1921
Hannink &Zn.J.D.Firma-Spoorstraat 35 (Opgericht 1893)
Mentink, J.W.-Brinkheurne 34
Schrader, E.F.-Weurden 72
Vlasman, M.C.-Prins Hendrikstraat 11
Venhuis, A.C.-Kottenscheweg 23
Zegelink, F.H.-lindestraat 19
1921
Hannink &Zn.J.D.Firma-Spoorstraat 35 (Opgericht 1893)
Mentink, J.W.-Brinkheurne 34
Schrader, E.F.-Weurden 72
Vlasman, M.C.-Prins Hendrikstraat 11
Venhuis, A.C.-Kottenscheweg 23
Zegelink, F.H.-lindestraat 19
Gerhard Meerdink (geb.12-11-1881) uit Kotten. (ovl.1967)
Getr.05-03-1909 Drieka Berendina Renskers. (geb.23-09-1883-ovl.10-01-1971)
Vredenseweg 16
1918: Misterweg (vooral vurenhout)
1919: aan westzijde Parallelweg houtindustrie
1940: timmerfabriek door bombardement afgebrand
Drie zonen:
Fredrik Jan (1909)- ovl.1947
Gerrit Jan (1919)
Alex (1922)
1953: Oude GOLs station aangekocht.
1973: Twee bedrijven (off. in 1977)
Houthandel – westkant v.d. Parallelweg – G.J.Meerdink
Bouwmaterialenhandel – oostkant v.d.Parallelweg – A.Meerdink (kant GOLS-station)
25-06-1969,N.W.C.
Meer dan ooit tevoren bladeren de heren G. J. en A. Meerdink deze dagen in de geschiedboeken van de onderneming waarvan zij samen de directie vormen: G. Meerdink’s Hout- en Bouwmaterialenhandel en Timmerfabriek N.V.
Eind juli bestaat dit bedrijf namelijk een halve eeuw en aan dit feit wil men niet zonder meer voorbijgaan. Aanstaande vrijdag zal in café-restaurant Het Kronenhuis een receptie worden gehouden (van 3-5 uur), terwijl voor het personeel op 12 juli een uitstapje is gepland. Beide gebeurtenissen zullen zonder meer in het teken staan van de rijke historie van deze onderneming, die tal van ups en downs heeft gekend.
Vijftig jaar geleden („de exacte datum weten we niet”) begon wijlen de heer G. Meerdink op de hoek Parallelweg-Misterweg een tlmmerfabriekje.
Kort daarvoor had hij een punt gezet achter zijn carrière als aannemer, omdat „hem dat werk niet meer zo geweldig toeleek”.
Begonnen werd met vijf a zes man personeel. Toen de werkzaamheden geleidelijk een grotere omvang gingen aannemen, moest ook het aantal personeelsleden worden uitgebreid. Deze trend zette zich in de loop der jaren voort; momenteel heeft men ongeveer zestig mensen in dienst.
De personeelstoename kan voor een belangrijk deel ook worden toegeschreven aan het feit, dat de heer G. Meerdink reeds na enkele jaren naast zijn timmerfabriek een houthandel begon. Op den duur zou deze houthandel gaan uitgroeien tot het belangrijkste onderdeel van de onderneming. In de timmerfabriek werken op dit moment vijftien man, de
rest in de houthandel.
Niet alleen het personeel nam toe, ook het bedrijf zelf werd voortdurend uitgebreid. In 1948 werd terrein gekocht van de Nederlandse Spoorwegen dat men daarvoor reeds in huur had. In totaal kreeg men daardoor de beschikking over zo’n 2,5 hectare, die het mogelijk maakte dat de heren Meerdink behalve aan de houthandel meer aandacht konden gaan besteden aan bouwmaterialen als cement, dakpannen, kalk etc.
Dat was ook nodig gezien de snelle groei van het artikelenpakket.
De oorlog was ook voor „Meerdink” een drama. In juli 1940 viel een brandbom op het bedrijf waardoor een groot gedeelte ervan in de as werd gelegd. Daarnaast namen de bezetters, vrijwel alle voorraden mee.
Na de bevrijding moest men helemaal opnieuw beginnen….
Inmiddels was de huidige directeur, de heer G. J. Meerdink, in het bedrijf van zijn vader werkzaam (sedert 1940).
Samen met zijn vader en zijn broer F. J. Meerdink wist hij de nieuwe basis voor ‘de onderneming te leggen.
De heer F. j. Meerdink, die sedert 1929 in de zaak zat, overleed echter in 1947.
Hij werd in het jaar daarop opgevolgd door zijn broer, de heer A. Meerdink, die voordien elders werkzaam was.
Naast de Tweede Wereldoorlog heeft „Meerdink” nog andere moeilijke momenten gekend, onder anderen de crisis van de jaren dertig.
Korte tijd heeft men toen zelfs om de andere week moeten werken, met dien verstande dat de ene helft van het personeel de ene week werkte, de andere helft de andere week. De situatie was dermate miserabel, dat men in die jaren nauwelijks kon denken aan interne verbeteringen.
Toen de lucht weer enigszins was opgeklaard brak de oorlog uit.
Pas in 1956 kon men het punt „interne vernieuwingen” weer op het programma zetten. Maar in hetzelfde jaar brak een nieuwe periode van moeilijkheden aan die zijn oorzaak vond in de bestedingsbeperking van de regering.
De grondlegger van G. Meerdinks Hout-en Bouwmaterialenhandel en Timmerfabriek (sedert december 1968 een naamloze vennootschap; daarvoor commanditaire vennootschap), de heer G. Meerdink, is in juli 1967 op 85-jarige leeftijd overleden.
Tot 1956 had hij zitting in de directie.
Zelfs nadat hij afscheid had genomen was hij dagelijks in het bedrijf te vinden. „Zijn werk was zijn hobby”, zeggen zijn beide zoons, de huidige directieleden.
De heer G. Meerdink was een zeer modern man, die niet schroomde te mechaniseren. Reeds in 1922 kocht hij een auto, een oude vrachtwagen van het Duitse leger. Van dat voertuig zou hij evenwel meer ellende dan gemak beleven….
De eigenlijk al versleten automobiel was herhaaldelijk kapot.
Dikwijls moest hij van buiten Winterswijk worden opgesleept, hetgeen in die dagen gepaard ging met welhaast onoverkomelijke moeilijkheden. Bovendien was de laadbak kort, zodat bij ladingen lang-hout het gevaarte nogal eens kiepte. In Eibergen is deze wagen al eens een bakkerswinkel binnengereden: toen de wagen opnieuw dreigde te kiepen raakte de chauffeur de macht over het stuur kwijt met als gevolg, dat de bakker een vrachtwagen voor zijn toonbank kreeg.
Het afzetgebied van „Meerdink” strekt zich tot ver buiten Winterswijks grenzen uit. Overal in de Achterhoek, en niet zelden ver daarbuiten, kan men de (8) vrachtwagens van de Winterswijkse Hout- en Bouwmaterialenhandel zien rijden.
In de Bondsrepubliek zit men momenteel nog niet, maar de directie houdt het oog gericht op de grens.
„We hebben hoop, dat de handel en wandel over de grens eerdaags geen
probleem meer zal zijn”, aldus de heer G. J. Meerdink.
Mannen van het eerste uur bij „Meerdink” waren de heren G. Vonhof, J. W. Annevelink en J. Vreeman.
Met uitzondering van de heer Vonhof, die kort na de heer G.Meerdink overleed, zijn allen nog in leven. Als werknemers van „Meerdink” hebben zij in het prille begin en ook daarna belangrijk bijgedragen tot de opbouw van het bedrijf.
Het personeelsverloop bij „Meerdink” is door de jaren heen steeds zeer gering geweest. Dat blijkt onder meer uit het feit, dat men op het ogenblik drie mensen in dienst (heeft met veertig of meer dienstjaren. Dat zijn de heren W. Müller, J. Boeijink en J. Renskers.
Daarnaast zijn er nog ettelijke, die 25 of meer jaren bij „Meerdink” werkzaam zijn: ’n reden temeer om ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan feest te gaan vieren.
Misterweg 9
Johann Funke
Geb: 28-10-1883 Gildehaus (Dld)
Ovl: 05-01-1962 W’wijk
Echtg.: Luise Johanna van den Bos
Geb: 19-02-1884 Borghorst (Dld)
Ovl: 29-01-1953
1919: Woonachtig vanuit Dinxperlo Julianastraat 9 winterswijk.
Drie zonen/Een dochter.
23 augustus 1920: Samen met Oonk het bedrijf
‘Smederij en Draaierij’.
In 1922 verhuizing naar Misterweg.
09 september 1925 ontbinding met Oonk en vanaf 23 september 1925:
J.Funke Machinefabriek.
Juli 1944: Twee zonen in bedrijf: Lambert Jan (1913) en Bernd (1912)
15-20 personeelsleden.
Sinds 27 mei 1950 in directie.
Johann Funke per 01-01-1957 uitgetreden
Bernd Funke
Geb: 25-08-1912 Lonneker
Ovl: 27-04-1978
Echtg.: A.J.Grootbod
geb:
Ovl:
Lambert Jan Funke
Geb: 28-11-1913 Lonneker
Ovl: 09-04-2001
Echtg.: Geertrui Jantine Groothuis
Geb: 13-08-1913 Enschede
Ovl:
In 1975 trad Bernd uit en zijn plaats werd ingenomen door Frits Funke (1948-zn. van Lambert)
In 1983 trad Lambert uit.
In 1985 grote verbouwing: Misterweg 9,11 en 13
Opening 06 september 1985
Frits Funke
Echtg: 10-05-1974: Joke Heinsbroek
1997 verhuizing naar Snelliusstraat. (2.200 M2)
In 1840 begon Jacobus Egbertus Egberts in de Meddosestraat in Winterswijk een cichoreifabriek, de zogenaamde “Sukerieje”.
Het bedrijf floreerde, maar de decentrale ligging ten opzichte van de afzetmarkt maakte, dat het bedrijf niet voldoende kon concurreren en in 1897 fuseerde het met de cochoreifabriek van zijn zoon Berend Hendrik Egberts in Dalfsen bij zwolle.
In 1897 werd de fabriek in Winterswijk na 57 jaar gesloten. In Winterswijk is er niemand meer die zich de speciale geur van een cichoreibranderij, die vroeger vooral op mistige dagen tot ver in de wijde omgeving te ruiken was, nog kan herinneren.
In 1840 was de Winterswijkse Koffiebranderij van jacob Egberts geen gewone koffiebranderij want hij brandde koffie van cichoreiwortels. In die tijd was dat niet echt iets nieuws, want in Nederland werd vanaf ongeveer 1775 cichoreikoffie gemaakt.
tegenwoordig zit je met alternatieve koffie gelijk in de reformhoek en dat is niet zo gek want cichorei bevat geen cafeine en het stimuleert de spijsvertering. Cichoreikoffie kan door zijn hoge gehalte aan vezels zo in het rijtje van darmwerkingsstimulerende producten (probiotica) als yakult, vifit en activa.
In 1840 lag dat anders, want de cichoreikoffie werd in de hoek van de namaakkoffie (surrogaatkoffie) gedrukt. Het was koffie die alleen gedronken werd als bonenkoffie niet beschikbaar was of door arme mensen die bonenkoffie niet konden betalen, terwijl de fabrikanten probeerden de cichorei te profileren als smaakversterker zowel voor koffie als ook voor allerlei andere producten zoals koekjes, taarten, pudding, soep en jus.
In oorlogstijden was bonenkoffie meestal schaars en dan werd cichoreikoffie op grote schaal genuttigd, maar na WO 1 daalde het cichoreiverbruik in Nederland aanzienlijk. In tegenstelling tot andere landen, waar cichorei gezien werd als een volwaardig product dat de smaak van koffie verbetert, werd in Nederland cichorei gezien als surrogaatkoffie. In Nederland erd in advertenties wel aandacht gevraagd voor cichorei als smaakversterker, maar het accent lag toch meer op de kostenbesparing die je bereikte door cichorei aan de bonenkoffie toe te voegen.
het imago van koffie voor arme mensen werd hiermee ongewild bevestigd en in Nederland is daardoor het spreekwoord ontstaan: “Dat is geen zuivere koffie”.
Jacob Egberts was een ondernemend persoon.
Voordat hij in 1840 zijn cichoreifabriek in de Meddosestraat begon, was hij brood- en banketbakker. Jacob was in 1793 in Groenlo geboren en hij trouwde in 1828 in Winterswijk met de uit Aalten afkomstige Berendina Beestman. Voor beiden was het een tweede huwelijk. In 1828 dreef Berendina een winkel die zij voorheen samen met haar inmiddels overleden echtgenoot Derk Scholten was begonnen.
Jacob en Berendina kregen vier kinderen, drie jongens en een meisje.
In die tijd was het heel gebruikelijk dat kinderen in het bedrijf van de ouders meehielpen. Zakjes plakken, koffie afwegen en zakjes vullen werden gezien als typische vrouwenarbeid die ook door kinderen gedaan kon worden.
Als Jacob in 1854 op 60-jarige leeftijd overlijdt, zetten zijn weduwe en twee van de zonen, Berend Hendrik (1832) en Harmanus Antonie Samuel (1834) de fabriek voort. Beide broers worden later cichoreifabrikant.
Harmanus, de jongste van de twee, blijft in de fabriek van zijn ouders in Winterswijk werken en na het overlijden van zijn moeder in 1871 neemt hij de zaak over. Berend Hendrik Egberts begint in 1858 een nieuwe cichoreifabriek in Dalfsen in Overijssel. Omdat Berend vertrekt naar een plaats waar cichoreibranden nog volstrekt onbekend is, neemt hij uit de ouderlijke fabriek een jongeman mee naar Dalfsen. Deze jongeman, Hendrik Sik (1839) wordt in Dalfsen de bedrijfsleider.
Cichorei is een tweejarige, vaste plant die wel 80 cm hoog kan worden. de bladeren zijn diep getand en lopen in de bladstengel af. De wortel, die het uiterlijk heeft van een kleine voederbiet, is van buiten geelachtig wit en van binnen wit.
De plant wordt gezaaid in mei en de bloei, met lihctblauwe bloempjes, ligt in het tweede jaar tussen julie en augustus. De oogsttijd ligt vlak daarna, omstreeks eind september en oktober. Met de wortel deed men voor 1775 eigenlijk niks; alleen het loof werd als groente gebruikt.
Pas vanaf het laatste kwart van de achttiende eeuw is in Nederland de bereiding van koffie uit de wortel van de cichoreiplant bekend.
De cichoreiwortel is rijk aan vitaminen, vezels en mineralen en het bevat geen cafeine en weinig calorieen.
In de 19e eeuw werd cichorei voornamelijk in Friesland verbouwd, waar de cichorei werd opgekocht van de boeren door drogerijen. In de drogerijen werden de wortels eerst gewassen en met stampmes in kleiner stukken (wortelbonen) gehakt om vervolgens bij een temperatuur van minstens 85 graden Celsius boven cokesvuren gedroogd te worden in een droogoven, een zogenaamde eest.
In deze hitte zwoegden de werknemers om de wortelstukjes door elkaar te harken zodat ze gelijkmatig droogden.
Het hele droogproces duurde ongeveer 36 uur en na het drogen was het watergehalte met zo’n 85 procent afgenomen. Wat overbleef waren stukjes droge cichoreiwortel, klaar voor de branderij. De gedroogde cochorei werd in jutezakken van zo’n 50 kilo verpakt en meestal per schip naar de branderijen verzonden. In een cichoreikoffiebranderij wordt de cochorei gebrand door een ronddraaiende, met wortelstukjes gevulde trommel boven een oven te verwarmen. de cichorei wordt zodanig verhit dat het zou verbranden als de brandertrommel niet zou ronddraaien. De wortelstukjes worden gebrand; ze mogen niet verbranden. Belangrijk hierbij is een juiste temperatuur en de duur van het branden. Een continue temperatuur van ca.180 graden is vereist im een kwalitatief hoogwaardig product te krijgen. De nog in de wortelstukjes aanwezige sappen moeten namelijk gekaramelliseerd worden zonder te verbranden om het volledige cichoreiaroma te bewaren. Doordat de brandertrommel ronddraait tijdens het branden, is de inhoud voortdurend in beweging en wordt deze gelijkmatig verwarmd. Hierdoor wordt voorkomen dat de wortelstukjes aan elkaar gaan koeken en er een grote klont ontstaat die aan de buitenkant verbrand en van binnen niet gaar is.
De brander is een belangrijke persoon, zeker in vroegere tijden toen er nog geen gebruik gemaakt kon worden van vocht- en temperatuurmeters. De brander is de smaakmaker van de cichorei.
Bij het verwarmen van de cichorei ontsnapt damp. De kleur van de damp wordt op een bepaald moment blauw en nog later wit. De witte damp is het sein voor de brander om een monster uit de trommel te nemen om te kijken hoever de branding klaar is. Dit is ook het moment om, naar keuze raapolie, reuzel, vet of boter toe te voegen. Als het branden klaar is, wordt eerst een klep in de trommel geopend waardoor de stoom kan ontsnappen. Daarna wordt de trommel nog een tijdje “koud” rondgedraaid. Vervolgens kan de trommel geopend worden en wordt de inhoud op de vloer uitgestort om af te koelen. Om te voorkomen dat de cichorei aan elkaar gaat kleven (klonteren), zijn direct enkele medewerkers bezig met het door elkaar harken van de cichorei.
Na afkoeling is het verkregen product keihard en kan het goed vermalen worden tot korrels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in grove of fijne maling, al naar gelang de klant heeft besteld. in het algemeen geldt: hoe fijner de maling hoe beter de poeder oplost en des te beter is de smaakoverdracht. Van fijn gemalen cichorei heb je minder nodig dan van grof gemalen om dezelfde smaak te krijgen.
Pure cichoreikoffie kun je niet vergelijken met de smaak van gewone koffie. Het is veel zwarter en bitterder en het smaakt een beetje naar karamel. Cichorei kwam het best tot zijn recht als smaakmaker van de bonenkoffie van vroeger. Koffie die gemaakt was met half cichorei en half koffie (van koffiebonen), was donkerder van kleur en smaakte sterker dan gewone koffie.
Tegenwoordig is het net andersom. Als je cichorei aan je koffie toevoegt, wordt de smaak milder. de fabrikanten van (bonen) koffie hebben goed ingespeeld op de veranderde smaak van de consument. Zij zijn andere, pittiger koffiesoorten gaan gebruiken. Bovendien bevatten veel koffiesoorten chemische toevoegingen zoals geur-, smaak- en kleurstoffen. Cichoreipoeder moet niet verward worden met Buisman (vroeger in de blauwe busjes).
Buisman is puur suikerpoeder. Er wordt suikerstroop via hydrolyse uit aardappelzetmeel gewonnen. Deze suikerstroop wordt gebrand.
Na afkoeling is het een harde korst geworden, die na stukgeslagen te zijn, tot poeder gemalen wordt. Dit Buismanpoeder is ook als smaakverbetering van de koffie bedoeld en dus een concurrerend product.
Harmanus Antonius Samuel Egberts
Zoon Harmanus bleef in Winterswijk en werd in 1871 directeur van het fabriekje aan de Meddosestraat.
In 1867 trouwde hij met Johanna Christina Uwland, geboren in 1843 in Winterswijk, dochter van Jan Hendrik Uwland, landbouwer, en Aleida Johanna te Lintum. Het paar krijgt zes kinderen: drie meisjes en drie jongens. De oudste zoon, Jacobus Egbertus Egberts (1868) werd belastingambtenaar en de andere twee zonen, Jan Hendrik (1871) en harmanus Antonie Samuel jr. (1875) gaan, net als hun vader, in de cichorei. de zaken gaan goed. Voor de aandrijving, om de brandertrommel en de molen te kunnen laten draaien, wordt aanvankelijk een paard gebruikt.
Later werd het paard vervangen door een stoommachine waardoor de productiecapaciteit toenam. de firma maakte twee soorten koffie: cichorei (de zogenaamde kniepkoffie en peekoffie (pee is wortel) dat ook wel “gezondheiskoffie” werd genoemd. Het onderscheid tussen kniepkoffie en peekoffie ontstaat tijdens het brandproces doordat aan de peekoffie raapolie wordt toegevoegd. Hiermee wordt verstuiving en verlies voorkomen en tevens smaak toegevoegd. Er wordt ook mee bereikt dat peekoffie iets minder gevoelig is voor vocht. Peekoffie is een poeder, terwijl kniepkoffie een taaie substantie is. Je knijpt er een stukje af en dat stukje doe je in de koffiepot bij de gewone koffie. Ook oude koffie die al een dag op het vuur had gestaan kon je er weer smakelijk mee maken. In veel gezinnen werd dit dagelijks gedaan. deze koffie kreeg ook wel de bijnamen “sukerienat” en “schooierskoffie”.
Voor de kniepkoffie was er een kelder onder de gebouwen, waarin de kant-en klare cichorei kon “rijpen”, dat wil zeggen vocht kon aantrekken.
Daartoe werd de cichorei in een blauw, papieren rolletje, dat aan de ene kant gesloten was, geschept.
Het andere eind werd opengelaten. Daardoor stond de cichorei bloot aan de vochtige lucht in de kelder. Gedroogde cichorei trekt vocht aan en na enige tijd was het gewicht met zo’n 33% toegenomen. Als het zover was, dan kon het.
Cichorei werd ook verpakt in vaten aan de winkeliers geleverd. In de winkel werd het dan in een zakje geschept. De verkoop van de producten vindt hoofdzakelijk plaats in de Achterhoek. In het begin is reizen nogal moeilijk. pas rond 1840 komen er enkele hoofdwegen door het gebied. De meeste wegen zijn zandwegen die een groot deel van het jaar moeilijk begaanbaar zijn. De winkeliers werden toen te paard bezocht en omdat de afstanden te groot waren om in een dag af te leggen werd in herbergen overnacht. Na het overlijden van vader Jacobus werd zoon Berend Hendrik de “reiziger” die de klanten bezocht. Op een van de reizen ontmoette hij in Didam zijn latere vrouw Wilhelmina Johanna Keurschot.
Berend Hendrik begint in 1858 in Dalfsen voor zichzelf. vanaf dat tijdstip is zoon Harmanus sr. de “reiziger” . Als zijn zonen groot genoeg zijn, gaan zij ‘op reis’. Eerst zoon Jan Hendrik en later zoon Harmanus jr..
Zij kondigden hun bezoek bij de winkels aan door middel van een briefkaart, welke per post werd verzonden. In de jaren negentig van de 19e eeuw wordt het steeds moeilijker om rendabel te produceren. De gedroogde wortel, die in Friesland gekocht werden, kwamen vanaf dat moment dat de spoorlijn Zutphen-Winterswijk door de Hollandsche Spoorweg Maatschappij (H.S.M.) in 1878 in gebruik werd genomen, per spoor.
Concurrenten als de cichoreifabriek van D.H. Schaars in Borculo, die werd aangedreven door een watermolen en de Doesburgse cichoreifabriek die via de goedkopere scheepvaart op de IJssel kon aan- en afvoeren, hadden onoverbrugbare voordelen.
In 1897 gaat Harmanus Egberts sr. een vennootschap onder firma aan met zijn broer Berend Hendrik die in Dalfsen een stoomcochoreifabriek bezit. Harmanus sr. heeft een aandeel van 10% in de gezamelijke onderneming. De akte wordt op 7 oktober 1897 in Almelo verleden voor notaris Verbeek. Er zal cichorei geleverd worden in pakjes met de opdruk “B.H.Egberts & co te Dalfsen”.
In Gelderland zal aan de afnemers van vennoot H.A.S. Egberts pakjes met de opdruk “J.E. Egberts te Winterswijk” worden geleverd. De fabriek in Winterswijk wordt gesloten. Zoon Jan Hendrik gaat in de fabriek in Dalfsen werken, waar hij begint als bedrijfsleider en waar hij later directeur wordt.
In 1903 worden voorbereidingen getroffen om de firma om te zetten in een naamloze vennootschap. Gezien de leeftijd van de firmanten – Berend Hendrik is 71 en Harmanus sr. is 69 jaar – is de omzetting voornamelijk bedoeld om de continuiteit van de fabriek te waarborgen. Door het overlijden van Berend Hendrik komt er een kink in de kabel. Pas in 1914 wordt de NV echt opgericht.
Zoon Harmanus jr. wordt in 1897 fulltime reiziger. Maar blijkbaar is dat niet zo’n groot succes. Harmanus jr. zoekt het grote avontuur. In 1904 vertrekt hij per schip naar Amerika. Hij gaat, zoals elke emigrant vroeger, aan land op Ellis Island. Nog hetzelfde jaar is hij in Chicago en heeft hij een importbedrijf aan de van Burenstreet. Hij importeert ondermeer Egberts cichorei uit Dalfsen.
Op de plaats waar in Winterswijk de cichoreifabriek was gevestigd staat nu het bioscooppand Skopein. In 1897 werd de fabriek na 57 jaar gesloten en de speciale geur van een cochoreibranderij, die vroeger vooral op mistige dagen tot ver in de wijde omgeving te ruiken was, is vervangen door de koffiegeur van een paar echte koffiehuizen aan de Meddosestraat in Winterswijk.
Drs. G.J.Brunnekreef
Geurt Schut
Freriks Nieuws, December 2012
Hendrik Jan te Siepe
Geb:18-03-1858 Winterswijk
Ovl.:06-12-1920 Winterswijk
Hendrik Jan te Siepe
Geb:14-11-1893 Winterswijk
Ovl: 05-12-1966 Winterswijk
Directeur: Aannemings- en wegenbouwbedrijf NV vh H.J.te Siepe
Directeur: Stoom-steen- en pannenfabriek vh H.J.te Siepe
Gerrit Hendrik te Siepe
Geb:18-06-1890 Winterswijk
Ovl:03-12-1956 Ruurlo
Gerhardus Albertus te Siepe
Geb:19-12-1896 Winterswijk
Ovl.:11-03-1948 Winterswijk
In 1938 gingen de broers Te Siepe uit elkaar en Gerrit Hendrik zet het bedrijf voort in Zwollerkerspel en Albert Te Siepe gaat verder in Winterswijk.
1980 werd 100-jarig bestaan gevierd met receptie in Cultureel Centrum
1973 overgenomen door de Stevin Groep
1956: Nieuwe inschrijving:
Bussman’s Aannemersbedrijf, Winterswijk, Koningsweg 8
Metselaar-Aannemer
Johannes Franz Bussman
Geb: 27-11-1913 Winterswijk
Ovl: 11-07- 1999 Winterswijk
Echtg: 01-08-1942
Johanna Aleida Christina Rauwers
Geb: 21-06-1915 Winterswijk
Ovl:
Koningsweg 38
Zoon:
Frans Bussman
Geb:02-12-1944
Ovl:22-08-2018)
Echtg: 14-05-1969
Mieke Olde Wolbers
Spoorstraat
1939: Plannen nieuwbouw Arriesveld.
1941: Ledenvergadering: 29 April besluit tot nieuwbouw:130 voor 31 tegen
1943: 5 april in werking.
1951: 12 april: De eerste kaas
1969: 18 december: Coöperatieve Centrale Kaasfabriek (CCK) over gegaan in Coberco
1970: 04 januari: Winterswijkse Coöperatieve Zuivelfabriek (WCZ) over gegaan in Coberco
1979: 22 december: Laatste bussenmelk
Directeur: H.Stienstra (1927-1948)
Directeur: J.Klaversma (1949-1972)
Ridder in de Orde van Oranje Nassau 1972
Directeur: Jelte Kolhoff (1972-1992)
Directeur: Ad Arrentsen (1992-
1978: GROOTSTE KAASFABRIEK VAN NEDERLAND
Berend Willem, geboren(1904) zijn vader Hendrik-Jan (1878) begon in 1913 in Huppel een Stoomwasch- en Strijkinrichting.
Er werd gewassen voor particulieren, hotels (o.a.Avenarius) en ziekenhuizen.
Eerst haalde en bezorgde men met paard en wagen, later met vrachtwagens.
Het gehele gezin, ook de zussen van Berend werkten mee in de wasserij.
Op drukke dagen werkten er wel 13 mensen in de wasserij.
In 1955 overleed Hendrik op 77-jarige leeftijd.
Berend, ongehuwd zette het bedrijf voort.
Het ging steeds slechter met de wasserij. Door de welvaart hadden de mensen steeds meer een eigen wasmachine.
Berend moderniseerde niet en langzaam werd het personeel steeds minder.
Op het laatst waren er nog enkele trouwe klanten.
De wasserij en huis raakte steeds meer in verval.
In 1985 was Berend boos. De oude stoommachine werd afgekeurd.
Opnieuw investeren? Berend was inmiddels 81 jaar.
Nee, Berend stopte ermee. de oude stoommachine ging naar het Storkmuseum in Hengelo.
In 1990 ging Berend Willem naar Rusthuis Het Wamelink.
In 1992 werd de wasserij en woonhuis afgebroken.
18 Maart 1993 is Berend op 89-jarige leeftijd overleden in de Pronsweide.
Bron;W.Peletier