herkende in hem de persoon, die Vrijdagnacht hier was aangekomen, hetgeen hij ook bekende. Eveneens stemde hij toe, dat hij vorige week hier ter plaatse was geweest en aan den horlogemaker Geurkink twee ringen van Duitsch goud trachtte te verkoopen, (bij welke gelegenheid hij goed poolshoogte van den winkel nam, om zoodra de kans daartoe gunstig was, zijn slag te slaan). Hij bekende eveneens, dat hij de aangeboden ringen aan den koopman Aschkinas verkocht had, maar van de gestolen horloges wist hij niets. Hij vond het zelfs een bewijs van machtsmisbruik, hem deswege aan te houden. Zijnen naam wilde hij niet opgeven, evenmin waar hij vandaan kwam; men kon niet nagaan of bij een Duitscher of een Hollander was en zoo hij een landgenoot was, uit welk deel van het land hij afkomstig was. Uit de antwoorden, die hij aan den Burgemeester, de politie, de marechaussees en anderen gaf, mocht men opmaken, dat hij een dief is met een groote dosis brutaliteit en eene enorme gevatheid; terwijl hij ook niet vrij bleek te zijn van anarchistische denkbeelden. ’t Bleek een geenszins gemakkelijk sinjeur te zijn. Overigens kon men niet veel wijzer worden. Zondagmiddag is de aangehoudene, die zijn onschuld volhoudt, weer naar Doetinchem overgebracht en zal hij waarschijnlijk ter beschikking der Justitie te Arnhem gesteld worden. Het vermoeden bestaat, dat de horloges of ergens verborgen zijn, óf aan een handlanger zijn overhandigd. Nader vernemen we nog, dat hij te Doetinchem beweerde Cornelis Verhoef te heeten, een naam, die ook ons verzonnen toelijkt. Hij is naar Arnhem overgebracht en van daar ter beschikking der justitie te Zutphen gesteld.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 19 maart 1910
Aangaande de gestolen horloges van den heer Geurkink hebben we niets naders vernomen. Wel zijn de kleeren, die de vermoedelijke dader heeft afgelegd en voor nieuwe verwisseld, in een boschje bij Klarendal in Arnhem gevonden, doch van de horloges geen enkel teeken. Niet onmogelijk is het, dat ze ergens tusschen hier en Varsseveld verborgen zijn.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 04 april 1910
De persoon, van wien vermoed wordt, dat hij de horloges bij den heer Geurkink gestolen heeft, haalde deze week weer een leelijke bak uit. Na een paar maanden preventieve hechtenis te Zutphen, moest de rechtbank van het verleenen van rechtsingang voor deze zaak afzien, omdat de aangehoudene niets losliet en getuigen ontbraken, terwijl ook de corpora delicti mankeerden, (de horloges zijn immers niet teruggevonden). Maar de vermoedelijke dader had nog iets anders op zijn kerfstok. Hij was ook deserteur en daarvoor zou hij terecht staan. Daarom werd hij naar de militaire strafgevangenis te Haarlem overgebracht, en nu vertelt men ons, dat hij daar zoo flink bewaard werd, dat hij deze week de kans schoon zag . . .om te ontvluchten. Als dit waar is, dan zal men dezer dagen wel weer iets hooren van een fijn uitgesponnen diefstal, oplichting of iets van dien aard.
Johannes Victor Seifer Geb: 28-10-1880 te Winterswijk (Munchen-1905)
Maria Catharina Martina Seifer Geb: 22-01-1883 te Winterswijk (Amsterdam-1905)
Anna Ernesta Seifer (Mej.) Geb: 11-04-1888 te Winterswijk Ovl:16-12-1976 Winterswijk (Mook-1905 – terug 1906)
Woensdagmiddag 28 oktober 1964: „Dit is de laatste klok die ik heb gerepareerd”, „Ik schei er mee uit”. Hendrik Seifer 1869-1971 (laatste klok die hij repareerde was bij Lambertus Kip)