Er zijn nog twee broers: Ook beide schilder Gerrit Willem Lammers 1905 echtg:14-10-1932 Winterswijk Berendina Hendrika Besselink (geb.01-06-1908 W’wijk- Derk Hendrik Lammers 1907 echtg: 20-05-1932Winterswijk Johanna Hendrika Assink (geb.05-10-1908 W’wijk-
G.W.Lammers Johanna Slots (ovl.1967) Scholtenenk 1 Const.1967
1890: Koningsplein Zwolle In 1891 verhuisd van de Eijerstreek naar nabij het station Apeldoorn (huizen van Bijzen in Wormen) In 1911 komen ze vanuit Aalten
Cipriano Pietro Capis Schoorsteenveger Geb: 01-04-1862 Contra (Zwitserland) Ovl:15-01-1945 Enschede Echtg: 17-06-1890 Zwolle Johanna Maria Broekhart Geb: 04-11-1866 Zwolle Ovl:19-04-1927 Winterswijk
Zoon
Francesco Capis Schoorsteenveger Geb: 02-01-1893 Apeldoorn Ovl.:17-12-1964 Winterswijk Echtg: 12-06-1917 Doesburg Maria Antonio Eijmers Geb:02-09-1891 Doesburg Ovl:26-06-1967 Winterswijk Verl.Raumsestraat 3
Vechtpartij 29 november 1892 ruzie te Apeldoorn tussen twee naast elkaar wonende huisgezinnen. Buurman N.B.W.,parapluiemaker slaat Capis met steen op het hoofd tot bloedens en bewusteloos en mevr. Capis zou de echtgenote en kinderen hevig bij het haar hebben getrokken. Buurman kreeg 8 mnd.gevangenisstraf en buurvrouw en kinderen 4 dgn.
30 juli 1894 is Mevr. Capis betrokken bij een vechtpartij op de weekmarkt te Apeldoorn, waar zij rake klappen krijgt.. Mevr. R. zegt dat Mevr.Capis begon te schelden, vandaar. R krijgt f 3,- boete of 6 dgn.hechtenis.
Mei 1916 werd bij Capis (dienstplichtig) door de Kommiezen een grote partij rolhammen in beslag genomen. Sinds 1916: Ratumscheweg bij Bataafse molen. Italiaanse Schoorsteenvegers.
Cipriano Pietro Capis komt vanuit Zwitserland naar Nederland. Eerst in Zwolle, later Winterswijk. Opvolgers: 1 zoon in Enschede, 1 zoon in Winterswijk
Francesco Capis – Misterstraat ter hoogte van Katholieke kerk
Francesco Capis met Piet Capis – Verlengde Ratumsestraat
De Italiaanse schoorsteenvegers
Op 10-jarige leeftijd komt Cipriano Pietro Capis (Geb.1862) uit het Zwitserse plaatsje Contra aan de Italiaanse grens naar Zwolle Veel schoorsteenvegers kwamen toen uit Italië. In Italië heerste veel armoede en al gevestigde Italiaanse schoorsteenvegers haalden i.v.m.het vele werk al spoedig zeer jonge Italianen hier voor het vuile werk.
Ook Cipriano was pas 10 jaar. Ze werden hier als huisgenoot opgenomen in de Italiaanse gezinnen, maar huiselijkheid was er weinig. Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat werden ze er op uit gestuurd om schoorstenen te vegen. Geld verdienen deden ze de eerste jaren niet, ze kregen kost en inwoning en ‘s avonds zwierven ze door de straten, zonder vrienden in een vreemd land en een taal die ze niet kenden.
In die tijd had je ook nog grotere schoorstenen (vooral boerderijen) en schoonmaken van deze kon niet met een bezem. Daar moest Cipriano dan doorheen kruipen om deze af te bikken. Onderin kroop hij in de schoorsteen en met knieën en schouders kroop hij al bikkend steeds hoger. Bovenaan was het zelfs de traditie, voordat men weer nadat men zich had gedraaid, om de andere zijde af te bikken, een lied te zingen. Later werden de schoorstenen smaller en kon alles met de bezem gebeuren. Cipriano Pietro heeft zich echter met taaie volharding door de moeilijke jaren heen gewerkt, want ook als leerjongen ging hij aan de slag. Cipriano Pietro heeft ook voor Italiaanse schoorsteenvegers gewerkt, waarschijnlijk Luigi en Pietro Togni, want in 1890 kondigt hij in de krant aan dan hij voortaan onder zijn eigen naam schoorstenen veegt.
In Zwolle leert hij Johanna Broekhart kennen en in hetzelfde jaar dat hij zelfstandig schoorsteenveger is zijn ze getrouwd. Ze verhuizen echter naar Apeldoorn Direct aangenaam wordt hun leven hier nog niet, want op 28 november 1892 krijgen ze ruzie met de buren, een parapluimaker en die slaat Cipriano met een steen op het hoofd, tot bloedens en bewusteloosheid toe. Ook Johanna wordt hevig door de buurvrouw en haar kinderen aan de haren getrokken. De rechter veroordeeld de buurman tot 8 maanden gevangenisstraf en de buurvrouw en de kinderen tot 4 dgn.!893 ziet er zonniger uit. Ze worden verblijdt met een zoon: Francesco Capis
Echter het leven in Apeldoorn blijft niet makkelijk. Nu is Johanna 30 juli 1894 weer betrokken bij een vechtpartij op de weekmarkt, waarbij ze rake klappen krijgt. De andere vrouw zei, dat Johanna begon te schelden en zij daardoor Johanna de klappen verkocht. Ze besluiten niet veel later Apeldoorn te verlaten en vertrekken naar de Oost-Achterhoek, Aalten.
In 1897 wordt Gerrit Jan Marinus geboren en in 1911 vestigen ze zich als Italiaanse Schoorsteenvegers in Winterswijk aan de Parallelweg 1182 – Keizers. In 1916 zitten ze aan de Ratumsche weg, nabij de Bataafse Molen waar ze ook mee adverteren. Naast dat ze zich nu definitief gevestigd hebben als Italiaanse schoorsteenvegers in Winterswijk, houden ze ook een bierhuis op dit adres. Ook mogen ze zich graag bezighouden met vlees: Rolhammen. De Kommiezen nemen nml. in 1916 een grote partij rolhammen op dit adres in beslag.Een jaar later, 12 juni 1917 trouwt Francesco met Maria Eijmers uit Doesburg en ook Francesco is inmiddels alweer schoorsteenveger in Winterswijk.
Broer Gerrit Jan Marinus gaat naar Enschede om daar zijn eigen schoorsteenveegbedrijf op te zetten. Met succes, Tot plm.1963Francesco en Maria vestigen zich aan de Verl.Ratumsestraat 3 en in 1925 wordt geboren een nieuwe Cipriano Pietro Capis, genaamd PIET. Velen van u bekend.Hij zal de derde en laatste generatie Schoorsteenvegers Capis in Winterswijk worden. Getrouwd met Geesje Pennings in 1950 en verhuizende naar het Hilbelinkspad. Twee dochters.
Cipriano Pietro Capis (1862-1945) Francesco Capis (1893-1964) Cipriano Pietro Capis (Piet) (1925-1998)
Verhaal in roman-stijl samengesteld uit krantenberichten uit die periode – Hans Tenbergen
De familie Monasso is afkomstig uit een klein bergdorp in Noord-Italië, Travesio Vestigen zich in 1896 Bocholt de drie broers: Giovanni Monasso, geboren op 08 september 1869 te Travesio Felice Fortunato Monasso, geboren op 06 januari 1871 te Travesio Antonio Monasso, geboren op 16 november 1876 te Travesio
In 1915 moeten zij Duitsland verlaten i.v.m. 1ste Wereldoorlog en gaan naar Aalten. Vandaar uit gaan: Giovanni Monasso, -blijft in Aalten Felice Fortunato Monasso, – gaat naar Winterswijk Antonio Monasso, – gaat naar Doetinchem
09 juni `1922 naar Winterswijk 1923: Zelfstandig bedrijf: Felix Monasso & Zonen. Jonenstraat 27 – Terazzowerken
Ludwig Carl Egbers Horlogemaker Geb:11-05-1862 Rheden Ovl:13-02-1921 Winterswijk Echtg: 24-01-1890 Doesburg Heriëtta Pietronella de Goede Geb: 12-03-1863 Deventer Ovl: 21-08-1927 Winterswijk 1890 komen ze naar Winterswijk
Zoon:
Ludwig Carl Ondermachinist Geb: 10-04-1898 Winterswijk Ovl: Echtg: 17-04-1926 Winterswijk Elisabeth Christina van Stuijvenberg Geb: Ovl: Zoon Ludwig Carl 1933 Winterswijk
Jan Willem Geurkink Geb:13-05-1884 Winterswijk Ovl: 11-04-1910 Winterswijk (25 jaar)
Nieuwe Winterswijksche Courant, 16 maart 1910
Een niet allerdaagsche diefstal is hier in den nacht van Vrijdag op Zaterdag gebeurd. De horlogemaker Geurkink op de Markt, hoorde om ongeveer half twee een geluid als van een neervallende klok. Uit het raam kijkende van zijn slaapkamer die boven den winkel ligt, zag hij niets, doch hij wilde voor alle zekerheid de herkomst van het geluid nagaan. Toen hij nu beneden kwam en de straatdeur geopend had, ontdekte hij wat er gebeurd was. Blijkbaar met een knuppel had men een zijruit van zijn winkel ingestooten en toen niet minder dan 35 zilveren, 25 nikkelen heeren horloges en 5 zilveren dames horloges weg genomen. Een stuk of vijf waren bij het weghalen van den stang gevallen en een paar lagen met gebroken glas voor de deur. Vlug werd de politie en de marechaussee gewaarschuwd en met bekwamen spoed waren deze op de plaats van den diefstal aanwezig en werden door hen in alle richtingen pogingen gedaan, om den dief te ontdekken. Beide verdienen een woord van lof voor de bijzondere activiteit bij deze gelegenheid aan den dag gelegd. Ondertusschen vernam men dat met de laatste trein uit de richting Borken, om half één dus, een persoon was aangekomen, die verzocht had inde wachtkamer te mogen blijven, daar hij om half vier weer weg wilde met de eerste trein inde richting Borken. Die persoon nu, was niet meer in de wachtkamer aanwezig, zoodat het vermoeden terstond op hem viel. De vermoedelijke dader had ondertusschen het hazenpad gekozen in de richting van Varsseveld en aan enkele personen den weg gevraagd naar Arnhem. Dit was o.a. het geval met een rijksveldwachter in burgerkleeding, die Zaterdag juist inspectie had. Toen de veldwachter, die naar Arnhem moest, in den trein had plaats genomen, vernam hij van den gemeenteveldwachter v. d. Goore, den diefstal, in den afgeloopen nacht hier gepleegd. Uit de beschrijving, die daarbij gegeven werd van den vermoedelijken dader meende de veldwachter te mogen opmaken dat deze dezelfde persoon was, die hem den weg naar Arnhem gevraagd had. Toen de rijksveldwachter ’s avonds met de laatste trein uit de richting Zevenaar huiswaarts keerde, bemerkte hij tot zijne niet geringe verbazing den vermoedeiijken dader, die dezelfde reis meemaakte. In Doetinchem stapte deze uit en de rijksveldwachter, zijn pakje aan den conducteur overgevende, met verzoek het in Varsseveld aan te reiken, volgde den vermoedelijken dader en was zoo vrij hem in een café te Doetinchem te aressteeren. De aangehoudene had op dat oogenblik niets bij zich, dan een geladen revolver met 6 scherpe patronen. Zondag werd hij ter confrontatie hierheen geleid. Het spoorwegpersoneel herkende in hem de persoon, die Vrijdagnacht hier was aangekomen, hetgeen hij ook bekende. Eveneens stemde hij toe, dat hij vorige week hier ter plaatse was geweest en aan den horlogemaker Geurkink twee ringen van Duitsch goud trachtte te verkoopen, (bij welke gelegenheid hij goed poolshoogte van den winkel nam, om zoodra de kans daartoe gunstig was, zijn slag te slaan). Hij bekende eveneens, dat hij de aangeboden ringen aan den koopman Aschkinas verkocht had, maar van de gestolen horloges wist hij niets. Hij vond het zelfs een bewijs van machtsmisbruik, hem deswege aan te houden. Zijnen naam wilde hij niet opgeven, evenmin waar hij vandaan kwam; men kon niet nagaan of bij een Duitscher of een Hollander was en zoo hij een landgenoot was, uit welk deel van het land hij afkomstig was. Uit de antwoorden, die hij aan den Burgemeester, de politie, de marechaussees en anderen gaf, mocht men opmaken, dat hij een dief is met een groote dosis brutaliteit en eene enorme gevatheid; terwijl hij ook niet vrij bleek te zijn van anarchistische denkbeelden. ’t Bleek een geenszins gemakkelijk sinjeur te zijn. Overigens kon men niet veel wijzer worden. Zondagmiddag is de aangehoudene, die zijn onschuld volhoudt, weer naar Doetinchem overgebracht en zal hij waarschijnlijk ter beschikking der Justitie te Arnhem gesteld worden. Het vermoeden bestaat, dat de horloges of ergens verborgen zijn, óf aan een handlanger zijn overhandigd. Nader vernemen we nog, dat hij te Doetinchem beweerde Cornelis Verhoef te heeten, een naam, die ook ons verzonnen toelijkt. Hij is naar Arnhem overgebracht en van daar ter beschikking der justitie te Zutphen gesteld.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 19 maart 1910
Aangaande de gestolen horloges van den heer Geurkink hebben we niets naders vernomen. Wel zijn de kleeren, die de vermoedelijke dader heeft afgelegd en voor nieuwe verwisseld, in een boschje bij Klarendal in Arnhem gevonden, doch van de horloges geen enkel teeken. Niet onmogelijk is het, dat ze ergens tusschen hier en Varsseveld verborgen zijn.
Nieuwe Winterswijksche Courant, 04 april 1910
De persoon, van wien vermoed wordt, dat hij de horloges bij den heer Geurkink gestolen heeft, haalde deze week weer een leelijke bak uit. Na een paar maanden preventieve hechtenis te Zutphen, moest de rechtbank van het verleenen van rechtsingang voor deze zaak afzien, omdat de aangehoudene niets losliet en getuigen ontbraken, terwijl ook de corpora delicti mankeerden, (de horloges zijn immers niet teruggevonden). Maar de vermoedelijke dader had nog iets anders op zijn kerfstok. Hij was ook deserteur en daarvoor zou hij terecht staan. Daarom werd hij naar de militaire strafgevangenis te Haarlem overgebracht, en nu vertelt men ons, dat hij daar zoo flink bewaard werd, dat hij deze week de kans schoon zag . . .om te ontvluchten. Als dit waar is, dan zal men dezer dagen wel weer iets hooren van een fijn uitgesponnen diefstal, oplichting of iets van dien aard.
Johannes Victor Seifer Geb: 28-10-1880 te Winterswijk (Munchen-1905)
Maria Catharina Martina Seifer Geb: 22-01-1883 te Winterswijk (Amsterdam-1905)
Anna Ernesta Seifer (Mej.) Geb: 11-04-1888 te Winterswijk Ovl:16-12-1976 Winterswijk (Mook-1905 – terug 1906)
Woensdagmiddag 28 oktober 1964: „Dit is de laatste klok die ik heb gerepareerd”, „Ik schei er mee uit”. Hendrik Seifer 1869-1971 (laatste klok die hij repareerde was bij Lambertus Kip)