oudwwijk
Digitaal erfgoed

Molukkers horen bij rijke geschiedenis Winterswijk

Door André Vis

Het was 26 augustus zestig jaar geleden dat de eerste twaalf Molukse gezinnen aankwamen op kamp Vosseveld. Nu wonen er nog 450 mensen met een Molukse achtergrond in ons dorp. Het jubileum is in september groots herdacht. Er komt een monument, en terecht want de geschiedenis van Winterswijk in de 20e eeuw is deels de geschiedenis van een volk dat naar ons land is gehaald met een valse belofte, wiens unieke cultuur lang is onderschat maar die zijn plaats in onze samenleving desondanks waardig heeft ingenomen.
We reden er wel eens langs met onze familie, op zonnige zondagmiddagen, achterop bij vader op de fiets, zo halverwege de jaren zestig. Daar in de buurt van de Steengroeve, bij de voetbalvelden van Vosseveld, was het Ambonezenkamp zoals dat in de volksmond heette. Een soort nederzetting was het waar de mensen woonden die ooit in ons land waren aangekomen en die inmiddels kinderen hadden gekregen die zo oud waren als ikzelf, mijn broers en mijn zus. Opeengepakt zaten ze daar op een afgeschermd perceel, niet in rijtjeshuizen zoals bij ons in de bomenbuurt. Weggedrukt buiten de bebouwde kom. Het zal toeval zijn, maar de symbolische werking daarvan laat me niet los. Alsof ze er niet bij hoorden; hoe tragisch.
Met de herdenkingen van augustus en september in het achterhoofd vroeg ik me het volgende af: wat weet ik eigenlijk van de komst van de eerste groep Molukkers in Winterswijk, nota bene in mijn geboortejaar? Wat weet ik van de achtergrond van al die gezinnen die neerstreken in ons dorp? Wat weet ik van hun verleden? Ik weet niets. Nou ja, door te lezen weet ik het nodige van de kolonisatie, van de oorlog in Atjeh, van Colijn en vooral van de politionele acties, van de merkwaardige illusie die de politiek kort na de Tweede Wereldoorlog koesterde dat dekolonisatie voor veel landen gold maar kennelijk niet voor Indië.
Wilhelminaschool
Maar terwijl wij kinderen van de jaren zestig mede-Winterswijkers zagen, sommigen net zo oud als wij, die een bruine huid hadden, van wie werd gezegd dat ze alleen maar rijst aten, die Ambonezen werden genoemd, bleef het in de schoolklas akelig stil. Als je niet op de Wilhelminaschool zat (of later de Prins Willem Alexanderschool) , dan ontging je alles van de groep

Wilhelminaschool 1963

Molukkers in ons dorp. Een grote groep Winterswijkers met een geheel andere achtergrond, een boeiende achtergrond, boeiend genoeg om die ons te vertellen, om de Ambonezen  te begrijpen, hun twijfels, hun angsten, hun conventies; het kwam er niet van op een van de drie lagere scholen die ik tussen 1966 en 1971 doorliep: school O, de Kohnstammschool en De Olm.
De scheiding tussen kinderen van Ambonese origine en wij was zo groot dat ik altijd een verkeerde gedachte had omtrent de prijs van een tijdschrift uit een wekelijkse serie. Er stond dan bijvoorbeeld: prijs abonnees 1,50 gulden, prijs voor niet-abonnees 2 gulden. Tot diep in mijn jeugd heb ik gedacht dat Ambonezen dus minder voor de Sjors of de PEP hoefden te betalen dan wij – eh ja – blanke Nederlanders. Zo zag ik dat, als kind en later bleek dat ik niet de enige was die zo dom was.

Eind jaren zestig werden de Molukse gezinnen in de nieuwbouw achter de flats in de Olmenstraat geplaatst. Onze oude bomenbuurt werd fysiek alleen door de flats en de bijbehorende grasvelden gescheiden van de nieuwe wijk met namen van bomen waarvan ik als jongen van tien niet eens het bestaan kende; de ceder, de abeel, de acacia. Soms zag je de Molukse jongens van je eigen leeftijd wel eens voetballen maar toch niet vaak. Het was alsof de Acacialaan de demarcatielijn was tussen het oude Winterswijk en de wijk waar de Ambonezen woonden.
En zo groeiden we in die tijd op als gescheiden volkeren, hoe ernstig, pijnlijk en jammer. Wat had ik graag een bezoek gebracht aan het kamp Vosseveld. Wat zou ik veel geleerd hebben van de Molukse gebruiken als we gewoon iets van een uitwisseling hadden gehad, in de zesde klas bijvoorbeeld tussen De Olm en de Prins Willem Alexanderschool die in 1968 naast de Kohnstammschool verrees en waar de Molukse kinderen naar toe gingen? De jongens van de Wilhelminaschool en de Prins Willem Alexanderschool hebben die kruisbestuiving wel ondergaan. Althans dat kan worden opgemaakt uit een interview dat archivaris Henk Nijman (oud-Wilhelminaschool) en welzijnswerker Theo Tetelepta in 1999 aan dagblad Trouw gaven. Die ene quote van Nijman waarin hij vertelt hoezeer de Molukse kinderen een voorsprong hadden op motorisch vlak. Zozeer, dat hun zakken uitpuilden van de knikkers daar waar die van de ‘autochtone’ kinderen steeds leger werden. Ik heb nooit met Molukse kinderen geknikkerd. Zij kwamen niet door de demarcatielijn en ik al evenmin.


Gijzelingsactie
September 1970 bezetten Molukse jongeren de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar. Ik kan me nog herinneren hoe ik als jongen van elf na schooltijd via de radio het verloop van de bezetting volgde, maar zelfs deze,  voor die tijd ongekende, gijzelingsactie was voor meester Van der Kleij geen reden de volgende dag de lessen te skippen en de dag geheel te besteden aan ons Indië-verleden, de VOC, de economische opbrengst, de politionele acties, en bovenal aan het KNIL en hoe de Molukse mannen de koningin en de Nederlandse vlag dienden. Indië bleef ruim een jaar na het geruchtmakende tv-interview van Joop Hueting, hoogleraar in de psychologie en Indië-veteraan die wandaden van de Nederlandse militairen onthulde, een gesloten boek voor ons jongens van de bomenbuurt.
Daniel
Al wat ik als kind van de Ambonezen meekreeg, was Noot Singadji in het eerste van WVC en twee vijftienjarige meisjes bij korfbalclub Wiko, Henny Silooy en Christien Tanroubak. Ik genoot van de schoonheid van hun namen: Tuankotta, Pattiruhu, Leatemia, Loupatty en in 1975 brak maar zo singer/songwriter Daniel Sahuleka door met You make my world so colourful.  Maar uiteindelijk stond de Molukse gemeenschap ver af van mijn dagelijks leven.
Tot ik ruim vijf jaar geleden tijdens mijn werkzaamheden in Arnhem een jonge, blonde vrouw de hand schudde met de naam Berendien Tetelepta. Mijn natuurlijke reactie: ‘Hé, dat doet me denken aan mijn jeugd in Winterswijk. Daar was een Molukse gemeenschap met een familie Tetelepta’. ‘Nou, daar komt mijn man vandaan’.
Ik realiseer me nu dat bijkans mijn hele leven zich heeft afgespeeld met de Molukse gemeenschap in het achterhoofd. Ik woon al een kleine jaar of veertig niet meer in Winterswijk maar al 33 jaar in de Molukse wijk van Rijssen, één huis verwijderd van de Molukse kerk en het cultureel centrum waar in herfst en winter met ouderwetse neonletters wordt weergegeven dat het centrum OPEN is. Als er een Molukker overlijdt, komen ze van heinde en verre voor de afscheidsdienst. Ze mogen zijn uitgewaaierd over het land, de Molukse Rijssenaren, ze mogen getrouwd zijn met partners wier ouders en voorouders alleen maar met boerenkool zijn opgevoed, die kortom Hollandser zijn dan tulpen en molens; de culturele band is voor de eeuwigheid.
De geschiedenis van Winterswijk is een rijke. De Ambonezen maken hier een wezenlijk onderdeel van uit. Helaas heb ik ze nauwelijks leren kennen. Het is een leemte in een fantastische jeugd.

André Vis (Winterswijk, 1959) was onder meer sport- en hoofdredacteur van De Twentsche Courant Tubantia en is tegenwoordig publicist en adviseur.

De Vijftigpluskrant, 1 oktober 2019