‘Wenterswick is minen naem,Thegens de vianden ben ick bequaem’
Waar komt de naam Winterswijk vandaan?
1927 -B.Stegeman
Omtrent Winterswijkse eigenaardigen naam tasten wij tot op zekere hoogte in het duister, ofschoon door verschillende schrijvers al vermetele pogingen aangewend zijn om het raadsel op te lossen.
Een schrijver in de Winterswijksche Courant van 1886, no.940, veronderstelt, dat de plek, welke thans nog het middelpunt van het dorp vormt, eenmaal als een soort toevluchtsoord gediend zal hebben, zoodat hij Winterswijk beschouwt als een wijkplaats in den winter.
Maar de redactie, blijkbaar niet bevredigd, teekent daarbij aan, dat zij het meer houdt met de afleiding van het Romeinsche Vicum Veneterum = wijk of nederzetting der Veneteren of Venters, die ongeveer gewoond zouden hebben ter plaatse, waar thans Bocholt ligt.
Als het nog aannemelijk gemaakt kon worden, dat er werkelijk lieden met deze stamnaam hier in de buurt werden aangetroffen – maar tot onzen spijt zijn we ze in de door ons geraadpleegde betrouwbare bronnen nergens tegen gekomen – dan was dat zeker wel een voor-de-hand-liggende verklaring.
Maar…….. de geleerden, die een gezette studie aan onze Geldersche plaatsnamen gewijd en de resultaten daarvan in Nomina Geographica III medegedeeld hebben, komen tot een gansch andere conclusie, n.l. deze, dat de naam van een ouden – in onbruik geraakten – persoonsnaam afgeleid is.
Winterswijk, Winethereswick, Winriswic, Wenterswic, of hoe de naam in oude stukken ook voor mag komen, zou dan beteekenen: wic = wijk =woonplaats van zekeren persoon, Wenether, Winithar of Winter genaamd.
Op grond van tal van analoge gevallen lijkt ons dit wel het aannemelijkst, ofschoon wij dan nog eenigen twijfel blijven koesteren aangaande de vraag, of dit aldus wel letterlijk voor onze gemeente mag worden toegepast.
Er ligt namelijk in de buurt van Aken nog een Winterswijk, dat waarschijnlijk ouder is dan de onze.; een zelfde geval als met zooveel andere plaatsnamen, die in verschillende gebieden voorkomen.
Om dicht in de buurt te blijven, wijzen we op een Rheden in Gelderland en een Rhede in Westfalen, een Barlo in deze provincie en een Barlo over de grens.
De verklaring hiervan kan, wegens de menigvuldigheid der gevallen, moeilijk op het bloote toeval geschoven worden, en wordt daarom door de meeste schrijvers gezocht in het feit, dat meermalen volksverhuizingen hebben plaats gehad, die er toe leidden, dat een groep menschen de nieuwe plek eenvoudig den naam van hun vorige woonplaats gaven.
Hetzelfde zag men gebeuren in Amerika en Transvaal, waar Hollandsche emigranten tal van plaatsen stichtten en noemden naar bestaande Nederlandsche gemeenten.
Zoodat voro ons de vraag rijst: zou iets dergelijks ook hier niet in het spel kunnen zijn geweest? Is het geval niet denkbaar, dat bij de “overplantingen” onder Karel den Grooten van Franken in het Saksisch gebied bewoners van een reeds bestaand en zuidelijker gelegen Winterswijk op deze plek zijn aangekomen en meteen den naam hebben geimporteerd?
21-08-1953 -W. N. Lindeman
De onvolprezen Stegeman heeft ons in zijn studie „Uit Winterswijks Verleden enkele belangrijke gegevens nagelaten omtrent de herkomst van de naam „Winterswijk”.
De schrijver memoreert als het ware talrijke varianten op een bepaald zij het voorlopig onbekend Thema.
Deze varianten zijn: Winterswijk, Winterswic, Winterswik, Wynterswic, Wenterswik, Winriswic en ten slotte Winethereswick, ook Wintereswic.
Volgens genoemde notities dateert de oudste naam „Winethereswick” uit 1152
Vervolgens vrij verward de overige benamingen, buiten chronologisch verband.
Zo wordt in 1200 gesproken van Winterswik; Wynterswic wordt genoemd in 1271; Wentervic in 1234 en in 1350 wordt genoemd een zekere Herman van Winterswijk.
Vooropgesteld dient te worden de factor „onnauwkeurigheid”, gezien het feit der verscheidenheid in bronnen, waaraan de gegevens zijn ontleend.
Van enige registratuur zal wel geen sprake geweest zijn, willekeur naar tijd en plaats zullen wel hoogtij hebben gevierd.
Van enige Topografie was geen sprake, in het ene geval domineerde het persoonlijk belang, in het andere dat der plaatsaanduiding.
Bij het zoeken naar de oorsprong van een naam speelt uiteraard de suggestie een voorname rol. Zo lijkt het eenvoudig aan te nemen, dat de naam Winterswijk ontleend zou zijn aan de eenvoudige persoonsnaam „Winter” of ”de Winter ” maar dan moet ook de aanwezigheid van deze familienaam aantoonbaar zijn.
Aannemelijk is alleen, dat in de loop dier duistere eeuwen sprake moet zijn
van naamsverbastering door „primitieve- mensen, dat de naam als zodanig een cultureel proces had te doorstaan, dat uiteindelijk maar een einstadium voert en als algemeen beschaafd en aanvaardbaar wordt aangevoeld en toegepast.
Nuances in spelling zijn meestijds afhankelijk van menselijke eigenaardigheden, vooral als het familienamen betreft.
Traditie, waardigheidsgevoelens enz. spelen een voorname rol.
De schrijftaal wordt vereenvoudigd, maar de schrijfwijze van de familienaam in vele gevallen behouden.
Bij algemene namen, zoals plaatsnamen, is dit minder het geval.
De volksmond spreekt een woordje mee.
De schrijver van „Winterswijks Verleden” grijpt terug naar zéér oude tijden en noemt als oorspronkelijke bewoners respectievelijk de Kelten, Bructeren, Chamaven en Maxsen, die meer bepaaldelijk onze Achterhoek bevolkt zouden hebben.
Hier is sprake ener onrissie, gezien het feit, dat juist uit de tijd der romeinen en de romeinse geschiedbeschrijving voor onze omgeving de stam der „Tencteren” wordt genoemd.
Deze Tenkteren leefden tussen Lippe en Roer en moeten derhalve reeds vroegtijdig contact hebben gehad met de romeinse beschaving.
Uiteraard moet geografisch gezien dit rivierverloop breed worden opgevat en zodoende lag ook onze omgeving, incluis het tegenwoordige gebied ..Landeskreis Borken’’ binnen hun bereik.
Romeinse heirwegen en z.g. Hessenwegen meden overstromingsgebied van rivier en beek, nederzettingen vonden plaats terzijde van doorwaadbare gronden.
Het drietal beken dat zeer zeker van oudsher het tegenwoordig Winterswijkse grondgebied karakter geeft, heeft de kolonisatie in het begin onzer jaartelling bevorderd.
Tacitus, oud romeins geschiedschrijver schreef reeds: „Zij koloniseerden gezellig of verspreid lévend bij een bron, een veld of een bos, al naar het hen beviel.” (Colunt disereti acdiversi ut fons, ut Campus, ut Nemus placuit).
Deze veroveraars hebben in het algemeen, zowel als in het bijzonder gesproken, niet nagelaten een stempel te drukken op het zogenaamd beschavingspeil hunner overwonnen volksstammen.
De aantrekkelijkheid van de oudst bekende naam „Winethereswick” en „Wintereswic’’ ligt in de verbuigingsnuancering door de letter e.
In aanmerking genomen dat de W ontbreekt in het latijn, waarvoor dan de V in de plaats treedt, kan men dan lezen „Vinetereswic”, samengesteld uit Vinetum, Vinetor en Vicus, resp. wijngaard, wijnbouwer en dorp, waaruit dan de naam Wynterswic is voortgesproten.
Aan te nemen is, dat de legioenen uit het Zuiden de wijnstok hebben medegebracht als tegengift voor het germaanse gerstebier.
Bewezen zou moeten worden, dat inderdaad het thans nog in gebruik zijnde aanplanten van wijndruiven van zo ouden datum af traditie is gebleven.
Merkwaardig is wel, de veelvuldigheid dezer aanplant ook thans nog bij de boerenbehuizingen, zowel individueel als in de Viculus (dorp en buurtschap) en in de Vicus (het dorp).
Het is mij momenteel onbekend of in het werkje „de ontwikkeling der biologie” van Prof. M. J. Sirks (Noorduyn’s wetenschappelijke reeks) hieromtrent iets nader licht wordt verschaft.
Soldaten en geestrijke drank waren van oudsher elkander niet onbekend en wie thans na 20 eeuwen beschaving nog foezel begeert, kan voorheen wel een zure landwijn voor lief hebben genomen!
Het quasi nuttig bedrijf van zure wijnbouwer is althans tot een aesthetisch genoegen uitgegroeid, want de wijnstok is een genot voor het oog.
Tenslotte, bodem en klimaat schijnen ter plaatse niet ongunstig voor de liefhebberij.
De plant stamt uit Zuidelijke regionen.
Wijlen Dr Jac. P. Thysse heeft zich eens gewaagd aan een berekening van de tijdsduur langs natuurlijke weg (via vogelfaccaliën) waarin een bepaalde plantensoort vanuit de alpen naar hier kan worden verplaatst.
Duidelijk is dat door menselijke wil dit proces verkort kan worden tot een minimum, hetgeen aan onze suggestie de waarschijnlijkheidsfactor kracht geeft
N.B. De latijnse gegevens zijn ontleend aan een oude duitse reisgids en voorts aan Dr Fred. Muller en Dr Repkema’s beknopt woordenboek.
W. N. LINDEMAN,
„Wooldzicht” Winterswijk.
21-08-1957 – W. N. Lindeman
In de Winterswijkse Courant van 21-8-’53 werd door mij een suggestie weergegeven, waarin gepleit werd voor de latijnse oorsprong van onze dorpsnaam, t.w.: Vinitorisvicus, d.w.z. buurtschap van wijnbouwers, eventueel buurt van de wijnbouwer.
Deze suggestie was gegrond op de oudst bekende schrijfwijze: „Winethèrevicks”.
Prof. Dr K. Heeroma, directeur v.h. Ned. Saksisch Instituut der Rijksuniversiteit te Groningen, schreef mij hierover, dat Winkler in 1893 (Nom.Geogr. Neerl. 3. 320) de naam verklaart als een samenstelling met de persoonsnaam WINTER, die o.a. voorkomt inde fam.naam WINTERINK.
Na enige taalkundige opmerkingen over de enkelvoud- en meervoudsvorm o.m. in verband met het hoogduitse „winter”, stelt voornoemde schrijver de vraag: of het door mij waarschijnlijk wordt geacht, dat men een plaats noemt: „dorp van de wijnbouwers”.
Eindigend zegt de hoogleraar: de inval vernuftig te noemen en KLANKWETTIG CORRECT, niettemin onwaarschijnlijk!
Afgezien van het feit, dat historisch de naam WINTER geen rol gespeeld heeft, laat staan, ooit is voorgekomen, lijkt mij juist de KLANKWETTIGE CORRECTHEID BELANGRIJK.
Aan te nemen is, dat in de tijd van de kerstening, te midden ener volkomen analfabetische bevolking, de geestelijkheid zich bedienend van het kerkelijk latijn, in dialectischen zin verwarring schiep in de spreektaal en uit de latijnse begrippen Vinitor en vinetum (wijngaard) plat gesproken winether, respectievelijk Winèthereswick is gedistilleerd uit Vinitöris Vicus, zoals in de 19 e eeuw ’t deftige „vélocipède” (fiets) in de streekliteratuur beschreven wordt als „v’looziepeerd”!
Blijft te bewijzen, dat wijnbouw hier mogelijk is en of deze wijn door de geestelijkheid genuttigd werd.
In mijn artikel in ’53 wees ik er op, dat in het aangrenzend Gemen reeds een goede huiswijn in warme zomers is te maken.
In het latijns woordenboek van Dr Fred Müller en Dr E. H. Renkema treft men analoge dialectische naamsveranderingen aan, die officieel als zodanig worden erkend, edoch waarvan de klankwettige correctheid minder duidelijk spreekt. Het betreft hier de omwisseling van de latijnse letters Vin de germaanse W, welke laatste niet in het lat. alfabet voorkomt.
De latijnse V wordt gewoonlijk als W uitgesproken!
Zo zien wij dus: Vindonisse = Windisch (Zwitserland); Vindebona =Wien (Wenen) en uit de topografische redactie van een Eifelgids: Wittlich genaamd naar de rom. veldheer Vitellius.
Over de verspreiding van de wijnstok door de rom. heersers wordt men voldoende ingelicht in de vertaalde landelijke poëzie van Vergilius!
Het artikel d.d. 16-8-’57 over de naam Winterswijk in deze krant is onvoldoende georiënteerd t.a.v. de woonplaats der Veneteren, die niet bij Bocholt maar aan de Adriatische Zee en Bretagne werden gesignaleerd. Men raadplege eveneens Müller en Renkema of Knaur.
In de omgeving van Bocholt woonden Tencteri tussen Lippe en Roer (Tacitus).
De mening dat onze plaatsnaam vande persoonsnaam Winether, later wijn en win zou zijn afgeleid, aldus van germaanse oorsprong zou zijn, klopt niet met het rhythme in de uitspraak -de klankwettige correctheid – zoals deze tot uitdrukking komt in Vinitorisvicus = Winethèreswicus.
Van oorsprong is deze rhythmiek niet germaans.
Men vergelijke bijv. de uitspraak van hexameter met die van Winètheriswick!
Dialectisch spreekt men ook thans nog Wenters of Wenterswik, terwijl in de geciviliseerde spraak de nuancering in de beklemtoning culmineert in de laatste lettergreep ook al door de lange ij (Winterswyk).
Ten aanzien van hetgeen de heer Minck zegt over het wapen en het ontstaan daarvan – op zich zelf interessant – is aan te nemen, dat de plaatsnaam geboorte eerder tot stand kwam dan die van het wapen.
Te betwijfelen valt hier in zegge omstreeks bet jaar 1000 n. Chr. al hazewindhonden geimporteerd waren?
Mogelijk blijft, dat alle inwoners, oorspronkelijk wildvangers, naar de plaats genoemd zijn geworden.
Slotsom: door onbegrepen latijn is via bekorting en wijziging rhytmiek, de oorspronkelijke betekenis verloren.
W. N. LINDEMAN
DE OORSPRONG VAN DE NAAM WINTERSWIJK.
27-09-1957 Victor H. Elbern
Met grote belangstelling heb ik in de Nieuwe Winterswijkse Courant de gedachtenwisseling over de naam en het wapen van Winterswijk gevolgd, waarover in de laatste weken enige zeer interessante artikelen in uw blad verschenen.
Het zij, mij, als vreemde, veroorloofd in deze gedachten wisseling, die natuurlijk in de eerste plaats voor de burgers van Winterswijk zelf belangrijk is, met een kort onderzoek een bijdrage te leveren.
Om mijn deelname aan de vraag naar de oorsprong van de naam Winterswijk te verklaren, meen ik er op te mogen wijzen, dat mijn moeder in Winterswijk geboren en opgegroeid is en dat ik zelf dikwijls mijn familie daar bezoek.
De artikelen, die tot nog toe gingen o.m. over de oorsprong van de naam Winterswijk zijn in het kort samengevat, terug te brengen tot twee stellingen.
De ene stelling gaat uit van de verbondenheid van Winterswijk en het wapen: de hazewindhond.
Winterswijk waar de wenters woonden of leefden, waarbij de wenters de naam zou zijn geweest van de jachthonden.
De andere stelling (W. N. Lindeman) leidt de naam uit het latijn af.
Het vermoeden in de vorige eeuw uitgesproken door de toenmalige redacteur der Wint. Courant, dat de naam van het latijnse Veneterum Vicus, wijk der Veneters zou zijn afgeleid, wordt m.i.. terecht verworpen, daar de Veneters ergens anders woonden.
De heer Lindeman is van mening, dat de naam komt van het latijnse „Vinitoris Vicus” als wijk der wijnbouwers (vergelijk duits:„Winzer”)
Deze afleiding zou, zo wordt uiteengezet, vooral klankwettig correct zijn daar zij overeenkomt met de speciale schrijfwijze en de beklemtoning van de oudst-bekende benaming van Winterswijk: „Winethèreswic”.
Ik moet toegeven, dat deze verklaring op het eerste gezicht zeer aannemelijk is. Maar men zal zich afvragen of de wijnbouw vroeger in Winterswijk uitgeoefend werd. Voor zo vèr ik het zie, is hieromtrent naarhedendaags begrip, niets te bespeuren en schijnt mij de toestand van de plaats niet bijzonder geeigend te zijn voor de wijnbouw.
Nu is het weliswaar juist en de heer Lindeman wijst hier reeds op dat er in de Middeleeuwen op vele plaatsen wijnbouw plaats vond, waar thans geen druif meer te vinden is. Niet in de laatste plaats kwam dit, omdat bij de godsdienst wijn gebruikt werd. Zo zien wij b.v. dat in Duitsland tot in het koude Silezië druiven gekweekt werden.
Om nu op Winterswijk terug te komen: „Zou een bescheiden verbouw van druiven wel oorzaak zijn om hieruit de naam der plaatste bepalen?
Zelfs in het geval van Köningswinter a/Rhein) waar nog veel wijnbouw bestaat, wordt de vroegere afleiding van „Vinitor” door het moderne onderzoek als zeer twijfelachtig beschouwd.
Er is nog een tweede mogelijkheid de plaatsnaam uit het latijn te verklaren; nog heden is de Achterhoek een ideale streek voor klein wild.
Dat moet in vroeger tijd met zijn gering aantal bewoners zeer veel sterker het geval zijn geweest. Waarom zou men „Venatoris Vicus” (wijk der jagers) daarom de plaats niet uit het latijnse kunnen verklaren, daar, voor zo ver ik het beoordelen kan, ook deze afleiding klankwettig correct is.
Is het evenwel waarschijnlijk, dat dit kleine dorp, waar oorspronkelijk slechts boeren en jagers gewoond hebben, een naam ontving, ontleend aan de spraak der geleerden?
Hoe dan ook, de vraag blijft: „wanneer deze plaats de naam gekregen heeft. De vraag naar de naam Winterswijk is m.i. anders en in andere richting te zoeken; daar het een kleine plaats met eenvoudige mensen was, kan de naam toch ook een volks, een eenvoudig karakter hebben.
Is deze wellicht uit de, in de vroegste tijden hier gesproken, nedergermaanse taal te verklaren?
Bij nader onderzoek blijkt dat dit inderdaad op goede gronden mogelijk is. In het woord Winterswijk moet men allereerst twee bestanddelen onderscheiden „Winethères en Wik”.
Dit laatste woord wordt in het algemeen afgeleid van het latijnse Vicus en beduidt „handelsplaats of stadswijk”.
Dit is b.v. het geval bij Wijk bij Duurstede, een oude, reeds in de 7e eeuw beroemde handelsstad.
In het nedergermaans/nederlands vindt men echter voor ,Wik’ of ,Wijk’ nog een andere betekenis; n.l. sloot, moeras of broekland.
In deze betekenis gold de uitdrukking „Wik” ook in enige kringen van het Munsterland, vooral in Ahaus, Coesfeld en Munster.
Daar Winterswijk vroeger tot de diocees Munster behoorde opent dit een belangrijk gezichtspunt. Een tweede, even belangrijk punt is, dat het landschap om Winterswijk in vroeger tijden zeer moerassig is geweest, zodat men de benaming (wijk) wel verklaren kan.
Verdere voorbeelden van deze samenstelling zijn te vinden in het boek van A. Bach „de duitse plaatsnamen 2e deel.
Blijft thans nog het voornaamste deel van de plaatsnaam „Winethères” te verklaren. Het valt niet moeilijk, dit uit dezelfde bronnen van de oudhoogduitse taal (die de gemeenschappelijke grondslag vormt voor de nederlandse en duitse) te bewijzen.
Winither is een zeer dikwijls voorkomende persoonsnaam, waarvan het hoofdbestanddeel „Vini” „de vriend” betekent en in vele woordcombinaties te vinden is.
Het zou te ver voeren hier uitvoeriger op in te gaan.
Het andere deel van de naam „Ther”, meestal Dar of Der geschreven, betekent werpspeer en werd dikwijls in persoonsnamen gebruikt.
Hieruit blijkt dat de naam Winethèreswic = Winterswijk een zeer oude eerwaardige naam is.
De drie bestanddelen waaruit deze bestaat zijn de oud-duitse, oud nederlandse taal te verklaren. Het leidt tot een vrije man, die inde moerassige landstreek een hofstede bezat.
Zijn naam was „Winthere” de vriend van de werpspies, die hij vlijtig bij de jacht gebruikte. Voor hem is het land om Winterswijk niets anders dan een rijk jachtveld geweest.
Maar de eigenlijke geschiedenis van de plaats begint eerst op het ogenblik, toen, zeer waarschijnlijk vanuit Vreden de christelijke zending zich hier vestigde.
Zoals Dr A. C. Homberg(Munster) eerst voor enige jaren duidelijk kon maken, behoort het eerste kerkje van Winterswijk naar alle waarschijnlijkheid tot de eerste vestingen, die de eerste bisschop van Munster Liudger nog zelf gesticht heeft.
Reeds wijlen B. Stegeman heeft deze samenstelling in zijn boek:: het oude kerspel Winterswijk” vermoed.
Met de stichting der parochie wordt wat eens de „wik” van de Winèther was, de geschiedkundige naam Winterswijk.
September 1957
Dr. Victor H. Elbern
Bonn.
Hoe ontstond de naam Winterswijk?
11-10-1957 – W. N. Lindeman
Naast het artikel van Dr Victor H. Elbern (Bonn), dient nog gesteld te worden de meer officiële opvatting van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (centrale commissie voor onderzoek van het Nederlands Volkseigene), waaraan verbonden is Drs D. P. Blok.
In het kort samengevat zien wij nu het volgende: volgens Drs Blok is de naam Winetheresvic afgeleid van Winidhari, samengesteld uit de bekende elementen Vinid en hari (heri).
Volgens Dr V. H. Elbern: Vini =vriend, en ther, meestal geschreven Dar of Der = werpspies.
Deze gegevens zijn respectievelijk ontleend aan Förstemann (altdeutsches Namenbuch) en A. Bach (de duitse plaatsnamen 2e deel).
Verder geeft Dr Elbern een nadere germaanse (?) verklaring van het woord wic, dat moeras of broekland zou betekenen, en om bij huis te blijven, veel voorkomt in de omgeving van Ahaus, Coesfeld en Munster.
De schrijver verwijst naar het moeraskarakter van het landschap rond Winterswijk en komt dan tot de conclusie dat de naam ontleend is aan „vrienden van de werpspies” in het moeraslandschap.
Winither is dan de veel voorkomende persoonsnaam (Winthere).
Naast deze germaanse verklaring, die nog al verschilt van de officiële verklaring „Winadheri”, geeft Dr V. H. Elbern ook nog een latijnse, met name Venatoris vicus = wijk der jagers.
In memoriam mijn eigen verklaring: Winetheresvicus = Vinitoris vicus = buurt van de wijnbouwer.
Tenslotte Prof. K. Heeroma (Groningen – Ned. Saksisch Inst.): die de opmerking maakte, dat het hier een gen, singularis, d.w.z. een enkelvoud betreft, dus dat mijn verklaring duidt op een’ enkele wijnbouwer, zoals de juiste vertaling luidt.
Mijn drie geleerde opponenten ten spijt, moet ik verklaren, dat ondanks alle schijn, die ik tegen heb, gesterkt ben in de opvatting, dat de naam Winterswijk NIET is afgeleid van een persoonsnaam, zoals Winkler (Nomina Geogr. Neerl. 3.320) aangaf in 1893, noch dat deze naam van germaanse oorsprong zou zijn.
Dit laatste dan tot mijn eigen teleurstelling!
Wat is het geval?
Prof. Heeroma wees op de klankwettige correctheid van mijn afleiding. Zowel Drs Blok als Dr Elbern geven in hun verklaring, die tegenstrijdig is aan de mijne, toch blijk, dat zij waarde hechten aan het rhythme (ik verwees naar hexameter), hoewel Drs Blok terecht opmerkte, dat in het stuk van 1152 geen accenten zijn aangegeven.
Maar het woord winetheresvieus = vinitorisvicus = ev. venatorisvicus, moet nu eenmaal uitgesproken zijn en daarbij is een bepaald rhythme aan verbonden.
Mijn opvatting luidde, dat door de resp. verkorting van ’t woord naar wentersvic enz. het rhythme verlegd is en daarmede de oorspronkelijke betekenis van het woord vinitorisvicus verloren is gegaan.
De consequentie van mijn verklaring is, dat dit rhythme dan van latijnse oorsprong (grieks lat.) moest zijn, m.a.w. in spreektaalverband uitdrukking moet komen en bij een ev. germaanse oorsprong in germ. taalverband niet van pas is, uitgezonderd Goethe’s „Hermann und Dorothea” als kunstmatige toepassing.
Intuïtief zijn dus m.i. mijne opponenten door hun verwijzing naar de klankwettige overeenkomst, toch niet geheel vrij van dit lat. rhythme gweest!
De verdediging van mijn standpunt berust nog op een ander punt en wèl de schrijfwijze Wynrisvic of Wyntersvic in 1271, door wijlen B. Stegeman genoemd. Het is zelfs zo, dat dit woord mij op de gedachte „vinitorisvicus” bracht.
Het begrip „wijn” in wyntersvic = winitheresvic past niet meer in de afleiding van venatorisvicus, waarmede dan de latijnse visie van Dr Elbern zwak komt te staan; evenzo de germaanse afleiding, ook al op jachtgebied, wijzend inde richting van de persoonsnaam Winethere =vriend van de werpspies en m.i. herinneren de Kaninefaten, waarbij tevens gewezen wordt op het moeraskarakter van het landschap.
Welnu, de gehele oude wereld zag er plaatselijk zo uit, voordat „Mac Adam” en „drainage” bekend werden.
Floristisch behoort het gebied, dat een beeklandschap is, z.g. tot het „vochtige eikenhaagbeuk bos” en dit sluit dus het moeraskarakter uit, behoudens enkele vennen, die evenals elders, later bijgedragen hebben tot de definitieve staatkundige grensafbakening. (Wooldse veen, Kloosterveen, (Zwillbroek (niet Zwillwic), het Bourtangerveen, das Hohe Venn enz. enz.)
Moerasgebieden zijn zéér dikwijls ontstaan door en na en tengevolge van ontbossing, waaraan vooral de romeinen zich hebben schuldig gemaakt.
Het klassieke voorbeeld hiervan is het Hohe Venn (Les hautes Fagnes), dat aan weerszijden van de rom. heerweg (via mansuerica) vanwege het uit-zicht richting Monschau – Spa is ontbost en tot nu bijna niet te restaureren veengebied is gegroeid.
Het argument van Drs Blok, dat is, dat de romeinen er geweest zouden zijn, wordt bestreden door de mening van Prof. A. Schmeddinghoff (Bocholt 1222-1922), Rom. zilveren munten zijn hier ter plaatse historisch onbekend gevonden in Vardingholt, waarvan een hoeve nog op Kottens gebied ligt (Varding) en voorts door Ds Hauer (Bredevoort), die aangeeft dat de tegenwoordige Landstraat deel uitmaakte van een rom. heerweg.
Militair bezien is het ondenkbaar, dat de romeinen vanuit de veste Castra vetera bij Xanten en Cleve op dagmars afstand niet dit gebied zouden hebben verkend, laat staan bewaakt.
De Spielberg (Spölberg) in Büngern zou de naam te danken hebben aan een romeinse uitzichtspost „Specula”! De romeinse invloed, direct of indirect (via kerk of handel) is reeds vroeg bekend.
In 1024 sprak men van Frethenna praeclara (Vreden); Stegeman gewaagt van de hoeve Hyincki – Willikini in Sylva (Woold) en later in de middeleeuwen waren vele familienamen in Bocholt van latijns karakter:
Longus – (de Lange), de Porta (ter Poorten), de Ponte (v.d. Bruggen) enz. Trouwens het gehele gebied zwom in het latijn als officiële taal (zie akten enz.) èn in de wijn. Reeds vroeg regent het klachten, dat in de veelvuldige strijd in dit grensgebied tijdelijke bezetters wijn vorderden.
Waar kwam deze vandaan? De wijn was oorzaak, dat men de zón niet in het water kon zien schijnen en vooral later werden de wederdopers voor echte drinkebroers gescholden, omdat ze althans in Bocholt blijkbaar wijn vorderden ten koste van de gemeenschap!
Dr Elbern stelt de vraag: „Is het evenwel waarschijnlijk, dat dit kleine dorp, waar oorspronkelijk slechts boeren en jagers gewoond hebben, een naam ontving, ontleend aan de spraak der geleerden?”
Eerlijk gezegd vind ik deze vraag een tikje „albern” (dwaas) en wel! daarom, omdat het hele probleem, hier ter sprake, dateert uit de tijd van de kerstening, althans in de onmiddellijke tijd daarna, waarin deze eenvoudige boeren en jagers kennis leerden maken met het kerkelijk latijn. Zij werden, zo te zeggen, het prototype van hetgeen wij thans leerlingen van een gymnasium noemen!
Volkomen eens ben ik het met het standpunt van Dr Elbern, dat het landschap weinig toegankelijk was en concludeerde daaruit, dat de handelsman, de geestelijke, de jager en wie ook de hoeve met de wijnstokken (misschien de eerste in de omgeving) zag als wij het naambordje van een straat of als de dikke steen in het Woold en de dikke eik op Roerdink (in memoriam). Herkenningsteken!
Juist het vreemde element de wijnstok – moet in de aanvang ontzaglijk veel bekijks hebben gehad, het gerucht deed de ronde (ook thans nog) en het zou mij niets verwonderen, of de lucht daverde van: heb ie ’t e’hörd, heb ie ’t e’zeen, bie dén of bie dèn hef ze een wienstok!
Het begrip „vinitorisvicus” werd geboren!
Gerekend naar de tegenwoordige mentaliteit en het trage tempo in de verandering daarin, lijkt mijn standpunt: „buurt van de wijnbouwers” aannemelijker, dan dat van „mijnheer Winadheri”, waarvan Drs Blok zelf zegt, dat wij zijn bestaan natuurlijk niet kennen.
Intussen is niets bewezen, de mogelijkheden zijn belicht en ter wille van de rust blijft het officiële standpunt gehandhaafd.
W. N. LINDEMAN
Hoe ontstond de naam Winterswijk
13-11-1957 – Dr Victor H. Elbern
Het artikel „Hoe ontstond de naam Winterswijk” waarmede
K. W. N. Lindeman in uw blad van 11 oktober 1957 op mijn bijdrage
„De oorsprong van de naam Winterswijk” in de N.Wint. Crt. van 27september ’57 ant woordt noopt mij tot een kort wederwoord.
De stelling van de heer Lindeman:
Winterswijk = Vinitoris Vicus berust op twee grondslagen:
1. De naam Winterswijk is uit het latijn afgeleid.
2. ln Winterswijk moet vroeger wijnbouw uitgeoefend zijn.
Het is interessant de belangrijkste argumenten van genoemd artikel op deze beide punten te onderzoeken.
1. Afleiding uit het latijn ;
De door de heer L. vermoede romeinse bezetting van het gebied om Winterswijk kan niet bewezen worden
In het gebied der Noordzeekust tot de Elbe monding, zelfs in Scandinavië zijn meer romeinse vondsten te verwachten dan in de Achterhoek.
Dat in het jaar 1024 Vreden in het latijn „Frethenna praeclara” genoemd wordt heeft voor onze vraag geen bewijskracht, want tussen de romeinse heerschappij en de stichting van Vreden liggen niet minder dan 500 jaren.
De verder als bewijs aangevoerde latijnse naamgeving „Longus = de Lange” „de Porta = ter Poorten” e.a. stamt – zoals iedereen weet – uit de tijd der Renaissance en heeft derhalve met de oude romeinen niets te maken.
De kennis, die (volgens de heer L.) eenvoudige boeren en jagers van het kerkelijk latijn in vroegste tijden gehad zouden hebben, komt uit cultuur historisch oogpunt niet voor een bespreking in aanmerking.
Het voorbeeld, dat ik zelf gaf, waarbij Winterswijk uit „Venatoris Vicus” zou kunnen worden afgeleid, diende, zoals uit mijn bijdrage blijkt, alleen de ongerijmdheid van de afleiding aan te tonen.
De klankwettige correctheid is in beide gevallen aanwezig; voor beide gevallen geldt ook, dat het rhythme van minder gewicht is dan zijn afgeleide woordbetekenis.
Het ware interessant na te gaan waar voorbeelden uit de vroegste middeleeuwen bekend zijn, dat kleine boerenplaatsen, zonder hofheer en zonder klooster, hun naam uit het latijn verkregen hebben.
2 Wijnbouw in Winterswijk-,
Jammer, dat het artikel van de heer L. ook daarvan geen bewijzen aangeeft. De bewering dat „het hele gebied in het latijn als officiële taal èn in de wijn zwom is in tegenspraak met hetgeen de heer L. bericht van de wijnvordering van middeleeuwse krijgslieden b.v. van de wederdopers in Bocholt: deze vorderingen werden destijds ongehoord gevonden.
Indien in die tijd wijn een drank is geweest, die men gewoon was te drinken, dan zou zeker niemand zulk een vordering als iets buitengewoons hebben beschouwd; maarde wijn was even zeldzaam als duur.
Overigens is ook dit weer een voorbeeld, dat rond 700 jaar van de tijd verwijderd is, waarop het voor ons aankomt.
De intensieve wijnhandel per schip, die zoals kan worden aangetoond, in de oudheid en middeleeuwen uit de wijngebieden aan de Moezel en de Rijn naar Nederland ging en zich zelfs tot Scandinavië uitstrekte, verklaart de aanwezigheid en de bijzondere waarde van deze drank volkomen.
Tenslotte moge ik met voldoening vaststellen, dat mijn afleiding van de naam Winterswijk bijna geheel overeenkomt met de, door de heer L. ge-citeerde verklaring van de Kon. Ned. Academie van Wetenschappen.
Wellicht heeft juist deze afleiding uit de elementen der germaanse taal de heer L. niet aangestaan.
Evenwel mag dit hem er niet toe brengen, mijn andersluidende mening als „albem” (dwaas) te betitelen.
Zulke uitdrukkingen dienen in wetenschappelijke gedachtenwisselingen achterwege te blijven.
Wat evenwel de afleiding Winterswijk van „Vinitoris Vicus” aangaat, deze is, zoals uit bovenstaand commentaar blijkt, als ’n privé, door niets bewezen, hobby te beschouwen en verdient niet ernstig genomen te worden.
Dr Victor H. Elbern
Bonn
Antwoord: W. N. Lindeman
De kritiek van Dr. Victor H. Elbern (Bonn) is doorzichtig inconsequent en berust op gebrek aan kennis der feiten.
De kennis van het latijn van de eenvoudige jagers en boeren komt historisch bezien, niet voor een bespreking in aanmerking.
Het is juist de vraag van dr Elbern zélf geweest in verband met „de taal der geleerden”, die bij mij het gewraakte woordje „albern” dwaas, als taal verwant, uit de pen deed vloeien!
De latijnse familie nemer „de Porta” enz. dateren zoals iedereen weet uit de tijd der Renaissance.
Welnu: de renaissance (quattrocento) dateert uit de 15e eeuw.
Alle latijnse namen in Bocholt volgens Prof. Schmeddinghoff uit de 13
eeuw !
De latijnse naam Frethenna „praedera” heeft voor onze vraag geen bewijs krachten en heeft niets met de romeinen te maken. Indien de romeinen „als bezettende mogendheid” nooit benoorden de alpen waren gekomen had
a. het adjectief „praedera” niet bestaan:
b. het godsdienstig en cultureel aspect in Europa zich geheel anders ontwikkeld;
c. Ten tijde, dat Winterswijk z’n oorspronkelijke naam ontving, het latijn niet de oud germaanse taal verdrongen en getuige de eerste duitse roman getiteld „Ruodlieb” in ’t latijn geschreven inde 11e euw.
Latijn was het communiecatie middel van de in ontwikkeling komende intelligentie!
Ik noemde geen bewijzen voor de wijnbouw in Winterswijk.
Zowel in de literatuur (o.a. Stijn Streveld en P. Vinc. r. Wijk O. Carm), als in de tuinbouw vakliteratuur (het vermakelijk landleven ±1600 en „Hardy” uit het frans vertaald door Baron van Hövell-Nijenhuis ±1850) blijkt, dat wijnbouw even oud is als de jacht.
Pater van Wijk spreekt zelfs van ’n oud germaans gebruik en Schmeddinghoff schrijft de ondergang van de opbloei van Bocholt o.m. toe aan drankzucht.
15 km van Winterswijk werd in 1300 is naam Vinitor als familie-naam genoemd, vandaar mijn Vinitoris Virus (buurt van de wijnbouwer).
Het betreft hier dus geen privé van gelegenheid, zoals Dr Elbern zegt.
Plaatsnaamkunde is een moeilijk studie object.
Op het internationaal congres te Amsterdam ging de Oostberlijnse hoogleraar O. Bathe naar huis in de wetenschap, dat hij de overlevering op zijn kop had gezet.
Hetzelfde geldt ten dele voor Dr Elbern, die meent, dat mij misschien de germaanse afleiding van Winterswijk niet aanstond en dit, terwijl ik 11/10 ’57 in de Winterswijkse Courant het tegendeel beweerde.
Het is juist de verwarring van begrippen in de germaanse afleiding, die mij weerhoudt daaraan te geloven.
Ymad hari = Wini Ther of Dar = vrienden van de werp spies is en minder duidelijk sprekende taal dan het simpele Vinitor.
Daarbij komt dan nog dat in de lexicon, zowel als bij Pater Vinc. r. Wijk O. Carm. voor werpspies het germaanse „Ger” wordt genoemd. „mijnheer Vinad-hari”, schreef Dr Blok is natuurlijk niet bekend.
De familienaam Vinitor (wijnbouwer) daarentegen wel!
De boerderij was ingesteld op zelfverzorging, evenals later de buiten plaats. Dat deze „zelf wijn bereiding” in discrediet is geraakt, had een andere oorzaak.
Aan Dr Elbern overigens mijn verontschuldiging.
W. N. Lindeman
25 november 1967 – B. J. Hekket
IN 1927 verscheen er een boek, ’t Oude Kerspel Winterswijk, geschreven door de streekhistoricus B. Stegeman. Dit boek was jaren uitverkocht, maar is nu herdrukt; het is voor de naamkunde een van die belangrijke werken, waaraan men vele gegevens ter verklaring van oude erf- en plaatsnamen ontleent.
We vinden er ook enige pogingen in vermeld om de betekenis van Winterswijk te verklaren; zo veronderstelde iemand in 1886, dat ’t dorp een „wijkplaats in de winter” was geweest; een ander vond dit te simpel en haalde het latijn er bij: Winterswijk zou van Romeinse oorsprong zijn, en eenmaal Vicum Ve-neterum, d.w.z. de vicum of wijk der Veneteren of Venters geweest zijn, en die Venters waren een Germaanse volksstam.
Maar Stegeman verwierp deze gissingen en vermeldde de oudste vorm uit 1152: Winethereswic waarin’Winetheres de genitief is van de Germaanse voornaam Winethere waarvan ’n nog oudere vorm Winidhari is.
Over de juiste betekenis van het eerste element „winid” is men het niet eens: er kan het woord „vini” in schuilen, dat vriend betekende, en dat voortleeft in achtenamen ais Wijn(en) Wientjes.
Er kan verband zijn met het woord „vinid”, dat we in de naam van de Germaanse volksstam der Wenden terug vinden.
Het tweede element ,,hari” betekent „strijder”; het huidige Duitse „heer”, leger, is hieruit ontstaan. Winidhari zou dan betekend hebben de „wendenstrijder”, d.w.z. een krijger van de stam der Wenden.
Hoe dan ook, er is een voornaam Winter uit ontstaan, die we in Winterswijk terugvinden, en in namen als Winters en Winterink.
Er bestaat nog een tweede Winterswijk: in Duitsland, ten Noorden van Duisburg; ten westen van de Rijn ligt Winterswick. De Gelderse en Duitse plaats hoeven niets met elkaar te maken gehad te hebben: beide zijn ontstaan uit nederzettingen van een zekere Winter uit lang vervlogen tijden. In het Roergebied ligt Wintersberg, waar we dezelfde naam in terug vinden; wanneer we de Noordzee oversteken, dan treffen we in het graafschap Lincolnshire de plaats Winteringham aan, eenmaal de nederzetting van Wintering, de zoon van Winter:
Er hebben ook Germaanse voornamen Winid en Windo bestaan; die leven voort in erfnamen als Wentinck, in 1356 bij Aalten en Winteinck, omstreeks 1400 bij Doetinchem. Uit een variant Winzo ontstond een erfnaam als Wensink bij Zenderen, in 1343 Wynsinc.
Nog altijd zijn Wensink en Wentink bekende Oostnederlandse achternamen.
Het tweede deel van Winterswijk, wijk, is ’n Nedderlands woord, waarvan de bekendste betekenis een „stadsdeel” is.
In Drente betekent het bovendien een „zijvaart in de veenderijen, voor het vervoer van turf”. De oorspronkelijke betekenis was echter ook „woonplaats”, en daaraan moeten we in de eerste plaats denken als we „wijk” in het oosten tegenkomen; het is dan vrijwel te vergelijken met „heem”, dat we in de vorm „heim” of „hem” zo vaak vinden.
PLAATSNAMEN met „wijk” vinden we in heel Nederland: Harderwijk, Waalwijk, Naaldwijk, om er maar enkele te noemen. Maar in het Oosten zijn ze vaak minder duidelijk herkenbaar.
De familienaam Westrik komt of van het erve Westrik bij Berghuizen, bij Oldenzaal, of Westerik bij Wierden; beide heetten oorspronkelijk Westerwijck.
In het erve Laak bij Rossum, of Looke bij Herike of de buurtschap Look bij Holten zal men niet gauw de naam Lowijck herkennen. Dit zou een „wijk”, d i. een nederzetting bij een „loo” een bos, of een „loo”, een beek kunnen zijn, maar het zou ook van Lodewijk kunnen afstammen.
De bekende achternaam Van Schaik is ontstaan uit Scadewijk, die men in verschillende delen van ons land tegenkomt. ‘Niet ver van Neede ligt Noordijk, in 1329 Nortwich, kennelijk een Duitse schrijfwijze van Noordwijk.
En in Hengelo kent men het Noork, bij de Oldenzaalsestraat, ook ontstaan uit Noordwijk. Wijk komt in het oosten dus meer voor dan men denkt; het is een echt Nederlands woord, zou men denken, maar zijn oorsprong is uit het Latijnse vicus, dat een „rij huizen” betekende, maar in het Oudsaksisch .en Oudfries gewoon een „huis”.
B. J. Hekket
2010 -Ubel Zuiderveld
Over de naam Winterswijk is veel en vaak gespeculeerd. ‘Wijk’ betekent vrij vertaald ‘woonplaats of nederzetting’.
De uitgang komt voor in veel plaatsnamen in het Nedersaksisch taalgebied.
Engeland kent talloze dorpen en steden met de uitgang – wick en – wich, in Duitsland tref je – wick volop aan.
De uitleg van ‘Winters’ ligt ingewikkelder. In de loop van de tijd zaijn talloze mogelijke betekenissen de revue gepasseerd. Volgens de laatste inzichten is Winidaharis Wika de oorspronkelijke naam van Winterswijk.
Het betekent: nederzetting van Winidihari. Mogelijk gaat het hier om Frank Winidahari, wiens naam in het jaar 976 voor het eerst in de annalen voorkomt. Hij is dan de bewoner van een grote hoeve in Limburg, de naar hem genoemde villa Wintreshovo ofwel (tegenwoordig) Wintershoven.
Wintreshovo is in de laatste eeuwen van het eerste millennium een belangrijke nederzetting en speelt een centrale rol in de kerstening, de verspreiding van het christelijk geloof. Frank Winidahari is dan kennelijk een invloedrijk man en heel misschien dankt Winterswijk aan hem zijn naam.
AANTEKENINGEN:
Elbern war seit 1952 verheiratet mit Theresia geb. Schager; aus der Ehe stammten drei Kinder, darunter der Althistoriker Stephan Elbern.
Victor Heinrich Elbern Theresia Schager
Victor Heinrich Elbern ( 9. Juni 1918 in Düren; † 10. Juni 2016 in Berlin
Dirk Peter (Dick) Blok (Oegstgeest, 7 januari1925 – Nederhorst den Berg, 6 februari2019) was een Nederlandse mediëvist en naamkundige.