In Australië kunnen flinke krachten gebruikt worden -1948
In verband met de grote belangstelling, die momenteel bestaat voor emigratie naar Australië, is het gewenst, belangstellenden nog eens te wijzen op de plaatsingsmogelijkheden aldaar en de formaliteiten die tevoren vervuld moeten worden.
In Australië, is ruime werkgelegenheid voor geoefende en ongeschoolde krachten in de landbouw- en veeteeltbedrijven (rundvee- en schapenfokkerijen), alsmede op boom- en fruitkwekerijen, terwijl in de omgeving der steden ook plaats is in de tuinbouw- en bloemisterijbedrijven.
Voorts vraagt de industrie eveneens geschoolde en ongeoefende krachten. Voorkeur wordt gegeven aan emigranten van ca. 20 —35 jaar, waarbij in de agrarische bedrijven plaatsingsmogelijkheid bestaat voor gehuwden met 1 a 2 kinderen, doch in de industrie en andere stedelijke beroepen voorlopig slechts nog ongehuwden kunnen worden geplaatst met het oog op de daar nog nijpende woningnood. Er wordt nadrukkelijk op gewezen,’ dat er zeer weinig gelegenheid bestaat om geplaatst te worden als hoofdarbeider, b.v. in administratieve of commerciële functies, hoger technisch personeel e.d.
De Australische bevolking is over het algemeen prettig in de omgang en weet goede arbeidskrachten te waarderen. In de agrarische bedrijven is een 56-urige werkweek; in de steden is er slechts een 40-urige werkweek. De lonen zijn zeer behoorlijk en variëren van 5 tot 10 Australische ponden (1 pond is ca. ƒ 8.50). De formaliteiten, en voorwaarden voor emigratie zijn de volgende: De adspirant-emigrant meldt zich persoonlijk bij het Arbeidsbureau, waaronder zijn woonplaats ressorteert. Het Arbeidsbureau brengt rapport uit over de emigrant aan de Stichting Landverhuizing ‘omtrent de door de Australische Immigratie-autoriteiten verlangde gegevens.
Bedoelde Stichting zendt de gegevens door naar de Australische autoriteiten, die bij toelating een landingspermit en visum verstrekken en waarbij de Stichting behulpzaam is bij het verkrijgen van passage.
Opgemerkt wordt, dat de kosten voor passage op het ogenblik geheel voor rekening van de emigrant zijn en deze rond f 1600 per volwassene bedragen. Voor hen die in de tweede wereldoorlog als militair in Nederlandse of geallieerde dienst zijn geweest, respectievelijk zij, die in bezettingstijd actief aan het verzet hebben deelgenomen, bestaat gelegenheid reductie te krijgen op deze kosten. Alle verdere inlichtingen worden kosteloos verstrekt door het Gewesteliik Arbeidsbureau te Arnhem en zijn bijkantoren te Bergh, Doetinchem, Eibergen Rheden, Wageningen, Winterswijk Wisch en Zevenaar elke voormiddag van 08.30-12.30 uur
Emigratie naar Australië kwam intrek
Nieuwe Winterswijkse Courant/ Delpher 1952:
De „jongens van Oonk” verrichtten pionierswerk
„Wie emigreren wil moet zich vervoegen bij het Gewestelijk Arbeidsbureau of bij één der bijzondere aanmeldingskantoren. Dat weet zo langzamerhand iedereen, want iedereen heeft wel in zijn familie- of kennissenkring iemand die Nederland wil verlaten om in den vreemde een nieuwe toekomst op te bouwen. En mocht dat niet het geval zijn, dan is er toch wel eens tijdens een visite over emigratie gesproken. En steevast zullen er tijdens die visites dan ook verschillen van mening zijn geweest of het voor- en nadeel.
Over het wel en wee van de emigranten hoort men soms de meest fantastische verhalen, zowel in mineur als in majeur. Maar hoe het ook zij, Nederland is emigratie-minded geworden. Wekelijks worden we op de hoogte gesteld van het vertrek van schepen en vliegtuigen naar Australië en Canada. En dan komt de vraag op „Gaan er uit Winterswijk en omgeving ook veel personen weg’. En hoe ligt die verhouding ten opzichte van andere streken.”
Om een antwoord op die vraag te krijgen hebben we een onderhoud gehad met de heer W. Koopmans van het Gewestelijk Arbeidsbureau, alhier de emigratiespecialist, die in het gebied van de kantoren Winterswijk, Eibergen en Silvolde alle emigratiegevallen die over het Arbeidsbureau lopen, behandelt. De heer Koopmans heeft dit werk al een jaar of zes verricht en heeft in die tijd al veel gezinnen naar het buitenland geholpen. Eerst in het Noorden van ons land en daarna, sinds Augustus 1950, in Winterswijk. Toen de heer Koopmans in Winterswijk ‘kwam stond hier de emigratie nog in de kinderschoenen, in tegenstelling tot andere delen van het land, waar men al veel verder was.
Gebr. Oonk waren pioniers
Maarde laatste twee jaren is de emigratie ook hier toegenomen. In Winterswijk voorai naar Australië. De gebroeders Oonk waren hier de pioniers en zij waren het die anderen geinspireerd hebben ook te gaan. Het wekte vertrouwen dat „de jongens van Oonk” het zo goed ging en zo zien we dan nadien in Winterswijk een toenemende belangstelling voor emigratie naar Australië. Wat de gebroeders Oonk waren voor Winterswijk, dat was de heer B. Prinzen uit Aalten voor Canada. Ook een figuur die vertrouwen wekte en die vele Aaltenaren tot hulp en steun was bij hun reeds lang sluimerende plannen. Zo zien we dan ook in Aalten – in tegenstelling tot Winterswijk – veel meer personen naar Canada vertrekken.
Er zijn nog wel andere factoren te noemen die oorzaak hiervan zijn. Aalten met zijn in hoofdzaak landbouwende bevolking, kon hiermede aan de behoeften van landbouwwerkkrachten in Canada voldoen, terwijl Australië meer industrie-arbeiders vraagt. Emigratie naar Canada gaat wat gemakkelijker als naar Australië; het gaat ook vlugger. Vooral als men daar een familielid heeft die zich met de autoriteiten in Ottawa verstaat en voor een huisvestingsvergunning alsmede een werkgeversverklaring zorgt. Dan kan het zelfs heel vlug gaan .
Geen formulierenplaag
„Hoeveel formulieren moet een emigrant wel invullen’}, vragen we de heer Koopmans.
„Och”, zegt deze „wat de mensen allemaal zeggen van die papieren rompslomp, is sterk overdreven. Het wordt hun zo gemakkelijk mogelijk gemaakt. Practisch doen wij hier al het werk voor hun en niemand behoeft zich daarvoor te laten afschrikken.”
In zijn vrije tijd, vooral op winteravonden, gaat de heer Koopmans vaak op bezoek bij adspirant- emigranten. Inde vertrouwelijke sfeer die de huiskamer biedt, komen dan veel meer vragen los. Het voor en tegen wordt dan vaak veel beter belicht. Vooral het tegen, want velen zien in Australië het land van belofte, ondanks de vele niet al te optimistische ervaringen van anderen.
De subsidie
„Hoe zit dat nu met de subsidie, die de staat geeft”, is onze volgende vraag.
„Subsidie wordt vrij gemakkelijk verstrekt en behelst dan de kosten voor de overtocht. Zelfs kan men vrijstelling krijgen van het storten van de waarborgsom van honderd gulden. Een subsidie-emigrant moet echter zelf altijd voor de volgende kosten zorgen: pasfoto’s, paspoort, röntgenfoto’s en voor Australië de keuring door ’n plaatselijk arts. Verder de reis naar ’t keuringscentrum (voor Australië is dit Arnhem, voor Canada Deventer) en het vervoer, aanschaffing en inpakken van de kist met het geen men wil meenemen.
In het gebied rond Winterswijk zijn ruim 90- \procent )subsidie-gevallen, de rest betaalt de overtocht zelf. De subsidie geldt zowel voor emigranten die per boot reizen als per vliegtuig.
Tot welke categorie behoren de emigranten die uit Winterswijk naar Australië vertrekken.
„In hoofdzaak zijn het arbeiders en dan nog het meest uit de textiel- en aanverwante bedrijven”.
„Heeft de werkloosheid in de textiel nog invloed gehad”
„Heel weinig hebben we daarvan gemerkt Het zal natuurlijk wel zijn invloed hebben gehad, maar we kunnen niet zeggen dat we daardoor ’n plotselinge toevloed van aanstaande emigranten kregen”.
„Hoe ligt de verhouding tussen gehuwden en ongehuwden hier in Winterswijk”?
„Naar schatting kunnen we aannemen dat in 40 procent der gevallen de emigrant ongehuwd is. Grote gezinnen gaan hier weinig; het meest met twee of drie kinderen. Het eigenaardige is dat bij de gehuwden de meesten geschoolde arbeiders zijn en bij de ongehuwden juist andersom”.
„Hoe liggen in Winterswijk de verhoudingen ten opzichte van de godsdienst”.
„Veertig procent zijn Ned. Hervormd, veertig procent Gereformeerd en twintig procent Booms Katholiek”.
„De gebroeders Oonk zijn eerst vooruit gegaan en hebben daarna hun gezinnen laten overkomen. Gebeurt dit nog veel?”
„Neen en het is ook niet aan te raden. Het is nl zo dat gezinshereniging dan nooit te garanderen is. De mogelijkheid bestaat toch dat de vrouw of één der kinderen ziek wordt als de man al weg is. Als hierdoor vrouw of kind wordt afgekeurd dan is van vertrek naar een ander land geen sprake”.
„Wie komen er nu voor emigratie in aanmerking. Ik heb wel eens ge- hoord dat iemand te oud was om te emigreren. Kan dat waar geweest zijn?”
„Voor Canada gelden geen leeftijdsgrenzen. Voor Australië gelden de volgende voorschriften: De maximum leeftijden zijn voor: ongehuwde man 35 jaar; ongehuwde vrouwen 30 jaar; echtparen zonder afhankelijke kinderen, man 35 jaar, vrouw 30 jaar; echtparen met afhankelijke kinderen, man 45 jaar, vrouw 45 jaar. Bij echtparen met afhankelijke kinderen wordt in sommige gevallen door de Australische autoriteiten ’n uitzondering gemaakt voor de vrouw wanneer deze de maximum leeftijd van 45 jaar even heeft overschreden. Of deze uitzondering gemaakt zal worden is voornamelijk afhankelijk van de algemene gezondheidstoestand van de vrouw. Wil een echtpaar met afhankelijke kinderen onder de Nederlands-Australische Emigratie-Overeenkomst emigreren, dan mag het gezin een grootte van man, vrouw en vier kinderen beneden de leeftijd van 16 jaar niet te boven gaan.
Reeds een paar maal is ons gesprek onderbroken door personen die persé de heer Koopmans even alleen moesten spreken. Het zijn adspirant-emigranten die met hun kleine moeilijkheden even bij hem komen. Zij worden als een goede bekende behandeld. Vriendelijk en beleefd. Een handdruk tot afscheid en die mensen zijn weer een stukje dichter bij hun nieuwe vaderland gekomen. Zo gaat het regelmatig op het Arbeidsbureau in Winterswijk, waar velen hun eerste stap zetten op de weg naar een nieuwe toekomst.
Arendsen
Baarschers
H.Baarschers M.Baarschers-Grant Hornsby Sydney Constatering: 1969-1977
Beckmans
Constatering: 1959-1964
Ouders: H.W.Beckmans- J.H.Beckmans-te Brake , Gasthuisstraat 65 8 kinderen, waarvan 1 in Australie
Berenschot
Constatering: 1974: Fam.G.Berenschot
Oakville Willy Hanckel: I am a descendant off the Berenschot family and lived en the Morgenzonweg we moved to Australia in 1953 and live in Oakville NSW
Bolding
Steven Bolding echt: Adriane de Jong -Utrecht Eerst getrouwd voor emigratie 1952 op 22- jarige lft. vanuit Goudvinkenstraat In Winterswijk metselaar, in Brisbane Kinderen: Harry (6) Steven (2) -1961 Vader/moeder en drie broers (Jan, Tinus en Freek) tevens geemigreerd :
J.Bolding Ovl.Oktober 1979 – 80 jaar
1954: N.W.C. “De heer Augustinus had Remarke bezocht waar een aantal Winterswijkers verblijven. Hij kon mededelen dat de families Schepel en Kluppels het op alle gebied uitstekend ging evenals de gebr. Bolding en de heer Wams”
Droppers
Elberink
Fornier
Oud-Winterswijks echtpaar in Australië om het leven gekomen -1964
Het echtpaar P. P. C. Fornier-N.M. J. Fornier-Tholens, vroeger woonachtig te Winterswijk, is in Brisbane (Australië) op tragische wijze door gasverstikking om het leven gekomen. De heer en mevrouw Fornier zouden een nieuwe woning betrekken, die echter nog niet helemaal klaar was. In afwachting daarvan woonden zij in een caravan. In deze caravan bevond zich een koelkast, die werkte op butagas. De waakvlam van deze installatie blijkt ’s nachts te zijn uitgegaan. Mede door een vermoedelijke constructiefout stroomde hierdoor het gas de caravan binnen. De kleine ruimte in de caravan was hierdoor snel met gas gevuld en betekende de dood van het echtpaar Fornier. Het echtpaar woonde tot 1952 in de Delistraat alhier. De heer Fornier was destijds directeur van de weverij De Tuunte. Toen dit bedrijf een moeilijke tijd doormaakte, nam de heer Fornier een functie aan als vertegenwoordiger. Later emigreerde het echtpaar naar Australië. De heer Fornier was 49 jaar, zijn vrouw was 47.
Het echtpaar emigreerde in 1956 met vier kinderen naar Australië. De kinderen zijn inmiddels allen getrouwd. — (ANP)
W.A.J.Jansen (Wim) J. Jansen-Keuler (Jolanda) Const.1964
Jonker
Voorheen exploitant Hotel Jonker Stationsstraat
Kempel te-Vlaar
Klandermans
Kluppels-Bannink
Vertrokken 1952
M. Kluppels-Bannink J. Kluppels Marijke en Graeme Peter en Belinda Antoon en Ricky Rebecca Pieter Johan
1959: Op de foto zien wede heer J. Kluppels, die ruim zes jaar geleden met zijn gezin naar Australië vertrok. Wat het beroep van de heer Kluppels is, behoeven we niet te vertellen want dat is op de foto duidelijk te zien. Hij is kelner in dienst van het grote Renmark Hotel. Zijn vrouw (die velen nog kennen als Martha Bannink) komt dit jaar naar Winterswijk om de familie en kennissen te bezoeken. Ze is voor de réis, die ongeveer 700 Australische Ponden kost, aan het sparen. Ze komt met haar jongste zoon Johan. Johan is zes jaar en heeft Nederland nog niet gezien. Hij is er erg enthousiast over en vertelt iedereen dat hij dit jaar naar Nederland gaat. Ook de familie Kluppels heeft een eigen huis in Renmark. En een auto is er natuurlijk ook. Marijke Kluppels is al weer zestien jaar en Antoon twaalf.
1954: N.W.C. “De heer Augustinus had Remarke bezocht waar een aantal Winterswijkers verblijven. Hij kon mededelen dat de families Schepel en Kluppels het op alle gebied uitstekend ging evenals de gebr. Bolding en de heer Wams”
Kolkman
Rudi Kolkman Campbelltown, New South Wales, Australia
Konings
Kruit
H.Kruit (Henk) -ambulance vervoer Australie – W’wijk – keeper WVC ovl.27-07-1959 – 57 jaar. In zijn winkel plotseling overleden. W.G.Kruit-Hoitink (Willy) Willy Hoitink november 1950 met man, schoonouders en twee zwagers.
Fam.Kruit had een kruidenierszaak hoek misterstraat-Wierengastraat 1972: ouders Kruit inmiddels overleden Fudgee (Nieuw Zuid Wales) 1x per mnd.naar Sydney boodschappen (reis 8 uur) Kinderen: 3 Rick (19), Reginald (17) en Joanne (15) – lft.-1972
Kuiper
Const.1974
Lammers- Schalekamp
Lievers-Lem
H.W.Lievers B.Lievers-Lem en kinderen Const.1956
Lobbes
Mooibroek
Meerdink
Willemien Meerdink vertrokken naar Australie -1955
Oonk
Elizabeth Oonk Jansen Sydney
Oonk
Zie ook verhaal Fam.Oonk
Pas ten
Piepers
W.W.Piepers T.Piepers-Staal
Polak
Radstake
09 mei 1952 naar Australie – Johan van Oldenbarnevelt Louisina Lamberta Radstake-Mekking ovl. 1976 – 66 jaar
———- St Mary’s Jo, Rieke and Janke Radstake
Rotering- Becking
Golden Cquare G.Rotering G.Rotering-Becking Constatering: 1967
Schepel
Hendrik Schepel Schepel-Slots Vertrokken 1952 met zoons dan 11 (Roelof) en 15 Hendrik: In Australie chef-monteur garage Renmark
Kwamen plm.1960 weer terug en begonnen een groentezaak aan de Misterweg in Winterswijk
Souilljee
Anneke Souilljee Emerald, Queensland
Uwland
H.J.Uwland M.Uwland-Piek en kinderen Terand-Australie const.1958
Jong Winterswijks meisje verrichtte moedige daad in Australië
25-02- 1957: Begin februari redde het 13-jarige dochtertje van de familie Uwland, vroeger wonende Kobstederstraat 27, welke in April 1954 naar Australië emigreerde, een 10-jarige jongen uit volle zee. In Zuid-Australië is het momenteel hoog zomer en er heerst een druk badleven. De jongen was door de zeestroming meegesleurd. De 13-jarige Johanna was vertrouwd met het water en kon de Australische , jongen bereiken. Deze greep haar verkeerd vast; niettemin wist het meisje met grote inspanning de jongen boven water te houden, tot boten het tweetal bereikten. De jongen was bewusteloos, en er kwam nog kunstmatige ademhaling bij te pas. De Indische Oceaan, die de Australische zuidkust omspoelt, wemelt dikwijls van haaien, die tot vlak onder de kust verschijnen, Daarbij staan in de Bass-straat sterke stromingen. De heer en mevrouw Uwland, die met zes zonen en 1 dochter zich in Barwon Heads, ongeveer 100 km ten z.w. van Melbourne vestigden, kunnen trots zijn op hun dochter. En Nederland op zulke emigranten, waarvan er weer één, één kind nog, een daad verrichtte, die recht tot het Australische hart spreekt.
Mijn ouders zijn ook in Sept 1950 ook vertrokken met Johann v Oldenbarnevelt naar Sydney, eerst paar weken in BATHURST te zijn opgevangen kwamen wij in St Marys terecht, waar ook de families Oonk later nog meer Winterswijkers. Ons gezin heeft er een geweldig leven hebben gehad…. en ben naar al die jaren sinds midden jaren 60 nu toch weer op mijn geboorteplaats weer terug ook getrouwd. Down Under….( Australia) is just a great country
Visser
Vries de -Heusinkveld
Vriesen
Woonachtig aldaar plm.1963 J. H. Vriesen . Ouders: J.B.Vriesen en W.A.Vriesen-Wiggers (Winterswijk) W. Vriesen-Schröder
Naar Winterswijk gekomen 50 jarig huwelijk ouders in 1975
Wams
1954: N.W.C. “De heer Augustinus had Remarke bezocht waar een aantal Winterswijkers verblijven. Hij kon mededelen dat de families Schepel en Kluppels het op alle gebied uitstekend ging evenals de gebr. Bolding en de heer Wams”
Weenink
Hendrik Willem Weenink Ovl: 17-12-1968 Melbourne -62 jaar
Weetink
Weevers-Toebes
Jenny Menke: We lived in Blacktown I’m the daughter of Henk and Sini Weevers who migrated to Australia from Winterswijk in 1952 ages 26 and 28 along with the Kolkman family. My Mum, Sini Weevers /Toebes lived on the Vredenseweg and at 99 years of age still lives in Blacktown, probably last of that generation to do so. My Mother, Sini Weevers-Toebes at her 99th birthday 25.11.22. Living in Blacktown who migrated with husband Henk Weevers in 1952
Na de tweede wereldoorlog kwam Australië in beeld als het beloofde land. En dat ging ook niet aan Winterswijk voorbij. De eerste pioniers in Winterswijk waren wel Bertus en Jan Oonk. De zonen van de manufacturenzaak van Willem en Trui Oonk aan de Vredenseweg.
In 1949 had Bertus Oonk bij zijn emigratie zijn zaak in manufacturen aan de Vredenseweg over gedaan aan zijn beste vriend Hendrik ten Dolle – Guldens Goedkoper. Ook ten Bokkel v.d. Morgenzonweg was zijn beste vriend. In de oorlog bij bombardementen aan de Morgenzonweg, toog de fam.ten Bokkel altijd naar Willem en Trui aan de Vredenseweg om te schuilen.
Beide zoons Bertus en Jan waren in 1937 getrouwd met resp. Teiltje en Fenna. 16 december 1949 is de grote dag van vertrek met S.S. Volendam. Eerst gaan de broers alleen om bij een geslaagde vestiging in Australie een jaar later hun gezin te laten overkomen. Een lange reis over zee. Op 21 januari 1950 komen ze aan in Fremantle in Australie. Ze vestigen zich in St.Marijs en pakken alles aan wat maar voor de hand ligt aan werk. Een jaar later kunnen zich dan ook de gezinnen zich daar vestigen. Bertus heeft inmiddels een leidinggevende functie in de woningbouw en Jan chef op een fabriek. Het gaat voortvarend. Het liefste zouden ze op een farm werken in het achterland, maar voor vrouw en kinderen vestigen ze zich in het bosgebied aan de buitenkant van St.Marys, 75 km. boven Sydney gelegen, waar Bertus een soort van kampeerbedrijf begint. Jan en zijn gezin kopen grond en een woning naast Bertus.
Willem en Trui moeten er erg aan wennen dat hun beide zoons met hun gezinnen geemigreerd zijn. Samen met dochter Anna blijven zij in Nederland. Ze missen hun zoons wel degelijk, maar ze hopen, het is inmiddels 1956, dat Bertus en Jan, zoals ze beloofd hebben, met hun gezin naar Winterswijk komen voor hun gouden huwelijk.
Maar dan valt er een brief uit St.Marijs op de mat: “Wij weten wel hoe Winterswijk eruit ziet, maar vader en moeder weten niet hoe het bij ons in St.Marijs gesteld is.Kunnen we het niet zo doen, dat vader en moeder hun 50 jarig huwelijk bij ons vieren. Wij betalen het reisgeld”
Trui (68) schrikt van het prachtige aanbod en Willem (72) zegt niet veel. Ja en nu? Met dochter Anna, familie, vrienden en bekenden wordt overlegd. Ze gaan het doen. En zelfs een jaar lang. Willem is nog nooit verder geweest dan Amsterdam en Trui heeft de zee zelfs nog nooit gezien. Alleen Bocholt en Wesel. En dan moet er veel georganiseerd worden, voordat het grote vertrek op 07 oktober 1955 zal plaats vinden om aan de andere kant van de wereld samen hun zoons en gezinnen daar hun gouden huwelijksfeest te gaan vieren op 25 juni 1956.
“Ai’je een jaor weg gaot, is er veule te regel’n”, zegt Willem “Hek gas en de electrisch he’k af laoten sluten, want ‘t is zunde a’j der een jaor veur betaalt, a’j ‘t toch neet gebroekt” Weken achtereen wordt er nu dagelijks kippensoep gegeten, want tenslotte moesten deze natuurlijk geruimd worden. De laatste 6 kippen worden maar verkocht, want ze kunnen geen kippensoep meer zien. “Het hef ok veurdeel’n, zegt Willem. “Gin winteropslag van aerdappeln en ging koll’n” “Wie holt geld ovver veur een ijsjen daor, want daor is het zommer”
07 oktober 1955 is de grote dag van vertrek voor de vijf weken durende bootreis naar Bertus en Jan. Twee koffers gaan mee, met o.a. een nieuwen manchesterbokse en nieuwe klompen. “Tot ovver een jaor”
De S.S. Jan van Oldenbarnevelt vertrekt, met Willem en Trui. “En dan wordt het stil aan de over kant” Berichtgeving vanuit Australie is natuurlijk zeer beperkt in die tijd, maar toch gespeurt naar hoe het hun daar vergaan zal zijn en of ze een geweldig jaar en gouden huwelijksfeest hebben genoten. Trui vond het er fijn, het klimaat, maar zeker de kinderen en kleinkinderen om haar heen te hebben, maar toch was ze liever weer thuis. Het huwelijksfeest was meer dan geslaagd in het bijzijn van hun beide zoons Bertus en Jan en hun gezinnen, maar precies een maand later slaat het noodlot toe. De gezondheid van Bertus liet echter ook bij het huwelijksfeest al ernstig te wensen over en op 25 juni 1956 komt hij op 47 jarige leeftijd te overlijden. De glans van het gouden huwelijksfeest zal snel verdwenen zijn. Maar dan staat er ineens weer een bericht, 17 september 1956 in de Nieuwe Winterswijkse Courant.
Niet over de belevenissen van Willem en Trui, maar weer bij de overlijdensadvertenties. ‘Heden overleed onze lieve man, vader en opa Willem Oonk, 73 jaar. St.Marijs-Australie. Willem was ernstig ziek geworden en er werd nog een poging gedaan hem eventueel over te vliegen, maar dit werd onverantwoord geacht. Willem zal zijn Vredenseweg nooit meer terug zien. Hij wordt in Australie begraven
De berichtgevingen over de familie Oonk stokt verder in de Nieuwe Wint.Courant. Trui zal de terugreis naar de Vredenseweg naar alle waarschijnlijkheid alleen hebben moeten aanvaarden. Wat een prachtige reis en huwelijksfeest had moeten worden, zal al zijn glans hebben verloren. Ook zoon Jan mocht niet oud worden, hij overleed in 1967 in St.Marijs, 55 jaar oud.
De beide schoondochters en kinderen zijn in Australie gebleven. Trui Oonk is overleden in 1976 in Winterswijk op 88 jarige leeftijd. Dochter Anna (Lutjenkossink) in 1986 (79)
In de periode 1950-1980 zijn heel veel Winterswijkse gezinnen geemigreerd naar Australie
Genealogie Fam.Oonk
Berend Willem Willem Oonk (Willem) Geb:05-03-1883 Winterswijk Ovl: 16-09-1956 St. Marijs (73 jaar) Echtg: 25-05-1906 Winterswijk Geertruida Menting (Trui) Geb: Ovl: 01-04-1976 Winterswijk (88 jaar)
Kinderen:
Anna Bertha Hendrika Geb: 24-10-1906 Ovl:10-07-1986 (79 jaar) Echt:12-05-1933 Winterswijk Jan Derk LutjenKossink Geb: 04-06-1904 Winterswijk Ovl:23-02-1984 (79 jaar)
Hendrik Engelbertus (Bertus) Geb: 04-05-1909 Winterswijk Ovl: 25-06-1956 St.Marijs (47 jaar) Echtg:22-10-1937 Winterswijk Teiltje ten Cate Geb:18-02-1912 Winterswijk Ovl: Weer getrouwd met J.Rombout
Jan (Jan) Geb:04-06-1911 Winterswijk Ovl: 31-03-1967 St.marijs (55 jaar) Echt: 27-08-1937 Winterswijk Fenna Berendina Hendrika Veeningen (Veningen) komt op 25-02-1918 met haar ouders naar Winterswijk Geb: 05-03-1913 Schoonhoven Ovl:
Kottenseweg 25 JOHANNES Hendrikus Gunther, geboren op 11 maart 1862 te Amsterdam, ladingmeester van beroep
HERMINA Lubbertha Dulmes, geboren op 15 september 1862 te Amersfoort
Alberta Gunther, geboren op 12 september 1887 te Zutphen -1960 Wilhelmina Gunther, geboren op 7 april 1889 te Zutphen FERDINAND Philippus Theodorus Gunther, geb.17-12-1890 te Winterswijk
Johanna Fredrika Gunther, geboren op 13 mei 1893 te Winterswijk (OVERLEEFD) Kinderen: 5 waaronder Fernando Fernando is geboren op 20-01-1916 -overleden 2004 – 88 jaar oud NELLY Gunther
JOHANNA GUNTHER, het Winterswijkse meisje
Johanna Fredrika Gunther, geboren op 13 mei 1893 te Winterswijk Kottensweg 25. Haar vader Johannes was een echte socialist en stond, als laadmeester werkzaam aan het station te Winterswijk, vooraan bij de spoorwegstakingen om te bereiken dat er een vakbond moest komen. Maar helaas, het komt er niet en Johannes Gunther werd ontslagen. Het gezin Gunther besluit, te emigreren naar Chili, waar in die tijd veel Nederlanders heen trokken voor een beter bestaan. Ook de familie Michgelbrink In 1906 is de vakbond wel mogelijk, maar dan heeft de Familie Gunther zich allang gevestigd in Chili. Naast hun in Chili woont de familie Jans uit Rotterdam, waar ze veel mee omgaan. Woensdag 28 februari 1906:Johanna, dan 13 jaar moet ’s morgens samen met haar zusje Nelly’ op de koeien en ossen passen op de weide. Vader Johannes is samen met haar broer Ferdinand op het land aan het werk, als Johanna en haar zusje lawaai horen bij de boerderij. Samen rennen ze er heen, maar worden gegrepen door twee Chilenen, waarbij Nelly met een bijl worden geslagen en zwaar gewond raakt. Johanna weet zich los te rukken en vlucht naar buurman Rudolf Jans, die direct de politie inschakelde Komende bij de boerderij van Johannes vinden zij een vreselijk bloedbad. Vader Johannes, Moeder Hermina en zoon Ferdinand. Alle drie vermoord.Nelly, het jongste zusje, was inmiddels naar het ziekenhuis gebracht, maar voor haar leven werd gevreesd. Zij overlijdt echter een paar dagen later. Vele Nederlanders in de buurt waren woedend en wilden de beide Chilenen lynchen en begonnen een klopjacht. De politie weet de beide moordenaars al snel op te sporen, voordat ze in handen vielen van de woedende Nederlanders in de buurt. De verantwoordelijke minister in Chili heeft de beide moordenaars de doodstraf gegeven. Rudolf Jans, de buurman ontfermt zich over Johanna als 13-jarig meisje.Het Winterswijkse meisje wat niets of maar weinig verteld wordt wat er precies is gebeurd, om haar de gruwelijkheden te besparen. Zij heeft haar vader, moeder, broer Ferdinand en haar zusje Nelly verloren.
FERNANDO JANS, de zoon -1960
DE ZWAARSTE AARDBEVING OOIT GEMETEN. 9,6
22 mei 1960:Chili wordt getroffen door de zwaarste aardbeving ooit gemeten op de wereld. 9,6 op de schaal. Een dag eerder was Chili al getroffen door een aardbeving van 7,3 en de hulpverlening was net op gang gekomen. De beving was zo krachtig dat rivieren hun loop verlegden en de vulkaan Puyehue uitbarstte. De beving veroorzaakte een ongekende tsunami. Chili en Peru werden getroffen door golven van 25 meter hoog, maar de tsunami reikte veel verder, tot aan de andere kant van de Grote Oceaan.
Steden werden weggevaagd en ook vanuit Nederland kwam hulp opgang. Vanuit Nederland reisde een televisie- en cameraploeg naar Chili om opnamen te maken. Voor deze ploeg was het al behelpen door de verwoestingen, maar ook door de taalbarrière .In het complete verwoeste stadje Tolten, worden ze ineens aangesproken in het Nederlands, die omdat ook zijn winkeltje is weggevaagd aanbied de televisie-ploeg te helpen aan informatie. Alles is de Familie Fernando Jans kwijt, alleen een schuld van f 25.000 hebben ze nog. Zijn naam is Fernando Jans en is in Chili geboren, maar heeft Nederlandse ouders: Zijn vader is getrouwd met Johanna Gunther. Johanna was naar de verschrikkelijke moord op haar ouders, broer en zus bij de familie Jans terecht gekomen en trouwde later met de zoon. Thuis werd er altijd bij Jans en Johanna Nederlands gesproken en zo had ook Fernando de taal geleerd. Het dorp Tolten wordt niet herbouwd, kan niet herbouwd worden. Vijf kilometer landinwaarts wordt een nieuw dorp gesticht. Nueva Tolten. Fernando krijgt daar samen met zijn vrouw en vijf kinderen een noodwinkeltje. Nadat de Nederlandse tv-ploeg Chili weer had verlaten werd er besloten in Nederland een landelijke actie op te zetten en daarbij werd gekozen voor de plaats Tolten: ‘Actie Tolten’
Verbaasd kreeg Fernando in Chili het bericht of hij naar Nederland wilde komen om een landelijke actie van de gezamenlijke omroepen te ondersteunen. Uiteraard zonder kosten.
„Je móet gaan”, zei zijn vrouw Zij weet dat haar man in Nederland belangrijk werk kan doen voor de opbouw van het nieuwe dorp. Binnen drie dagen na het verzoek stapte hij op Schiphol uit het K.L.M.-vliegtuig. Hij bemerkte al direct dat hij „nieuws” was want „ik werd gebombardeerd door de flitscamera’s”. In de week van zijn verblijf heeft hij aan verschillende programma’s, over de actie Tolten meegewerkt. Prins Bernhard had op de Tv- en Radio zender de actie geopend. De tv-actie duurde van 19 november t/m 31 december In de eerste week werd al f 670.000 opgehaald voor nieuwe Nueva Tolten. Tijdens zijn verblijf in Nederland geeft hij aan de landelijke leider van de actie Ds.Nieuwenhuizen aan dat hij graag naar het geboortehuis wil van zijn moeder: Kottenseweg 25, Winterswijk. De bewoner van het huis Dhr.Beernink werkt hier graag aan mee. Ook de plaatselijke pers is paraat, maar ook deze weet, 54 jaar na dato, evenals de Winterswijkse gemeenschap niets meer over de verschrikkelijke geschiedenis van de fam.Gunther.
Het geboortehuis van zijn moeder, zijn in Chili vermoorde opa en oma, oom en tante. Ook Fernando Jans verteld hier niets over, hij is een man van weinig woorden. Toen Fernando ’t trapje van de opkamer (waar zijn moeder werd geboren) beklom schoot z’n gemoed vol en kon hij helemaal geen woord meer uitbrengen. „Wat had ik haar dit graag willen vertellen” zei hij nog eens
.Zijn moeder Johanna was pas overleden en heeft de aardbeving nog meegemaakt. De landelijke actie van de gezamenlijke omroepen liep voorspoedig en bracht uiteindelijk f 1.400.000 op voor het nieuwe stadje Nueva Tolten.
Honderd woningen, enkele winkels (waaronder de winkel van Fernando) en een wijkcentrum werden gebouwd. Bij Fernando’s vertrek uit Nederland, toonde hij zich dankbaar en was zeer blij met de gulle gaven van de Nederlandse gemeenschap. Maar de woning van moeder in Winterswijk en de kamer waar ze is geboren „zal mijn mooiste herinnering zijn als ik weer thuis ben”.
Letterlijke tekst brief Fam.Jans, direct na de moord
Transvaal-Colony, 3 Maart 1906.
Geachte Familie !
Het is mij een treurige plicht U uit naam van mijn aanstaande, Elsje Gunther, een zwaar ongeluk, dat haar familie getroffen heeft, te moeten mededeelen. De geheele Kolonie is in rouw gedompeld door het verlies van ons aller vriend en vriendin en hun zoon Ferdinand. Ik zal van begin af vertellen wat er gebeurd is. We zijn reeds een maand aan de tarweoogst. Daarvoor heeft mr. Günther 2 Chileenen aangenomen om de tarwe te snijden. Die hebben gehoord, dat mr. Günther wel geld zal hebben. Nu moet U weten, dat een Chileen uiterst diefachtig is en voor een gulden, een jas of een broek een moord doet. Woensdag 28 Februari waren des morgens tusschen 9 en 10 uur mr. Günther en Ferdinand, zijn zoon, bij huis aan het werk. De twee Chileenen kwamen toen bij hen een praatje maken. Ineens namen ze een bijl en in een oogenblik tijd waren Vader en Zoon een lijk. Toen juffrouw Günther dat zag vluchtte zij het land in, maar kon door de vele boomstammen, welke op het land lagen niet verder komen dan een honderd meter, waar ze door die bloedhonden van kerels achterhaald en vermoord werd. Jo en Nelly waren niet ver van huis de koeien en ossen oppassen. Door het lawaai kwam Jo naar huis loopen, en werd door een der kerels in de keel gegrepen. Ze wist zich echter gelukkig los te rukken, waarop zij de hulp van hun buurman en mijn ouders is gaan roepen. In dien tijd hebben de schurken het huis doorzocht, maar hebben doordat ze geen tijd hadden niet veel meegenomen. In hun vlucht hebben ze Nelly met bijlslagen zoo toegetakeld, dat we voor het behoud van haar leven vreezen. De docter geeft echter nog hoop. Ik heb den heelen oorlog in Transvaal mee gemaakt, maar zoo ontzettend gruwelijks, heb ik nooit gezien; dat gezicht zal ik nooit vergeten. De overige kinderen hebben hun ouders en broer niet teruggezien, wat beter is, daar die vreeselijk verminkte lijken hen ziek gemaakt zouden hebben. Ik heb het huis doorzocht, waarbij ik nog 212.80 Peseta’s vond, hetzelfde wat zoo ongeveer in huis kon zijn. Dus hebben de schurken niet veel gestolen; een poging om de moordenaars, die gevangen genomen zijn te lynchen, is mislukt. We hebben de verzekering van den Minister voor Kolonisatie gekregen, dat de moordenaars in het dorp of op het land van den vermoorde doodgeschoten zullen worden. Wanneer er echter niet genoeg soldaten bij zullen wezen, zullen zij eerst nog wat van de zijde der kolonisten moeten ondergaan. De meubelen zijn door den rechter opgeschreven en aan mijn ouders in bewaring gegeven, totdat de kinderen bij elkaar zijn. Els heb ik al opgehaald en Miena en haar man zullen vandaag wel komen. Nelly is in ’t hospitaal en Jo bij mij aan huis. Wees hartelijk gegroet van uw toegenegen vriend
RUDOLF A. JANS, Colonia Transvaal, Gorbea, Chili.
Als alles geregeld is zal Els of Mien U wel schrijven. 14 Maart. Vergeef het mij, dat de brief niet op tijd is weggestuurd. We hebben het nu ook zoo druk. Nelly, die in het Hospitaal is opgenomen, is een paar dagen later overleden.
Uw vriend, RUDOLF.
Volksblad
Het is hier zeker op z’n plaats met een enkel woord nog den vermoorden Güntber te herdenken. Hij was een gewezen ambtenaar van de Zuid-Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij en tijdens de staking van 1903 was hij ladingmeester te Winterswijk. Van de eerste minuut af nam hij deel aan de staking en hij behoorde tot de minderheid, die tot het eind toe volhield. Na den afloop ging hij met Laurens en Michelbrink naar Chili. Ik bewaar van hem de herinnering van een man, uiterst karig in woorden, maar zijn solidariteit toonend door daden. Een bedaarde, maar wel-bewuste strijder !
Genealogie Fernando Jans
Fernando Jans Günther Ouders: Rudolf Jans – Johanna Gunther Geb:20-01-1916 Ovl.:2004 (88) Echtg: 18-03-1939 María Ana Sandoval Geb:1910 Kinderen: Alberto Marcelo Jans Sandoval Ismael Fernando Jans Sandoval Alejandro Eduardo Jans Sandoval Jaime Rodolfo Jans Sandoval Martín Guillermo Jans Sandoval
Hieronder een greep uit emigranten dan wel nazaten die later bekend zijn geworden. Dit is slechts een selectie.
Evert John Blekkink. Geboren op 26-5-1858 te Oostburg. Wisconsin, zoon van Jan Willem Blekkink en Aleida C. Hesselink die in 1846 emigreerden. Evert werd Professor of Systematic Theology aan het Western Theological Seminary te Holland Michigan. Uit ,,Hollanders who helped built America”- B.H.M.Vlekke
Bernard Lynn Hijink. Geboren op 5 april 1913 in Hawarden, Sioux Co, Iowa. Zoon van Bernard John Hijink, geboren op 14-7-1888 te Milwaukee, Wisconsin en Inez Vera Lynn, geboren op 22-10-1889 te Hawarden, Sioux Co, Iowa President California State Univ. Sacramento , 1970-1973. President National Cooperative Education Association 1960-1961. Prof. Political Science University of Southern California, 1949-1960.
Albertus John Rooks werd op 17 januari 1869 in East Holland geboren als zoon van Jan Rooks en Clara Mulder. Hij wordt Professor of Latin and Roman Culture aan Calvin College te Grand Rapids. Uit ,,Hollanders who helped built America”- B.H.M.Vlekke Abbe Livingston Warnshuis werd op 22 november 1877 in Clymer geboren als zoon van Jan Willem Warnshuis. Jan Willem was de zoon van Jan Hendrik Warnshuis die in 1845 naar Clymer vertrok. Jan Willem werd dominee voor de Reformed Church. Hij bouwde de gemeenten in Marion, New York en Clymer, New York op en pioneerde in Sioux Co, Iowa en stichtte een kerk in Alton, Louisiana. Hij trouwde Hendrika Johanna Oonk (geboortedatum onbekend). Hij woonde van 1888 t/m. 1890 in New York City en ving Nederlandse emigranten in Castle Garden op. Zijn zoon, Abbe Livingston, studeerde af aan Hope College te Holland, Michigan. Hij ontving de doktersgraad in 1916. Hij deed zendingswerk in China. Voor het zendingswerk verrichtte hij bestuurswerk in China. Later werd hij secretaris van de Internationale Zendingsraad in Londen (1920-’24), daarna in NY en later in het Verre Oosten (’30-’31). Diverse andere functies, o.a vice president van de Generale Synode van de Reformed Church of America in 1909 en 1934-36. Uit ,,Hollanders who helped built America”- B.H.M.Vlekke
Garret Droppers, geboren in 1860. Zijn grootvader emigreerde naar Wisconsin. Studeerde economie aan de Harvard Universiteit en de Universiteit van Berlijn. Hij gaf negen jaar colleges economie aan de Universiteit van Tokyo en was van 1898-1906 president van de Universiteit van Zuid Dakota. Tevens vervulde hij andere burgerlijke en academische posities. In 1914 werd hij door de President Woodrow Wilson tot hoofd-diplomaat in Griekenland benoemd. Deze functie vervulde hij tot en met 1920.
Bruce Charles Heezen werd op 11 april 1924 geboren in Vinton, Iowa en was een zoon van Charles C. Heezen en Esther Schirding. Op zesjarige leeftijd verhuisde hij naar Muscatine, Iowa. In 1948 haalde hij zijn B.A. graad in de geologie. Later behaalde hij zijn M.S. en Ph.D aan de Columbia Universiteit. Hij was een erkend oceanograaf die de bodem van de oceanen in kaart bracht. In 1999 werd een onderzoekschip van de Amerikaanse marine naar hem vernoemd.
John Te Strake uit Ripley bij Clymer was piloot bij de TransWorldAirlines (TWA). Toen zijn vliegtuig werd gekaapt door terroristen kwam hij in het wereldnieuws. Dagen achtereen stond het vliegtuig gegijzeld op het vliegveld van Beiroet.
In 1860 schreef G.J. Droppers al dat er een ‘binnenlandsen oorlog” was. In januari 1863 schreef hij de familie Vardink in Kotten.
‘Toch wij zijn ook niet bij elkander, de eenen hier, de andere daar. Mijn zusster Janna haar man is ook in dienst gegaan. En mijn vrouw broer, ook zij zijn vrijwillig in dienst gegaan. Zij krijgen goede betaling., ik geloof 20 dollars in de maand. Ja zwager schrijft dat hij nog 40 cent boven zijn geld per dag verdiend want hij is een timmerman. Want de vijand had de bruggen al afgebroken. Die gaan zij weer opbouwen. Gij zult wel weten dat Zuiden en Noorden tegen elkander in oproer zijn. Ja, Janna haar man schrijft dat zij bewoners waren van de vijanden paleizen. Ja het gaat er erg toe. Hij schrijft van eenen slag toen was de vijand haar aangevallen. Die had in een korenveld gezeten van tien akkers. Dat koren groeid gewoonlijk vijf tot acht voet lang. Ja hij schrijft hij had het niet langer kunnen zien. Dat gekerm, want de grond was nat van het bloed geweest. Van de rebellen waren vijftien duizend gedood en gesneveld. Van onzer zijn vijftien honderd van die slag. En zoo het zeggen is dan zijn ze er al weer voor genezen. En mijn zwagers zijn nog maar pas weg. De eenen is nog ver van de anderen verwijderd. Ja vrienden, gij kunt begrijpen dat het er erg uit ziet.’
De grote groep Winterswijkse mannen die bij de Burgeroorlog betrokken raakten, al dan niet vrijwillig, zullen niet in alle gevallen hebben begrepen waar het om ging. In z’n algemeenheid hingen de Winterswijkers de Verenigde Staten aan en waren tegen de slavernij. Bij uitzondering kon een dienstplichtige zich vrijkopen van de dienstplicht. Hoewel de meesten het Engels konden verstaan, kwamen ze meestal uit een omgeving waar het dialect uit de Achterhoek nog volop werd gesproken. Een aantal van deze ‘jongens” zagen hun familie niet meer terug! Zo overkwam Jan te Kulve, geboren in 1841 op ’t Ros in het Woold. Volgens het rapport van de Civil War Records diende Jan in de D-compagnie van het 112e Regiment Infanterie NY. Hij diende onder kolonel Drake die omkwam in de slag om Gold Harbor, Virginia. Jan zijn eerste kampement was, nadat hij 2 september 1862 dienst nam, bij Suffolk, Virginia. Vervolgens diende hij negen maand op Folly Island buiten de kust bij Jacksonville; staat Carolina. Hierna ging hij de Jamesrivier op om j onder generaal Smith bij de slagen van Richmond en Petersburg te vechten. Op 1 juni sloot hij zich aan bij het leger van de Potomoc. Hier vond een man tot man gevecht plaats met 153 slachtoffers in het 112e regiment. Jan zal bij de slachtoffers hebben gehoord, want hij kwam in juli en augustus in het ziekenhuis van Point of Rocks, Virginia terecht. Hij viel ten prooi aan typhys. Uiteindelijk werd hij begraven in Albany, staat NY. Een jonge emigrant liet het leven voor zijn nieuwe vaderland. Het 112e regiment Infanterie werd het ‘Dutch Regiment” genoemd. Een Amerikaanse generaal zei ‘All I need with them Dutch boys is a bugler who can sound the advance. They do not retreat anyway and what I myself have seen of them I am sure they were good”. Hij had alleen een trompetter nodig om het aanvalsein te geven, ze gaven nooit op, schrijft Jan Graaskamp in ‘Iets over Clymer’.
Van Jan Antoni Wilterdink, geboren op 10-9-1839 op het Wilterdinkhuisje in Kotten, zijn vele brieven bewaard gebleven. Aan de hand van deze brieven aan familie en bekenden is goed af te leiden hoe hij de oorlog ervoer. Tijdens de oorlog kwam hij in Louisville, Kentucky een Winterswijker tegen. Op 1 december 1862 schreef Jan een brief aan zijn vader. Hij schreef:
‘Gisteren kwam ik een oude bekende van jullie tegen in Louisville. Het was onze landsman Willem Wiggers. Ik botste tegen zijn kind aan in het gekrioel. Hij is oud-Winterswijker. Ik rookte een sigaar en zat op een stoel en ik genoot van goed kopje koffie en boter en brood. Als je kunt voorstellen hoe het voelt om thuis te zijn. Ik wist niet wat me overkwam. Het leven in de tenten is zo anders…. Wiggers is nu zeven jaar in Amerika, in Louisville. Hij kent alle Wilterdinks, Hesselinks, Rensinks, Esselink, Pa, Bloemers, Elferdinks, C. Shoemaker en Renskers. Te veel om hier op te noemen. Jij kunt mij vertellen wat voor een Winterswijker hij is.’
Jan sprak met Berend Willem Wiggers (19-3-1823) die in 1854 emigreerde van de boerderij Brasgeurden in het Woold. Het wereldje bleek toch klein te zijn. In ieder geval was het voor Jan een plezierige onderbreking van zijn soldatenbestaan. Jan kwam op 14 augustus 1862 als vrijwilliger bij de I-Compagnie van het 25ste Michigan Volunteer Infantry met vrijwilligers uit Ottawa County, Michigan. Blijkbaar maakte de oorlog een geweldige indruk op hem, want hij schreef vele brieven naar het thuisfront. Hij verzocht bijna in elke brief om terug te schrijven en gaf aan welke brieven hij had ontvangen. Om zich staande te houden speelde het geloof een grote rol.
Merkwaardig is het verhaal van de gebroeders Rooks. Jan Hendrik Rooks, geboren 1818 te Winterswijk en Gerrit Jan Rooks, geboren 1827 gingen in 1844 samen naar het grote Amerika. Vanuit de plaats Lorain in Ohio gingen ze elk hun eigen weg. Van Jan Hendrik heeft de familie nooit meer iets vernomen, terwijl Gerrit Jan verder trok naar Macon in Missouri. Zijn boerderij lag te midden in het strijdgewoel van de Zuidelijken tegen de Noordelijken. Hij koos voor de Noordelijken, maar hij moest zich constant schuil houden in de bossen en korenvelden. Terwijl hij in het Noordelijke leger zat, kwam hij in contact met soldaten uit Holland, MI. Na afloop van de oorlog reisde hij naar Holland en trof tot zijn eigen verbazing zijn hele familie aan. Zij waren elf jaar later dan hem vertrokken, maar sinds 1844 had hij geen contact met hen gehad (1). G.W. Bloemers schrijft vanuit Gibbsville, Wis. in januari 1865 het volgende aan Della te Selle – ten Damme op de boerderij Fokkink in Kotten: ‘ ok is het dag loon veel hoger, dan in vroeger jaren, Waant er is al 4 jaren in maart oorlog geweest en dat brengt veel kosten mede, en het veel ok tot armoede waant gij zult zeker wel gehoort hebben dat zij hier moeten loten, en de laatste, reis dat zij hier geloot hebben is Tobijas er ok in geloot, en hij is met veel, moeite na dat hij 23 dagen van ons is gewest er af gekomen, van wegens dat hij nu en dan bloet Spude anders helbt, het niet of zij veel kienderen hebben of oude mensen, daar woort niet na gezien de laatste lotieng zijen er vijefmaal hondert duijzent geloot en, nu moeten er weer driemaal hondert duijzent zijen en nog genieten wij hier vele, voorregten, alles in het Zuijden, daar alles wort verwoest en verbraant, zij moeten hijer loten van de 45 vertig tot de 02 en dan en dan kunnen zij ok kopen onder en boven die jaren, en daan kosten zij zo van 1 tot 8 hondert doolaar en dat voor een jaar gelifde wat zal ik hijer meer van schriven, gij weet wat de Here daar van zeegt in zijn woort, een huis of laant dat tegen hem zelf verdeelt is woort verwoest, en dat is hier ok zo, wat zal ik u meer schriven, van de orloog waar zou ik beginnen, en waar zou ik eidigen, mij Wens is dat het haar tot bidden en smeken mogt brengen, voor den troon der Genade!’ Op 6 juni 1865 vervolgde hij zijn verhaal. ‘en verder laat ik u weten dat Gerrit Jan ten dollen ok is in den loting gevallen, maar hij heeft gekogt voor 7 hondet en tien dollaar gekost, en dat voor een jaar en Aleida haar broeder die is ok onder dienst, maar de geloten die komen gau wer te huis waant het Zuiden heeft zig overgegeven, en de zuidelike prezedent die hebben ze gevangen genomen en de mordenars van de nordelik prezedent die hebben ze ok zo dat het nu schint dat het wel gau vrede zal worden die orlog die heeft wat mensenleven gekost Waant de verbittering was groort. waant zo ze schriven, en getuigen dan zijn er duizent en duizenden van honger om gekomen in het Zuiden die daar gevangen zaten en wat die orlog gekost heeft daar junt gij u geen denkbeet van maken en het wort ok in jaren nog niet weder overwonnen waant het Zuiden hat ter zig op voorbereit en het noerden moest toen alles nog erst bijeen verzamelen en daar bij was de noordelike prezedent van een zagten art zo dat hij erst nog veel dingen wilde sparen en wierde de woede nog groter doen gingen zij an branden en verwoesten en zo heeft het de Here behat dat ter een eide is an gekomen.’
Er dienden nogal wat emigranten in de Burgeroorlog. In het jubileumboek van het honderdjarige bestaan van Cedar Grove lezen we de namen van oud-Winterswijkers. Nader onderzoek wijst uit dat een betrekkelijk groot aantal Winterswijkse ‘jongens” in de Burgeroorlog terecht kwam. Zover bekend vochten ze allen aan de zijde van de Noordelijken (de zogenaamde Union), terwijl een Rooks aan de zijde van Zuidelijken (Confederate) vocht. Om hier inzicht in te krijgen komt het volgende lijstje. Hoewel hier en daar nog vragen zijn en mogelijk nog niet iedereen erop staat, kun je stellen dat het aantal de omvang van deze Burgeroorlog (1861-1865) duidelijk maakt.
Lijst van Winterswijkse emigranten in de Burgeroorlog (2) Arnink, John – 3rd Regiment, New York Infantry geboren 8-9- 1845 wonende op Tiggeloven – Dorpbuurt en verliet Winterswijk op 1-7-184. en ging naar Lima, Wis. Abbink, Gerhard – Provisional Permanent Battalion, Camp Randall (Madison, Wisconsin) en 9th Regiment, Wisconsin Infantry Jan H. Abbink geboren 1833 te Winterswijk en als wever van Dorp 135 vertrokken. Balink, Hermann -12th Regiment, Veteran Reserve Corps geboren 21-3-1835 – winkelbediende in Dorp – RK Bennink Cornelis Gerrit Hendrik. Geboren 27-10-1842 woonde op Leemkuil in het Woold, emigreerde in 1846 naar Cambridge, Massachusetts. Hij bezocht openbare scholen in Cambridge en op de leeftijd van 18 jaar sloot hij zich aan bij het Massachusetts Infantry onder Captain Richardson. Hij diende 4 jaar waarvan er drie zeer goed zijn gedocumenteerd middels brieven en een dagboek. Deze zijn te vinden in het museum van Cambridge, Massachuetts.
Bloemers, Tobias – wel opgeroepen, maar niet ingedeeld – Wisconsin; geboren 10-12-1822, was knecht op Honders in Kotten, emigreerde 1846 naar Gibbsville, Wis. Brethouwer, Barend – 34th Regiment, Wisconsin Infantry (Militia). Heet eigenlijk Jan Berend, geboren 7-7-1845 op Broekman in het Woold en emigreerde in 1847 naar Sheboygan. Brummels, John – 14th Regiment, Wisconsin Infantry. Geboren op 25 februari 1831 volgens een Amerikaans document, maar volgens de gemeente Winterswijk in 1829. Hij, Gerrit Jan te Brummelstroete is vertrokken in 1847 als knecht van het Mentinkhuisje en diende in de G – compagnie van het 14e Wisconsin Volunteers Bataljon. In oktober 1865 was hij weer uit de oorlog.
Damcott, John – 9th Regiment, New York Cavalry – Jan Derk geboren 18-12-1840 op Guldenhuis in Henxel ging met de Harstein in 1858 naar Amerika (Clymer?). Gerrit Jan Dunnewold geboren op 14-6-1843 op Kobus Picker in het Woold was een zoon van Jan Willem de dominee. Gerrit Jan diende in het 112th Reg. NY. Inf. Esselink, John -112th Regiment, New York Infantry – Clymer? Gesneuveld bij Ford Fisher. Herkomst nog onduidelijk. Het kan ook gaan om Esselinkpas. Grooters Gerrit Jan – 35th Iowa Infantry en sneuvelde in de slag om Tupelo, MS. Hij werd geboren 2 juli 1836 en kwam met zijn ouders van Dorp 35. Emigreerde 1844 met de Hoop.
Gossink, Garret W. -14th Regiment, Wisconsin Infantry – geboren op 19-1-1831 op Gossink in Henxel en in 1848 geëmigreerd naar Holland twp. (Sheboygan, co). Gesneuveld. Gossink, John – 45th Regiment, Wisconsin Infantry – 7-3-1833 op Gossink in Henxel geboren en in 1848 geëmigreerd naar Alto in Wis. Ter Haar, Henry – 31st Regiment, Wisconsin Infantry – Gerrit Hendrik ? geboren 6-7-1844 op Haverland in het Woold en in 1849 naar Gibbsville, Wis. vertrokken. Derk ter Haar geboren op 3-11-1843 op Haverland in het Woold dient in het 9e Cavalarie Reg. van New York. Hij woonde in township Mina en vermoedelijk is de genoemde Joseph ter Haar Jan Willem ter Haar geboren op 26-11-1845. Ook hij diende in het 9e cavalerie regiment. Ten hagen, Garrett – 56th Regiment, New York Infantry – geboren 4-11-1841, woonde op Dorp 477 ging naar Wis.? Hesselink, Gerrit J. – 25th Regiment, Michigan Infantry; geboren 25-1-1842 in Kotten op Stroeterhaar en vertrok in 1846 naar Holland, Mi. Hesselink, Gerrit J. – 28th Regiment, Michigan Infantry Hesselink, Henry J. – 45th Regiment, Iowa Infantry (100 days, 1864) Hesselink (Hessling), William H. (Gerrit Willem.), Westfield, kwam van Dorp 249 en was geboren op 19-9-1844. Hyink, Henry -1st Regiment A compagnie, Iowa Infantry (3 months, 1861). Hij kwam van de Stegge in Dorpboer en werd krijgsgevangen gemaakt in Atlanta, Georgia. Hij overleed op weg naar huis aan de gevolgen van zijn gevangenschap. Hij was in 1854 geëmigreerd. Hyink, Herman – 9th Regiment, Iowa Cavalry. Geboren op de Stegge in Dorpbuurt , emigreerde juli 1863, nam in september 1863 dienst en werd op 28 februari 1866 in Little Rock, Arkansas ontslagen. Immink, Henry – 150th Regiment, Illinois Infantry (1 year, 1865) – geboren op 3-12-1840, vertrok 1847 van Dorpbuurt 19 Korschot, Derk J.- 32nd Regiment, Wisconsin Infantry – geboren 27-11-1840 van Roerdinkpoorthuis in het Woold, via Clymer naar Wisconsin getrokken. Meerdink Gerrit – 112th Reg NY. Inf. – identiteit is moeilijk vast te stellen, daar deze waarschijnlijk ouder is. Meerdink, Brent – 44th Regiment, Wisconsin Infantry Mensink, William – 112th Regiment, New York Infantry – Berend Willem geboren 16-12-1839 op Mensink in Ratum en in 1847 naar township Mina vertrokken. Mentink, Hendrik – 1st Regiment, Wisconsin Infantry – geboren 17-2-1844 op Maathuis in Huppel en vertrokken in 1847. Mentink, Henry J. – 1st Regiment, Wisconsin Infantry Nijenhuis / Newhouse
Onnink, Charles J.- 74th Regiment, New York Infantry National Guard (30 days, 1863) – Harmanus? Geboren 7-1-1837 – Hijinkkamp Woold – 1847 Oonk, J. G.- 153rd Regiment, Ohio Infantry (National Guard) Oonk, John -1st Regiment, Wisconsin Infantry G.J. Oonk. Oonk, William -14th Regiment, Wisconsin Infantry – Jan Willem 10-1-1821? Rauwerdink, Jan H.- 27th Regiment, Wisconsin Infantry – geboren 21-2-1837 Boveld Nijhuis te Woold en in juli 1857 geëmigreerd. William Reslink (Reuselink) – korporaal in 112th Regiment, New York Infantry – begraven in Clymer. Hij was geboren op 17 april 1839 en emigreerde met zijn familie vanaf de boerderij Walienspas in 1845 naar French Creek bij Clymer. Rooks, … 1st Regiment, Missouri Cavalry ??? , geboren 1841, Winterswijk, Gelderland, NL, kwam op in Oshkosh, Wisconsin op 25 september 1862, voor 32e Regiment Wisconsin Infantry en verlies Wisconsin op 30 oktober 1862. Gerrett overleed in een military hospital in Memphis, Tennessee op 27 september 1863 aan keelontsteking. Roerdink, Gerit W. – 32nd Regiment, Wisconsin Infantry – Gerrit Willem geboren 22-12-1838 VeenhuisNijhuis Woold in 1856 en naar township Lima in Wisconsin vertrokken. Hij overleed in een legerhospitaal. Rospas, Garrett Jan -15th Regiment, G-compagnie New York Engineers (New), 50th Regiment, New York Engineers – Gerrit Jan geboren 7-5-1839 komende van Rospas in het Woold – in 1845 naar Clymer geëmigreerd. Gerrit Willem Rospas – soldaat in 112th NY infanterie op 1 september 1862 en sneuvelde in de slag bij Fort Fisher, North Carolina op 10 januari 1865. Hij was verloofd met Anna Gesiena Esselink en zijn aanstaande zwager Jan Esselink werd fataal verwond in dezelfde slag. Gerrit Willem is in 1845 naar Clymer geëmigreerd en een broer van Garrett Jan. Gerrit Willem Schreurs – geboren 17 september 1839 en komende van het Horsterhuisje in de Brinkheurne kwam hij met zijn familie in 1846 naar de V.S. en kwam in het 7th I.V.I. A compagnie en diende onder generaal Rice. Hij werd twee keer gewond in de slag bij Belmont en maakte vele slagen mee. Uiteindelijk diende hij drie jaar. Schoemaker, John – 5th Regiment, Iowa Cavalry – Jan Derk geboren 31-10-1833 – Dorp 299 – 1855 naar Muscatine, Ia. Sywassink, Bernard – 64th Regiment, New York Infantry – Jan Berend kwam uit het Dorp en is in 1846 vertrokken. Slotboom, John A. – 112th Regiment, New York Infantry – Jan Albert geboren 22-5-1841 van Hoijtinkhuisje in de Brinkheurne; in 1846 vertrokken naar Clymer. Slotboom, John A. -2nd Battalion, Veteran Reserve Corps , 12th Regiment, Veteran Reserve Corps begraven op Clymer Hill. Slotboom, John W. – 112th Regiment, New York Infantry begraven op Holland in Clymer Verink, William M.- 2nd Regiment, Iowa Cavalry – Berend Willem 20-6-1838 afkomstig van Hijinkschoppe en in 1847 naar Muscatine vertrokken. Voskuil Willem Christiaan geboren op 20-12-1840 op Voskuil in Miste en in 1847 naar Cedar Grove, Wis vertrokken. Wiggers, William – 54th Regiment, New York Infantry – Jan Willem geboren 26-8-1830, afkomstig van Mentinkberg Dorpbuurt en in 1847 naar Clymer vertrokken. Wilterdink, John A .- 25th Regiment, Michigan Infantry – Jan Antoni geboren 10-9-1839 op Wilterdinkhuisje in Kotten en in 1846 naar Holland, Mi vertrokken. Tewinkel John – 112th Reg. NY. Inf. begraven op Holland in Clymer. Tewinkel, Wm. – 112th Regiment, New York Infantry – Berend Willem geboren 7-12-1840.
Te Kulve, Jan geboren 31-10-1845 op Ros in het Woold en die met vader Hendrikus en de rest van de familie in 1847 naar Clymer, NY emigreerde, raakte in 1862 betrokken bij de Amerikaanse Burgeroorlog, zoals meerdere emigranten. Jan kwam bij het 112e Regiment, D compagnie. Overleed aan verwondingen. Het hospitaalverslag luidt als volgt: Jan overleed aan chronische diarree in het US. General Hospital in Albany, NY. op 14 oktober 1864. Hij is begraven op Albany Rural Cemetary.
Rond vijftig geboortige Winterswijkers hebben in de Amerikaanse Burgeroorlog meegevochten, of werden opgeroepen, waarvan een kwart in het 112e regiment infanterie NY. diende.
Bronnen: ⦁ Dagboek Antoni Wilterdink – Michigan ⦁ Stamboom Rooks. ⦁ Bron Civil War register
De emigratie naar Zuid-Amerika is voor Winterswijk slechts een fractie op de ruim 2600 die tussen 1839 en 1890 naar de V.S. emigreerden. Rond deze tijd vertrokken er uit het naburige Münsterland de nodige emigranten. In 1834 was Daniel Reesa uit Südlohn vertrokken en in 1845 de timmerman Heinrich Wiechers met vrouw en kinderen uit Rhede. Voor hen was Brazilië het doel. Daar kregen ze 100 tot 150 hectare aan oerwoud om te ontginnen.
Wat we hebben aan gegevens over de Winterswijkse emigranten naar Zuid-Amerika is gefragmenteerd. In 1858 was er al een groep van plusminus 17 personen uit Winterswijk vertrokken. Lijst emigranten van Winterswijk naar Zuid Amerika (bron: Swieringa). De Arnhemse Courant van 18 september 1858 spreekt van 58 personen (afkomstig uit meerdere gemeenten in de buurt).
J.B. Boeijink (37 jaar), Ga WD Bolthof, 47 jaar, Digterink 28 jaar en RK, J.A. Geerdes 36 jaar, D.W. Lammers landbouwer 47 jaar met zeven personen, D.Z. Loobeek 25 jaar, Meinen, 28 jaar, W.A. Nekkers, 21 jaar vrouw, Reimers, wever, H.J. Rooks 24 jaar, A.C. Schoemaker 26 jaar arbeidster, J.A. te Giffel, 19 jaar en landbouwster, J.W. ten Pas 53 jaar arbeider, A.A te Winkel arbeidster 52 jaar, R.H. Tigelaar arbeidster 38 jaar, M.H.W. Willemsen wever en 2 kinderen. Deze groep behoorden duidelijk tot de armere klasse. In de Arnhemse Courant van 18 september 1858 worden ze nog gewaarschuwd voor oplichting door hun agent en andere beloftes. Er verschijnt op 7 december 1859 de volgende verklaring in het Algemeen Handelsblad van reisagent Bolwerk…..
Bron: 7 december 1859 Algemeen Handelsblad
J.W. ten Pas uit het dorp kwam terecht in de omgeving van Porto Alegre, Brazilië. Nazaten hebben nog contact met Winterswijk. Opvallend is dat deze groep arm was en waarschijnlijk zijn verleid door een goedkope overtocht en mooi praatjes. Zijn achterkleinzoon verwoordt:
Eduardo Tenn-Pass Hallo, mijn overgrootvader Wilhelm Ten Pas geboren 10 augustus 1844 in Winterswijk, emigreerde naar het zuiden van Brazilië in 1858 samen met enkele familie. Ze kwamen in “Porto Alegre” op 3 december 1858, van de Agatha schip, afkomstig uit de haven van Antwerpen waar ze vertrokken op 5 oktober 1858. Hierna vestigden ze zich in de kolonie “Santa Maria de Soledade”, vandaag de stad “São Vendelino”. Hier vestigden zich meerdere immigrantengezinnen, voornamelijk Duits. De familie ten Pas heeft hier verspreid over het zuiden van Brazilië en hadden we een aantal wijzigingen in de laatste naam (Tenn-Pass, Tempass), maar ze hebben allemaal dezelfde oorsprong. We maken ook deel uit van de familie die emigreerde naar de Verenigde Staten.
De bijgevoegde foto is het graf van mijn overgrootvader Wilhelm begraven in de stad “Estrela”.
Bron: foto Eduardo Tenn Pass
Familie Gunther was begin 20e eeuw naar Chili (Tranvaal Colony Gorbea) geëmigreerd en ze worden in 28 februari 1906 overvallen waarbij zijn vrouw en een zoon worden vermoord. Een dochter raakt zwaargewond.
. Begin 20e eeuw kwam er initiatief vanuit Winterswijk richting Argentinië. In 1910 werd de Landbouw Maatschappij “Tubantia” te Winterswijk opgericht met als doel grond aan te kopen in Argentinië, ontginning, exploitatie, verhuring en verkoop van die gronden, aan- en verkoop van vee, landbouwproducten en – werktuigen. Er waren bijna 75 deelnemers , waaronder Abraham Willink , Jan Hendrik Willink, Johan Gerhard ten Houten , Jan Berend Roelvink en Albert Scholten uit Winterswijk. Het maatschappelijk kapitaal bedroeg 2.000.000,– gulden, verdeeld in 800 aandelen, ieder aandeel groot 2500,– gulden . Bij de aanvang van de vennootschap waren 170 hele en 6 halve aandelen geplaatst. In de statuten d.d. 9 maart 1910 wordt zeer uitvoerig beschreven wat wel en niet mag en kan en wie de commissarissen zijn . Tot directeur werd Abraham Willink benoemd. In artikel 33 worden de onkosten beschreven: De door de oprichters in verband met de oprichting gemaakte kosten, waaronder begrepen die van overtocht van dhr. en Mevr. De Geus en de heer Willem Carel Pieter Willink en hunne reis- en verblijfkosten in Argentinië, worden ten laste van de vennootschap als oprichterskosten geboekt. Het eerste jaar is er een winst van f 31862,95 geboekt. Eind 1911 was er 8264 hectare in bezit, waarvan een groot deel was verhuurd aan kolonisten en een ander deel nog in cultuur moest worden gebracht. Eind 1912 is het grondbezit gegroeid tot 10.330 hectare. In de krant van 13 maart 1912 wordt verteld dat P. Buisman en dhr. Gerritsen naar Argentinië zijn vertrokken om werkzaam gesteld te worden in het boerenbedrijf der ontginning van de vereeniging Tubantia. Het bedrijf La Welna komt steeds meer in bedrijf met 1400 hectare aan alfalfa, 830 fokkoeien en 400-stuks eenjarig of tweejarig vee. Op het andere bedrijf denkt men op ongeveer 1000 hectare 500 tot 600 stuks vee te plaatsen. Ondertussen zijn er bouwgronden bij Mendoza gekocht. Rond de Eerste Wereldoorlog wordt emigratie naar Argentinië ontmoedigd vanwege de economische crisis. In 1925 staat in het Handelsregister dat de NV Landbouw Mij Tubantia te Winterswijk is opgeheven met ingang van 16 januari 1925. In 1927 vertrekt H.K. Jansma. Hierna volgen berichten uit de Nieuwe Winterswijkse Courant zoals Jansma deze schreef. In 1937 zijn de berichten niet positief over Argentinië. Een kans van slagen had je als harde wilde werken en zuinig leefde.
Bron: Nieuwe Winterswijkse Courant 15 juli 1927.
In 1936 schrijft Jansma over zijn ervaringen in Argentinië
Brief die Jansma vanuit Argentinië naar de Nieuwe Winterswijkse Courant inzond. Geplaatst 20 november 1936 – collectie Bep Godthelp.
HOLLAND LAND COMPANY In het Westelijke deel van de Staat New York hadden Amsterdamse financiërs van Eeghen en Willink in 1793 3,5 miljoen acres in de handen gekregen. In het totaal besloeg dat gebied acht counties. Een zekere Joseph Elicot trad op als agent om het land te verkopen aan de eerste pioniers. De Seneca-indianen werden met 100.000,- dollar afgekocht (8). De Willinks waren van oorsprong een Winterswijkse familie. Hendrik Willink, geb. 6-6-1735 in Winterswijk en Bernardus Willink geboren 3-10-1728. Mogelijk dat de band van deze Willinks met Winterswijk de Winterswijkse emigranten richting het westelijke deel van New York dreef (1). Er wordt beweerd dat in 1842 ‘ een jonge dochter die in 1842 uit Winterswijk te Buffalo aangekomen is, en als dienstmeid daar diende per brief goede berichten naar Winterswijk gezonden heeft” (2). Christiaan Naves (van de Tiggeloven uit het Vosseveld) en Gerrit Jan (Jan Willem)? Lomans (Velthoen – Meddo) waren de eersten die in 1844 naar het gebied Clymer in het westelijk deel van de staat New York trokken op aanraden van een Duitser, Butterwiese, agent van de Holland Land Company. Ook wordt ene Patterson genoemd. Het gebied was toen nog een grote wildernis. Zij ontmoetten waarschijnlijk tijdens hun reis in Buffalo een makelaar. Van hem hoorden ze dat in Clymer de boeren zaten te springen om arbeidskrachten en dat er goedkope grond was. In het Westen (Michigan, Wisconsin) moesten ze helemaal in het woud beginnen. De makelaar stuurde de Winterswijkse heren naar een zekere Cooper Lodge in Westfield aan het Eriemeer. Westfield was een aanlegplaats en Cooper bood nachtlogies en voedsel. Hij zal wel enthousiast gesproken hebben, want met paard en wagen bracht hij Lomans en Naves via Sherman over een planken weg naar Clymer (3). Van meet af aan was het hardwerken: bomen vellen, blokhutten bouwen, graan en aardappelen verbouwen en de hele sociale structuur van kerk en school opbouwen. De eerste gemeenschap telde 18 leden die in een schoolgebouw bij elkaar kwamen. Jan Willem Bekerink staat tegen 15 Dollar een kwart acre grond af om daarop de Clymer Hill Church te bouwen. Op 13 september 1854 wordt de kerk ingewijd en gemeente groeide tot 60 leden.
Bron: Flickr – collectie Yvette Hoijtink De Nekkers-familie (Neckers) in Clymer.
CLYMER ONTSTAAN VAN DE KERK ALS MIDDELPUNT In het kerkelijke denken ontstond er al spoedig een liberale richting en een orthodoxe richting zoals we in de Historische Schets uit Clymer lezen. Kennelijk waren er nogal wat emigranten waarbij de godsdienst geen leidraad was om te emigreren. Deze richting bleek niet echt te zijn georganiseerd, maar ging in Clymer rond 1855 op in de orthodoxe kerk. In het begin bleek de emigratie voor vele emigranten een teleurstelling te zijn (4) en hiermee was er een voedingsbodem voor het geloof. Volgens emigrant J.H. Warnshuis ‘toen wij hier kwamen waren wij zoo dood als een pier”. Naast het harde werken op de werkdagen werd er op de zondag gerust en in de namiddag kaartgespeeld. Onder aanvoering van de Aaltenaar Adolph Hesselink ontstond de eerste gemeente, maar de vraag was bij wie en wat aan te sluiten. Op 8 juni 1847 werd bij de Congretional Consociation te Versailles N.Y. een verzoek voor een predikant ingediend. Na een bezoek door een commissie van deze kerk, welke de gemeente oprichtte, ondervroegen ze een aantal gemeenteleden. Na de ondervraging werd Adolph Hesselink aangesteld als voorganger. De eerste leden waren: Jan Hendrik Warnshuis, Chris Nabes, Hendrikus ter Haar, Wander Willink, Jan en Derk Willink (zonen van Wander), G. J. Loomans, J. D Grotenhuis, Jan Bekerink, J.W Bekerink en Abraham Bekerink. Geen enkele familie behoorde in Winterswijk tot de Afgescheidenen. Kennelijk is er een stroming die van liberaal , maar door de omstandigheden ingegeven orthodoxer in het geloof is geworden. Voorganger Hesselink vertrok in 1849 naar Muscatine in Iowa. Hieruit bleek dat er duidelijke contacten waren tussen emigranten die in de verschillende gebieden terechtkwamen. J.H. Warnshuis vertelde: ‘Sommigen onzer hadden gehoord of herinnerden zich dat een zekere Pikkers Jan Willem, die altijd te Winterswijk in de groote Kerk met den schouders ten den grooten pillaar had staan leunen, en altijd zoo aandachtig was in zijn luisteren, en van hem hadden zij gehoord dat hij dominie wilde worden.’ Brieven gingen naar Winterswijk, maar Jan Willem was (omstreeks 1846) al op de boot gestapt. Via eigen contacten ontdekte men dat Dunnewold in Milwaukee vertoefde. Hij had zich aangesloten bij een groep Achterhoekse emigranten die op de Hollandse Berg woonde en werkte in een steengroeve. De kerk in Clymer kon hem geen salaris bieden en Dunnewold vertrouwde zich de prediking nog niet toe. Uiteindelijk ging hij en aanvaardde de taak van ouderling/voorganger in Clymer. Hij werd als zeer geschikt beschouwd, want Dunnewold bleef tot in 1868. In de Historische Schets van Clymer schrijft men:
‘Hier was een bijzondere toestand, maar hier was ook een bijzondere man; over de wereld henen was er geen ander man die juist zoo geschikt was voor dit werk. Een Winterswijker onder de Winterswijkers; arm gelijk zo zij ook waren, ook niet geleerd, die niet veel salaris vroeg, maar bereid om met de handen te werken, en begeerig om het Evangelie te verkondigen, en vurig om zielen te winnen. Een man ook met een gezond oordeel en goede menschen kennis; en daarbij hebbende een wonderee gaave om met eenvoudige menschen te spreken in hun eigen taal over de groote werken God’s. Hij was geen groote kansel-redenaar.’
Clymer Hill Church
Dunnewold moest wel les nemen bij de dominee in het naburige Sherman. Op 8 oktober 1851 werd hij officieel bevestigd en er waren 38 leden (volgens Jan Willink uit Clymer waren het er 43). De volgende personen waren lidmaten: Jan Hendrik Warnshuis en zijn vrouw Johanna Konings, Hendricus Ter Haar en zijn vrouw Hanna te Winkel, Jan Bekerink en Hanna W te Winkel, Wander Damkot en Janna Geertrui Oonk, Chris Nabes en vrouw, Hendrik Jan Meerdink en vrouw Janna Loomans, Berend Willem Meerdink en Aaltje te Kulve, Jan Willem Kortschot en Beerneken Beskers, Derk Willink en Geertruida te Kulve, Jan H Schreurs en Janna Geertruid Oonk, Gerrit Jan Meerdink en vrouw, Engelbartus Damkot en Mina te Kempel, Gerrit Jan Loomans, Jan Hendrik Willink, Geziens Slotboom (geboren Hoijtink), Wilhelmina Meerdink, Johanna Neckers, Christina Nabes (Navis), Geziena Kobus, Geziena te Kulve geboren Oonk, Mina te Kolstee en Dora ten Hulzen – Konings. Hiermee zijn lang niet alle immigranten lid van deze kerk. Volgens de gegevens moeten 180 personen in de eerste jaren tot en met 1850 naar Clymer zijn gekomen. De nederzetting kreeg daarmee levensvatbaarheid vanuit Nederlandse, in dit geval vanuit het Winterswijkse oogpunt. Hendricus ter Haar en G.J. Loomans waren de afgevaardigden voor Clymer in de Consociation van kerken (5).
WILDE WARNSHUIS Hendrik Jan Warnshuis was in tegenstelling tot zijn broer Jan Hendrik Warnshuis van een ander snit. De Clymers noemden hem ‘Wild John Warnshuis” en hij werd geboren in 1829 op de boerderij Kortschot in Huppel. Hij was degene die vaak voor de wet moest vluchten, want hij stal boter, dakpannen en alles wat niet vast zat. Onze ‘brave”’ broeder moest dan regelmatig in het gevang, maar wist ook onderweg tijdens het vervoer te vluchten. Zo wist hij door het raam van het hotel te vluchten en om de bewakers op een dwaalspoor te brengen, liet hij de broek achter…….. Hendrik Jan was drie keer getrouwd. Zijn tweede vrouw Anna C Meerdink) bezocht haar ouderlijke woning op een avond door een bouwland en bos te doorkruisen. Zij kwam echter nooit bij haar ouders aan. Later vonden ze haar bevroren op het land. Velen geloofden niet dat ze stierf aan een natuurlijke dood. Zijn eerste vrouw , Carolina Meerdink (geboren in 1836 eveneens afkomstig van Kortschot te Henxel) stierf eveneens onder vreemde omstandigheden. Zij was met de baby en Hendrik Jan naar het bos gegaan waar hij aan het kappen was. Het schijnt dat er een boom op haar terecht is gekomen en haar doodde (6).
Bronnen:
⦁ Netherlanders in America pagina 25 –Immigration to the U.S. and Canada, 1789-1950 – Henry S. Lucas ⦁ Nederlands Patriciaat, 1989 73e jaargang ⦁ Historische Schets van de Clymerhillkerk –pag 4 ⦁ Van der Schaaf – Clymer ⦁ Historische Schets van de Clymerhillkerk ⦁ Thelma Heil – Clymer
CLYMER van 1850 -1875 Het aantal Winterswijkers dat voor Clymer koos in deze periode lag rond de 200 personen (tussen 1851 tot en met 1890). Jan Albert Kortschot (Roerdinkpoorthuis – Woold) en zijn Frederika kwamen in 1854 naar Clymer en woonden een tijdlang bij de Supervisor van township Clymer Hercules Rice. Op 1 april 1862 verkreeg het echtpaar voor 200 dollar een half acre land in de township Harmony, maar ze verkochten dat in 1863 met verlies van 50 dollar. In 1869 bleken ze veertig acre in bezit te hebben (1). Hun naam veranderde in Crosscutt. Winterswijkse namen veranderden dan geleidelijk in Amerikaanse schrijfwijzen mede gespeend om echt als Amerikaan te worden beschouwd. Voorbeelden van verandering zijn: ⦁ DamkotDamcott, ⦁ DeunkDuink, ⦁ HesselinkHeslink, ⦁ Hietkamp Hitcome ⦁ Konings King ⦁ Legters Lectus, Lictus ⦁ LuikenhuisLookenhouse, ⦁ NekkersNeckers, ⦁ Nijenhuis Newhouse, ⦁ ReuselinkReslink en Ruslink, ⦁ RospasRaspas ⦁ SchreursSchruirs, Schrears, Schruirs, Schruers ⦁ Ten Bokkel Tenbuckle ⦁ Te KronnieTecroney, ⦁ Te KulveTeCulver ⦁ Te Winkel Tewinkle ⦁ WoordesWardes
De Clymerhill Church wordt door de nazaten van de emigranten beschouwd als de moederkerk. Als in 1868 Jan Willem Dunnewold naar Gibbsville in Wisconsin vertrekt, werd er op zijn aanraden de naam van Gerrit Jan Renskers als opvolger genoemd. Renskers werd op 3 november 1818 geboren in Winterswijk en was op dat moment dominee in Zeeland, Michigan. Dunnewold leerde hem kennen bij de Afgescheiden Gemeente in Winterswijk, want hij had een twist over de afscheiding. Hij was al in 1846 naar Amerika gekomen. Het viel Dunnewold op dat hij een sterke tegenstander was van Dunnewolds beginselen. Onder leiding van Renskers groeide de Clymer Hill Church van 141 naar 187 leden. In 1868 werd de kerk in zijn geheel gereformeerd. Mensen sloten zich aan en werden na onderzoek door de kerkenraad aangenomen. Door de groei van het aantal emigranten en dus gelovigen, ontstond er een tweede kerk. Dit gaf nogal wat beroering in de kleine gemeenschap. Achttien leden vertrokken naar de Village. Aanvankelijk was het nog een schuur en het werd later de Presbyteriaanse kerk. Deze werd omgedoopt in Reformed Church of Clymer Village. Dit was in 1869. De Amerikaanse bevolking moest echt wennen aan het feit dat de Hollanders op klompen en zwarte kleding naar de kerk kwamen. De Amerikanen verdwenen geleidelijk aan naar andere kerken……. Dertig families vormden met in totaal 83 lidmaten deze kerk (2). Bronnen: ⦁ Lois Parker – The Kortschots of the Netherlands and the USA.- Olympia WA. ⦁ Historische Schets van de Clymerhillkerk – pag 26, 27
WISCONSIN
In ieder geval zwierf Aaltenaar Hendrik te Kolstee al in Wisconsin rond voordat de grote massa kwam. Een grote stroom Achterhoekers wisten hem te vinden. In 1845 reisde een groepje Winterswijkers via de grote meren door naar Milwaukee, Wis.. Mathias Wenink was als de eerste Winterswijker de groep voor gegaan. De broer van Gerrit Jan Lomans, Jan Willem trok met Alexander Hallerdijk (brief – zie boek Ligterink) en Albertus Meenk naar wat men later noemde ‘de Hollandse Berg”. Zij vestigden zich aan de noordwestelijke rand van het centrum van Milwaukee langs de rivier de Milwaukee. Deze mensen worden gezien als voortrekkers van de Nieuwe Immigratie die Brummelkamp en van Raalte in beweging bracht. De mensen die er later bij kwamen, waren vergelijkbaar arm (1). Van Albertus Meenk is bekend dat hij doortrok naar Alto, Wisconsin. Jan Willem Dunnewold, de latere dominee, kwam ook in Milwaukeer terecht. Zijn reis wordt beschreven in de Historische Schets van de Clymerhillkerk. ‘Den 4 den Dec. 1846 kwam hij met zijn huisgezin te Boston aan en vertrok dadelijk naar Albany. Maar nu ondervond hij groote teleurstelling. In Nederland op reis wat het zijne gedachte geweest, dat hij door de helft van zijn tijd te werken, de andere helft zou kunnen gebruiken voor studie. Maar het eerste dat hij kreeg, bracht hem naar 25 cents daags, van 6 uur in den morgen tot 6 uur ’s avonds. Nadat dit werk hem ontzegd werd, toen aan het takkebosschen halen van vier mijlen buiten de stad, helft voor eigen gebruik en de andere helft verkocht voor 12 cents. Zijne vrouw trachte ook te doen wat doen kon en verkocht brewerw yeast, waarmee zij ook 12 cents daags verdiende. De tijden werden echter nog slechter, zoodat er bij bijna gebrek kwam. Ware het niet een rijken Hollander geweest die hen hielp, zij waren in het grootste gebrek gekomen. Waarlijk een ander school dan deze discipel zich had voorgesteld. In April ’47 vertrok hij naar Milwaukee. Daar ging het beter. De stroom der emigratie begon toen in volle gang.’
Nadat ze een beetje geld hadden verdiend, gingen ze een stukje noordwaarts naar Sheboygan County en Fond du Lac. In ieder geval leefden de Saugatuck-indianen van het voorjaar tot het najaar nog in het gebied. Ze kwamen voor de vruchtbare gronden, de grote hoeveelheid wild en de rijke visgronden, maar als ware nomaden trokken ze bij het kouder worden weer naar het zuiden (Kentucky) (2). De mensen die zich vestigen in Cedar Grove, Oostburg, Hingham waren eenvoudige mensen, maar gelovig. Zij practiseerden het geloof consequent, lazen de bijbel en volgden getrouw de catechisatie, maar de groep was ‘losser in de opvatting van het geloof” dan de emigranten, merendeels Afgescheidenen, in Michigan. Vanaf het begin ontstonden er kerken. De First Reformed Church in Oostburg ontstond in 1850. In 1856 waren er al 230 lidmaten. In 1852 schreef de Sheboygan Press over de lokale bevolking: de indianen. ‘Er waren verschillende Indiaanse dorpen, Chippewa en Menomee-stammen leefden vredevol en gelukkig tussen de immigranten. Hun wigwams waren gemaakt van schors en in sommige gevallen (wintertijd) werden ze bedekt met brem en huid. Ze gebruikten geen vuurwapens, maar ze waren tussentijds met vlijmscherpe pijlen buitengewoon op hun hoede. Er werden regelmatig schietwedstrijden gehouden. Iemand bracht een penny op een stronk of boom aan en degene die de munt er afschoot had gewonnen. Op 20 stappen misten de Indianen zelden het markeringspunt. Indiaanse dansen werden vaak in Sheboygan gehouden. De indianen, mannen, vrouwen en kinderen verzamelden zich in grote kringen en dansen op de monotone slag van de tom-tom. Jonge dappere schilderden in hun vrolijke kleur en dekten het af met stroken van veren. Een waar indrukwekkend gezicht. Hun ponys werden ook grootse gedecoreerd met gekleurde veren en leren strips. De indianen waren stil en onderdanig. We hadden nooit geen moeilijkheden met hen. Een groot aantal uit de dorpen brachten vooral in de lente hun esdoornsuiker voor de handel. Ze verbouwden hun eigen mais en aardappelen, schoten hun eigen wedstrijd en leefden apart.’ Winterswijkse emigranten kwamen ook oog in oog te staan met de indianen. Toen de eerste emigranten uit de Achterhoek aankwamen, waren er overal nog kampementen langs de kust van het Michiganmeer. De zoon van emigrant Hendrik Jan Vervelde uit het Woold, Gerrit, speelde met indanenkinderen. Deze indianen sloegen elk voorjaar hun kamp op daar waar de Verveldes zich hadden gevestigd. In het algemeen waren de relaties met de indianen goed. Eigenlijk, waren ze nieuwsgierig en bedelden ze om voedsel. Als het kouder werd dan trokken de indianen weer zuidwaarts naar Kentucky. Hoewel de indianen officieel per overeenkomst met de staat het land in 1833 hadden opgegeven, bleven ze nog tot in de jaren zeventig van de negentiende eeuw komen. Eén van hen was Old Solomon en als hij kwam dan vertelde hij dat hij het land en zijn oude visgronden controleerde ( 3). Bronnen: ⦁ Netherlanders in America pagina 200 –Immigration to the U.S. and Canada, 1789-1950 – Henry S. Lucas ⦁ Oostburg in Wisconsin Haven of Hope in a new land ( 2001). ⦁ Oostburg in Wisconsin Haven of Hope in a new land ( 2001).
MILWAUKEE
Jan Willem Dunnewold van de boerderij de Pikker werd in 1847 ouderling onder de door Ds. Zonne gestichte kerkgemeente Milwaukee. Jan Hendrik Hijnk van Blekkink uit het Woold kwam in 1847 in Sheboygan, Wis. aan en verhuisde in 1848 naar Milwaukee. De stad had toen al meer dan 14.000 inwoners. In 1849 ging hij terug naar Sheboygan, maar in 1850 keerde hij weer terug naar Milwaukee om in 1863 door te trekken naar Sioux Co in Iowa. Jan Bernard, zijn twee jaar oudere broer, was hem al een week eerder voorgegaan. Opmerkelijk was dat de twee Wooldsen Dunnewold en Hijink elkaar opzochten. Oude contacten uit het moederland speelden een rol in het kiezen van de woonplek. Op de Hollandse berg zaten een aantal andere emigranten van Achterhoekse origine (Rademaker, Veldhorst, Beernink) (1). G.J. Droppers van de Stroete uit het Woold kwam daar bij en schreef:
‘Daar kwamen wij aan Daar kwam bij picker J.W. Dunnewold, die Zeide wij konden wel bij Hem in ’t huis komen en dat deed ik en daar zijn wij wel 6 Weken bij geweest. Dit huis daar heeft verleden winter Haartman in gewoond en hij is nu van December naar het (onleesbaar) gegaan daar had hij al een huys gebouwd en daar heeft hij ook al grond gekocht……..J.W. Dunnewold vertrekken in Haartman zij huis. Wij zijn hierin gebleven. Ik heb ook grond gekocht 120 Akker de akker kost mij 19 schellingen Hier hebben de meeste Hollanders grond gekocht en wij hebben hier alle Zondags tweemaal Nederduitsche predicatie en ook cagicaci voor de Jonge lieden en ook eenmaal predicacie en vergadering. De predikand zijn naam is Dominheer De Zon en die heeft ook grond gekocht en hij heeft ook veel menschen meegenomen die zijn daar ook die heeft hij grond gegeven om daarop te werken en moesten zij Hem dan in het vervolg betalen en daar word ook een kerk gebouw en Hij laat eer zich ook een huis bouwt (onleesbaar deel)…….Hier woont ook nog een boel Hollanders. Wij hebben de grond daar ook bij en wenschen indien wij gezondheid hebben om er ook in het …jaar henen te trekken en dan een huis te bouwen. De levensmiddelen zijn niet duur. De 100 fijn witweiten meel kost 5 gulden en de 10 pond. Varkensvlless kost 7 en een halve gulden en het rundvlees de 100 5 gulden en het fijne boekweitenmeel kost de 100 pond ook 5 gulden de bussel erwten kosten 2 en een halve gulden, de bussel is 5 pond. En de bussel aardappelen kost five stuivers. De thee en koffie zoo als bij u, de beesten zoo ongeveer als bij u. Een goede koe en ’t kalf kost 30 gulden. De kinderen kunnen hier voor niets naar de school gaan om het Engels te leren; en dan is er de Zondag school; daar kunnen heengaan groten en kleine mensen. Maar nu, het is hier in den winter noch al veel werk met houtzage. In de stad hier is de gewoonte om te stoken in kachels. Daar kan men 4 potten tegelijk op koken. Zoo heb ik er ook een gekocht. Die koste mij met de potten 37 in Hollandse gulden. Die zijn zo gemaakt dat men het brood, die het meel heeft, er heerlijk in bakken kan en de brood hebben wij voor niets. De jongens gaan ook naar de stad en zagen ook hout mar de verdiensten zijn toch niet heel groot want hier zijn er te vee.. Want hier trekken veel mensen op toe.’
Bron: ⦁ Hyink Family A Documentary and Pictorial Genealogy, Vol. 1; edited and compiled by Lawrence Hyink
SHEBOYGAN/CEDAR GROVE/ OOSTBURG
In 1849 kwam er in Sheboygan een eerste kerk. Het hout werd verkregen door de tamarack-bomen in het moeras te vellen en te verslepen. Op een gegeven moment konden twee personen de bomen niet verslepen. Een ander werd zo kwaad dat hij het alleen deed. Het gebied waar de Winterswijkers zich vestigden werd in de beginjaren Township Holland genoemd.
Sheboygan County tussen 1850 – 1875 Het waren niet altijd opwekkende berichten die naar Winterswijk werden verzonden. G.J. Droppers, geboren 1829 op de Stroete in het Woold schreef op 5 maart 1860 vanuit Town of Holland, Wis (Oostburg/Cedar Grove) aan de familie Vardink in Kotten, dat zijn vader was overleden.
‘heden den 2 Maart ’s morgens tussen 2 en 3 uren vader is overleden in den ouderdaom van 68 jaren. Vader heeft al in de voorwinter gezegt dat hij wel niet meer beter zou worden. Hij heeft zoo een afgaande ziekte gehad. De dokter zij dat het boswater was. Ik weet het niet. Vader is niet benauwd of pijnlijk geweest. Vader heeft ook wel gezegd dat hij ook niet verlangde om weer beter te wordn. Hij zeide: ‘De wil des Heren geschiedde”. Vader is in Amerika altijd wel en gezond geweest. Vlug…naar ziel en lichaam. Het ging hem altijd goed naar zijn zin. Hij handelde vriendelijk met ons, zoals een goed huisvader behoord te wandelen om tot voorbeelden te zijn voor zijn gezin en familiekring…..’
Deze brief moet voor de familie in Kotten geruststellend zijn geweest en men schreef tot in details om ze deelgenoot te maken wat daar op verre afstand was gebeurd..
‘Een uur voor de scheiding van ons zeide hij dat hij benauwd was en toen zeide hij dat hij wel niet weer van bed zou komen. En toen legde hij zich recht uit en heeft geen handen of voeten meer beweegt. En is van tijd tot tijd zo zachtjes uit gegaan, ja zachter als een lamp. Dit strekte ons eenerzijds nog meer tot blijdschap.’
Even verder op blijkt in de brief dat het geloof de emigranten rust gaf. ‘Als onze ziel in Christus geborgen is dan is de dood een blijde tijding om ons over te leveren in die rust die er over blijft voor het volks Gods”.
De familie woonde op dat moment “in het bos vijftien uren van Milwaukee. Daar zijn wij in het begin van April heengereisd. Daar hebben wij een huis gebouwd. Toen woonden wij zolang bij onzen buurman te huis. Die woont hier vijf minuten van ons af. Dat zijn goede buurlui, die komen van Zutphen en daar wonen hier nog meer Hollandsche mensen hier bij ons. ”
Zijn zusters Geziena, Alijda en broer Jan Derk woonden in Milwaukee en die verdienden goed.
‘Alijda twee en halve gulden in de week en Derk woont bij een suikerbakker en verdient vijftien gulden in de maand. Daar heeft hij het goed. Hier is wel wat te verdienen die Engels kan verstaan.”.
Huwelijksadvertentie uit de Nieuwsbode in Sheboygan. Gerrit Willem Gossink was in 1848 met zijn ouders van het Gossink in Henxel vertrokken. Familie was elkaar ook wel eens kwijt getuige de onderste advertentie.
Het reizen ging toen al wat gemakkelijker. Vanaf 1872 was Cedar Grove per spoor bereikbaar vanuit Milwaukee. Op dat moment ging Cedar Grove groeien en het westwaarts gelegen haventje Amsterdam kwijnde weg. In Oostburg diende Jan Willem te Winkel uit Clymer en hij was zojuist afgestudeerd aan het Western Seminary te Holland Michigan. Tussen 1869 en 1871 diende hij de First Reformed Church in Oostburg. Jan Willem werd op 2-3-1823 in Corle geboren en kwam van de Bessink. Hoewel velen in Nederland de Staatskerk aanhoorden, zag men dat men in het nieuwe land overstapte. Zo werden Hendrik Vervelde en Jan Kortschot lid van de First Christian Reformed Church die duidelijke banden hebben en hadden met de Afgescheidenen in Michigan (1).
Berend werd geboren op 2 augustus 1828 en hij was knecht op Hijink in het Woold. In 1854 emigreerde hij naar Lima, Wis. Hier leerde hij Janna Berendina te Kronnie kennen. Zij emigreerde als dienstbode vanaf Roerdinkschoppe in het Woold in 1847. Ze hebben elkaar voordien al gekend.
Bron: ⦁ Diamond Jubilee, First Christian Reformed Church Oostburg
WAUPUN / ALTO
Rond 1845 was het Albertus Meenk die een man uit Alto, Fond du Lac County in Wisconsin leerde kennen. Deze persoon nam hem mee en hij kon de omgeving en vooral de grond daar verkennen. Hij was onder de indruk van de vruchtbaarheid. Jan Willem Looman (uit Meddo) kwam via Milwaukee in deze omgeving terecht. Er volgden families als Duven, Straks, Lemmenes, Glieuwen… Mogelijke Meddose connecties die hier een rol speelden. Jan Straks, geboren op 11 mei 1820 te Winterswijk en wonende op Dorp 108 kwam in 1847/1848 naar het grote land. Zijn dochter Johanna Boom Straks vertelde dat ze samen met haar zwager Matthias Duven in Waterville bij Milwaukee woonden en dat ze daarna doortrokken naar Alto. Jan Straks leerde in Waupun het smidsambacht. Op 2 juni 1851 trouwde Jan met Johanna van Weechel. Ze woonden in een blokhut op anderhalve kilometer ten zuiden van Alto. Het echtpaar had geen meubels dan alleen de dekenkisten die ze uit Nederland hadden meegebracht. Een tafel werd gemaakt door een brede plank aan het raam vast te spijkeren en er aan het einde twee poten onder te plaatsen. De bedden bestonden uit gedeelten in de muur (de bedstee).
De eerste kerk van Alto, Wis.; gemaakt door Willem Gijsbers op aanwijzing van zijn oom Gerrit Hendrik Gijsbers die in 1858 vanaf Dorp 333 naar Alto emigreerde.
De levensomstandigheden waren niet gemakkelijk, want Johanna vermeldde dat haar vader één keer per week met een span ossen naar Milwaukee moest om graan voor diverse winkels te halen. Al met al was zijn week hiermee gevuld. Tijdens de nachten sliep hij onder de wagen, want om ergens te overnachten was er niets. De familie had in de buurt nogal wat contacten met Lomans, Lemmenes ( alle Meddonaren) (1).
MICHIGAN
Degene die voor Michigan kozen zijn aanhangers van de Afgescheiden Ds. Van Raalte. G.W. Wilterdink werd zelfs de buurman van Van Raalte.
AANSLUITEN BIJ VAN RAALTE Een klein aantal families uit de Achterhoek sloot zich aan bij Ds. Van Raalte. Hieronder bevonden zich de families van Harmen Jan Rooks geboren op …te Winterswijk en …..Esselinkpas, Wilterdink, J.W. Koyers, G. J.Rensink, Bloemers en H.J. Hesselink en enkele Wilterdinks. Agenten charterden de landverhuizers. Ds. A. Brummelkamp kwam regelmatig in Winterswijk. Vanuit Arnhem zetten ze een netwerk op om de emigratie te stimuleren. De familie Rooks hielp mee met de bouw van de school in Holland, MI. (1). Het aandeel van Winterswijkers dat naar Michigan trok bleef klein. De Rooks familie vertrok naar Michigan. Jan Hendrik Siebelink van Veenhuis in Corle ging in 1856 naar Graafschap. Vermoedelijk samen met de familie van Jan Albert Willink die in augustus van het Bonenhuis in Huppel vertrok. Ze reisden met de George F.Patton vanuit Rotterdam. Jan Lamers (Dorp 341 – wever) reisde met drie personen naar Olive, Ottawa Co.
Bron: ⦁ Genealogie van Harmen Jan Rooks
MUSCATINE, IOWA
Een minderheid van de Winterswijkse emigranten koos voor Iowa. Van deze groep kozen de meesten voor Muscatine en omstreken. In 1847 emigreerde Chr. Schoemaker (geboren 1818 te Winterswijk) naar Amerika en arriveerde op 5 februari in St. Louis. Met een lagere schoolopleiding toog hij in het nieuwe land onmiddellijk aan de studie. Onder begeleiding wist hij zich in twee jaar tijd tot dominee op te werken. Op 23 april 1849 was hij klaar en op 30 april 1850 zoekt hij via de Volksvriend zijn neef.
In 1850 kwam zijn moeder als gevolge van cholera te overlijden. In 1852 werd hij beroepen voor de First German Baptist Church in Buffalo, N.Y., maar in 1856 kwam hij naar Muscatine om zijn kerk Holland Baptist Church op te zetten aan de Fifth Street. G.J. Nijenhuis was er diaken. Ouderlingen waren J. Schoemaker, G.J. Nijenhuis (van Brinkheurne de Horst), J.W. Rauwerdink (van Stemerdinkhuisje in de Brinkheurne) en J.H. Verink (van Hijinkschoppe in Meddo). Een kleine groep Winterswijkers bleef bij elkaar (1). Vijf jaar later werd Chr. Schoemaker wederom beroepen te Buffalo om daarna in 1866 terug te keren. Door de westwaartse vestiging van immigranten kwam hij in 1872 in Concordia, Montana terecht. Na veertien jaar was hij weer terug in Muscatine om daar in 1906 te overlijden (2). Herman J. Rauwerdink afkomstig van het Stemerdinkhuisje in de buurtschap Brinkheurne kwam terecht in Muscatine en bleef daar. Hij pleegde zelfmoord na een ruzie met de buurvrouw, omdat zijn kippen bij haar in de tuin liepen……(26 augustus 1906). Willem Maas kwam in 1846 naar Muscatine (township Bloomington). Hendrika (zijn echtgenoot) overleed gedurende de bootreis over de Oceaan. HerManus Verink van de Hijinkschoppe uit Meddo volgt met zijn familie deels een eigen weg. In ieder geval verlieten ze Winterswijk in 1846 en bivakeerden in 1850 een jaar lang in Clymer, maar hij kwam in 1851 in township Lake uit; county Muscatine Iowa. Met zocht elkaar ook wel eens:
Op 17 december 1854 schreef H.J. Nijenhuis vanuit Muscatine: ‘Christiaan is aan het schrijnwerken en verdiend zoo ongeveer 1 dollar. En Willem en Jan Berend, die helpen Gerrit Jan toch timmeren. Wij zijn met een huis aan het opbouwen in de stad en Willem verdiend 1 dollar in de week en de kost, en Jan Berend 2 ½ in de week en de kost.’ Even verderop schreef hij: ‘Christiaan en Jan Berend hebben zich beiden een lot gekocht met een huis daarop, de groote van 60 voet breed en 40 voet lang, en dat kost 800 dollars, maar daar hebben zij een koe met een kalf bij , en drie zwijnen en om de 30 hoenders. Het is in de stad en hij woont er al in. En G. Jan, die heeft 2 koeijen en drie jonge ossen en nog 2 zwijnen en een paard. Dat heeft hij onlangs gekocht voor 50 dollars en dat was goedkoop, en een gewoon werkpaard kost 100 dollars.’
Het is opvallend dat ze al vrij snel tot een bepaalde welvaart geraken. Kennelijk trok dit meer Winterswijkers, want Nijenhuis schreef: ‘ dat is ten Steeg, Willem Rauwerdink, en H.J te Strake, die zijn vrouw is afgestorven, en nu is hij weer gehuwd met ter Steeg zijn dochter – en C. Resink en J. Freers…..Meerdink en ….J.H. Stemerdink en J.A. Schreurs en J. Schoemaker. En J.H. Veerink en nog alle eenige meer en dan de Hollanders die met ons zijn gekomen, en het gaat haar alle zeer goed, en zij wonen alle kort bij ons. ‘ Het feit dat ze steun bij elkaar konden vinden, telde kennelijk zwaar. Op 20 juli 1856 werd de Holland Baptist Church opgericht aan de Fifth Street in Muscatine (3).
Bron: Flickr – collectie Yvette Hoijtink Familie Schoemaker
Muscatine tussen 1850 – 1875 In juli 1855 trok Christiaan Heesen vanuit de boerderij Wiggers in Ratum met zijn familie naar Muscatine in Iowa. Kennelijk ging het hem goed, want hij schreef op 1 maart 1866 zijn broer Gerrit Willem.
‘Wij hebben verleden zomer in elf uur 42772 voet dennenplanken gezaagd. Ik had per dag 175 cent, laatsten zomer verdient 361 dollar.’
Op 16 maart 1870 schreef hij zijn broer wederom. Na een aantal wetenswaardigheden over de uitbreidingen in de familie schreef hij over de weersomstandigheden.. ‘Verleden zomer is hier veel vruchten gewas en wij hebben veel nat weer gehad en dus de kwaliteit over het algemeen niet stik zoo goed. Ik heb 20tig bussel wijte gekocht van J.W. Bekerink voor 31 cent per bussel, dat is 60 pond. Die had veel aan de grond gelegen, ik heb die laten maien voor de koei en varkens. Ik heb vier varkens geslacht en eene halve koe bijgekocht voor 7 cent het pond, de varkens hier schoon 10 cent. ….prijs wijten meel 1 ½ cent; boekwijten 5 cent en boter 25 cent het pond. Aardappelen 25 cent den bussel als bij u Over het algemeen wordt hier meer vlees en spek gebruikt en vet. Hier is deze winter niet veel werk geweest. De vette varkens worden hier veel zoo met spoorwaagens weggestuurd; dat is veel schade hier voor de werkmensen, en de pakhuizen hier al enige jaren niet veel mee gedaan.’ Het was hardwerken voor Christiaan Heesen. Het was dan prettig dat hij in die omstandigheden een beroep kon doen op oude bekenden als Jan Willem van Gent die in 1868 was over gekomen. Christiaan meldt dat Jan Willem van Gent hem zeven dagen heeft geholpen met het maken van kachelhout. Jan Willem woonde op de Vossevelder in de Dorpsbuurt (red. nu Vosseveld). Martinus van Gent die op dezelfde boerderij als Christiaan had gewoond was in 1864 al gearriveerd. Christaan meldde in zijn brief: ‘M. Van Gent werkt hier in een winkel; hij brengt de winkelwaren rond met een paard en wagen. Hij is nog bij mij in kost en zuster Elsjen doet nog mijn huiswerk, en mijne kinderen beginnen ook al wat mede te helpen tussen schooltijd. Zij leren goed en wassen goed op.’
Zijn loon was toen 1,75 dollar per dag naar twee dollar gestegen. Technisch vermeldde Christiaan nog de volgende zaken. ‘Onze zaagmolen is al zoveel verbeterd wat wij in elf uur tijds al 55000 voet in planken en bestekhout hebben gezaagd. Dat was de beste dag. Gewoonlijk zagen wij 40 tot 45000 voet per dag dennen hout. Daar zagen 86 zagen tegelijk op en neer in enne minuut, maar dat te gauw; die brak zo vaak en wordt nu weer veranderd.’
Later trok hij naar Vesper in Wisconsin. Er moest via correspondentie van alles worden geregeld o.a. een erfenis.
Brief C Schoemaker
‘Muscatine, 15 maart 1871
Zeer geachte zwager en zwagerin en uwe Kinderen. Onze bede is dat u deze letteren in evengelijken welstand mogen aantreffen asl zij ons verlieten. Ik twijfel niet of gij zult niet vragen GJ Nijenhuis brief gezien te hebben hoe of het ons nog ging en dat onze Famielije weder met een zoon vergroot is dat mij mijne vrouw op de 11. September 1870 geboren heeft. Al onze Kinderen, 7 in getal, 6 jongens en een meisje doen en zijn allen wel. Ook de overige Famielij als vader en Moeder Nijenhuis zoo ook de broer en Zusters en Kinderen zijn wel. De Reden waarom ik juist ……….is wel bijzonder daarom. Er is hier een man AB Carpenter genaamd wiens vrouw voorouders uit Holland afstammen. Deze man heeft vernomen dat zijn vrouws overgrootvader, Lambartus Scheely genaamd in Amsterdam woonachtig geweest zijnde, en voor ongeveer 30 35 jaar overleden zijde, eenige duizende (eene groote som geld) gedeponeerd heeft. Het Gouvernement van Holland bij Testament nalten voor zijn Famielij hier die uit zeven en nog levende Erfgenamen bestaat. Deze Erfgenamen mogten weten of dat geld werkelijk daar is, en welke weg zij moeten inslaan om dit geld te verkrijgen. Wilt gij Zwager de goedheid hebben en vragen een bij een Notaris bij u na wat er gedaan kan worden voor nadere wetenschap van verzegeldeTestament en nalatenschap en erlangen of dat de Notaris zelfs daarnaar mogt onderzoeken. JB. Carpenter is gewillig en ook vermogend de daarop komende onkosten te betalen. Wilt gij zoo goed zijn laten mij zoo spoedig mogelijk antwoord op dezen toekomen. En eens wat deze Erfgenamen hier mochten weten si ⦁ hoe groot de Som is ⦁ hoe lang het op Intrest gestaan heeft ⦁ Wat voor hun de beste weg is het te verkrijgen. De naam des Testateurs in Amsterdam woonachtig zijnde is Lambartus Scheely van deze Scheely´s zijn er hier namelijk 7 broeders en zusters, wier overgrootvader hij (nl. Lambartus Scheely) moet zijn geweest. D Nu aangaande onze eigene zaken. Moeder was juist dezen namiddag nog hier aan ons huis en zei zij hadden gehoopt met Nieuwjaar al een brief weer van u gehad te hebben maar tot nog toe gen – ook van Simmelink, wat is toch de reden. Geliefde broeders en zuster ik mocht alleen in het voorbijgaan nog opmerken dat gij ons een groot genoegen doen zoudt ons spoedig te antwoorden en terwijl ik besluit mogt u op een woord der Heilige Schrift aanwijzen ter uwer ernstige overdenking namelijk Joh:3:7 vraag waar ben ik wedergeboren? God geve en licht en genade te hooren en te verstaan tot Zaligheid. Amen. U hartelijk groetend van de geheele famielij – en bijzonder van vader en moeder – van mijne vrouw, kinderen verblijf ik u hoogachtend in uw in liefde gedenken Zwager en vriend C Schoemaker.
Met br J.D. Heezen en Famielij van ons allen.’
Opvallend zijn de familieconnecties met Winterswijkse achtergrond.
NEBRASKA
DE VERDERE TREK NAAR NEBRASKA Vanuit Wisconsin sprongen een aantal Winterswijkers verder naar het Westen en wel naar Holland in Lancaster County, Nebraska, waaronder Jan Willem Leefferdink die in 1847 was vertrokken van Nienhuis in Meddo. In de begintijd werden de kerkdiensten bij Leefferdink gehouden. In 1870 werd de Classis van Wisconsin benaderd om Jan Willem Dunnewold te beroepen. Deze kwam op 25 juni 1870 om de kerk verder op poten te zetten. Christiaan Gijsbers en E.B. Reimes (Jan Albert van het Ganzenhuis in Corle; emigreerden in 1867) werden ouderling en Leefferdink diaken. De gemeente bestond uit 41 leden. Dunnewold zette alles wel op, maar wilde niet als permanente voorganger functioneren. Vervolgens werd Jan Willem te Winkel benaderd. Er moest een gebouw komen en Derk Obbink die in 1866 van Hanenhuis in Corle was geëmigreerd naar Sheboygan County, haalde met een ossenspan het nodige materiaal. En zo kwam er een tweede Dutch Reformed Church in Holland, Nebraska. Te Winkel ging de gemeente vier en een half jaar voor en in die tijd werden er twee kerken en een dominee’s huis gebouwd. Te Winkel werd als een leider gezien van deze kerk in de nieuwe kolonie. Jan Willem te Winkel kocht 160 acre land van de spoorwegmaatschappij. Te Winkel ging uiteindelijk terug naar Clymer (1). Het is opvallend dat ook hier de oude contacten van Winterswijkers werkten om vooral nieuwe emigranten te kunnen steunen.
Bron: ⦁ Historische Schets van de Clymerhillkerk
IOWA – SIOUX COUNTRY
De trek naar Orange City; Sioux County, Iowa kwam in 1869 op gang. De gemeenschap in Sioux Center ontstond vooral door de doortrekkers. H.W. Rensink, Antonie Rensink, Gerrit Wesselink, D.H. Wesselink, G. Kempers, die kwamen van Greenleafton in Minnesota. Weliswaar zijn dit namen uit Aalten en Dinxperlo, maar het geeft een goed inzicht in hoe men reisde. De groep was drie weken onderweg. Een persoon had een span paarden, maar de rest had ossen. Verder dreven ze vee met daarbij een aantal melkkoeien. De voorraad bestond uit heel veel gedroogd brood, vlees en ander voedsel. De koeien gaven veel melk na het begrazen van de prairie. ’s Zondags werd er gestopt om de rustdag te vieren. H.W. Beernink kwam per trein met vrouw en twee kinderen uit het oostelijke deel van Wisconsin (1). Het waren allemaal homesteaders, die in een gebied kwamen waarin 1871 nog slachtingen van indianen hadden plaatsgevonden (2).
Bron: ⦁ Written by Gustav Adolph Bade Lincoln, Nebraska, July 8, 1938 – hoofdstuk 5 ⦁ Charles Dijke – The Story of Sioux County, Iowa
CLEVELAND EN CINCINNATTI
ROOMS KATHOLIEKE ENCLAVE IN CLEVELAND Rond 44 personen uit Winterswijk emigreerden met meerdere katholieken uit de omliggende plaatsen in de Achterhoek naar Cleveland. Zij sloten zich aan bij de St Stephens Church. Volgens Swierenga hielden de Nederlanders zich tezamen door middel van hun geloof en niet zoals in andere delen door nationaliteit. In Cleveland trokken de katholieke Achterhoekers naar de Duits getinte St Stephens parochie (tussen 1835 en 1865). De familie van Hermanus Bernardus Wamelink uit Aalten mag beschouwd worden als een pionierfamilie die zich vestigde aan de zuidoostzijde tegen de zuidelijke centrum grens van Woodland Avenue (1). De groei van de Nederlandse katholieke gemeenschap kwam vanaf 1849 toen een groep van 37 mensen uit Winterswijk arriveerde. We vinden deze emigranten terug bij de St Stephen’s Church in Cleveland, want daar komen we huwelijken en dopen tegen met een hoog Oost Geldersgehalte. De familie Bekmans arriveerde al in 1845 en vestigde zich in East Cleveland. Harmanus Holkenborg van de Voorde uit Meddo volgde in 1846 met zijn moeder en zijn broer Hendrik Jan. Volgens Prof. Swierenga werd deze groep geleid door ene hoefsmit Gerrit Jan ten Pas. Dit lijkt mij niet aannemelijk, want ten Pas is in Winterswijk een protestantse familie en een hoefsmit met de naam ten Pas komt in de emigrantenlijst van de gemeente niet voor. Deze RK-groep groeide later aan tot plusminus 86 personen. We komen namen tegen als Wessing, Haverdil, Hageney, Hones, ter Woord en Plekenpol. Ze hadden geen contact met de protestantse Achterhoekers, die vanaf 1846 aankwamen en zich eveneens vestigden in de buurt van de katholieke streekgenoten. Hendrik Jan Roosen met zijn gezin was één van de eersten. Met name in 1866 kwam er een betrekkelijke groep van 14 protestanten uit Winterswijk aan (Nijenhuis, Konings). Rond 1870-71 kwam zelfs een grotere groep uit de Achterhoek als gevolge van de oorlogsdreiging die de Duits-Franse oorlog had veroorzaakt. Rond deze tijd was de helft van de Nederlandse emigranten in deze grote stad afkomstig uit de Achterhoek. De groepen vinden we hoofdzakelijk in het westelijke deel van Cleveland tussen respectievelijk West 14th (Jennings) and West 25th (Pearls); langs de Holmden Avenue en meer westwaards dat ‘Wooden Shoe Alley” werd genoemd (langs Lorain Ave vanaf West 54th (Courtland ) to West 65th (Gordon) Streets. Hier waren winkels en zaken om de Nederlandse bevolking te voorzien (2).
Bronnen: ⦁ Prof. P Swierenga – Faith and Family – Dutch Immigration and Settlement in the United States, 1820-1920. ⦁ Prof. P Swierenga – Faith and Family – Dutch Immigration and Settlement in the United States, 1820-1920.