‘Roode Loop’in Winterswijk
1780-1820
‘Roode Loop’
Honderden Winterswijkse slachtoffers.
In 1783 deelden de chirurgijns mede dat alleen al in de maanden October en November 169 gevallen geconstateerd waren en de ziekte zich nog steeds verder uitbreidde.
Timmerman Wander Kossink, die de doodskisten maakte klaagde dat hij het werk echter alleen niet meer aan kon.
De overheid gelastte echter dat de lijken zoo spoedig mogelijk begraven moesten worden.
In 1794 nam het gelukkig iets af, maar in 1803 tot 1811 stak de ziekte de kop weer op.
In korten tijd waren zooveel personen door den dood wegggemaaid, dat men zelfs premie’s beschikbaar stelden aan degenen die voor het ter aarde bestellen wilden zorgdragen.
Enkele Winterswijkers bleken bereid om ’s nachts in het donker de ongekiste lijken op een kruiwagen naar het kerkhof rondom de Jacobskerk te brengen.
Vanaf 1820 werd het weer rustiger……………
‘Alle vier de galg’
Het was dinsdag 25 februari 1740.
Geert te Kulve, alias Rosen, een klompenmaker uit Ratum ging te voet naar Grolle, om daar de volgende dag drie last graan in ontvangst te nemen.
Ter hoogte van ‘de Seven Wellekes’ in Meddo, werd Geert overvallen door vier personen en zij maakten Geert het gehele bedrag afhandig, welke hij bij zich had voor het graan. (312 gulden)
Ze zeiden tegen Geert ‘dat hij zijn bek moest houden’ en dat was geen overbodige opmerking, aangezien Geert ze herkend had.
En Geert was doodsbenauwd voor dit viertal. Hij zweeg dus hardnekkig over dit voorval.
De advocaat-fiscaal had lucht gekregen van de overval en riep Geert op om een verklaring af te leggen, maar Geert bleef zwijgen.
De overvallers zouden Geert wel leren zijn mond dicht te blijven houden. Een maand later was er een briefje onder zijn deur geschoven dat het hem nog eens ingepeperd werd.
En weer een maand later stond zijn afdak bij zijn huis in brand, wat maar ternauwernood geblust kon worden.
Maar nu was Geert te Kulve het zat. Hij ging aangifte doen en noemde enkele namen van de overvallers.
Het justitiële apparaat kwam inwerking.
De grote man van de overvallers was de 44-jarige Jacob Bolthoff en deze had veel meer op zijn kerfstok.
Twee rechtsgeleerden uit Doetinchem moesten vonnis in deze zaak wijzen en gaven, omdat Jacob veel meer op zijn kerfstok had, toestemming om hem te folteren, net zolang totdat hij ging praten.
Jacob Bolthoff verscheen bij de beul en toen hij het instrumentarium zag van de beul, ging hij direct door zijn knieën.
Jacob biechtte alles op en noemde de namen van zijn kompanen:
Jacobs zoon (28jr.), Gosen Rauwers en Jan Derck Bloemers(23 jr.).
Uitspraak: ALLE VIER DE GALG.
‘Het eerste schooltje’
Voor het eerst dat we een schooltje ontdekken in Winterswijk is eind 1500 begin 1600 op de Wheme.
Schooltje? Het was meer een arm hok. In 1739 moest het toch echt wel opgeknapt worden, want de kinderen konden bij ‘kouwde, wint, sneeuw en regen’ hier echt niet verblijven.
Rond 1815 begonnen de autoriteiten dit ook in te zien.
Het onderwijs moest beter en ook de oude ‘aflijvige’ leraar van 80 jaer moest toch echt wel met pensioen (f 175,– per jaar)
Er moest een nieuw schoolgebouw komen, maar de timmerman rapporteerde dat van den ouden rommel niets meer te maken was en er ook te weinig ruimte was.
Mevr. Anna Gijsbers bood in 1815 haar huis en erf te koop aan op de Wheme (nu bril-in- Brasserie De Compagnie) en men besloot hier een geheel nieuwe school te bouwen.
Winterswijk besloot ook direct dan hier (was grond genoeg) het eerste gemeentehuis van Winterswijk te bouwen, zodat de gemeenteraadsvergaderingen niet meer in de herberg gehouden hoefde te worden.
Winterswijk kreeg in 1818 een HOOGGEPREZEN BOUWWERK.
Gemeentehuis, School A(meisjes) en B (jongens) en een onderwijzerswoning.
‘Schandaal met Bengevoort’
‘Schandaal met Bengevoort’
Hendrik te Bengevoort (plm.1639), de broer van Jan te Bengevoort wist precies wat hij wilde. Hij ging trouwen met Elisabeth Hardes. Dat zou zijn vrouw worden. Tot dat in 1664 hij opeens hoort dat Gerrit Wijginck de hand van Elisabeth wilde.
Maar dat gaat zo maar niet door.
Hendrik had nml.zelf toestemming aan zijn moeder gevraagd en aan de vader van Elisabeth en die had het ook goedgekeurd.
Dan maar naar het Hof van Arnhem, want hier moest toch echt een stokje voor gestoken worden.
Hendrik haalde zelfs bij het Hof aan dat hij al bij Elisabeth had geslapen.
‘Dat hij s avonds comende weederom geweest ende een goet vuijr (=vuur) voor hen aengeleijt, dar hij daerop sich bij haer ten ruste geleijt, dat se eenigen tijdt alsoo bij malcander gelegen hebben.
Elisabeth ontkende echter dit verhaal.
Gerrit Wijginck vond dat Hendrik geen recht had op Elisabeth, aangezien je twee toestemmingen van beide zijde moest hebben en de moeder van Elisabeth had geen toestemming gegeven.
Het Hof besliste daardoor dat Hendrik geen recht had op Elisabeth en het huwelijk tussen Gerrit Wijginck en Elisabeth Hardes doorgang kon vinden.
Te Bengevoort werd afgewezen.
(Met Hendrik is het toch goed gekomen. Hendrik trouwde in 1667 zoals al verteld met Geeske Meijs en hadden Herberg ‘In de Croone’ aan de markt)
‘Bengevoords in Winterswijk’
Wanneer komen we de Bengevoords voor het eerst tegen in Winterswijk?Rond 1601 komt Johan te Bengevoort uit Vreden naar Winterswijk en trouwt met Geeske Hemminck uit Miste.
Johan begon een winkel in maganaes en daarnaast had hij een houthandel.
Zij kregen enkele kinderen waaronder Derck te Bengevoort.
Johan overleed al in 1616 en Geeske trouwde weer, toen met Rutger van Graes, de stadsvoogd? (nu titel burgemeester).
Ook zij kregen samen nog een zoon Jan van Graes.
Derck vond dat hij de belangrijkste was, want Jan had als nakomertje maar respect op te brengen voor zijn oudere halfbroer.
Derck te Bengevoort trouwde met Kunneke Sijbrijnck en zij kregen 3 kinderen: Geeske, Jan en Hendrik.
Jan en Hendrik te Bengevoort namen in ons dorp en kerspel een vooraanstaande positie in.
Jan te Bengevoort bekleedde een reeks van ere-ambten in 1668: Provisor der armen en was coernoot en in 1670 kerkmeester. Ook was hij stadhouder, d.w.z. waarnemend voorzitter v.d. rechtbank.
Na het overlijden van zijn moeder nam hij haar huis over aan de oostzijde van het kerkhof naast de Jacobskerk en begon hier als winkelier, herbergier en bierbrouwer.
Hij had hier een florissant bestaan. Zelfs in zijn laatste levensjaar brouwde hij nog 18 x bier.
Jan was getrouwd met Anna van Hummel en zij hadden 2 zonen en 6 dochters.
Broer Hendrik te Bengevoort is rond 1639 geboren en trouwde later met Geeske Meijs (plm.1667).
Hendrik en Geeske begonnen aan de noordzijde v.d.kerk een herberg, genaamd ‘In de Croone’ (nu Fair Play).Ook vond daar om de 14 dagen op donderdagmorgen de rechtszaken plaats. In de Jacob werd dan de ‘gerichtsclocke’ geluidt, zodat iedereen kon horen dat het gericht begon. Tevens was Hendrik belastinginner in de gemeente Winterswijk.
Hendrik en Geeske bleven kinderloos.
Toen rond 1600 Johan te Bengevoort naar Winterswijk kwam, kwam waarschijnlijk ook zijn broer Hendrick te Bengevoort naar Winterswijk. Hij had 2 dochters en een zoon Derck.
Dit was de ‘arme tak’ van de familie en Derck vestigde zich later in de Meddosestraat, waarbij zijn neef Derck (zoals hierboven beschreven) garant stond voor zijn hypotheek.
‘Schandaal in Wintereswick’
SCHANDAAL IN WINTERESWICK
Schulte Hendrick Willinck ondernam altijd wel wat. Hij was getrouwd met Aletta Gijskes in 1694.
Maar Hendrick was niet zo’n goede ondernemer en toen hij in 1707 overleed zat Aletta met een hoop schulden.
Gelukkig voor Aletta zag Gerhard Wijginck haar wel zitten en nadat hij toestemming had gevraagd voor een huwelijk aan zijn vader Gerrit, permitteerden zij zich alvast de vrijheden van het huwelijk.
Maarrrrrrrrr…………vader Gerrit trok zijn toestemming weer in.
Te laat………Aletta was al zwanger.
De overheid bemoeide zich ermee.
Gerrit en Aletta zouden een boete krijgen van 25 guldens per persoon voor iedere maand dat ze een ‘buitenechtelijke’ relatie hadden.
Gerrit nam dit niet, want hij schoof de verantwoorlijkheid hiervoor naar zijn vader.
De ruzies konden beginnen in de familie Wijginck.
Gerhard schoot zijn broer Harmannus neer, maar deze overleefde het wonder boven wonder.
Harmannus op zijn beurt wachtte met zijn andere broer David Gerhard op bij de vonder over de Weemebeek en sloegen hem half dood, sleepten hem mee naar huis, om hem daar tussen de vier muren in alle rust verder af te ranselen.
De buren kwamen op het geschreeuw af, maar Harmannus en David schoten door de deur de buren op veilige afstand.
Gerhard zou zeker doodgeknuppeld worden, maar daar was Aletta.
Aletta mobiliseerde het halve dorp:
Door het dorp rennende:
‘Moordt, Moordt! Sij vermoorden mijn man in Wijgincks huijs.’
Honderden mensen omsingelden het huis van Wijgink, sloegen met stenen de glazen in en met bijlen de deuren en vensters en riepen:
“So volck, val aan, laten wij het huijs inlopen en het koorn er uijt haelen!’
Gerhard kon gered worden en aan de ‘schandaleuze’ samenleving
van het paar kwam naar vijf jaar een eind. Gerhard overleed.
‘Humor voor Abonnees’
In 1959 kwamen de eerste Molukse gezinnen naar Winterswijk.
Ze hadden het niet breed en kwamen op kamp Vosseveld te wonen.
Veel gezinnen bij elkaar en wachtende op wat de toekomst ging brengen.
Toch kwam hier langzaam de intergratie opgang. Kindertjes gingen naar school en leerden er o.a. Nederlands.
Ook de kinderen van de familie Tetelepta.Ook kwam op het kamp “Meneer Pep”, de bladenman. (Toon Trachter)
Kinderen op kamp Vosseveld noemden hem zo, omdat hij ook de Pep verkocht.
Toen ‘meneer Pep’ bij de familie Tetelepta aan de deur kwam, wilde Theo ook graag de Pep, maar dat moest hij dus wel eerst aan zijn vader vragen.
Vader Tetelepta, die op zijn centjes moest passen zag het eigenlijk niet zitten, maar vroeg toch aan zijn zoon Theo wat zo’n blad kostte.
Kleine Theo, had dus al Nederlands geleerd op school en keek op het tijdschrift: Losse nummers: 0,60 cent, abonnee’s 0,40 cent.
Dat was goed, het mocht en vader Tetelepta vond het fijn dat a(m)bonees korting kregen
1 April grap 1914
Geheel Winterswijk ten prooi gevallen aan de 1-april grap.
Met moet eerst weten dat burgemeester Jhr.van Nispen algemeen bekend staat als een groot bewonderaar van de luchtvaart en vliegsport.
Dit maakte hem reeds een mikpunt voor een enorme grap.
De burgemeester ontving een telegram dat de vliegende luitenant Versteegh den eigen dag in de buurt zou landen. Onmiddellijk kwam alles in beweging. Op een wei, een kwartier buiten de plaats, werd een geschikt terrein voor de landing gevonden.
Men legde daar, onder leiding van den deskundigen burgemeester, witte lakens uit, in den vorm van een kruis. En toen wachtte
men op de dingen die komen zouden. Heel Winterswijk stroomde naar buiten. De scholen hadden vacantie gekregen; heel verstandig, want de kinderen waren toch niet te houden.
De veldwachters en de marechausées’s hadden de handen vol om de menschen van „het vliegterrein” te houden. Maar alles ging goed.
Een groote deputatie van notabelen, met den burgemeester aan het hoofd, stond gereed om den vlieger, zoodra hij uit de lucht geliefde te komen, feestelijk te ontvangen. Er waren ook een paar doktoren, voor mogelijke ongevallen bij zooveel drukte. Men wachtte, één uur, twee uur…. en toen kwam er een telegram dat de aviateur wegens te harden wind niet had kunnen opstijgen.
Hij zou echter zeker den volgenden dag komen. Dat was een
groote teleurstelling, maar men troostte zich en ging huiswaarts.
Den anderen dag werd precies dezelfde vertooning gegeven. Nu zou het dan toch werkelijk gebeuren!….
Weer hebben alle Winterswijkers uren lang gewacht, maar er is geen vlieger neergedaald, totdat eindelijk en ten langen leste, niemand wist waar het vandaan kwam, het bericht zich verbreidde, dat de geheele gemeente was beetgenomen! De telegrammen waren valsch en luitenant Versteegh was volstrekt niet op komst.