Eerste steen: 7 juni 1935
Officiele opening: 23 juli 1936
Afgebroken: 1974
27 JULI 1934, Graafschapbode
In de Woensdag gehouden vergadering van den Raad werd besloten om over te gaan tot het bouwen van een muziektent, welke tevens het museum een plaats zal bieden.
Het museum wordt ondergebracht in een ruime zaal onder de muziekkoepel. De entrée tot het museum is een glazen pui met doordraaiende deuren.
Boven het museum komt de muziekkoepel.
Deze koepel is groot 10 bij 7 M., terwijl daarachter een bergruimte is van 10 bij 3,5 M.
Vóór de koepel zal worden aangebracht een 4 M. breede trap met eenige gemetselde bloembakken.
Het geheel zal worden opgetrokken van steen, en met een rieten dak worden afgedekt.
Ontwerper: J. G. L. de Koster, gem.-architect van Winterswijk.
Fraaie muziektent op de Wehme te Winterswijk officieel in gebruik genomen.
24 JULI 1936, Graafschapbode
Burgemeester Bosma en Dr. van Schothorst voeren het woord.
Zeer groote belangstelling. — Prachtig zomerconcert.
Eindelijk heeft Winterswijk dan de muziektent, waarnaar men reeds zoovele jaren had verlangd, gekregen. Zeer groot was Donderdagavond de belangstelling, toen de fraaie muziektent, welke zoo prachtig is gelegen in het mooie plantsoen op de Wehme, door burgemeester Bosma officieel in gebruik genomen werd en werd overgedragen aan de vereeniging Winterswijk’s Belang, welke deze tent zal exploitceren.
Nadat Burgemeester Bosma, zijn echtgenoote, de Wethouders Priester, van Dam, Bekker, de Secretaris de heer M. Wierenga, en de heer de Koster, Directeur der Gemeentewerken, de muziektent hadden betreden, waarbij ook het bestuur van Winterswijk’s Belang aanwezig was, hield burgemeester Bosma de volgende rede:
Dames en heeren,
Als het waar is, dat datgene, wat met moeite wordt verkregen, het meest wordt op prijs gesteld, dan zal het met betrekking tot de waardeering van onze muziektent wel gaan.
De totstandkoming daarvan toch heeft heel wat hoofdbrekens en moeite gekost. Het is mij vergund de geschiedenis der totstandkoming in het kort te memoreeren.
Reeds in 1931 richtten zich een 16-tal vereenigingen, tellende tezamen meer dan 800 leden, tot den gemeenteraad, met verzoek wel te willen bevorderen, dat werd besloten tot den bouw van een behoorlijke muziektent, ter vervanging van de bestaande, welke wat hoedanigheid en afmeting betrof, noodzakelijk door een betere diende te worden vervangen. Hoewel men in den raad wel voelde, dat hier iets werd gevraagd, wat alleszins gewenscht was, kon men toen om financieele redenen aan het verlangen van adressanten geen gevolg geven.
De adresseerende vereenigingen waren:
De zangvereen. Aurora; de zangvereen. de Juichstem; de zangvereen. de Lofstem; de muziekvereen. Excelsior; de muziekvereen. Concordia te Kotten; de zangvereen. Harmonie aldaar; de zangvereen. Herleving; de zangvereeniging Hosanna; het dubbelmannenkwartet Inter Nos; de zangvereen. Jong Leven; de zangvereen. Maarten Luther; de zangvereen. Pro Goudio; de vereen. Winterswijk’s Belang; de zangvereen. Winterswijk’s Mannenkoor; de muziekvereen. Winterswijksche Orkestvereniging.
Toen aan de wensch van de adresseerende vereenigingen niet werd voldaan, bereikte op 18 November 1933 Burgemeester en Wethouders een schrijven van Winterswijk’s Belang, met verzoek op het terrein aan den Singelveg, dat door wijlen den heer G. J. Willink aan de gemeente was gelegateerd, met de bedoeling, dat daarop een plantsoen moest worden aangelegd, een muziektent te bouwen. ■
Ook dit idee, hoe mooi het ook was, kon niet tot uitvoering komen, omdat tegen de stichting van een gebouw op dezen grond, als zijnde tegen de bedoeling van wijlen den erflater, overwegend bezwaar bestond.
Inmiddels deed zich, evenals overal elders, ook te Winterswijk de behoefte aan werkvoorziening voor de jeugd steeds meer en nijpender gevoelen en toen de Minister ter bestrijding der jeugdwerkloosheid gelden wilde beschikbaar stellen om hieraan tegemoet te komen, kwam bij mij de gedachte op, of het niet mogelijk zou zijn, door deze jonge menschen een muziektent te laten bouwen, met een souterrain, waarin dan het Winterswijks museum ook kon worden ondergebracht.
Ook daaraan toch bestond een dringende behoefte. Een en ander gaf Burgemeester en Wethouders aanleiding tot een samenkomst met het bestuur van de vereeniging Winterswijk’s Belang, waar werd overeengekomen, dat de voorzitter, Dr.C. van Schothorst en de heer Brittijn namens die vereeniging met het college van B. en W. en den opzichter van Weg en Werken een onderhoud zouden vragen met de Geldersche Commissie voor Werkverruiming.
Dit onderhoud had in den zomer van 1934 plaats te Arnhem en het gelukte voor het gewenschte doel van de Commissie medewerking te verkrijgen, terwijl Winterswijk’s Belang financieele steun aanbood en zich bereid verklaarde, na het gereedkomen van het gebouw, dit van de gemeente te huren.
D e n 25 J u I i 1934 werd door B. en W. aan den Raad voorgesteld te besluiten tot den bouw van muziektent en museum op de Wehme, op voorwaarde dat dit werk met rijkssTeun en aanvaarding van subsidie van Winterswijk’s Belang door jeugdige werkloozen zou worden uitgevoerd.
De Raad besloot conform het voorstel en nadat de Minister toen gunstig op het aan hem gedaan verzoek beschikte, kon wat het financieel gedeelte betrof, met de uitvoering worden begonnen.
Nu deed zich echter een nieuwe moeilijkheid voor. De jeugdige werkloozen toonden weinig of geen animo, doordat menschen, die de kwestie naar mijn meening verkeerd inzagen, de jongelui van deelname afhielden.
Toen hierdoor het werk na veel voorbereiding, niet tot stand dreigde te zullen komen, wist de heer Brittijn verschillende oud-leerlingen der ambachtsschool te overtuigen, dat het hier ging om een gróót belang voor hen.
Ze zouden het werk moeten zien als een practisch werkstuk, waarbij zij veel zouden kunnen leeren, terwijl hij aanbood om de practijk te verbinden aan theoretische lessen, waardoor men bij wijze van spreken een vervolgcursus kreeg op het onderwijs, door hen op school genoten.
Het resultaat was, dat op 4 Maart 1935 door 12 jongens onder leiding van den heer Brittijn en met dagelijksche medewerking van den leeraar aan de ambachtsschool, den heer Gijsbers, met de werkzaamheden werd begonnen.
Nadat op 7 J u n i 1935 het graafwerk was gereedgekomen en de fundamenten waren gelegd, had op dien datum
de eerste steenlegging ten overstaan van B. en W.
en het bestuur Winterswijk’s Belang plaats.
Gaarne wil ik thans hier herhalen, de hulde, bij die gelegenheid gebracht aan Dr. van Schothorst en den heer Brittijn, buiten wier krachtige medewerking de zaak niet tot stand had kunnen komen en de waardeerende woorden die ik toen sprak tot den heer de Koster, opzichter van weg en werken hier ter plaatse, en den heer Spaan, die heel wat teeken- en rekenwerk had te vervullen,onmisbaar voor den goeden gang van zaken, en hét dagelijksch toezicht, door hem gehouden, zoomede tot den heer Gijsbers, die leiding gaf aan hen die dit gebouw steen voor steen hebben opgebouwd, en het spreekt van zelf, dat ik mij gaarne nogmaals richt tot de flinke jongens, die met zooveel ambitie en opgewektheid hun beste krachten hebben besteed aan dit voor hen vooral zoo groote werk, waarbij ze hebben getoond, dat ze de lessen op de ambachtsschool en elders terdege hebben ter harte genomen.
Jongens, behoudt liefde voor je vak, dan zal, als de tijdsomstandigheden het maar eenigszins toelaten, het leven jullie nog veel goeds kunnen brengen. We zullen een oorkonde laten vervaardigen, waarop de namen van jullie als de eigenlijke stichters zullen worden vermeld, en die in het museum een plaatsje zal krijgen, opdat zij, die na ons komen nog zullen kunnen zien, het werkzaam aandeel dat ge hebt gehad in den bouw van deze schoone muziektempel.
De laatste dagen is de ,finishing touch” aan het werk aangebracht door den leeraar aan de ambachtsschool in schilderen, den heer Hoogstra, die ik gaarne een compliment maak voor de in mijn oogen zoo fraaie kleurencombinatie.
Nog wil ik in herinnering brengen het vereerend bezoek aan onze muziektent van Zijne Excellentie den Minister van Sociale Zaken, Mr. Slingenberg, in gezelschap van den Directeur-Generaal, den Inspecteur der Werkverschaffing, den heer Westhoff, de heeren leden van Gedeputeerde Staten en vele andere autoriteiten.
Aan allen van hen, die medewerkten tot de totstandkoming, een woord van welgemeenden dank alsmede aan den heer Woordes. die door het aanbrengen van een microfoon zorgde, dat ik mij, naar ik hoop, voor u allen kan verstaanbaar maken. En thans waaien de vlaggen en zal weldra de muziek weerklinken om uiting te geven aan de vreugde, die onsallen bezielt.
Dr. van Schothorst, voorzitter van Winterswijk’s Belang, ik mag thans de zorgen voor het gebouw wel aan u overdragen, in afwachting van de bespreking, welke wij nog met uw bestuur zullen moeten hebben om onze juiste verhouding en de voorwaarden der exploitatie tot in bijzonderheden te regelen.
U zult de oudste twee muziekgezelschappen en de oudste twee zangvereenigingen bereid vinden hedenavond de muziektent, die ik hiermede voor geopend verklaar, wel te willen inwijden.
Gaarne geef ik u verder de leiding van dezen feestavond.
Hierna speelde de W. O. V. het Wilhelmus, dat door allen staande werd aangehoord.
Namens de Ver. Winterswijk’s Belang sprak de heer Dr. van Schothorst, voorzitter van laatstgenoemde vereeniging.
Zeer geachte Burgemeester, Wethouders en Gemeenteraadsleden. Zeer geacht publiek.
Als een roode draad loopt door de geschiedenis van onze Vereeniging Wintersv.ijk’s Belang het vraagstuk van de muziektent, welk vraagstuk nu eindelijk in oplossing is gegaan.
Slaan we de notulen van onze vergaderingen op en doorloopen we de jaarverslagen, dan ontwaart men telkens, dat de muziektent ter sprake is gebracht en dat telkens weer andere plannen zijn opgemaakt.
Steeds echter zonder resultaat.
Maar ook wordt in elk jaarverslag gewag gemaakt, van de groote bereidwilligheid en animo waarmee onze plaatselijke muziek-en zangverenigingen haar uitvoeringen volkomen belangeloos hebben gegeven, wat steeds met de grootste dankbaarheid erkend wordt.
In 1919, toen Winterswijk’s Belang het plan had opgevat om een blijvend aandenken te stichten ter herinnering aan het heuglijke feit, dat wij dank zij ons uitnemend staatsbeleid in den wereldoorlog, buiten dien oorlog zijn gebleven, werd onder de leden van W. B. een referendum gehouden, welk aandenken dit zou zijn.
In sterke concurrentie traden toen 3 onderwerpen naar voren.
Een carrillon, een fontein en een muziektent met vrijwel gelijk aantal stemmen. Ten slotte is toen besloten een monumentale fontein te bouwen, die nu nog prijkt in het stationsplantsoen, zij het dan ook dat men slechts bij heel hooge uitzondering kan zien, dat het een fontein is.
De muziektent bleef dus weer rusten.
In 1921 werd een schrijven ontvangen van de W. O. V., die zich bereid verklaarde jaarlijks vier concerten te geven, mits de muziektent vergroot werd. Hiertoe werd besloten en onder voorlichting van den heer Brittijn werd dit werk uitgevoerd. En zoo sukkelen we jaren voort, tot in 1927 wegens den slechten toestand van de bestaande tent, pogingen worden aangewend om een verplaatsbare muziektent te krijgen. Ons mede-bestuurslid’de heer Maas, verklaart zich bereid om in Amsterdam, waar de Gemeente een paar van deze tente heeft, zich op de hoogte te stellen.
De kosten van die tent, die ca. ƒ 150, zouden bedragen, waren misschien nog te overkomen, maar voor ’t opbergen zou een loods gebouwd moeten worden, terwijl het telkens verplaatsen een niet te dragen last voor onze Vereeniging zou gegeven hebben.
Zoo raakt ook dit plan van de baan.
In 1930 wordt door W.B. een vergadering georganiseerd, waar vertegenwoordigers uit de Besturen van al onze muziek- en zangverenigingen, werden uitgenoodigd. Op die vergadering.werd besloten een adres te richten aan den Gemeenteraad om over te willen gaan tot het bouwen yan een muziektent. De animo, waarmede de uitvoeringen gegeven werden en de groote aandacht waarmede men er naar luisterde, bewezen toch wel de groote culturcele waarde, die hier in het spel was. Helaas
echter kon het Gemeentebestuur in deze slechte tijden, die zich langzamerhand deden gelden, geen financiën voor dit doel offeren.
De vereernigingen namen de oude tent maar weer voor lief en gaven met de meeste opgewektheid haar proeven van bekwaamheid ten beste.
In 1934, toen de gemeente eigenares was geworden van een weiland aan den Singelweg, haar met milde hand vermaakt door wijlen den heer G.J. Willink, welk tot wandelpark zou gepromoveerd worden, werd door W. B. aan de tuinarchitecte Mej. Bosma opdracht gegeven een ontwerp van aanleg te maken, waarin dan een muziektent geplaatst zou kunnen worden, Intusschen hadden enkele bestuursleden bezoeken gebracht aan verschillende plaatsen in den omtrek, o.a. Doetinchem, Borculo en Hengelo (O.). De tent van Hengelo zou als voorbeeld dienen.
Het plan voor het plantsoen werd aangeboden aan den Raad, doch kon helaas niet worden uitgevoerd. Door de crisis, die hoe langer hoe zwaarder drukte, kwam er echter uitkomst in zicht, hoe vreemd dit ook moge klinken.
De Voorzitter van W. B. richtte een schrijven aan den heer Westhof, Inspecteur van de Rijkswerkverschaffing, om te informeeren of het misschien mogelijk zou zijn met behulp van jeugdige werkloozen het vraagstuk tot oplossing te brengen.
Het eerste antwoord was niet erg bemoedigend, al beloofde de Inspecteur dan ook zijn volle medewerking in dezen.
Gelukkig echter keerden de kansen en wist de Inspecteur van den Minister de medewerking te verkrijgen, mits de uitvoering geschiedde onder leiding van Gemeentewerken.
Een woord van grooten dank aan den Mnister en den heer Westhof zij hier gebracht.
Onze Opzichter van Gemeentewerken werd natuurlijk gaarne bereid gevonden de plannen uit te voeren. Wij brengen hem hiervoor hartelijk dank, evenals den heer Brittijn, die ontelbare’uren van zijn vrijen tijd heeft geofferd om het werk te doen slagen. Het resultaat van hun noesten vlijt en groote bekwaamheid ziet ge hier voor u.
Door W. B. werd een bedrag van ƒ 600 ter beschikking gesteld aan het Gemeentebestuur, terwijl Winterswijk’s Belang en de Museumcommissie aanboden de tent en het museum voor resp. ƒ 100 en ƒ 50 per jaar te huren.
Met deze toezegging kon de Gemeenteraad gelukkig besluiten een kleine leening aan te gaan en werd tot den bouw besloten.
In het jaarverslag van 1934 onzer vereeniging vinden we vermeld een historisch overzicht van de pogingen die gedurende jaren met evenveel vasthoudendheid als voor een muziektent waren aangewend, om te komen
tot een betere zweminrichting en een ijsbaan, die in 1933 tot stand waren gekomen.
We ontmoeten daar de woorden: „Zoo zijn dan twee werken, waarover Winterswijk’s Belang vele besprekingen heeft gehouden, uiteindelijk door de Gemeente tot stand gekomen.”
Gelukkig is nu ook het derde vraagstuk door het Gemeentebestuur opgelost.
Burgemeester en vroedschap, wij zeggen U daarvoor heel hartelijk dank. Wij beloven U, dat wij als huurder en exploitant van de muziektent ons best zullen doen de tent aan haar doel te doen beantwoorden; ter verhooging van het muzikale leven in onze gemeente en tot vreugde van haar inwoners.
Vervolgens werd het woord nog gevoerd door den heer J. G.Gossink, eere-voorzitter der W. O. V., die de gemeente geluk wenschte met de mooie aanwinst.
Voor de verschillende zangvereenigingen sprak de heer B. W. Demkes, die er op wees, dat’ deze muziektent zeer zeker in een groote behoefte voorziet en de beoefening van zang en muziek zal bevorderen.
Daarna werd door de beide oudste muziek- en zangvereenigingen een prachtig samengesteld programma afgewerkt, welk programma we reeds in ons Woensdagnumecr hebben bekendgemaakt.
Begunstigd door heerlijk zomerweer konden vele muziek- en zangliefhebbers genieten van de heerlijke muziek en zang.
In de pauze sprak nog de heer P. Brittijn namens W.B., die wees op het mooie werk dat de vereeniging W. B. doet en hoopte dat de waardeering van een en ander zich zal uiten in het toetreden als lid van vele Winterswijkers.
Ten slotte sprak Burgemeester Bosma nog meer speciaal voor de jeugd, die het mooie monument in de waardeering van jong en oud aanbeval en hoopte, dat de jeugd dit prachtig bouwwerk niet zal beschadigen.
Concert Muziektent
19 JULI 1937, Graafschapbode
In de muziektent op de Wheme werd Donderdagavond een concert gegeven door de Zangvereenigingen „De Lofstem” en „Hosanna”, onder leiding van den heer J. Kroon.
Het weer werkte de belangstelling niet in de hand. Degenen, die ondanks dat, toch naar de Wheme waren getrokken, zullen geen spijt gehad hebben. Er werd uitstékend gezongen en de uitvoerenden oogstten een dankbaar applaus.
Kwajongensstreek
17 JULI 1947, Graafschapbode
Een jongmens, genaamd N., meende zijn tijd niet beter te kunnen besteden dan met steentjes de ruiten in te gooien van de Gemeentelijke muziektent op de Whême.
Deze liefhebberij kwam hem echter duur te staan, want de politie kwam er achter, die hem op alles behalve prettige wijze over zijn gedrag onderhield. De ouders bleken bereid de schade te vergoeden.
Afgebroken 1974