oudwwijk
Digitaal erfgoed

Abraham Willink

Louise Jacoba Toe Water

Abraham Willink
Geb: 11-04-1856 Winterswijk
Ovl: 21-09-1913 Arnhem
Batavier/Wethouder-lid P.S.-Vz.K.v.K.
Zoon Jan Willink en Judith Paschen
ZIE GRAF WILLINK JAN
Echtg: 07-04-1881 Rotterdam
Louise Jacoba Toe Water
Geb: 21-06-1857 Utrecht
Ovl: 04-01-1923 Winterswijk
( op grafsteen staat foutief 1922)
Wooldstraat 27 – 1908: Wooldstraat 29
Kinderen: 4

Kinderen

1.Jan Willink 1882-1959 
2.Anna Willink 1884-1952
3.Willem Carel Pieter Willink 1886-1956
In 1909 naar Argentinie
4.Fredrik Robert Willink 1889-1980

In Memoriam. A. WILLINK †

11 April 1856—21 Sept. 1913.

Wat menigeen zoo gaarne gewenscht had, dat niet zou gebeuren, maar wat toch te verwachten was, is helaas Zondag geschied.
De heer Abraham Willink is dien voormiddag om ongeveer half twaalf in het diaconessenhuis te Arnhem, alwaar hij gedurende twee maanden op zoo zorgvuldige wijze verpleegd werd, ter eeuwige ruste gegaan en daarmede heeft Winterswijk een zijner voortreffelijkste en meest geachte burgers verloren ; een verlies, waarover wij allen de smarte diep in ons hart gevoelen; want het moeten missen eener figuur als de heer Bram Willink is een haast onoverkomelijke slag voor de Winterswijksche gemeente, ja, voor de gansche gemeenschap.
Hem door eenige woorden te eeren en de welverdiende hulde te brengen, ziet daar onafwijsbare plicht.
Maar volledig te beschrijven, wie en wat de overledene was, zijne beteekenis in de engere en algemeene samenleving, daarvoor schiet onze pen te kort; want wie het leven en arbeiden van dezen stoeren, onvermoeiden werker van nabij kende, kan eerst beseffen, wat met hem verloren is gegaan en dan op nog zoo betrekkelijk jeugdigen leeftijd, terwijl toch door hem nog zooveel goeds en nuttigs voor het algemeen tot stand gebracht had kunnen worden! We kunnen ons niet voorstellen, dat de man, dien we voor ruim 2 maanden nog zoo vol opgewektheid en belangstelling aan de beraadslagingen van zoo menige vergadering zagen deelnemen, nu reeds naar betere gewesten is geroepen ; hij, de man, die met nog zoo jeugdig vuur, zoo kordaat en resoluut mogelijk de zaken wist aan te pakken.
En toch …………….het is helaas slechts al te waar.

Gesproten uit een der oudste, aanzienlijkste en meest geachte Winterswijksche families, toonde de heer A. Willink al aanstonds de voetsporen van zijnen evenzeer onvergetelijken vader te drukken.
Diens vastberaden- en doortastendheid waren hem eigen en dat hij het vermocht, zoo tal van ondernemingen en colleges, corporaties en vereenigingen te bestieren, had hij hoofdzakelijk aan deze uitnemende hoedanigheden te danken.
Man uit één stuk, vóór alles man van zaken, wist hij zonder omwegen alles aan te pakken, ging recht op zijn doel af, al was zulks niet ieder aanstonds welgevallig, had de hem toevertrouwde aangelegenheden direct onder de knie, liet over hetgeen hij te verrichten had geen gras groeien en toonde in alle opzichten te zijn een man met een helderen en vluggen kijk op de dingen.
Wie de lange lijst naleest van de waardigheden en betrekkingen, die hij op zoo menigerlei gebied bekleedde, vraagt met verbazing af, hoe één man in zóóvele richtingen werkzaam kon zijn; maar bij was ook een „omnis homo’’.
Voor de vervulling van zijne veelomvattende taak was hij op het eene oogenblik hier, eenige uren later in een gansen ander deel van ons land, om den volgenden dag weer ver in het buitenland te zgn.
Van alles bleef hij zich op de hoogte stellen; niets van het hem toevertrouwde, ontging hem.
Wat hij in den familiekring beteekende; we achten het hier niet de plaats, dit te beschrijven, zijne beteekenis echter als fabrikant en vertegenwoordiger der gemeenschap in de gemeentelijke lichamen en instellingen en in het hooge provinciaal college van Gelderland kunnen wij hier slechts met eere vermelden.
In zijne hoedanigheid van directeur der N. V. Bontweverij „de Batavier”, voorheen Willink en Paschen, toonde hij zich als een vader voor zijn personeel ; hij leefde voor zijn werkvolk en het volk beminde hem; dit is de beste getuigenis van zijn goed hart voor den arbeider, hij kende de nooden van zijn werkvolk, dat zich tegenover hem vertrouwd gevoelde.
Vraag het maar zoo menig arbeider, als er in diens belang wat te doen was, als er een marktdag op komst was; dan was mijnheer Bram de man.
De fabrieksarbeiders zullen, zijn verscheiden ernstig gevoelen.
Zijne hulpvaardigheid, ook op financieel gebied zal door zijn fabrieksvolk niet lichtelijk vergeten worden.
Helaas, hij heeft de bouw der nieuwe fabriek en de belangrijke uitbreiding, der bestaande niet mogen beleven.
Voorzeker geen wonder, dat een man van zoo veelzijdigen aanleg waardig gekeurd werd zitting te nemen in de Winterswijksche vroedschap; als het ware aangewezen was, het district Aalten in het gewestelijk bestuur te vertegenwoordigen ; ja door velen werd vaak de drang gevoeld, hem te candideeren voor het lidmaatschap van ’s lands parlement ; een zoo eervol aanbod hij echter wees hij eenige malen af op grond van zijne drukke bezigheden.
Dat hij zijn ambt, vooral in den gemeenteraad, geenszins als eene sinecure beschouwde, daarvan weten wij te vertellen, die zijn werk vaak met bewondering hebben gadegeslagen.
En zijn taak in de Raadszaal werd zeker niet weinig verzwaard, toen hij na het overlijden van zijn verwant Mr. H. C. J. Willink zitting mocht nemen in het Dagelijksch Bestuur der gemeente.
Slechts noode verliet hij voor eenige jaren dit college, om toch als raadslid een werkzaam aandeel te blijven nemen aan de behartiging der gemeentebelangen.
Als zoodanig was hem ook het lidmaatschap der gascommissie opgedragen.
Waar iets te verrichten was voor den welvaart en vooruitgang onzer gemeente, kon men steeds op zijnen steun rekenen.
De handel ging hem na aan het hart.
Hoe zou het ook anders; hij, ruim 25 jaar lang voorzitter de Kamer van Koophandel en Fabrieken in deze gemeente, van de Kamer, die hij had doen geboren worden en die steeds zijne volle sympathie wegdroeg.
Nog versch ligt ons zijn zilveren jubileum als zoodanig in het geheugen.
De eminente voorzitter dier Kamer toonde zich bij de aanbieding van het huldeblijk voor zijne bemoeiingen zoo innig getroffen.
Hij heeft zijn jubileum niet lang mogen overleven.
De Kamer verliest veel in hem.
Doch daarnaast zullen treuren de vele vereenigingen en instellingen hier ter plaatse en daar buiten, die het voorrecht hadden hem onder hare bestuurders te tellen.
Om zich een denkbeeld te vormen van het vele goede, waaraan hij mede gearbeid geeft, laten we hier de lijst zijner functie’s volgen.

1. Dir. Bontw. „de Batavier”
2. Dir. Landbonwmij. „Tubantia”.
3. Adm. Nutsspaarbank.
4.Lid Raad gem. Wintersw.
5.Lid Prov. Staten Gelderl.
6.Voorz. Burger-Bouwmaatschappij.
7. Com Adm. Ned. Westf. Spoor.
8. Lid Com. van Toezicht Midd. Onderwijs.
9. Voorz. Kiesver. „W.wijk”.
10. Voorz. Centr. Lib. Kiesv. distr. „Aalten en Doetincbem.”
11. Lid Hoofdbestuur Centr. Werkg. „Risicobank”.
12. Best. lid Ambachtsschool voor „Winterswijk en Omstr.”
13. Voorz. Kamer van Koophandel te Winterswijk.
14 Afgevaardigde der gem.Winterswijk in het comité der Electrische voorziening voor Oostelijk Gelderland

15. Lid werkgever in den raad van beroep der ongevallen- verzekering.
16 Voorz. der Zangvereen. „Caecilia”.
17. Voorz. „Mg. tot Nut van ’t Algemeen
18. Lid van het College van Zetters.
19. Lid van de Gascommissie.
20. Vertegenwoordiger van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in het comité voor de Kanaal-plannen voor Twenthe met zijtak naar Winterswijk

Begrafenis A. Willink.

„Weet gij niet, dat te dezen dagen een vorst, ja, een groote in Israël gevallen is ?”
Samnel 3 : 38.
Aldus, de koninklijke psalmzanger bij de groeve van Abner.

Was de algemeene ontsteltenis bij het vernemen der treurmare „Bram Willink is dood” binnen onze gemeente groot, de belangstelling bij het toevertrouwen van zijn stoffelijk omhulsel aan de schoot der aarde hield daarmede gelijken tred.
Een zoo groote rouwstoet als Woensdag hebben we hier nog zelden aanschouwd. Om ruim half twaalf bracht het ijzeren Stoomros de kostbare eikenhouten lijkkist aan, waarin de dierbare doode de eeuwige rust zou genieten.
Een haag van menschen stond reeds geruimen tijd met kalme belangstelling de aankomst van den trein af te wachten
Aanstonds na aankomst zet zich de lange menschenrij van volgers in beweging. Vóór de lijkwagen 24 arbeidsters der fabriek, dragende zoo tal van kransen, als stille hulde aan den lieven vader, den dierb’ren vriend, den trouwen collega!
Circa 30 in getal waren zij. En achter den lijkwagen een tiental volgkoetsen, waarin de familieleden, de naaste buren en enkele autoriteiten zaten. Vervolgens de groote schare van autoriteiten, vertegenwoordigers van colleges, bestuurders van vereenigingen en oprechte vereerders van den ontslapene.
We merkten o.a. op de leden der Provinciale Staten van Gelderland voor het district Aalten, de heer Bloemers, burgemeester van Borculo, alle Raadsleden met den secretaris, de leden van de Kamer van Koophandel en Fabrieken hier ter plaatse, het bestuur van de Nutsspaarbank en het Nutsdepartement, bestuursleden der ver. voor Maatschappelijk verkeer, van Caecilia, van de Jonge Vrijzinnigen, van de ambachtsschool met haren directeur, van de liberale kiesvereenigingen in andere plaatsen het kiesdistrict, de Commissarissen der Ned. Westf. Spoorwegmaatschappij, voor zooverre ze aanwezig konden zijn, zooals Mr. A. J. Baron van Nagell van Ampsen voorzitter van den Raad van Commissarissen, de heer C. Storm Buijsing, oud-burgemeester van Zutphen, E. Haitsma Mulier, oud-burgemeester van Winterswijk.
Voorts de leden der Commissie van Toezicht op het M. O met de leeraren der Rijks H. B.S., de oude heer van Heek uit Enschede, de pachters van den overledene en zijnen bediende, tal van vereerders en vrienden en wellicht nog meerdere vertegenwoordigers van lichamen, welke wij niet kenden. Aan dezen stoet sloten zich later de arbeiders uit de fabriek aan, zoodat een rij van circa 500 personen den doode naar zijne laatste rustplaats begeleidden behalve nog zoo talrijk vele, die niet officiéél den lijkstoet volgden.
Onder doodsche stilte ging het door de straten langs de fabriek naar de oude begraafplaats. De meeste bewoners der straten waar langs de tocht passeerde, hadden hun huizen ten teeken van rouw gesloten.

Op de oude algemeene begraafplaats, waar zijn graf gedolven was schaarden zich allen, die hem hier hun Iaatsten groet brachten in een kring.
Men zag het: op veler gelaat was innige aandoening te lezen.
Hier behoefde niet veel gesproken te worden.
Die droeve stille menigte zei meer dan lange klaagredenen.
De dertig kransen werden daar op de baar neergelegd.
Een drietal sprekers huldigden in korte, doch veelzeggende bewoordingen de verdiensten van onzen geachten medeburger.

De burgemeester, die het eerst het woord voert, zegt, dat zeker voor velen met hem, dit maal de gang naar de rustplaats der dooden een zeer zware gang is geweest, aangezien hier de laatste eer wordt bewezen aan het stoffelijk overschot van den heer A. Willink, die zoo ontzaglijk veel voor de gemeente Winterswijk gedaan heeft, de traditie van zijn geslacht, dat zooveel voor Winterswijk gedaan heeft, zoo schitterend heeft voortgezet en evenals zijn vader de bij alle Winterswijksche bekende Jan Willink zijn leven toegewijd heeft aan de belangen der gemeente, welke hij zoo lief had.
Trouw en liefdevol echtgenoot en vader, is zijn heengaan in de eerste plaats een groot verlies voor zijne weduwe en kinderen; doch ook deze gemeente is zijn overlijden een zware slag.
Naast de vele werkzaamheden welke zijne groote steeds vooruitgaande zaak vereischte, wijdde hij zich geheel en al aan de gemeenschap.
En als lid van den Raad, waarvan vele jaren wethouder, lid van de Provinciale Staten, voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, administrateur van de Spaarbank, voorzitter van het Nut en van Caecilia, voorzitter en bestuurslid van nog vele andere vereenigingen, was hij steeds eene flinke, ijvere, voortstuwende kracht, welke in eene vooruitgaande gemeente als Winterswijk zoo noode gemist kan worden.
Met groot leedwezen werd hier de tijding vernomen van de ongeneeselijke ziekte van hem, die hier zoo algemeen geacht en geëerd was.
Wel is waar is hij in de kracht van zijn leven van ons heengegaan, maar – en zulks moge den nabestaanden tot grooten troost strekken – in Winterswijk zal de nagedachtenis van dezen grooten doode, – dit getuigt ook de groote belangstelling op deze plaats – steeds geëerd worden,
Met hem is een van Winterswijk’s edelste zonen heengegaan.
Spreker eindigt met te zeggen:
„Abraham Willink rust zacht in Winterswijkschen grond, in de gemeente, welke u zoo zeer heeft lief gehad en om welke gij uwe beste gaven, uw groote werkkracht hebt gegeven.
Rust in vrede”.


Baron van Nagell van Ampsen was de tweede spreker. Deze verklaarde als president commissaris der Ned. Westfaalsche Spoorwegmaatschappij zijne mede-commissaris te moeten huldigen.
Hij heeft in hem steeds een waardigen en vriendschappelgken collega gevonden, met wien hij op de meeste aangename wijze heeft mogen samenwerken.
Met eere vermeldt hij de groote werkkracht, door den heer Willink altijd ontplooid en herinnert daarbij aan het gevleugeld woord van den grooten Carnegie, die het een plicht achtte werken, zoolang men kan.
Dit heeft de brave ontslapene ook begrepen en in toepassing gebracht.
De hartelijke vriendschap van den heer Willink zal spreker nimmer vergeten.

De heer J. C. Meerdink, boekhouder der bontweverij was de laatste in de rij der’ sprekers.
Aangedaan door het groot verlies, brengt hij den doode de laatste afscheidsgroet en zegt :
Aan mij werd de eer, maar droevigen taak opgedragen, namens t geheele personeel der Bontweverij „de Batavier” een laatste woord van afscheid te spreken bij het graf van onzen ontslapen patroon,
Het is mij niet gegeven het gevoelen juist weer te geven van ons allen, die zoo dagelijks met hem in aanraking kwamen, wij leefden geheel in zijne ziekte mee, en hoewel wij allen begrepen, dat het uur van scheiden moest aanbreken, toch trof het ons smartelijk, toen wij hoorden, dat wij onzen Mijnheer Bram niet weer mochten zien .
Wij hadden hem zoo gaarne op eene andere manier rust gegund, helaas, het heeft zoo niet mogen zijn.
De liefde voor zijne Batavieren zal ons steeds in dankbare herinnering blijven, zijne werkkracht is niet tevergeefs geweest.
De hulp en zijne medewerking, die wij steeds van hem mochten ontvangen zal ons een spoorslag wezen op zijn ingeslagen pad voort tegaan, zoodat wij mede zullen helpen opbouwen, daar waar hij zulke sterke fundamenten heeft gelegd.
Dank, hartelijk dank, geliefde doode, voor alles wat wij van U mochten ondervinden, wij zullen U niet vergeten.


De oudste zoon van den overledene, de heer J. Willink, bedankte daarna voor de eer zijnen vader bewezen.
Hierna verlieten de aanwezigen den doodenakker in de overtuiging, een braaf en edel mensch, die wat werklust en werkkracht betreft, door ieder tot voorbeeld genomen mag worden, de laatste eer bewezen te hebben.
Slechts de kransen bleven op het graf als trouwe wachters, die wilden getuigen van de hooge achting, die de overledene alom genoot.

Behalve van de familie zagen we daar kransen van de fabrieksarbeiders, de jonge vrijzinnigen, de Kamer van Koophandel, de Ned. Westfaalsche Spoor, de Nutsspaarbank, het Nutsdepartement, de Ambachtsschool, de Winterswijksche Courant, de gemeente Winterswijk, de zangvereeniging Caecilia, de liberale kiesvereeniging Winterswijk en van eenige handelsvrienden.

Woonhuis Wooldstraat 47 Abraham Willink tot 1908

Wooldstraat 29



*

.

Lees verder