(Uit: 165 jaar Van Armenzorg naar Ouderenzorg, Riek Beskers, 1986)
Al in 1683 is er in Winterswijk sprake van een armenhuis van de Diakonie
“tot aenkoop des Goets Hoeninck en bouw van het armenhuis op de Labpenbrinck. d.Octob.1683”
Oudere mensen die niet meer aan het arbeidsproces kunnen deelnemen zijn overgeleverd aan de Diakonie.
Ook voor de Diakonie is het moeilijk om deze mensen te verzorgen en legaten zijn dan ook van harte welkom.
Op 9 juli 1825 laat Weduwe Nijenhuis twee legaten over aan de Kerkeraad t.b.v. den Armen.
Ook op 9 september 1825 laat wijlen Jufvr.Anna Schutte een erfenis achter.
Op 23 november 1825 komt dan ook voor het eerst de evt.bouw van een Armenhuis te sprake.
Men heeft een stuk grond op het oog, namelijk een perceel van de Weduwe Jonen ,aan het “einde van het dorp”.
(Hoek Misterstraat en later aangelegde Gasthuisstraat)
Op 10 december 1825 wordt een “bouwvergunning” aangevraagd.
Dit zou de bouw betreffen van twintig woningen ende aanleg van twintig tuintjes.
In augustus 1827 werd het Armenhuis in gebruik genomen.
In 1861 is er steeds meer sprake dat het een Oudemannen- en Vrouwenhuis is.
In 1865 wordt Doctor de Jaeger benoemd als geneesheer voor de armenpraktijk.
In 1865 besluit men de kapotte schuur niet te repareren en in 1869 stort hij compleet in.
In 1871 verzoekt Dr. de Jaeger een kamer beschikbaar te stellen , waar hij geneeskundige hulp kan aanbieden.
In 1876 raakt het armenhuis steeds meer in verval en men vindt dat het zo niet langer kan.
Steeds meer komt ter sprake de bouw van een Oude Mannen- en Vrouwenhuis en men zoekt naar een geschikte locatie.
De huidige locatie wil blauwverver Homan wel grond van kopen en apotheker C.P. ten Houten Jr. wel het gehele terrein achter het Armenhuis voor de bouw van een Gaz fabriek.
De kerk deelt ten Houten dan mede dat hij ook de woningen dient te kopen.
Men zit te denken nu aan de bouw op ‘den Armenkamp’ gelegen aan het Windmolenveld, maar de gemeente wil dat het in het dorp blijft.
Ook de kerk zelf besluit om op de huidige lokatie te blijven.
Op eerste Kerstdag 1881 wordt vanaf de Kansel in de kerk dit dan ook medegedeeld.
Op 31 januari 1882 wordt het werk gegund aan A.Nuys voor f 9.937,-
Ook wordt de tuin van Andriessen, grenzend aan het armenhuis voor f 1700,- aangekocht voor voldoende bouwgrond en aan de andere kant grond van Homan voor f 690,-
Voor het Oude Mannen- en Vrouwenhuis moet een vader en moeder benoemd worden.
Het inkomen zal zijn f 200,- p.jaar, plus kost en inwoning, licht en vuur.
Op 25 april 1882 wordt benoemd het echtpaar Huetink uit Dinxperlo.
De eerste steen bedraagt de tekst:
ANNO 1882
Matth. 25 40
Voor zoo veel gij dit een van deze mijne minste broeders gedaan hebt zoo hebt gij dat mij gedaan.
Er komen ijzeren ledikanten.
‘In de raadzaal boven komt een tafel met groen kleed gedekt en zes stuks Amerikaanse stoelen , plus een leuningstoel’
Ook komt er een koe in huis, aangezien dit onmisbaar wordt geacht.
Men is op bezoek geweest in het Gasthuis in Amersfoort en is erg gecharmeerd omtrent de aanpak hier.
Hier zullen dan ook o.a.de huisregels van afgeleid worden.
Huishoudelijk reglement blz.112
Vader en moeder wonen er op 25 september en op 2 oktober kunnen de eerste bewoners komen en op 3 oktober 10 uur de off. inwijding en om 12 uur de overdracht.
Wel dient nog voor huisvesting; ‘De reiniging der oude menschen voor zij in het huis komen!’
Vader en moeder blijken niet na behoren te functioneren en na een verlenging van een half jaar, worden zij ‘ontslagen’en in 1884 opgevolgd door J.H.Wonnink en echtgenote.
In Mei 1885 wil Dr. Manschot een meisje van 16 tijdelijk laten opnemen met ‘rheuma’.
Dit wordt door de regenten goedgekeurd.
In oktober echter deelt Dr.manschot mede dat zij ongeneeslijk ziek is en wordt overlegd of een verblijf hier dan nog wel kan.
Dit is het eerst geval van verpleging in het Gasthuis, wat later zal leiden tot een eerste ziekenhuis.
De opname ligt op ongeveer 70 jaar, speciale gevallen niet opgenomen.
Opname capaciteit: Plm. 30 personen.
Dhr.Wonnink en echtgenote functioneren goed, zodat de aangekondigde gezinsuitbreiding geen herziening van het contract vergt.
De vader kondigd zelfs aan kostgeld te betalen voor de kleine en f 10,- wordt voldoende geacht.
In 1888 wordt de schuur uitgebreid f 400,- en de vloer gerepareerd voor f 700,- . Dit ook i.v.m. de aanschaf van een tweede lijkwagen voor de Diakonie.
Het echtpaar Wonnink neemt na 11 jaar trouwe dienst ontslag en vertrek in 1894.
Zij worden opgevolgd door het echtpaar B.J.Lensink- E.J. Lensink-Doornink van het Rozenhuis uit Miste.
Door de nevenfunctie van ‘Lijkverzorging’, ontstaat ‘de Begrafenisverzorging van de Hervormde Diaconie’
Tot 1889 werd het gasthuis geleid door het College van Regenten en Regentessen, dat aanvankelijk uit 6 personen bestond.
Nu wordt het 7 Regenten en 3 Regentessen, waarvan er fijd door de Kerkeraad worden benoemd. Bij de Regenten zal er ieder jaar 1 aftredend zijn.
Drankmisbruikers worden geweigerd of verwijderd.
Waarschijnlijk is de verzorging goed, want vaak na overlijdens maken kinderen een geldbedrag over aan het gasthuis, als dank voor de goede verzorging.
Kinderloze echtparen laten vaak hun huis of grondbezit achter aan de Diakonie.
Op het ‘Armenkamp’zal de grond in gebruik genomen worden t.b.v. het Gasthuis, voor de verbouwing van groente en aardappelen. Ook wordt de veestapel uitgebreid en er ontstaat een echte boerderij.
In de kerk staat een busje waar giften t.b.v. het gasthuis gebracht kunnen worden. de opbrengst is zo’n f 5,- per maand.
Gaan bewoners werken tegen een vergoeding bij boeren, dan dienen zij een vrij groot gedeelte af te staan als bijdrage in verpleegkosten.
In 1894 breekt Nicolaas Ribbink, 90 jaar, zijn been en aangezien genezing moeilijk zal zijn, wordt overlegd of hij naar het ziekenhuis in Arnhem moet.
Besloten wordt hem te verplegen in het Gasthuis en ten Houten zeg: dat jij hoopt in het gasthuis twee ziekenzalen gebouwd kunnen worden, door sloop van de gangmuur in de mannen- en vrouwenzaal.
Dit is de eerste aanzet tot bouw van een ziekenhuis.
In maart 1895 wordt besloten de groote voorkamer aan de zuidzijde voor ziekenkamer in te richten.
Het gasthuis komt geld tekort (rond 1893) en steeds vaker wordt het behelpen.
Dit blijkt ook op een vergadering van 29 augustus 1895
Prinses Wilhelmina is 15 jaar geworden en penningmeester ten Bengevoord besluit op eigen initiatief en op kosten van de Diakonie de bewoners tijdens het “Volksfeest”, eind augustus, te trakteren op een goed stuk rundvleesch, zoete koffie, beide dagen krentebrood, ieder feesdag een glas bier of koek.
Regent Heemink schiet dit in het verkeerde keelgat
De ouwdjes hebben het hier toch goed, waarom moeten zij dan nog een fees?’
Ten Bengevoord:
Waarom zij niet? Wij hebben het toch ook goed en vieren toch ok fees?
Regent Hijink maakt het nog bonter:
‘Nou, ik ken er genoeg die geen fees vieren en dan de ouwdjes wel? Dat noem ik kras!’
Diaken Meijerink vindt het te ver gaan en zegt:
‘Ik was in Amsterdam bij het fees en dacht nog: Zullen ze wel aan de ouwdjes gedach
hebben?’
Heemink en Hijink blijven het ‘verkwisting’ vinden.
Kosten totale feest: f 2,94 . Per ouwdje 9,5 cent (31 inwoners)
Besluit bestuur:
‘voor zoo een luttel bedrag en dan nog wel een fees daar geeneen aanmerking op mag maken’. En dat dit uit de Gasthuiskas kan worden betaald.
Diaken Meyerink heeft zich er nog behoorlijk lang aan geergerd en in oktober meldt hij:
‘Ik heb de bewoners getrakteerd op een goed stuk rundvleesch, zoete koffie en krentebrood en……….. zelf betaald’.
Op 6 september 1898 is er weer een feest. De inhuldiging van Koningin Wilhelmina.
“Aan den rechten hoek van het Gasthuis, waar de Misterstraat en de Gasthuisstraat zich scheiden, binnen het ijzeren hek, wordt een Wilhelmina-Linde geplant”
In een fles of bus, die mee wordt begraven zit het hierna volgende gedicht.
Van ongeveer dezelfde tijd dateert ook de eerste Kerstfeestviering.
Vanaf ongeveer dezelfde tijd dateert ook de eerste Kersfeestviering.
Op de vergadering van 10 december 1896 stellen de regentessen voor om, ter gelegenheid van het aanstaand Kerstfeest de oudjes een feest te bereiden.
Vanaf die tijd wordt het Kerstfeest jaarlijks gevierd.
Alleen in de crisistijd van de eerste wereldoorlog wordt het wat soberder of niet(1918) gevierd.
Om een indruk betr.de kerstviering te geven, twee omschrijvingen:
1919:
Op Dinsdag den 30-sten December werd het Kerstfeest gevierd; hiervoor was een der zalen in orde gemaakt, aan het eind prijkte de prachtig versierde Kerstboom die door de dames der Zondagsschool was in orde gemaakt. Aanwezig waren al de Regenten met hunne respectievelijke echtgenooten en al de verpleegden en de dames der Zondagsschool, samen ongeveer 50 personen.
De Dames der Zondagsschool zongen eenige liederen, begeleid door het orgelspel van Mevrouw Andre Douwes; ondertussen werden de verpleegden onthaald op chocolade met gebakjes en zij hiertoe door eenige vriendelijke gevers en geefsters instaat gesteld.
1928
(Vaak werd het in deze periode ook de kerstboomviering genoemd)
Nadat de genoodigden gezeten zijn en de boom is ontstoken, laat de Voorzitter de lichten dooven om den lichtenden boom beter te doen uitkomen en laat in dien toestand de verpleegden binnenkomen, benevens het personeel.
De Voorzitter opent de samenkomst en bespreekt de beteekenis van den lichtenden Kerstboom, waarna de Dames der Zondagsschool toepassende zang ten beste geven. Hierna lezen we het Kerstverhaal, waarna de Dames nog verschillende liederen zingen. Alvorens koffie met versnaperingen zijn rondgegaan, krijgt ds. Andre Douwes het woord om zijne gebruikelijke rede te houden. Al etende en drinkende wordt nu eene spannende Kerstvertelling aangehoord, die de Voorzitter onderhoudende weet te vertellen.
(De voorzitter geeft ook een samenvatting van het afgelopen jaar: Nieuwkomers, overledenen en bijzondere gebeurtenissen (schenking van radio in Februari)
Na de verpleegden en personeel geschenken te hebben overhandigd, is het einde gekomen en sluit de Voorzitter, na het zingen van den Avondzang om 8 uur de opgewekte feestviering.
(Geschenken, vaak geregeld door de dames regentessen, zijn in de regel warme winterkleederen, pantoffels of andere nuttige gebruiksartikelen)
Vader en Moeder Lensink hebben jaar op jaar de kosten van het Diakonie-Gasthuis laag kunnen houden en het wordt dan ook betreurt dat zij per 1 januari 1900 ontslag hebben gevraagd.
Zij worden opgevolgd door het echtpaar J.H.Heesen.
Zij krijgen tevens een nieuwe taak toegevoegd. Het onderhouden van de lijkkoetsen, lakens en mantels. De Begrafenisverzorging is toegevoegd aan de Diakonie.
In 1901 krijgt het echtpaar Heesen op verzoek eervol ontslag en wordt opgevolgd door een echtpaar Lensink uit Bredevoort.
Vergaderingen der Regenten
De vergaderingen van Regenten hebben over het algemeen een gemoedelijk karakter.
1897:
‘Op een na alle Regenten tegenwoordig, alsook de Dames Regentessen’.
Het huishoudelijk reglement is in concept klaar en behalve een paar wijzigingen goedgekeurd.
‘een rondgang gemaakt langs het vee en de varkens, en bepaald dat, wanneer men voor de koe f 125,- kan krijgen, ze dan verkocht moet worden en eene nieuwe moet worden aangeschaft’.
Ook wordt het Armenkamp regelmatig bezocht om de stand van de vruchten en de gewassen te beoordelen.
1899:
Vergaderingen zullen twee maal per maand plaatsvinden op de vrijdag.
1902:
Er wordt bepaald dat Regenten 1 a 2 maal per week een bezoek zullen brengen aan het Gasthuis.
Tevens wordt vastgesteld dat Regenten bij toerbeurt iedere maand de begrafenissen van overleden bewoners van het gasthuis zullen bijwonen.
1904:
Nieuwe opname regeling:
De kerkenraad besluit voortaan alle die den leeftijd van 55 jaren of hoger bereikt hebben en geregeld onderstand behoeven, door de Diakenen verwezen worden naar de Regenten,
Diaken kunnen onder bijzondere omstandigheden de leeftijd van 55 lager stellen.
1905:
Alle verpleegden van het Gasthuis zullen op dezelfde manier en met dezelfde formaliteiten begraven worden, ongeacht wie het zijn.
Viermaal per jaar zullen de Regenten de Regentessen uitnodigen voor de vergaderingen of zo dikwijls men dit nodig acht.
De heren regenten maken de dienst uit in de vergaderingen.
In 1906 heeft men behalve op het Armenkamp ook de beschikking over een weiland in Ratum.
Er worden meerdere koeien gehouden voor melk eigen gebruik en voor de verkoop.
In 1905 neemt het echtpaar Lensink ontslag en komt het echtpaar Mos in dienst.
————————————————————————————————————-
Een oudere dame (nu 85 jaar- 1986) weet zich te herinneren, dat zij als klein kind met haar ouders met een pannetje melk gingen halen op het ‘Oldemannenhoes’ op het binnenplein.
In haar ogen was het een heeeeel lang gebouw met vele,hoge ramen.
Oude vrouwen in zwarte klederdracht met knipmuts en mannen in het zwart gekleed die daar rondschuifelden.
Een ‘geweldig grote zaal’ bezat het gebouw.
————————————————————————————————————
In 1906 hebben de verpleegden in het Gasthuis f 75,78 per hoofd gekost.
Het echtpaar Mos blijkt uitstekend te functioneren.
Op 3 oktober 1907 wordt het 25-jarig bestaan gevierd.
Nu is er geen discussie of de bewoners mee doen aan de feestelijkheden.
“Voor alle bewoners en gasten wijn met gebakjes en later op den avond broodjes met fleesch of ham. Voor de Heeren rookers een goed merk sigaren!”
Op allerlei manieren wordt getracht de kas te spekken van het Gasthuis. Pachters van gronden dienen hun bijdrage te leveren, maar ook de bewoners door werkzaamheden op het armenkamp of door werkzaamheden elders bij de boeren.
“Met paard en wagen werd het stro gebracht naar ‘t Oldenmannenhoes. Goed uitgeschud en gebost, want het diende als beddestro”.
In 1913 komt er voor het eerst het Ouderdomspensioen en de Regenten besluiten de gelden
( f 2,- per maand) uitgekeerd aan de bewoners ten goede van het Gasthuis te laten komen.
De bewoners zelf krijgen f 0,25 terug als zakgeld.
Als dank aan de verpleegden worden er nieuwe, warme overjassen en mantels gekocht.
In 1915 vinden de Regenten de werkzaamheden teveel worden voor de bewoners en zij vragen de Diakonie deze werkzaamheden door de toegenomen percelen grond te beperken.
De oorlogsjaren 1914- 1918 verlopen fin. minder rooskleurig voor het Gasthuis.
In November 1915 komt voor het eerst de bouw van een ziekenhuis ter sprake en ook het naderend einde van het bestaande Gasthuis.
Voorzitter Douwes stelt voor het Gasthuis te verbouwen, aangezien het aantal bewoners daalt door de toegewezen Ouderdomsrente.
In 1918 wordt er door de fin.problemen dan ook geen kerstfeest gevierd en het zakgeld gaat verlaagd worden naar f 0,10. Wie er niet mee eens is, mag vertrekken.
In 1919 wordt het echtpaar Kraaikamp als vader en moeder ontslagen en wordt het echtpaar L. Kuiperij uit Laagkeppel benoemd.
De interne boerderij wordt aangepakt en vanaf 1920 gaat het geleidelijk weer beter.
In 1920 wordt besloten een bad te kopen, daar de zindelijkheid van de bewoners wel te wensen overlaat.
In 1922 moet er bezuinigd worden door de crisistijd.
Eind 1922 zijn er 11 verpleegden: 7 mannen, 4 vrouwen.
1928 wordt er een radio geschonken aan het Gasthuis
Tevens wordt besloten electrisch licht aan te leggen en aansluiting op het waterleidingsnet.
1930 Afstoten van de boerderij.
1931 Eventuele verkoop Gasthuis en grond ziekenhuis t.b.v. nieuw postkantoor.
50 jaar
Zittend v.l.n.r.: echtpaar Heinen (huisgen.) vader en moeder Kuiperij (met dochter),
de dames Straks en Koenen (huisgen.)
Sttand v.l.n.r.: ds. Kloots en de heren Tenkink, J.W.Wassink, R.Hulsman (huisgen.), mevr.Esselink, J.Boeijink (huisgen.), mevr.Dalenoord, mevr.Hijink-Grooters, de dienstbode?, architect Streek, N.Ribbink (huisgen.), Joh.Verink, J.Roerdink en G.J.Wieskamp (secr.)