Horlogemaker J.W.Geurkink
Markt
Jan Willem Geurkink
Geb:13-05-1884 Winterswijk
Ovl: 11-04-1910 Winterswijk (25 jaar)
Nieuwe Winterswijksche Courant, 16 maart 1910
Een niet allerdaagsche diefstal is hier in den nacht van Vrijdag op Zaterdag gebeurd. De horlogemaker Geurkink op de Markt, hoorde om ongeveer half twee een geluid als van een neervallende klok. Uit het raam kijkende van zijn slaapkamer die boven den winkel ligt, zag hij niets, doch hij wilde voor alle zekerheid de herkomst van het geluid nagaan. Toen hij nu beneden kwam en de straatdeur geopend had, ontdekte hij wat er gebeurd was. Blijkbaar met een knuppel had men een zijruit van zijn winkel ingestooten en toen niet minder dan 35 zilveren, 25 nikkelen heeren horloges en 5 zilveren dames horloges weg genomen. Een stuk of vijf waren bij het weghalen van den stang gevallen en een paar lagen met gebroken glas voor de deur. Vlug werd de politie en de marechaussee gewaarschuwd en met bekwamen spoed waren deze op de plaats van den diefstal aanwezig en werden door hen in alle richtingen pogingen gedaan, om den dief te ontdekken.
Beide verdienen een woord van lof voor de bijzondere activiteit bij deze gelegenheid aan den dag gelegd. Ondertusschen vernam men dat met de laatste trein uit de richting Borken, om half één dus, een persoon was aangekomen, die verzocht had inde wachtkamer te mogen blijven, daar hij om half vier weer weg wilde met de eerste trein inde richting Borken. Die persoon nu, was niet meer in de wachtkamer aanwezig, zoodat het vermoeden terstond op hem viel.
De vermoedelijke dader had ondertusschen het hazenpad gekozen in de richting van Varsseveld en aan enkele personen den weg gevraagd naar Arnhem. Dit was o.a. het geval met een rijksveldwachter in burgerkleeding, die Zaterdag juist inspectie had. Toen de veldwachter, die naar Arnhem moest, in den trein had plaats genomen, vernam hij van den gemeenteveldwachter v. d. Goore, den diefstal, in den afgeloopen nacht hier gepleegd. Uit de beschrijving, die daarbij gegeven werd van den vermoedelijken dader meende de veldwachter te mogen opmaken dat deze dezelfde persoon was, die hem den weg naar Arnhem gevraagd had. Toen de rijksveldwachter ’s avonds met de laatste trein uit de richting Zevenaar huiswaarts keerde, bemerkte hij tot zijne niet geringe verbazing den vermoedeiijken dader, die dezelfde reis meemaakte. In Doetinchem stapte deze uit en de rijksveldwachter, zijn pakje aan den conducteur overgevende, met verzoek het in Varsseveld aan te reiken, volgde den vermoedelijken dader en was zoo vrij hem in een café te Doetinchem te aressteeren. De aangehoudene had op dat oogenblik niets bij zich, dan een geladen revolver met 6 scherpe patronen.
Zondag werd hij ter confrontatie hierheen geleid. Het spoorwegpersoneel herkende in hem de persoon, die Vrijdagnacht hier was aangekomen, hetgeen hij ook bekende.
Eveneens stemde hij toe, dat hij vorige week hier ter plaatse was geweest en aan den horlogemaker Geurkink twee ringen van Duitsch goud trachtte te verkoopen, (bij welke gelegenheid hij goed poolshoogte van den winkel nam, om zoodra de kans daartoe gunstig was, zijn slag te slaan). Hij bekende eveneens, dat hij de aangeboden ringen aan den koopman Aschkinas verkocht had, maar van de gestolen horloges wist hij niets. Hij vond het zelfs een bewijs van machtsmisbruik, hem deswege aan te houden. Zijnen naam wilde hij niet opgeven, evenmin waar hij vandaan kwam; men kon niet nagaan of bij een Duitscher of een Hollander was en zoo hij een landgenoot was, uit welk deel van het land hij afkomstig was. Uit de antwoorden, die hij aan den Burgemeester, de politie, de marechaussees en anderen gaf, mocht men opmaken, dat hij een dief is met een groote dosis brutaliteit en eene enorme gevatheid; terwijl hij ook niet vrij bleek te zijn van anarchistische denkbeelden.
’t Bleek een geenszins gemakkelijk sinjeur te zijn. Overigens kon men niet veel wijzer worden.
Zondagmiddag is de aangehoudene, die zijn onschuld volhoudt, weer naar Doetinchem overgebracht en zal hij waarschijnlijk ter beschikking der Justitie te Arnhem gesteld worden.
Het vermoeden bestaat, dat de horloges of ergens verborgen zijn, óf aan een handlanger zijn overhandigd. Nader vernemen we nog, dat hij te Doetinchem beweerde Cornelis Verhoef te heeten, een naam, die ook ons verzonnen toelijkt. Hij is naar Arnhem overgebracht en van daar ter beschikking der justitie te Zutphen gesteld.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 19 maart 1910
Aangaande de gestolen horloges van den heer Geurkink hebben we niets naders vernomen.
Wel zijn de kleeren, die de vermoedelijke dader heeft afgelegd en voor nieuwe verwisseld, in een boschje bij Klarendal in Arnhem gevonden, doch van de horloges geen enkel teeken. Niet onmogelijk is het, dat ze ergens tusschen hier en Varsseveld verborgen zijn.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 04 april 1910
De persoon, van wien vermoed wordt, dat hij de horloges bij den heer Geurkink gestolen heeft, haalde deze week weer een leelijke bak uit.
Na een paar maanden preventieve hechtenis te Zutphen, moest de rechtbank van het verleenen van rechtsingang voor deze zaak afzien, omdat de aangehoudene niets losliet en getuigen ontbraken, terwijl ook de corpora delicti mankeerden, (de horloges zijn immers niet teruggevonden).
Maar de vermoedelijke dader had nog iets anders op zijn kerfstok.
Hij was ook deserteur en daarvoor zou hij terecht staan. Daarom werd hij naar de militaire strafgevangenis te Haarlem overgebracht, en nu vertelt men ons, dat hij daar zoo flink bewaard werd, dat hij deze week de kans schoon zag . . .om te ontvluchten. Als dit waar is, dan zal men dezer dagen wel weer iets hooren van een fijn uitgesponnen diefstal, oplichting of iets van dien aard.