Jean Francois Velle Geboren: 04-03-1904 te Hoorn Getr.02-06-1927 Johanna van Veen Beusichem (05-01-1901 Beusichem- ovl.04-02-1954 Haarlem) Gescheiden in ……………….. Overleden: 25-04-1970 Amsterdam
Wonende Onderlangs 75HS, Amsterdam. Gestapo-agent. Is agent van politie te Amsterdam. Schuilnaam: Visser. 14-08-1941 PB 514915. Heeft na de oorlog in diverse gevangenissen gezeten.
Woonadres Winterswijk Weurden 55
Installatie J.F.Velle 1944 Op 1 maart 1944 maakte de 39 jarige opperluitenant Jean Francois Velle zijn opwachting als de nieuwe korpscommandant. Hij kreeg een maand de tijd om zich, naast Feberwee, in te werken als korpscommandant. Feberwee trad een maand later, op 1 april 1944, in dienst van de gemeentepolitie te Almelo. Het is niet duidelijk geworden in hoeveree burgemeester Bos zich van Feberwee heeft willen ontdoen. Zelf veronderstelde Feberwee dit wel, zo bleek uit een naoorlogse brief van Feberwee aan de burgemeester van Winterswijk.
De komst van J.F.Velle luidde een nieuw tijdperk in. Hij was gehuwd en afkomstig van de staatspolitie Amsterdam, waar hij als 23-jarige zijn carriere bij de politie begon. Als rechercheur 1e klasse was hij werkzaam geweest bij de recherche-centrale. Hij volgde tijdens de bezetting de officiersopleiding aan de P.O.S. (Politie Officiers School) te Apeldoorn, waar men verplicht was de Hitlergroet te brengen. Zijn staat van dienst vermeldde tevens het lidmaatschap van de SS. Hij ging er prat op, dat hij op een afstand van 20 meter een jonge onderduiker, die probeerde te vluchten, met zijn pistool had doodgeschoten. Velle voegde aan elke ploeg een aantal NSB-ers toe om zo meer controle over de politiemensen te krijgen.
Amper drie weken in Winterswijk in dienst, boekte hij op 22 maart 1944, samen met de op het punt van vertrek staande Feberwee, succes in het onderzoek naar de inbraak bij radiohandelaar G.J.Woordes. Hier werden op 3 januari 1944 twee versterkers met een waarde van circa f 2500,- vermist. Deze diefstal stond waarschijnlijk in verband met verzetsactiviteiten. Een tweede “succes” betrof de oplossing van de inbraak met brandstichting in de bioscoop door de 23-jarige electrotechnicus W.J.Koenen, een illegaal werker. Koenen had helaas zijn fiets bij de bioscoop achtergelaten. De fiets werd in beslag genomen en in het politiebureau bewaard. Koenen maakte enige tijd later de fout door op het politiebureau te informeren naar zijn fiets. Hij werd gearresteerd en opgesloten in het huis van bewaring te Zutphen. Op 28 maart 1944 volgde de aanhouding van Koenens 20-jarige vriendin uit Nijmegen. Zij werd door de SD onder druk gezet; men gaf haar een revolver, die zij, uit naam van de verzetsgroep waarin Koenen actief was, aan de verzetsman H.J.Baarschers moest geven. Dezelfde dag nog werd zij, in het bezit van de revolver, in vrijheid gesteld.
Velle was bang voor zijn vervangend korpscommandant Klaas Gunnink. Gunnink, de 39-jarige hoofdwachtmeester, werd op 2 mei 1944 door Velle belast met het overbrengen van een arrestant naar de Sicherheitspolizei te Arnhem. Gunnink werd daar bij aankomst meteen in hechtenis genomen. Blijkens een brief van Velle aan de SIPO was Gunnink “politiek onbetrouwbaar” en schuldig aan samenspanning met arrestanten. Gunnink zou een arrestante namelijk hebben ingefluisterd, dat Velle haar niets zou kunnen maken, als zij in het betreffende onderzoek zou blijven ontkennen. Tevens zou Gunnink enkele, bij dit onderzoek betrokken, nog niet gearresteerde personen hebben gewaarschuwd. Ook zou Gunnink het contact tussen de arrestante en het verzet hebben bewerkstelligd.
De 24-jarige Baarschers werd op 23 mei 1944 tesamen met vijf andere verzetsmensen onder wie W.Lelieveld, gearresteerd. Bij de hierop volgende huiszoeking bij Baarschers werden, behalve revolver, ook vervalste bonkaarten aangetroffen. Baarschers werd in het politiebureau door Velle ernstig mishandeld. In de kamer van Velle werd na het verhoor van Baarschers een bloedplas aangetroffen.
Het was de bedoeling van Velle op 24 mei 1944 eveneens het echtpaar Kuipers-Rietberg, actief in de Landelijke organisatie voor Hulp aan Onderduikers (L.O.), te arresteren. Tante Riek (mevr.Kuipers) en haar man waren echter getipt, echter niet door K.Gunnink, zoals wel beweerd wordt. Terwijl zij met de trein onderweg waren naar een schuiladres, liet Velle de achtergebleven zonen van het echtpaar Kuipers, de tweeling Piet en Helmer arresteren. Velle probeerde daarna tevergeefs “tante Riek” en haar man naar Winterswijk te lokken. Na enige tijd werden de twee jongens in vrijheid gesteld.
Gunnink werd op 6 juni 1944, na ruim een maand te hebben vastgezeten, in vrijheid gesteld. Velle toonde zich niet ingenomen met verlof en berichtte de Duitse autoriteiten dat hij Gunnink “wegens politieke onbetrouwbaarheid” niet langer in het korps wilde handhaven. Gunnink werd op 17 juli overgeplaatst naar Velp, waar hij echter nimmer dienst deed. De hoofdwachtmeester C.P.Wijn werd van Velp overgeplaatst naar Winterswijk om de plaats van Gunnink op te vullen.
Op zondagavond 11 juni 1944 werd Wim Koenen door vijf personen op fietsen, leden van een knokploeg, op spectaculaire wijze uit het huis van bewaring in Zutphen bevrijd. Deze actie kwam juist op tijd, want Koenen zou een dag later overgebracht worden naar de SIPO te Arnhem. Blijkens het verspreide politiebericht verzocht de gemeentepolitie te Zutphen na deze bevrijding om een huiszoeking bij Koenen aan de Zonnebrink te Winterswijk. Koenen was spoorloos. Later bleek, dat hij zich had schuilgehouden in het Korenburgerveen. Enkele weken na zijn bevrijding werd Koenen opnieuw aangehouden. Zowel Koenen, Baarschers als Lelieveld werden op transport gesteld naar het ’Polizeidurchgangslager” te Vught. Koenen en Baarschers werden daar op 5 september 1944 geexecuteerd; W.Lelieveld belandde in een concentratiekamp en overleefde de oorlog.
MOORDZAAK
Op 12 juni 1944 werd bij de politie de verdwijning gemeld van de 43-jarige Duitse vrouw Romers (zie hieronder). Die morgen zou zij met de 60-jarige O. zijn meegegaan naar het Woold. Een week later werd zij daar dood aangetroffen. Na intensief onderzoek, geleid door Velle, volgde enkele weken later door de gestapo in Duitsland de arrestatie van de Winterswijkse O. Hij bekende het slachtoffer in het Woold met de scherpe kant van een schop om het leven te hebben gebracht. Nadien had Velle de schedel van die Duitse vrouw op zijn bureau staan. In de kaak bevonden zich gouden tanden. Velle had het hoofd meegenomen, het uitgekookt en daarna op zijn bureau geplaatst. Hij begroette het iedere morgen met een opgewekt “Goede morgen, Malina”; velen ergerden zich daaraan, Velle zei destijds zelf over die schedel; “Deze schedel is van het slachtoffer en binnenkort staat de schedel van de dader ernaast.” Toen deze zaak bekendheid kreeg, wekte dit de nodige opschudding, waarna de schedel in beslag werd genomen en bijgezet in het graf van de vermoorde op het R.K.Kerkhof.
ZELFDODING
Op 7 juli 1944 was het de opperluitenant Velle zelf die politieassistentie nodig had. Hoofdwachtmeester Renshof werd door rechercheur Odding verzocht om zich zo spoedig mogelijk naar de woning van Velle te begeven op het Weurden 55. Hij trof daar rechercheur Odding, Velle en de zwaar gewonde, 29 jaar oude huishoudster (zie hieronder) van Velle aan, die zich, volgens Velle en Odding, met het dienstpistool van Velle, dat toevallig op het bureau lag, door het hoofd had geschoten. Aanleiding tot deze zelfmoord; angst en onzekerheid omtrent de afloop van de oorlog en het feit dat Velle haar de deur had gewezen. Enige dagen daarvoor had de vrouw van Velle Winterswijk verlaten ,omdat Velle een verhouding had met die huishoudster. Velle had wroeging over het vertrek van zijn vrouw. Hij verzocht zijn huishoudster de woning te verlaten; hij wilde zijn buitenechtelijke verhouding met haar beeindigen, omdat hij zijn vrouw weer thuis wilde hebben. Ze zei: “Nou, Jean, ik ga vanavond nog weg.” Hierop liep ze naar het bureau, greep het dienstpistool en schoot zich door de rechterslaap. Diezelfde avond overleed de huishoudster, zonder nog bij kennis geweest te zijn. Van deze zelfdoding werd door de Winterswijkse gemeenschap met gemengde gevoelens kennis genomen. Velle verzuimde de autoriteiten van dit voorval in kennis te stellen en tekende daarmee in feite voor zijn eigen gedwongen overplaatsing.
Enkele dagen voor zijn onvrijwillige vertrek als korpscommandant van de politie Winterswijk liet Velle op 16 augustus 1944, ’s morgens om 03.15 uur, zijn hoofdwachtmeester (brigadier) K.Gunnink, van bed lichten. Het rapportenboek vermeldde geen reden van deze arrestatie, maar die liet zich wel raden. Ruim 47 1/2 jaar later, op 30 oktober 1992, vertelde de weduwe Gunnink (Ine Gunnink te Bilthoven) dat Velle zich met zijn politiemacht rond het huis in de Eelinkstraat had geposteerd. Een van de collega’s van Gunnink, Renshof, duwde de loop van zijn pistool in de rug van Gunnink. De kleine Klaas, het zoontje van Gunnink, zat buiten op straat en schreeuwde: “Papa, ze schieten je dood.” Gunnink werd op transport gesteld naar de SIPO te Arnhem, maar vrij snel daarna in vrijheid gesteld, mede dank zij de tussenkomst van burgemeester Bos.
Het echtpaar Gunnink kreeg op 31 augustus 1944 een dochter; vader Gunnink kon echter niet lang van zijn kleine spruit genieten. Twee dagen later, op 2 september 1944, dook hij onder bij de familie Geurkink op boerderij “Krosenbrink’ te Miste. Een van de dochters daar, de inmiddels 68-jarige Hanna Geurkink te aalten, herinnerde zich nog goed hoe de politieman Klaas Gunnink, in overall en op z’n mooie gele klompen, bij de boerderij aankwam.
Behalve Klaas Gunnink waren er op “Krosenbrink” meer onderduikers, waaronder de zonen Gerrit en Bernard Geurkink, die zich hadden onttrokken aan de “Arbeidseinsatz”, de spoorman (opzichter) Harkema en Reinders (raad van Arbeid). Onder vele balen stro was een hol gemaakt, waarin de vijf mannen zich schuilhielden. Een groot deel van “Krosenbrink” was door de Duitsers gevorderd. Wehrmacht en onderduikers bevonden zich daar, aldus Hanna Geurkink, onder een dak. De officieren bewoonden het voorhuis, de soldaten de deel, terwijl voor het gezin Geurkink de varkensstal restte.
Velle werd met ingang van 1 augustus 1944 ontslagen als korpschef van de politie te Winterswijk. Met ingang van 21 augustus 1944 werd hij door de overste Feenstra, voormalig Gewestelijk Politiepresident en op dat moment Commandant van de Staatspolitie (marechaussee), overgeplaatst naar Arnhem en aan zijn staf toegevoegd, waarschijnlijk omdat Velle hier na de affaire met zijn huishoudster niet meer te handhaven was.
Velle heeft zich in Winterswijk doen kennen als een vrouwenjager en een zuiplap, die zich als korpscommandant op een zeer minderwaardige wijze heeft gedragen. Aan de leiding van het korps deed hij weinig. Hij bemoeide zich zeer veel met de politieke aangelegenheden en het opsporen van onderduikers en illegale werkers.
Op 16 april 1945 werd Velle overgeplaatst naar Harderwijk. In zijn boek “Politierapport 1940-1945; dagboek van een politie-officier” schrijft H. Kraaijenbrink, korpschef van Harderwijk, over velle:
“Hem gaat de slechte naam vooruit die hij zich in de loop van de tijd verworven heeft en het gerucht wijst hem als trouw vazal van Feenstra en S.S.- verrader aan. Met dit heerschap zullen wij opgeknapt worden. Hij zal zeer, zeer voorzichtig moeten zijn. Maandag 16 april 1945 doet Velle officeel zijn intrede aan het bureau. Hij is al een week hier en heeft zich de woning van de Protestantenbond aan de Verkeersweg aangemeten en in orde gemaakt. Hij vertoont zich bij ons in gezelschap van zijn “vrouw”; in elk geval is het iemand die hij als zodanig betitelt. Natuurlijk kan hij niet dadelijk aan het werk gaan, hij kent hier niets en valt midden in een hem volkomen vijandige troep mannen, in het zicht van het einde! Velle werd op donderdag 19 april 1945 gevangen genomen. Hij zat thuis de bevrijding te vieren met een paar Canadezen. Toen het misliep nam hij de benen; maar in de gemeente-weide heb je niet veel kans tegen politiemannen met geweren en soldaten met machinepistolen.Sedert maandag heb ik hem niet meer gezien en gemist heb ik hem ook niet direct.’
Tot zover Kraaijenbrink.
Velle werd in Winterswijk in het kamp “Vosseveld” geinterneerd. Hij werd daar ook nog ondervraagd in verband met de diefstal van rijwielmotoren. Die waren in de bezettingstijd bij de boeren onder het stro verborgen. Velle zou weten waar die motoren gebleven waren. Van Winterswijk werd Velle overgebracht naar de gevangenis “De Koepel” in Arnhem. Hij wist te ontvluchten, maar werd weer opgepakt. Later werd hij overgeplaatst naar het kamp “Beugelen” bij Staphorst, waaruit hij ook wist te ontvluchten, maar hij werd opnieuw gepakt en uiteindelijk tewerkgesteld in de mijnen in Limburg. Hij trouwde met een gevangenisbewaardster van “De Koepel” in Arnhem en vestigde zich in Amsterdam, waar hij een schildersbedrijf begon. In 1949 was Velle nog steeds niet berecht; het onderzoek was toen nog gaande. Hij overleed op 68-jarige leeftijd.
Toen korpschef Klaas Gunnink na de bevrijding “arrestant” Velle in de Winterswijkse politiecel aantrof, gaf Velle te kennen: “De rollen zijn nu omgedraaid, Gunnink!” Gunnink ging daar niet op in, maar liet zijn hart spreken. Hij vroeg Velle, die er haveloos uitzag, of hij honger had. Dit bleek zo te zijn, waarna Gunnink naar zijn vrouw ging om brood te halen voor Velle……… zijn voormalige chef en achterbuur. Ine Gunnink bakte eieren (zij hield zelf kippen) en gaf een stevig pak brood voor Velle mee (Uit: De Winterswijkse Politie, Ru Wever,1994)
Roemers-Malina, Maria Magdalena 43 Jaar – Moordzaak
Geb.:08-10-1900 Feld (Dld) Echtg.: Peter Josef Roemers geb:25(22)-01-1896 Charneuse (Belgie) Wonende later Vorden, ovl.te Zutphen 13-12-1958 Kinderen: Katharina (1921) Joseph (05-03-1922- 01-12-2010) Peter (1924) Karl (27-03(04)-1926-18-03-1997) Allen geboren te Gladbeck Zie ook Slachtoffers-Diverse slachtoffers.
Trompetter,Gesiena 29 Jaar -Huishoudster-Moord?
Geb: plm.1915 te Amsterdam Ovl: 07-07-1943 Winterswijk Echtg: 1934 – Antonius Hendrik Bakker (12-06-1909 Amsterdam ) Zie ook Slachtoffers-Diverse slachtoffers.
19-04-1945: Velle wordt gearresteerd in Harderwijk en komt terecht in kamp Vosseveld. Daar onderneemt hij een vluchtpoging maar wordt enkele uren later weer gearresteerd.
09-11-1945: Velle was overgebracht naar de kruisberg in Doetinchem en weet hier op gemakkelijke wijze te ontsnappen, maar wordt door alerte buurtbewoners uit Ruurlo s’avonds weer opgepakt.
02-09-1946: Velle, overgeplaatst bij Staphorst weet met ‘de auto v.d. kampcommandant’ te ontsnappen uit kamp Beugelen bij Staphorst en kreeg het nu wel voor elkaar.
14-10-1946: Velle blijft nog steeds onvindbaar
11-07-1947: Eindelijk wordt Velle weer gearresteerd. Hoe, wanneer en waar wordt niet bekend gemaakt, maar de geruchten gingen dat hij in Duitsland verbleef.
VELLE KOMT 5 APRIL VOOR
Beruchte politie-inspecteur van Winterswijk
25 MAART 1949
Op Dinsdag, 5 April a.s. zal de vroegere korpschef van politie te Winterswijk, Jean Francois Velle, thans gedetineerd in de strafgevangenis te Arnhem door het Bijzonder Gerechtshof te Zutphen berecht worden. Velle, die na zijn arrestatie na de bevrijding meerdere malen wist te ontvluchten uit zijn gevangenschap, heeft in de bezettingstijd ontzaggelijk veel kwaad gesticht, niet alleen in de geheel achterhoek. doch zelfs in het gehele land. waartoe hij volop gelegenheid kreeg door dat hij enige tijd bij de Politie te Amsterdam werd gedetacheerd bij de afdeling Opsporing en Documentatie. Zijn functie als Duitse dienstknecht wist hij ten volle te botvieren. Velle’s misdragingen, welke in hoofdzaak bestaan uit het arresteren of laten arresteren van een groot aantal Joden, Jehova’s getuigen, communisten, kortom allen die de Duitse zaak in mindere of meerdere mate saboteren of als Duits-vijandig werden beschouwd. zijn door de Procureur-Fiscaal in de breedte omschreven in een dagvaarding, welke de respectabele lengte van ongeveer een meter heeft. Velle bediende zich van de gemeenste methoden en wist o.m. een illegale werkster, die gepakt was. zover te krijgen. dat zij zich in zijn dienst onder dwang ging lenen voor verraad. Dat Velle zich bij de verhoren aan mishandeling schuldig maakte. behoeft geen nadere beschrijving. Velle wist bovendien op listige wijze grote sommen gelds los te krijgen van zijn arrestanten, onder belofte, dat hij weer zou zorgen, dat ze vrijgelaten zouden worden, om ze dan later toch weer in de handen van zijn Duitse meesters te spelen. Niet minder dan 18 getuigen zullen een verklaring voor het Hof afleggen over Velle’s doen en laten in de bezettingstijd. Als toegevoegd verdediger zal optreden Mr. Nolet te Arnhem.
Tegen Velle 20 jaar geëist.
De dood van velen op zijn geweten
05 APRIL 1949
Het Bijzonder Gerechtshof te Zutphen had Dinsdag slechts één zaak te behandelen. Doch de omvang van deze ene zaak was ook zodanig, dat kwalijk meerdere zaken behandeld hadden kunnen worden. Niet minder dan achttien getuigen omringden de verdachte in dit geval, de voormalige politiechef Jean Francois Velle uit Winterswijk, thans gedetineerd in de Strafgevangenis te Arnhem, wiens wandaden tijdens de bezetting waren opgesomd in een dagvaarding. welke de lengte had van ongeveer een meter.
Degenen, die Velle in de bezetting kenden in zijn glinsterende uniform, de hoge laarzen en Duitse uitmonstering, konden zich thans niet voorstellen, dat deze zelftde man hier thans poseerde in de verdachtenbank van het Gerechtsgebouw te Zutphen. Thans zag men een volkomen onttroonde Duitse dienstknecht, geen klikkende hakken, geen Duitse groet, doch een onderdanige verdachte, van wie men niet had durven verwachten, dat hij zoveel leed heeft uitgestort over zo menig gezin in den lande. Want Veile opereerde met de zijnen niet alleen in de Gelderse Achterhoek, doch ook in het Westen van ons land en zelfs in andere delen, toen hij in Amsterdam gestationneerd was bij de Amsterdamse politie, afdeling Documentatie.
Groot is het aantal arrestaties dat hij verrichtte, groot het aantal hulszoekingen dat hij met de zijnen deed, en groot het aantal goede Nederlanders, dat eenmaal door Velle gevangen, de dood vond in de Duitse concentratiekampen, waarbij nog niet wordt gesproken over de vele, zeer vele personen, die door Velle’s toedoen in de gevangenissen of concentratiekampen geraakten en daar geruime tijd onder de moeilijkste omstandigheden hadden te verblijven.
Velle was een geslepen man, een man met politie-ervaring, die zeer listig een of andere zaak in elkaar wist te zetten, om dan zijn slag te kunnen slaan. Hierbij liet hij zich bedienen van V-mannen of -vrouwen. In Amsterdam en omgeving waren het velen die gegrepen werden als onderduiker, als bezitter van een vals persoonsbewijs, als communist en wat dies meer zij, in Winterswijk en omgeving leverde Velle een aantal personen uit aan de S.D., nadat ze door de Landwacht gearresteerd waren en in een ander geval door hem zelf gearresteerd waren, nadat hij tevoren had gezorgd, dat de illegale werker Baarschers te Winterswijk in het bezit was gekomen van een vuurwapen, zodat hij „vat” had gekregen. De dagvaarding geeft slechts een dorre opsomming van een aantal feiten, doch hoelang had de dagvaarding niet moeten zijn. als al zijn wandaden ten laste gelegd zouden worden. Het betekende dan ook slechts een bloemlezing uit dit vele! Vrij onverschillig hoort Velle de voorlezing der dagvaarding door de Procureur-Fiscaal, Mr. Kalff aan. En dan begint Mr. van der Kun, de President, met een kort verhoor van verdachte zelve. , „U was bij de Amsterdamse Politie werkzaam in dienst van de bezetter”?
VELE GETUIGEN.
En als verdachte dan tracht aan te tonen, dat zijn dienst niet een Duitse Dienst was, fulmineert de Procureur-Fiscaal, dat hij dit liegt, omdat het zuiver een Duitse Dienst was. zoals uit deze zaak verder zal blijken. Verdachte erkent vervolgens de talrijke arrestaties, welke in de dagvaarding genoemd worden en heeft hierop over het algemeen weinig af te dingen. Achtereenvolgens verschijnen dan de grote schare getuigen voor het hekje, die allemaal vertellen van het contact met Velle, waaruit blijk hoe sluw hij tal van gevallen in scène heeft gezet, om zich later te ontpoppen als de S.D. man. De meeste gevallen speelden zich af in het Westen van het land, doch als de getuige, juffrouw Baarschers verschijnt, vertelt zij spontaan, hoe zij haar broer heeft zien arresteren en later kreupel wegvoeren, welke arrestatie ook geheel tevoren in scène was gezet. De getuige, mejuffrouw Jacobs, die illegaal werkster was geweest en nadien volkomen onder de druk van Velle V-vrouw was geworden, was niet als getuige opgekomen, doch haar verklaring werd in hoofdtrekken voorgelezen.
HET REQUISITOIR.
De Procureur-Fiscaal, Mr- Kalff, hield hierna zijn requisitoir. Spreker schildert hierin de persoon van verdachte, die als ervaren politieman zeer listig en louche te werk ging en daarbij op geen leugen keek. Verdachte heeft het onderzoek zeer bemoeilijkt, door enkele malen te vluchten. Velle mag zich gelukkig prijzen, dat men hem niet kon vinden, anders had ook hij daar zeker gehoord tot de Amsterdamse S.D.ers van het Bureau Doelenstraat, die zonder vorm van proces werden geliquideerd. Wij weten niet alles van Velle, aldus spreker. Velen kunnen niet meer tegen hem getuigen, omdat zij niet in leven zijn, waarbij spreker denkt aan de Joden. In het dagboek van de beruchte Douwe Bakker komt de naam Velle regelmatig voor. Hij had een beruchte naam in Amsterdam. Verdachte is geslepen. Hij bekent slechts, wat men hem kan bewijzen, hij weet dit als politieman. Maar daarbij werpt hij in zijn gemeenheid de schuld vaak op zijn ex-collega’s, die reeds dood zijn. Uitvoering gaat spreker dan in op de laffe manier, waarop hij het meisje Jacobs uit Nijmegen, die als illegaal werkster werd gearresteerd, onder een soort hypnose wist te brengen en onder bedreiging me’ de walgelijkste methoden tot V-vrouw wist te maken. Dit heeft fatale gevolgen gehad, onder andere de overval bij Baarschers te Winterswijk, met dodelijk gevolg, de arrestatie van zekere Koenen, die de bioscoop te Winterswijk in brand wist te steken en die daarop gepakt en geëxecuteerd werd. Voorts ziet hij Velle als de adviseur van de landwacht te Aalten.
De Proc.-fiscaal eiste tenslotte een straf, welke een lange periode van uitbanning uit de maatschappij waarborgt, nJ. twintig jaar gevangenisstraf zonder aftrek.
Velle uit Winterswijk krijgt 20 jaar.
16 APRIL 1949
Het bijzondere gerechtshof te Zutphen heeft de gewezen corpschef van politie te Winterswijk J. F. Velle, wegens opzettelijke hulpverlening aan de vijand en het blootstellen van landgenoten aan vervolging, overeenkomstig het requisitoir van de procureur fiscaal, veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf zonder aftrek van voorarrest, zulks in verband met V.’s herhaalde pogingen om te vluchten en met ontzetting uit de kiesrechten en uit het recht om bij de politie te dienen.
Velle arresteerde vele Joodse Nederlanders
05 OKTOBER 1950
Ook illegale werkers overgeleverd aan de Sicherheitsdienst
Jean Frangois VeJle, rechercheur, later tevens plaatsvervangend chef van de vroegere Documentatiedienst der Amsterdamse politie (nu: bureau Inlichtingendienst) stond heden voor de Bijzondere Strafkamer te Utrecht terecht beschuldigd van „activiteit en handelingen’’ in het belang van de Duitsers. Velle heeft in 1949 terecht gestaan voor het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem, dat hem veroordeelde tot twintig jaar gevangenisstraf. De Bijzondere Raad van Cassatie vernietigde dit vonnis en verwees de zaak naar de Utrechtse Strafkamer.
Zestien getuigen voor de Bijzondere Strafkamer
De dagvaarding roept een stoet van schimmen op, schimmen van tientallen Nederlanders, veelal van Joodsen bloede, die Velle in verschillende plaatsen van ons land heeft gearresteerd of in arrest laten stellen. Ook illegale werkers zijn er onder, „vervalsers” van persoonsbewijzen, mensen die wapens verborgen hielden enz. Het toenmalige documentatie-bureau van het hoofdbureau van politie te Amsterdam was feitelijk een verlengstuk van de Sicherheitspolizei. Heel wat „vuile” zaakjes heeft het voor de Duitsers opgeknapt. Velle had hierin, volgens de dagvaarding, een belangrijk aandeel. Tijdens zijn verhoor beweert Velle. dat hem niets bekend is van arrestaties van grote groepen Joodse Nederlanders in het voorjaar van 1941. Dat deze slachtoffers van de nazi-waanzin reeds enkele maanden na hun arrestatie in Buchenwald en Mauthausen waren omgekomen, Velle zegt dat nooit te hebben geweten, hetgeen zowel de rechters als de officier kennelijk in grote verbazing brengt.
Niet geweten
Mr. Drabbe, de officier: „Wist u ook niet. dat in 1942 de Hollandse Schouwburg werd gebruikt als verzamelplaats van Joodse Nederlanders, die naar Polen werden doorgestuurd?” Velle (ietwat, aarzelend): „Neen, Edelachtbare”. Nog meer is Velle ten laste gelegd: Samen met Maarten Kuyper heeft hij de heer Salomon Brandeis gearresteerd. Toen de arrestant hun ƒ 13.000 aanbood als hij vrij kwam hebben Velle en Kuyper dit geld in hun zak gestoken en de heer Brandeis vrij gelaten. Duidelijk blijkt ook, dat Velle in 1943 heeft samengewerkt of contact heeft gehad met de beruchte V-man Johnny de Droog, waardoor ook al weer enkele Joodse Nederlanders werden gearresteerd. Velle beweert, dat het zijn bedoeling was de mensen een beter onderduikadres te bezorgen. Bij het transport zijn Velle en zijn metgezellen gearresteerd. Velle was diezelfde avond al weer vrij…. Later werd hij lid van de Germaanse-SS!
Het getuigenverhoor duurde uren; niet minder dan zestien getuigen-vier a décharge-verschenen voor de president prof. mr. Scholten. De eerste is de vroegere Amsterdamse hoofdinspecteur van politie, D.Bakker, die thans ook gedetineerd is. Deze verklaarde o.m., dat Velle wel eens critiek heeft geuit op de handelingen van Lages en zijn staf. Samen met een aantal Joodse Amsterdammers waaronder de illegale werker Max Werkendam, die wapens in zijn bezit had is in December 1942 in de hoofdstad gearresteerd de heer C. F. van Wi11es, die later in vrijheid is gesteld. De heer Van Willes herkende na de bevrijding, tijdens een zorgvuldig voorbereide confrontatie in het interneringskamp Vught, zonder aarzelen Velle als een der politie-mannen, die de groep gevangen nam. Hij bevestigde, als getuige gehoord, met grote stelligheid zijn vroeger afgelegde verklaring. Velle trachtte het voor te stellen dat de heer Van Willes hem moet hebben herkend tijdens een inval bij een vergadering van de Nederlandse Unie. De heer Van Willes zei nooit lid te zijn geweest van de Ned. Unie en ook nooit een vergadering daarvan te hebben bijgewoond. „Velle heeft mij, Werkendam en de anderen gearresteerd”. hield hij strak vol. (De zitting duurt voort).
Eis tegen Velle achttien jaar
06 OKTOBER 1950 (Vaneen onZer verslaggevers)
Achttien jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest eiste donderdagmiddag mr Drabbe, officier van Justitie ij de Utrechtse Bijzondere Strafkamer, tegen Jean Francois Velle, die beschuldigd was van arrestatie van vele Joodse Nederlanders en illegale werkers. Velle, die aanvankelijk rechercheur was bij de Amsterdamse politie, klom onder het Duitse regime op tot inspecteur, chef van de Winterswijkse politie. Mr Drabbe voerde in zijn requisitoir aan. dat zijns inziens Veile meest gewerkt heeft in opdracht van zijn superieuren, maar dat hij het van harte heeft gedaan. Uitvoerig ging mr Drabbe nog eens na de tenlastelegging waarvan wij donderdag melding maakten in ons verslag van het eerste deel der rechtszitting en hij uitte zijn stellige zekerheid, dat Velle een werkzaam aandeel heeft gehad in de arrestatie van de groep-Werkendam. Ook het overgrote deel van de andere beschuldigingen achtte mr Drabbe onomstotelijk bewezen. Velles raadsman, mr F, P. van Ravenswaay. bestreed omstandig de bewijslast t.a.v. de arrestatie der groep-Werkendam. Ten aanzien van twee punten vroeg mr Van Ravenswaay vrijspraak. t.a.v. de andere een aanzienlijk mildere straf dan het Arnhemse Bijzonder Gerechtshof in eerste instantie oplegde. nl. twintig laar. Uitspraak over twee weken.
Velle voor Raad van Cassatie
05 MAART 1951
ZESTIEN JAAR GEëIST. De procureur-fiscaal bij de Bijzondere Raad van Cassatie heeft tegen J. F. Velle tot zestien jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest geconcludeerd. V. werd te Utrecht tot achttien jaar veroordeeld. Hij heeft tijdens de oorlog twee jaar dienst gedaan bij ’t bureau Inlichtingendienst en de zogenaamde documentatiedienst te Amsterdam, eerst als rechercheur, later als plaatsvervangend chef Voor de „Sicherheitspolizei” nam hij deel aan het opsporen, arresteren en verhoren van personen van wie velen van hun vrijheid beroofd werden of de dood vonden. Voorts heeft hij geld aangenomen voor vrijlating van een gevangene arresteerde hij enige Joodse landgenoten te Ede en had hij als corpschef van de politie te Winterswijk de hand in de arrestatie van een drietal personen. van wie een jongeman uit Winterswijk werd gefusilleerd. (ONJUIST-HANS) De Bijzondere Raad van Cassatie doet op 17 Maart uitspraak.
Verzwaarde straf voor Velle
WINTERSWIJK, 21-03-1951
De Bijzondere Raad van Cassatie heeft de gevangenisstraf van J. F. Velle, die werkzaam was voor de Sicherheitsdienst te Amsterdam en op 1 Maart 1943 tot opperluitenant van politie te Winterswijk werd benoemd, verhoogd van 16 tot 18 jaar. zonder aftrek van voorarrest.
Jean Francois Velle (‘Jaarsma’) – Wolfheze -Johnny de Droog – Neeltje Root -1943 Razzia van Wolfheze 23 juli 1943
KUIPERS-RIETBERG 51 jaar Roepnaam: Helena Voornamen: Helena Theodora Geboren: 26-05-1893 te Winterswijk Overleden:27-12-1944 te Ravensbrück Begraven: — Ouders: Hendrik Rietberg (31-05-1857 te Gorssel-overl.16-12-1927 te Winterswijk) en (getr.30-11-1880 te Winterswijk) Clara Christina Theodora Dulfer (21-02-1858 te Winterswijk- overl.02-06-1925 te Winterswijk) Partner: Pieter Heijo Kuipers (geb.05-06-1892 te Emmen-overl. 03-12-1978 te Winterswijk) Trouwdatum: 21-04-1921 te Winterswijk. Kinderen: Beroep: Huisvrouw Woonadres: Willinkstraat 9 te Winterswijk Groep:Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.983,no.:8 Verzetskruis postuum: 09-05-1946
Helena Theodora Kuipers-Rietberg 1893-1944, Verzetsvrouw
Helena Theodora Rietberg (‘Tante Riek’) werd op 26 mei 1893 te Winterswijk geboren. Ze was een dochter van Hendrik Rietberg, molenaar te Winterswijk, en Clara Dulfer. Op 21 april 1921 trouwde ze met Pieter Heyo Kuipers (1892-1978). Ze kregen vijf kinderen. Op 27 of 28 december 1944 stierf ze in het vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland.
Heleen Rietberg ging na het behalen van het HBS-diploma werken op het kantoor van haar vaders graanhandel in Winterswijk. Daarnaast werkte ze geregeld bij familieleden als hulp in de huishouding. Op 21 april 1921 trouwde Heleen met Pieter Heyo Kuipers, die na een verblijf van enkele jaren in Nederlands-Indië medefirmant van haar vader was geworden. Na haar huwelijk stopte ze met werken en nam ze de zorg over het gezin op zich. Ze kreeg vijf kinderen: Clara (1922), Eddie (1924), de tweeling Piet en Helmer (1926) en Heleen (1932). Naast haar huishoudelijke taken ontplooide Heleen Kuipers nogal wat activiteiten op maatschappelijk en kerkelijk terrein en was ze lid van verschillende organisaties. Zo was ze in 1932 medeoprichtster van de gereformeerde Vrouwenvereniging te Winterswijk en werd ze later hoofdbestuurslid van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen in Nederland, een functie die van groot belang is gebleken voor haar latere verzetswerk, vooral door de contacten die via deze bond tot stand kwamen met vrouwen die ook in het verzet actief waren.
Heleen Kuipers was een dominerende figuur. Ze was een vrouw met een duidelijk eigen mening die ze niet onder stoelen of banken stak, ze was belezen en kon makkelijk over een veelheid van onderwerpen meepraten. Ze was een sterke persoonlijkheid met een groot doorzettingsvermogen. Maar ook een zekere eerzucht was haar niet vreemd, maar het was een eerzucht die “ondergeschikt [was] gemaakt aan het doel”, zoals ds. Zwaal later verklaarde. Deze karaktereigenschappen hebben gemaakt dat Heleen Kuipers in de oorlogsjaren zo’n belangrijke rol kon spelen in de strijd tegen de Duitse bezetter.
Piet en Heleen Kuipers hadden een diepgeworteld geloof (ze waren lid van de Gereformeerde Kerk te Winterswijk), en uit dit geloof trokken ze ook consequenties voor hun leven en handelen. Toen de Duitse troepen op 10 mei 1940 Winterswijk binnenvielen, reageerde Heleen Kuipers fel, veel feller dan haar man. Ze haatte de bezetter vanaf het begin en bad vurig om Gods hulp, opdat de vreemde invaller verdreven zou worden. Het was een haat die niet alleen gericht was tegen personen, tegen soldaten of tegen tanks. Heleen Kuipers ging veel verder. Met name de ideeën van het nationaal-socialisme keurde ze af met een felheid, haar karakter eigen. Ze waren een gevaar voor christelijk Nederland en Heleen Kuipers was zich sterk bewust van de schadelijke invloed die van deze verderfelijke ideeën op vooral jonge mensen uit kon gaan.
Vanuit deze achtergrond moet ook het ontstaan van het verzet van Piet en Heleen Kuipers begrepen worden. Vanaf het begin van de oorlog maakte Heleen Kuipers tijdens allerlei bijeenkomsten en vergaderingen, bijvoorbeeld van de gereformeerde mannen- en vrouwenverenigingen, propaganda tegen het nazisme en riep zij jonge mannen op zich niet voor de Arbeidsdienst te melden. Heleen Kuipers verfoeide in de Arbeidsdienst vooral het corrumperende karakter. Op dit propaganda maken lag in de beginjaren veel meer de nadruk dan op het praktische werk. Piet Kuipers zei over die periode het volgende: “Mijn vrouw is niet begonnen om een groot opgezette LO-aktie te beginnen. Ik meen, dat het begin was, dat de jongens in de arbeidsdienst moesten. Mijn vrouw en ik stonden met veel jongelui en organisaties in contact. Mijn vrouw heeft zich daarvoor erg druk gemaakt. Het gevolg was dan ook, dat van de jongens van christelijken huize er maar één gegaan is; de anderen zijn door ons weggewerkt.” Maar al gauw werd ook het praktische verzetswerk belangrijk. De jongens die om hulp kwamen, moesten aan onderduikadressen geholpen worden. Samen met een aantal anderen in Winterswijk zorgde met name Piet Kuipers ervoor dat veel onderduikers in de Achterhoek een plek konden vinden.
De eerste jaren van de oorlog had de hulp aan onderduikers een wat ad hoc en lokaal karakter. Weliswaar waren er contacten met andere delen van Nederland, maar van een duidelijke organisatie was nog geen sprake. In 1942 kwam daar verandering in. Op een zondag in oktober kwam ds. Frits Slomp (‘Frits de Zwerver’) naar Winterswijk. Hij was al een tijd op de vlucht voor de Duitsers, die hem om zijn talrijke antiDuitse toespraken wilden arresteren. Hij werd in contact gebracht met het echtpaar Kuipers, dat probeerde hem te stimuleren met zijn werk door te gaan. Tijdens het gesprek toen plaatsvond, werd Slomp gewonnen voor het idee van een landelijk georganiseerde hulp aan onderduikers, een idee dat al eerder tussen Piet en Heleen Kuipers en onder anderen J. van Manen uit Driebergen besproken was. Over het algemeen wordt dit gesprek gezien als het moment waarop de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (de LO) is ontstaan. Slomp gaf later het gesprek als volgt weer: “Toen dacht ik [Heleen Kuipers, E.K.] bij mezelf: ‘ik heb mijn man gevonden. […] Ik heb hier en daar al jongens laten onderduiken, ik heb joden opgeborgen, maar je weet toch uiteindelijk er geen weg meer mee. Wij moeten een organisatie stichten opdat wij die onderduikers een plaats kunnen geven. En nu dacht ik dat jij dat moest doen, dat je ’t land door moet om de mensen warm daarvoor te maken.’ Ik zeg: ‘Maar dat durf ik niet. Waar ik kom […], daar ga ik heen op de fiets, maar ik durf niet in de trein te reizen.’ En toen sprak ze dit woord dat ik nooit zal vergeten. Ze keek me aan en zei: ‘Kerel, zou ’t nou zo erg zijn als jij om het leven kwam en als er duizenden jongens gered worden?’ Ik heb daar niks meer op kunnen zeggen.” In het najaar van 1942 begon Slomp aan zijn reis door het land om zoveel mogelijk mensen tot actief verzet op te roepen. In december 1942 werden de belangrijkste verbindingsmannen door Slomp in Zwolle bijeengeroepen, onder wie Piet en Heleen Kuipers. De LO was een feit. Heleen Kuipers woonde als afgevaardigde van Winterswijk de meeste vergaderingen bij, omdat zij door haar bestuursfuncties makkelijker en zonder argwaan te wekken op reis kon.
In de volgende oorlogsjaren bleven Piet en Heleen Kuipers actief betrokken bij het werk van de LO. Op 24 mei 1944 werd Piet Kuipers echter gewaarschuwd dat het voor hen te gevaarlijk werd in Winterswijk. Via via waren de Duitsers hen op het spoor gekomen en op die bewuste dag zouden ze gearresteerd worden. Ze besloten hals over kop onder te duiken. Met de trein gingen ze naar Arnhem, met de gedachte na een paar dagen weer terug te keren als alles weer veilig zou zijn. Maar in Arnhem bleek dat het voorlopig uitgesloten was terug te keren, waarop ze onderdoken bij de familie Van Schuppen in Bennekom. Daar kregen ze te horen dat ze zich absoluut niet meer met verzetswerk mochten bezighouden, omdat dat voor Van Schuppen, die als fabrikant contacten met de Duitsers had, te gevaarlijk was. Maar vooral Heleen Kuipers kon niet stil zitten. Ze kon het niet verkroppen dat het werk dat ze begonnen was, onafgemaakt bleef, en het echtpaar besloot met behulp van valse persoonsbewijzen een nieuwe poging te wagen. Maar degene die de persoonsbewijzen zou leveren, werd door de Duitsers gearresteerd. Op 18 augustus 1944 werden Piet en Heleen Kuipers opgepakt. De Duitsers waren bijzonder blij dat ze ‘Tante Riek’ (zoals haar bijnaam in het verzet luidde) te pakken hadden, omdat ze ervan overtuigd waren dat deze vrouw het middelpunt was van de hele illegale beweging. Piet en Heleen Kuipers werden in de koepelgevangenis te Arnhem vastgezet. Na een aantal dagen werd Piet Kuipers vrijgelaten, waarschijnlijk om via hem andere leden van de illegaliteit op het spoor te komen, wat niet lukte omdat hij kans zag zijn onderduikadres in Ratum bij Winterswijk te bereiken. Heleen Kuipers werd op transport gezet naar Vught en op 7 september 1944 naar het vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland gebracht. Uit de trein wist ze een op een wc-papiertje geschreven laatste groet aan haar familie te gooien: “Lieve Piet en kinderen. Zitten in de wagons te wachten op transport. Waarheen? We weten het niet. Wees Gode bevolen. Bidt voor elkaar. Je je liefhebbende moeder.”
Op 9 september 1944 kwam Heleen Kuipers in Ravensbrück aan. Ze moest direct opgenomen worden in de ziekenafdeling, omdat ze een open wond aan haar voet opgelopen had. Na een week werd ze in een van de woonblokken geplaatst. Ook hier was ze een vrouw die de anderen tot steun was en bleef getuigen van haar vertrouwen in God. Op 27 of 28 december 1944 overleed ‘Tante Riek’ aan de gevolgen van tyfus. Na de oorlog werd zij gezien als de oprichtster van de LO en als het symbool van de vrouw in het verzet.
KOENEN 23 jaar Roepnaam: Wim Voornamen: Wilhelmus Johannes Geboren: 13-09-1920 te Meerlo Overleden:04-09-1944 te Vught Begraven: Asputten Kamp Vught Ouders: Cornelis Hendrikus Koenen (25-11-1889 te Maashees-overl.17-04-1958 te Winterswijk) en (getr.16-10-1916 te Boxtel) Anna Catharina van Roosmalen (05-02-1893 te- overl…-..-..te) Beroep: Electromonteur Woonadres:Zonnebrink 27 te Winterswijk Groep: Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.977, no.: 4 ‘Deppner-executies’
Op 28 juli werd Wim Koenen wederom gearresteerd en direct overgebracht naar kamp Vught, waar hij op 4 september 1944 werd gefusilleerd. B. Thobokholt uit Groningen, medegevangene en overlevende schreef na de oorlog een brief aan Wim’s ouders:
‘Wim lag op de ziekenzaal met een lichte dysenterie. Op 4 september 1944 werd zijn naam afgeroepen in de ziekenzaal. Wim wist toen ‘hoe laat het was’. Tevoren waren al diverse gevangenen gefusilleerd. Hij moest zich aankleden en kreeg daarvoor nog een half uur. Zijn lotgenoten probeerden hem nog op te beuren. Wim reageerde kalm. ‘Ik weet waarom het gaat. Laten wij elkaar niets wijsmaken’. Hij ging rustig op zijn bed zitten, peuzelde nog wat aan zijn brood wat hij net ontvangen had en bad in stilte. Een half uur later werd het vonnis voltrokken.
‘Het gehele verzet opgerold’
De drie zonen van Boekhandel Baarschers in de Meddosestraat verafschuwen de bezetting van Nederland door de Duitsers en willen zich hier dan ook niet bij neerleggen. Ze raken dan ook betrokken bij het Winterswijkse verzet en zullen hier dan ook voor inzetten. Johan is de oudste van de drie en ten tijde van de aanvang van de oorlog (1940) 22 jaar, Henk is dan 20 en Herman 14 jaar. Ook hun zus Titia, dan 16 jaar, laat zich niet onbetuigd. Johan werkte in Amsterdam bij een drukkerij en zat ten tijde van de inval aldaar. Henk als dienstplichtig militair en gelegerd te Valkenburg. Na de capitulatie op 15 mei van Nederland, verloor Johan zijn baan en kwam terug naar Winterswijk, waar hij eerst te werk kwam op het distributiekantoor. Echter dit werk beviel hem, buiten het achteroverdrukken van bonnen, niet en ging hij werken bij zijn oude schoolkameraad Wim Demkes, welke een drukkerij had in de Misterstraat. Henk, was ongeschonden uit de strijd gekomen bij Valkenburg en kon zijn werk hervatten in de boekhandel van zijn vader. Wim Demkes had contacten met de illegaliteit en daardoor rolde er ‘s avonds ook wel ander drukwerk van de pers dan familiedrukwerk. En ook Johan was daar niet vies van. Hij specialiseerde zich in ‘Rückkehrscheine’ ten behoeve van afgekeurde dwangarbeiders. Maar daarvoor had hij stempels nodig. Toen Johan met zijn vriendin Koos Hallewas, verpleegster in het Alg.ziekenhuis, op bezoek ging bij haar ouders in Wageningen, ontdekte hij achter Hotel De Wereld, linoleumtegels welke uitstekend geschikt waren om stempels uit te snijden. Johan vervaardigde hiervan in Winterswijk stempels van ‘Arbeitsambt’ Leipzig en Dresden. Op zijn broer Henk werd getest of dit ging werken. Na zes weken onderduik in Eibergen, kwam Henk terug uit ‘Leipzig’ met vals papieren en stempel.’Afgekeurd’. Het werkte. Henk meldde zich bij het arbeidsbureau en werd nu te werk gesteld bij textielfabriek Meijerink. Johan kan nu verder met zijn illegale activiteiten en weet samen met stempelfabrikant Verhees uit ‘s Hertogenbosch meerdere stempels te produceren, om zo nog meer onderduikers en dwangarbeiders te kunnen helpen. De groep waar ook Mevr.Kuipers-Rietberg van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers zich inzet. Maar ook Johan werd opgeroepen voor werk in Duitsland en wordt tewerkgesteld bij de firma Ahlers in Bocholt. Maar na enkele weken koos Johan voor de onderduik en al snel kwam er een opsporingsbevel met de aantekening ‘Beim antreffen zu erschiessen’ Een groot deel van 1943 zwierf hij door Nederland. Soms thuis in Winterswijk, maar ook in Wageningen en Amsterdam. De jacht op Johan was echter geopend en Johan dook onder op een boerderij in Rekken, welk adres hij had gekregen van zijn broer Henk. Via Henk duikt hij hierna onder in Hengelo Overijssel als ‘Gerard Veldman’ en heeft werk in een drukkerij, waar hij zich wederom bezighoud met illegale activiteiten.
Broer Henk, die tewerkgesteld was bij Meijerink, krijgt van deze ruimte om zich bezig te blijven houden in Winterswijk in het verzet. Samen met vele anderen, waaronder Wim Koenen,Joh. Jansen, J.W.Baretta en H.Th.Bekker. Om aan onderdelen te komen voor een geheime zender, wordt op 3 januari 1944 een inbraak gehouden bij Radio Woordes op de Wheme voor twee versterkers en op 1 maart 1944 diefstal van een telefoonhoorn op het postkantoor door Henk en Joh.Jansen. Veel was er mogelijk in Winterswijk, aangezien korpschef Feberwee beslist geen held was en al helemaal niet in het donker. Maar waar de verzetsgroep waarschijnlijk geen rekening mee had gehouden was, dat deze zou vertrekken per 1 april 1944 en zou worden opgevolgd door Jean Francois Velle, die vanaf 1 maart zijn intrede deed. Op 21 maart wordt er echter alweer een inbraak gepland en dit keer de bioscoop in de Meddosestraat. Ook daar worden onderdelen buitgemaakt voor de zender en tevens brand gesticht om sporen uit te wissen. Daar laat Wim Koenen echter zijn fiets voor het pand van Gijsbers staan en dat zal de verzetsgroep opbreken. De volgende dag al, 22 maart 1944 wordt Wim gearresteerd. Ook meester J.W.Baretta (hoofd School O) en Mej.Schutte (onderwijzeres School O) worden gearresteerd i.v.m. in het bezit hebben van gestolen goederen, maar deze beiden worden op 25 maart 1944 alweer vrijgelaten. Ook werd er nog gezocht naar Joh.Jansen, die werkzaam was op het arbeidsbureau, maar deze was inmiddels ondergedoken. Wim Koenen wordt door J.F.Velle bij het verhoor bloedig mishandeld en op vrijdag 25 maart overgebracht naar Zutphen.
Nu wordt het echter heel spannend in Winterswijk. Als Wim Koenen gaat praten, dan kan het zeer grote gevolgen hebben voor het gehele verzet in Winterswijk. Wim houdt echter zijn mond stijf dicht en daardoor blijft het in eerste instantie vrij rustig.
Wel wordt ook het 20-jarige vriendinnetje van Wim gearresteerd en op advies van haar ouders geeft zij de S.D.en J.F.Velle informatie over het verzet om repressaillemaatregelen te voorkomen. Zij zal de naam van Henk Baarschers in deze genoemd hebben, want de SD en J.F.Velle besluiten over te gaan tot de arrestatie van hem. Het 20-jarige vriendinnetje van Wim wordt hierbij ingezet om hem in de val te lokken.
Dinsdagavond 23 mei 1944 is het zover. Het vriendinnetje moet Henk een revolver overhandigen, zodat ze een reden hebben om een inval te doen en Henk te arresteren. Om 22.40 uur is zij bij de fam.Baarschers en om 23.00 uur komt Henk thuis van illegale activiteiten die avond. In het magazijn van de boekhandel overhandigd zij Henk het revolver en vertrek daarna alweer snel. Direct daarna vind de inval plaats. Zoon Herman, inmiddels 18 jaar, die de deur opent, krijgt van politie-agent Luijsterburg direct een pistool onder zijn neus gedrukt. De boekhandel bleek al vanaf 21.30 ‘s avonds omsingeld te zijn. Henk en Herman worden beide gearresteerd en ook werd gezocht naar Johan. Zus Titia en vader en moeder Baarschers worden met rust gelaten. Beide worden ze naar het politie-bureau gebracht dat toen gevestigd was onder het oude Raadhuis op de Balinkes. Op de hoek van de Torenstraat weet Henk Luijsterburg nog een flinke trap te verkopen. Die nacht worden ze verscheidene keren verhoord en ‘s morgens om 05.30 wordt Herman weer vrijgelaten. Henk heeft hiervoor gepleit, dat hij er niets mee te maken heeft. Die nacht worden er echter meer van hun bed gelicht: B.Walvoort, W.Lelieveld, Meynen en Mej.Gerda Nijland. In ‘s Hertogenbosch wordt L.Verhees gearresteerd en ook hij zal overgebracht worden naar Winterswijk. Titia Baarschers weet woensdagmorgen 24 mei 1944, via een vriendin de KP in Aalten te waarschuwen wat er die nacht gebeurd is. Woensdagmorgen wordt Henk door J.F.Velle zwaar mishandeld om hem tot praten te dwingen..Daarbij moet hij op gegeven moment de naam noemen van Lelieveld, als leverancier van de bij hem gevonden bonkaarten. Lelieveld op zijn beurt moet daarna de namen noemen van ‘Tante Riek’ en Piet Kuipers, maar intussen weet hij dat deze al gewaarschuwd zijn. Waarschijnlijk door politie-agent K. Gunnink, maar kan ook Renshof of Odink geweest zijn. Mej. Gerda Nijland wordt die dag echter weer ontslagen, maar moet zich wel beschikbaar houden voor de S.D. Mevr.Kuipers en haar man maken aanstalten om onder te duiken en besluiten de trein van 19.00 uur te nemen. Echter worden ze om 15.00 uur gewaarschuwd, dat de arrestatie al om 16.00 uur gaat plaats vinden, waardoor zij besluiten de trein van 16.00 uur te nemen. Donderdag 25 mei wordt ook L.Verhees uit ‘s-Hertogenbosch overgebracht naar Winterswijk en wordt B. Walvoort ontslagen uit gevangenschap. W.Lelieveld en hij hadden daarvoor nog geprobeerd te vluchten.Ook de twee kinderen van Mevr.en Men.Kuipers worden gearresteerd, P.H.en H.G.Kuipers. Vrijdag 26 mei wordt Meynen ontslagen, maar worden Henk Baarschers, J.J.A.Verhees en W.D.Lelieveld op transport gesteld naar Arnhem, onder begeleiding van Luijsterburg. Maandag 28 mei worden de broers Kuipers weer vrijgelaten op last van de opperluitenant v.d. brandweerpolitie. Woensdag 23 mei heeft Herman Baarschers zijn broer Johan, middels een brief al helemaal op de hoogte gesteld van de arrestatie van zijn broer.
Daarna wordt het stil in Winterswijk. Het verzet is rake klappen uitgedeeld. Wim Koenen (gearresteerd), Henk Baarschers (gearresteerd), Mevr.Kuipers-Rietberg (ondergedoken) P. Kuipers (ondergedoken), W. Lelieveld (gearresteerd) en Jaq.Verhees (gearresteerd). Op 1 mei was ook al de mede-oprichter van de L.O., Ds.Slomp gearresteerd bij Ruurlo door twee marechaussee’s. Deze wordt echter alweer op 11 mei bevrijdt uit de Koepelgevangenis door de div.knokploegen. Op 11 juni wordt er weer een overval gepleegd, maar dit keer op het Huis van Bewaring te Arnhem, om zeker Eef Zwarts te bevrijden. Daarbij worden 54 gevangenen bevrijdt. Henk Baarschers en Jaq. Verhees zouden geen gebruik hebben gemaakt v.d. deze bevrijding. Dezelfde avond wordt tevens een overval gepleegd op het Huis van Bewaring te Zutphen, waar Wim Koenen bevrijdt dient te worden. Ook deze overval lukt. Zelfs met Knokploeg-leden, welke ook die dag in Arnhem betrokken waren bij de overval. Wim Koenen houdt zich enkele weken schuil in het Korenburgerveen, waar hij ook nog bezoek heeft gehad van zijn vader en broer. Op 28 juli wil hij verhaal gaan halen bij zijn vriendin te Nijmegen, welke het verraad heeft gepleegd. Hij wordt dan direct gearresteerd en overgebracht naar kamp Amersfoort (of Vught- niet helemaal duidelijk). Op 18 augustus 1944 wordt het echtpaar Kuipers gearresteerd op hun schuiladres te Bennekom en overgebracht naar Arnhem. Dhr. Kuipers wordt na een paar dagen vrij gelaten, in de hoop dat ze door zijn wandelgangen meerdere verzetsstrijders in beeld krijgen. Hij duikt echter snel onder bij de familie Tolkamp in Ratum. Mevr.Heleen Kuipers-Rietberg wordt op 25 augustus naar kamp Vught gebracht. Op 2 september wordt ook Henk Baarschers naar Vught gebracht. Rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) leek Nederland ieder moment bevrijdt te worden door de geallieerden en werden op kamp Vught vele maatregelen genomen en diende Kamp Vught zo snel mogelijk ontruimt te worden. Wim Koenen werd op 4 september 1944 gefusilleerd en Henk Baarschers op 5 september. Mevr. Kuipers-Rietberg werd op 7 september overgebracht naar vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland, waar zij kwam te overlijden op 26 of 27 december 1944. September 1944 werd ook J.Jansen, 19 jaar en werkzaam geweest op het Arbeidsbureau naar Neuengamme overgebracht en op 13 oktober 1944 ook Jaq.Verhees en W. Lelieveld. J.Jansen komt op 2 december 1944 te overlijden, maar Jaq. Verhees en W. Lelieveld weten de ontberingen te doorstaan en keren in april 1945 weer terug. 15 Oktober 1944 was ook nog ‘Ome Jan Wikkerink’, groot verzetsstrijder uit Aalten en behorende tot de groep L.O., gearresteerd, maar deze wordt na twee dagen bevrijdt en weet onder te duiken. Jean Francois Velle, de Korpscommandant te Winterswijk vanaf 1 april 1944, had in slechts enkele maanden het gehele Winterswijkse verzet opgerold. Op 1 augustus 1944 werd hij ontslagen in Winterswijk en moest 21 augustus 1944 verlaten.
1 mei Ds.Slomp gearresteerd bij Ruurlo door twee marechaussee’s. Gaat naar Zutphen en daarna Arnhem (3 mei zit hij daar) (cel 56) 11 mei Ds.Slomp bevrijdt 11 Juni Koenen bevrijdt in Zutphen ( op voordracht van Mevr.Rietberg) 11 Juni ook inval in Arnhem, maar Baarschers en Verhees blijven. 54 bevrijdt. 07 juli zelfmoord huishoudster Velle 28 Juli Koenen opnieuw gearresteerd. Nu naar Amerfoort 01 augustus ontslag Velle 16 augustus K.Gunnink gearresteerd/ snel vrijgelaten. op 2 sept. ondergedoken. 18 augustus wordt ‘echtpaar De Vries’ gearresteerd (Fam.Kuipers) gaan naar Arnhem 21 augustus van Egmond 25 augustus: Tante Riek naar Vught 2 september: Baarschers van Amersfoort naar Vught 7 september: Tante Riek naar Ravensbruck 13 oktober: Lelieveld naar Neuengamme. April 1945 terug. 15 oktober Ome Jan Wikkerink gearresteerd. Even later alweer bevrijdt. Baretta heeft tevens vast gezeten en zou bevrijdt worden door KP ploeg met ‘goede’ politie-agenten, echter hij werd vrijgelaten. Wanne
Aantekeningen:
Ook een ‘Nakken’ zou betrokken zijn geweest bij het verzet. Boek. Dr.W.P.C.bos, blz.263
BEERNINK 35 jaar Roepnaam: Henk Voornamen: Hendrik Dirk Jan Geboren:03-02-1910 te Lichtenvoorde Overleden:08-02-1945 te Zwolle Begraven: Gem. Begraafplaats Kranenburg te Zwolle, Vak A No.14 Ouders: Evert Jan Beernink (05-05-1880 te Aalten-overl.21-08-1971 te Winterswijk) en (getr.25-05-1906 te Winterswijk) Hendrika Slijtermeilink (03-04-1886 te Vorden- overl.25-08-1974.te Winterswijk) Partner: Hendrika Alberta te Riet (24-08-1913 te Eibergen-overl.14-04-1992 te Zwolle) Trouwdatum: 21-05-1938 te Winterswijk Beroep: Telegraafwerker NS Woonadres: Morgenzonweg 38 (1916-1939) te Winterswijk Groep: Verzet Monument: Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.786 no.9 Verzetsherdenkingskruis: 25-07-1952 Medal of Freedom with Bronze Palm:21-10-1946 Yad Vashem : nr.9140: 2000
Henk Beernink werd in 1910 te Lichtenvoorde geboren en verhuisde op 6 jarige leeftijd naar Winterswijk. In 1938 trouwde hij te Winterswijk met Hendrika te Riet uit Eibergen en samen verhuisden zij in 1939 naar de Harculosestraat 6 te Zwolle. In Winterswijk woonden zij aan de Morgenzonweg 38 en Henk Beernink – opgegroeid en gehuwd in Winterswijk- was evenals zijn vader werkzaam bij de spoorwegen.
In Zwolle ging Henk in 1939 aan het werk als telegraafwerker bij de Ned..Spoorwegen. In 1940 werd hun dochtertje Rineke geboren. In de oorlog was hij de leider van de verzetsgroep ‘De Groene’, die bestond uit een kern van twintig man. Ook Beernink’s vrouw was actief in het verzet. De groep heeft honderden mensen geholpen.
Henk Beernink is doodgeschoten bij een inval van de Duitsers in het Katholieke ziekenhuis te Zwolle op 8 februari 1945.
Op 8 februari 1946 werd de naam Harculosestraat gewijzigd in Beerninkstraat.
Henk Beernink (1910-1945) Hendrik Dirk Jan Beernink begon in Zwolle zijn eigen verzetsgroep en verleende waar de verzetsgroep maar hulp kon bieden haar medewerking.
De verzetsgroep bestond uit vervalsers van papieren, KP-ers, verzorgen (verstrekken van bonkaarten) van onderduikers, makers en verspreiders van het verzetskrantje enz.enz. Een groot leider was hij niet, maar wist altijd wel de juiste mensen om zich heen te vinden voor zijn verzetsgroep.
Ook thuis bij Henk Beernink waren altijd volop activiteiten van de verzetsgroep, waarbij zijn vrouw Riek Beernink-te Riet zijn rechterhand was. Nooit was iets een probleem. Eeters, slapers en altijd een komen en gaan van mensen.
In het najaar van 1942 kreeg de verzetsgroep nieuwe impulsen door contacten van Henk met plaatsgenoot Arie Bijl, welke werkzaam was voor de OD en tevens voor de Landelijke Organisatie van Onderduikers (van ‘Tante Riek’) Nu ging de verzetsgroep ook werkzaamheden verrichten voor deze groep.
Henk verscheen daardoor steeds minder op zijn werk bij de NS, maar problemen leverde dit niet op, want zijn chef liet het verzuim oogluikend toe. Later kwam Henk helemaal niet meer op zijn werk, want het verzetswerk eiste al zijn tijd op.
Op 28 april 1943 werd Arie Bijl gearresteerd en ging Henk Beernink, opererend onder de schuilnaam ‘De Groene’ door met zijn verzetswerk. Moest Henk soms zelf ook onderduiken dan deed hij dat bij ‘Moeder Overste’ van het RK Ziekenhuis te Zwolle.
Vrijwel alles werd aangepakt. Joodse onderduikers die geholpen moesten worden (zelf heeft Beernink en zijn vrouw een jaar lang joodse onderduikers in huis gehad, welke de oorlog overleeft hebben), voorvluchtige piloten die ondergebracht moesten worden, het maken en verspreiden van de illegale verzetskrant en geld inzamelen voor financiering onderduikers.
Er werd samengewerkt met andere illegale groepjes, maar ook zelfstandig werkzame individuen. Alle werkzaamheden hield Beernink hierbij in eigen hand.
Beerninks netwerk bestond uit een kring van goed geïnformeerden, die wisten wat er gedaan moest worden en waarom, met daaromheen mensen die alleen opdrachten uitvoerden, zonder de achtergronden ervan precies te kennen. Hoewel Beernink als leider binnen zijn groep vrijwel onomstreden was, trad hij niet directief op. Delegeren lag hem kennelijk niet.
Altijd als er een opdracht kwam was het: ‘We zitten met dit probleem, wat zullen we eraan doen? Overvallen op distributie-kantoren, sabotage’s. Niets was te gek.
Najaar 1944, met de bevrijding in het zicht, nam de nonchalance en de drang tot gewapend optreden bij de ‘doeners’ onder Beerninks medewerkers toe. Tot die tijd was alles nog goed gegaan. Zwolle was een stad vol Duitsers geworden en waakzaamheid zou zeker geboden zijn.
In augustus 1944 voerde hij met KP-leider Andries Kalter besprekingen over ‘aanschaf’ van wapens. Deze wilde hier echter niet aan meewerken, i.v.m. de reputatie van ‘De groene’, als ‘wilde actie doeners’.
En dat gebeurde nog wel eens. Op Dolle Dinsdag 5 september 1944 werd de Radio-distributiedienst overvallen en las Henk een boodschap voor op de radio: ‘Leve de Koningin, Leve het Vaderland’. Velen in Zwolle dachten toen de stem van Prins Bernhard te herkennen. Echter de vrijheid was nog niet daar en was de boodschap erg voorbarig.
De meest geruchtmakende actie van ‘De Groene’ was op 2 oktober 1944 de overval op het Huis van Bewaring in Zwolle. Drie medewerkers van Henk, waren nml.bij een razzia gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring. Uit angst dat zij zouden gaan ‘praten’, werd besloten een overval te beramen om hen te bevrijden.
De directeur van de gevangenis had hen informatie verstrekt omtrent de situatie aldaar. Van een andere verzetsgroep werden Duitse uniformen verkregen.
Op 2 oktober 1944 rijden zij ‘s middags om 13.00 uur naar het Huis van Bewaring Vier personen, waarvan drie in Duits uniform en een in burgerkleding als zogenaamde gevangene welke zij kwamen afleveren.
Met hulp van binnenuit van Nederlandse gevangenis bewakers was de hele actie in drie minuten gedaan. Een Duitse bewaker, welke helemaal verdiept was in het plaatjes kijken in de voor mannen zo bekende boekjes, werd helemaal door de actie verrast.
Echter de bevrijders vertrokken niet alleen met de drie gehoopte medewerkers, maar tevens nog met een extra gevangene. Iedereen wist veilig onder te duiken .
Echter op 8 februari, vlak voor het einde van de oorlog gaat het helemaal mis. Het RK Ziekenhuis van ‘Moeder Overste’ was een toevluchtsoord van illegaliteit en tevens de lokatie van de geheime zender.
Om 10.30 werd er een inval gepleegd door de Duitsers. Henk Beernink zelf komt op dat moment net aan fietsen, zonder dat hij in de gaten heeft wat er gaande is. Zodra Henk Beernink door heeft wat er zich afspeeld, besluit hij rustig te vertrekken. Bij de uitrit stonden twee Duitsers in uniform en ‘door de angst’ dat Henk een pistool trekt, wordt hij resoluut op dat moment doodgeschoten.
Op dat moment weten zij nog niet wie Henk is. Later wordt pas bekend dat zij de grote leider van de verzetsgroep ‘De Groene’ hebben gedood. Henk’s vrouw Riek, die in de buurt was, vernam snel dat het om haar man ging en besloot samen met haar dochter te vluchtten op de fiets naar familie in Neede.
Henk Beernink’s ouders krijgen op 16 februari 1944 in Winterswijk Ds. A.G.Kloots aan de deur met het bericht van Henk’s overlijden. Henk Beernink werd op dinsdag 12 juni 1944 met militaire eer begraven op begraafplaats Kranenburg te Zwolle. De gemeente Zwolle heeft hem geeerd door op 8 februari 1946 de straat waar hij aan woonde, de Harculosestraat, om te dopen in de Beerninkstraat.
Bronnen: Coen Hilbrink. De ondergrondse: illegaliteit in Overijssel, 1940-1945. 1998 Wikipedia Wim Scholtz, Winterswijk
BAARSCHERS 24 jaar Roepnaam: Henk Voornamen: Hendrik Geboren:05-08-1920 te Winterswijk Overleden:05-09-1944 te Vught Begraven: Asputten Kamp Vught Ouders: Hendrik Bernard Baarschers (21-11-1875 te Winterswijk -overl…-..-..) en (getr.18-10-1912 te Winterswijk) Harmina Kappers (16-12-1882 te Winterswijk -overl.20-08-1977 te Winterswijk) (Vader ere-lid Ver.Volksfeest) Beroep: Boekhandelaar Woonadres: Meddosestraat 6 te Winterswijk Groep: Verzet Monument: Erelijst van Gevallenen 1940-1945 pag.902,no.9. ‘Deppner-executies’
‘Het gehele verzet opgerold’
De drie zonen van Boekhandel Baarschers in de Meddosestraat verafschuwen de bezetting van Nederland door de Duitsers en willen zich hier dan ook niet bij neerleggen. Ze raken dan ook betrokken bij het Winterswijkse verzet en zullen hier dan ook voor inzetten. Johan is de oudste van de drie en ten tijde van de aanvang van de oorlog (1940) 22 jaar, Henk is dan 20 en Herman 14 jaar. Ook hun zus Titia, dan 16 jaar, laat zich niet onbetuigd. Johan werkte in Amsterdam bij een drukkerij en zat ten tijde van de inval aldaar. Henk als dienstplichtig militair en gelegerd te Valkenburg. Na de capitulatie op 15 mei van Nederland, verloor Johan zijn baan en kwam terug naar Winterswijk, waar hij eerst te werk kwam op het distributiekantoor. Echter dit werk beviel hem, buiten het achteroverdrukken van bonnen, niet en ging hij werken bij zijn oude schoolkameraad Wim Demkes, welke een drukkerij had in de Misterstraat. Henk, was ongeschonden uit de strijd gekomen bij Valkenburg en kon zijn werk hervatten in de boekhandel van zijn vader. Wim Demkes had contacten met de illegaliteit en daardoor rolde er ‘s avonds ook wel ander drukwerk van de pers dan familiedrukwerk. En ook Johan was daar niet vies van. Hij specialiseerde zich in ‘Rückkehrscheine’ ten behoeve van afgekeurde dwangarbeiders. Maar daarvoor had hij stempels nodig. Toen Johan met zijn vriendin Koos Hallewas, verpleegster in het Alg.ziekenhuis, op bezoek ging bij haar ouders in Wageningen, ontdekte hij achter Hotel De Wereld, linoleumtegels welke uitstekend geschikt waren om stempels uit te snijden. Johan vervaardigde hiervan in Winterswijk stempels van ‘Arbeitsambt’ Leipzig en Dresden. Op zijn broer Henk werd getest of dit ging werken. Na zes weken onderduik in Eibergen, kwam Henk terug uit ‘Leipzig’ met vals papieren en stempel.’Afgekeurd’. Het werkte. Henk meldde zich bij het arbeidsbureau en werd nu te werk gesteld bij textielfabriek Meijerink. Johan kan nu verder met zijn illegale activiteiten en weet samen met stempelfabrikant Verhees uit ‘s Hertogenbosch meerdere stempels te produceren, om zo nog meer onderduikers en dwangarbeiders te kunnen helpen. De groep waar ook Mevr.Kuipers-Rietberg van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers zich inzet. Maar ook Johan werd opgeroepen voor werk in Duitsland en wordt tewerkgesteld bij de firma Ahlers in Bocholt. Maar na enkele weken koos Johan voor de onderduik en al snel kwam er een opsporingsbevel met de aantekening ‘Beim antreffen zu erschiessen’ Een groot deel van 1943 zwierf hij door Nederland. Soms thuis in Winterswijk, maar ook in Wageningen en Amsterdam. De jacht op Johan was echter geopend en Johan dook onder op een boerderij in Rekken, welk adres hij had gekregen van zijn broer Henk. Via Henk duikt hij hierna onder in Hengelo Overijssel als ‘Gerard Veldman’ en heeft werk in een drukkerij, waar hij zich wederom bezighoud met illegale activiteiten.
Broer Henk, die tewerkgesteld was bij Meijerink, krijgt van deze ruimte om zich bezig te blijven houden in Winterswijk in het verzet. Samen met vele anderen, waaronder Wim Koenen,Joh. Jansen, J.W.Baretta en H.Th.Bekker. Om aan onderdelen te komen voor een geheime zender, wordt op 3 januari 1944 een inbraak gehouden bij Radio Woordes op de Wheme voor twee versterkers en op 1 maart 1944 diefstal van een telefoonhoorn op het postkantoor door Henk en Joh.Jansen. Veel was er mogelijk in Winterswijk, aangezien korpschef Feberwee beslist geen held was en al helemaal niet in het donker. Maar waar de verzetsgroep waarschijnlijk geen rekening mee had gehouden was, dat deze zou vertrekken per 1 april 1944 en zou worden opgevolgd door Jean Francois Velle, die vanaf 1 maart zijn intrede deed. Op 21 maart wordt er echter alweer een inbraak gepland en dit keer de bioscoop in de Meddosestraat. Ook daar worden onderdelen buitgemaakt voor de zender en tevens brand gesticht om sporen uit te wissen. Daar laat Wim Koenen echter zijn fiets voor het pand van Gijsbers staan en dat zal de verzetsgroep opbreken. De volgende dag al, 22 maart 1944 wordt Wim gearresteerd. Ook meester J.W.Baretta (hoofd School O) en Mej.Schutte (onderwijzeres School O) worden gearresteerd i.v.m. in het bezit hebben van gestolen goederen, maar deze beiden worden op 25 maart 1944 alweer vrijgelaten. Ook werd er nog gezocht naar Joh.Jansen, die werkzaam was op het arbeidsbureau, maar deze was inmiddels ondergedoken. Wim Koenen wordt door J.F.Velle bij het verhoor bloedig mishandeld en op vrijdag 25 maart overgebracht naar Zutphen.
Nu wordt het echter heel spannend in Winterswijk. Als Wim Koenen gaat praten, dan kan het zeer grote gevolgen hebben voor het gehele verzet in Winterswijk. Wim houdt echter zijn mond stijf dicht en daardoor blijft het in eerste instantie vrij rustig.
Wel wordt ook het 20-jarige vriendinnetje van Wim gearresteerd en op advies van haar ouders geeft zij de S.D.en J.F.Velle informatie over het verzet om repressaillemaatregelen te voorkomen. Zij zal de naam van Henk Baarschers in deze genoemd hebben, want de SD en J.F.Velle besluiten over te gaan tot de arrestatie van hem. Het 20-jarige vriendinnetje van Wim wordt hierbij ingezet om hem in de val te lokken.
Dinsdagavond 23 mei 1944 is het zover. Het vriendinnetje moet Henk een revolver overhandigen, zodat ze een reden hebben om een inval te doen en Henk te arresteren. Om 22.40 uur is zij bij de fam.Baarschers en om 23.00 uur komt Henk thuis van illegale activiteiten die avond. In het magazijn van de boekhandel overhandigd zij Henk het revolver en vertrek daarna alweer snel. Direct daarna vind de inval plaats. Zoon Herman, inmiddels 18 jaar, die de deur opent, krijgt van politie-agent Luijsterburg direct een pistool onder zijn neus gedrukt. De boekhandel bleek al vanaf 21.30 ‘s avonds omsingeld te zijn. Henk en Herman worden beide gearresteerd en ook werd gezocht naar Johan. Zus Titia en vader en moeder Baarschers worden met rust gelaten. Beide worden ze naar het politie-bureau gebracht dat toen gevestigd was onder het oude Raadhuis op de Balinkes. Op de hoek van de Torenstraat weet Henk Luijsterburg nog een flinke trap te verkopen. Die nacht worden ze verscheidene keren verhoord en ‘s morgens om 05.30 wordt Herman weer vrijgelaten. Henk heeft hiervoor gepleit, dat hij er niets mee te maken heeft. Die nacht worden er echter meer van hun bed gelicht: B.Walvoort, W.Lelieveld, Meynen en Mej.Gerda Nijland. In ‘s Hertogenbosch wordt L.Verhees gearresteerd en ook hij zal overgebracht worden naar Winterswijk. Titia Baarschers weet woensdagmorgen 24 mei 1944, via een vriendin de KP in Aalten te waarschuwen wat er die nacht gebeurd is. Woensdagmorgen wordt Henk door J.F.Velle zwaar mishandeld om hem tot praten te dwingen..Daarbij moet hij op gegeven moment de naam noemen van Lelieveld, als leverancier van de bij hem gevonden bonkaarten. Lelieveld op zijn beurt moet daarna de namen noemen van ‘Tante Riek’ en Piet Kuipers, maar intussen weet hij dat deze al gewaarschuwd zijn. Waarschijnlijk door politie-agent K. Gunnink, maar kan ook Renshof of Odink geweest zijn. Mej. Gerda Nijland wordt die dag echter weer ontslagen, maar moet zich wel beschikbaar houden voor de S.D. Mevr.Kuipers en haar man maken aanstalten om onder te duiken en besluiten de trein van 19.00 uur te nemen. Echter worden ze om 15.00 uur gewaarschuwd, dat de arrestatie al om 16.00 uur gaat plaats vinden, waardoor zij besluiten de trein van 16.00 uur te nemen. Donderdag 25 mei wordt ook L.Verhees uit ‘s-Hertogenbosch overgebracht naar Winterswijk en wordt B. Walvoort ontslagen uit gevangenschap. W.Lelieveld en hij hadden daarvoor nog geprobeerd te vluchten.Ook de twee kinderen van Mevr.en Men.Kuipers worden gearresteerd, P.H.en H.G.Kuipers. Vrijdag 26 mei wordt Meynen ontslagen, maar worden Henk Baarschers, J.J.A.Verhees en W.D.Lelieveld op transport gesteld naar Arnhem, onder begeleiding van Luijsterburg. Maandag 28 mei worden de broers Kuipers weer vrijgelaten op last van de opperluitenant v.d. brandweerpolitie. Woensdag 23 mei heeft Herman Baarschers zijn broer Johan, middels een brief al helemaal op de hoogte gesteld van de arrestatie van zijn broer.
Daarna wordt het stil in Winterswijk. Het verzet is rake klappen uitgedeeld. Wim Koenen (gearresteerd), Henk Baarschers (gearresteerd), Mevr.Kuipers-Rietberg (ondergedoken) P. Kuipers (ondergedoken), W. Lelieveld (gearresteerd) en Jaq.Verhees (gearresteerd). Op 1 mei was ook al de mede-oprichter van de L.O., Ds.Slomp gearresteerd bij Ruurlo door twee marechaussee’s. Deze wordt echter alweer op 11 mei bevrijdt uit de Koepelgevangenis door de div.knokploegen. Op 11 juni wordt er weer een overval gepleegd, maar dit keer op het Huis van Bewaring te Arnhem, om zeker Eef Zwarts te bevrijden. Daarbij worden 54 gevangenen bevrijdt. Henk Baarschers en Jaq. Verhees zouden geen gebruik hebben gemaakt v.d. deze bevrijding. Dezelfde avond wordt tevens een overval gepleegd op het Huis van Bewaring te Zutphen, waar Wim Koenen bevrijdt dient te worden. Ook deze overval lukt. Zelfs met Knokploeg-leden, welke ook die dag in Arnhem betrokken waren bij de overval. Wim Koenen houdt zich enkele weken schuil in het Korenburgerveen, waar hij ook nog bezoek heeft gehad van zijn vader en broer. Op 28 juli wil hij verhaal gaan halen bij zijn vriendin te Nijmegen, welke het verraad heeft gepleegd. Hij wordt dan direct gearresteerd en overgebracht naar kamp Amersfoort (of Vught- niet helemaal duidelijk). Op 18 augustus 1944 wordt het echtpaar Kuipers gearresteerd op hun schuiladres te Bennekom en overgebracht naar Arnhem. Dhr. Kuipers wordt na een paar dagen vrij gelaten, in de hoop dat ze door zijn wandelgangen meerdere verzetsstrijders in beeld krijgen. Hij duikt echter snel onder bij de familie Tolkamp in Ratum. Mevr.Heleen Kuipers-Rietberg wordt op 25 augustus naar kamp Vught gebracht. Op 2 september wordt ook Henk Baarschers naar Vught gebracht. Rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) leek Nederland ieder moment bevrijdt te worden door de geallieerden en werden op kamp Vught vele maatregelen genomen en diende Kamp Vught zo snel mogelijk ontruimt te worden. Wim Koenen werd op 4 september 1944 gefusilleerd en Henk Baarschers op 5 september. Mevr. Kuipers-Rietberg werd op 7 september overgebracht naar vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland, waar zij kwam te overlijden op 26 of 27 december 1944. September 1944 werd ook J.Jansen, 19 jaar en werkzaam geweest op het Arbeidsbureau naar Neuengamme overgebracht en op 13 oktober 1944 ook Jaq.Verhees en W. Lelieveld. J.Jansen komt op 2 december 1944 te overlijden, maar Jaq. Verhees en W. Lelieveld weten de ontberingen te doorstaan en keren in april 1945 weer terug. 15 Oktober 1944 was ook nog ‘Ome Jan Wikkerink’, groot verzetsstrijder uit Aalten en behorende tot de groep L.O., gearresteerd, maar deze wordt na enkele uren bevrijdt en weet onder te duiken. Jean Francois Velle, de Korpscommandant te Winterswijk vanaf 1 april 1944, had in slechts enkele maanden het gehele Winterswijkse verzet opgerold. Op 1 augustus 1944 werd hij ontslagen in Winterswijk en moest 21 augustus 1944 verlaten
AANTEKENINGEN:
Bij zijn arrestatie aanwezig: Gerrit Willem Adolf Jansen geb:05-03-1895 -automobielhandelaar- Monteur
Jan Berend Bluemers Geb:01-02-1786 Winterswijk Ovl: 16-05-1864 Winterswijk Gehuwd:31-12-1810 Winterswijk Partn: Aleida Christina Maria Schreven (geb:02-02-1778 -ovl.15-10-1835)
Aleida was eerder getrouwd met Harmanus Josephus Groot Meijer (ged.1778-ovl.14-04-1807 Winterswijk) Hun dochter Anna Geertruij Grootmeijer geb.29-04-1804 trouwde 19-09-1825 met Frans Anton Theodoor Grimmelt geb.08-11-1802 Gescher. Zijn vader Frans Otto had Hotel Grimmelt in Gescher (sinds 1780-anno 2021 nog steeds- Hotel Zur Krone)
In 1831 zit Jan Berend Bleumers op de Groene Klok In 1851 zit zoon Gardus Johannes Bluemers (geb. 19-02-1814 -ovl: ) op de Groene Klok, getrouwd in 1840 met Bernardiena Josephina Johanna Meijrink (geb:1817-ovl.14-12-1870)
Rond 1860 kwam Christiaan Hendrik Theodoor Grimmelt (geb.25-05-1831-ovl.22-11-1903) op de Groene Klok. Een zoon van Bernardus Ferdinandus Josephus Grimmelt (geb.1800-ovl.1882) getrouwd 02-05-1825 metJohanna Theodora Bernardina Schreven. (B.F.J. is broer van Frans Anton T. Grimmelt)
Daarna kwamen: 2.Bernard Theodoor Joseph Grimmelt ( 1873-1962) (zoon van) 3.Christiaan Hendrik Theodoor Joseph Grimmelt (1902-1970) (zoon van) .
Tussen 1860-1870 Grimmelt
De Grimmelt’s
1.Christiaan Hendrik Theodoor Grimmelt (geb.25-05-1831-ovl.22-11-1903) 2.Bernard Theodoor Joseph Grimmelt ( 1873-1962) (zoon) 3.Christiaan Hendrik Theodoor Joseph Grimmelt (1902-1970) (zoon)
Hotel De Klok
Al in 1578 moet er een logement De Klok zijn geweest. De familie Grimmelt kwam uit het Duitse Gescher. Een v.d. zoons van de fam. Grimmelt trouwde met de dochter van de toenmalige eigenaar van Hotel “De Klok”. In 1900 werd het Hotel verbouwd en kreeg er een verdieping bij. Tijdelijk ging men tot 1902 naar Wooldstraat 8, het grote pand naast Restaurant De Zwaan. Later zaten hier versch. huisartsen. Nu (2015) de Readshop em een kledingwinkel. In 1900 was Christiaan Hendrik Theodoor Grimmelt de eigenaar.
Na zijn overlijden in 1903-22 november (direct na verbouwing) opgevolgd door zijn zoon Bernard Theodoor Joseph Grimmelt.(overl.26 mei 1962-88 jaar-getr.met Anna Ellerbeck, overl.14 november 1950-77 jaar.) In 1933 werd de zoon Christiaan Hendrik Theodoor Joseph Grimmelt de hotelier.(overl.24 februari 1970-67 jaar,- getr.met Maria Bloemen, overl.27 augustus 1965- 64 jaar.) Het hotel had 28 kamers. Rechts naast het Hotel stond het Koetshuis/garage van het hotel. Later werd dit het museum en weer later schoenenzaak Kappers. Nu (2015) Subway, broodjeszaak. 1970: 1 juni (GESLOTEN) Het hotel werd in 1972 afgebroken en momenteel (2015) is hier Wibra gevestigd.
Familie Grimmelt van De Klok en Het Museum
Uit: Freriks Nieuws Special : September 2009
Toen mijn grootouders in 1893 Hotel De Klok overdroegen aan mijn ouders gingen zij wonen in het vroegere woonhuis en kantoor van Notaris Roelvink aan de Satinkplas 1. Daardoor bleven zij dichtbij en betrokken. Tussen Hotel De Klok en het huis waar mijn grootouders woonden stond een schuur. Die schuur was gebouwd, lang voordat mijn grootouders en mijn overgrootvader in 1900/ -01 het oude Hotel De Klok lieten afbreken en een nieuw hotel bouwden. De schuur werd gebruikt voor het stallen van de koetsen. De paarden gingen naar de stal achter in de tuin. De paardenstal had een grote poort naar een straatje, dat uitkwam op de Spoorstraat. Toen het automobiel zijn intrede deed, werden in de schuur aan de Satinkplas ook de voitures van de gasten ondergebracht. In de schuur was ook een ruimte met een pomp voor het wassen van het linnen van het hotel. De schuur had een verdieping die gebruikt werd voor de opslag. In de maanden voor de bevrijding van Winterswijk werden door de geallieerden meerdere bombardementen uitgevoerd op het spoorwegemplacement en ander strategische belangrijke doelen. Een van de bommen trof de schuur naast het hotel. De voorgevel en de binnenkant van het gebouw werden zwaar beschadigd. Ook ontstond er een regen van oranjevlaggetjes en ander materiaal dat buurman Ruepert had ingekocht met het oog op de bevrijding. Hij had het opgeslagen op de zolder van onze schuur. Door deze bom moest na de oorlog een nieuwe schuur worden gebouwd. De gespaarde achtergevel werd hoger opgebouwd zodat twee verdiepingen konden worden gerealiseerd. De nieuwe trapgevel aan de voorzijde werd getekend door architect Lamers uit Winterswijk. Er kwam een nieuw washok en opzij kwam een ingang met een (steile) trap naar de beide verdiepeingen. In de voorgevel werden de muurankers in de vorm van het jaartal van het nieuwbouwjaar 1948 geplaatst. Op verzoek van mijn opa en naamgenoot Bernard Grimmelt werd daarbij de 9 omgedraaid.
Zowel mijn vader, Theo Grimmelt, als mijn grootvader, Bernard Grimmelt, waren zeer goede verhalenvertellers. Zij kenden en vertelden vele oude verhalen en “social talk” over vroeger in Winterswijk en omgeving. In de tijd voor radio en tv waren verhalen en anekdoten immers een belangrijke bron van kennis en vermaak. Mijn grootvader had daarbij ook nog een grote belangstelling voor de lokale geschiedenis. Als wij vroeger thuis kwamen met verhalen uit de geschiedenisles op school, zei hij: “Ga maar eens rustig zitten, dan zal ik je eens vertellen wat in die tijd hier in de omgeving gebeurde.” Hij vond het belangrijk dat kennis over het oude en oeroude Winterswijk voor later werd bewaard. Zo kwam het dat hij vanaf het begin als bestuurslid betrokken was bij de oprichting van het Winterswijks Museum. Hij zorgde ervoor, dat mijn vader aan het museum onderdak verschafte op de twee bovenste verdiepingen van de nieuwe schuur naast Hotel De Klok.
Het koetshuis is gebouwd in 1846 maar werd vernield bij een bombardement voorjaar 1945. Alleen de achtergevel bleef over, Architect Lamers ontwierp i.c.m. Dhr.Grimmelt een nieuwe voorgevel incl.trapgevel. Deze kreeg eigenlijk het jaartal 1948, maar door Grimmelt werd besloten de 9 ‘om te draaien’ in een 6
Laatste exploitanten:Plm.1970 J.TH.DEGENER EN M.E.H.DEGENER-GRIMMELT (DOCHTER)
Aantekeningen: De originele Klok is in het bezit van Vereniging Het Museum.
NRC Handelsblad 09 oktober 1971
Met een vroege trein reisden we over Arnhem de Achterhoek in om een dag in Winterswijk en omgeving door te brengen — zomaar een plan dat mij al lang door het hoofd speelde omdat het een streek is waar “westerlingen” te weinig heen gaan. In die – verre uithoek van ons- land neemt Winterswijk een ietwat exclusieve positie in, helemaal aan het eind van een spoorweglus, verscholen in het groen en omgeven door vreemde namen als Corle, Miste, Ratum en Henxel, Huppel en Meddo, dauwdruppels in een fijngespannen net van landwegen. Het was woensdag, marktdag. Op het plein bij de kerk stonden rijen kramen, waar de gulden een daalder waard heet, en in de winkelstraten was het druk van auto’s. Een levendige stad, toch was er in het hart iets van ’n gedrukte stemming te bespeuren, want een van de oudste hotels ter plaatse, vanouds De Klok, in de Wooldstraat, werd juist die dag in ’t openbaar geveild. Overal in Nederland hebben horecabedrijven het moeilijk vanwege de hoog opgeschroefde lasten. De dag schijnt niet ver meer dat wij onze gezelligste hotels en restaurants allemaal kwijt zijn en dat er niets dan onzinnig-dure luxe-motels en Chinese eethuisjes overblijven (afgezien dan van de zelfbedieningszaken). In de Wooldstraat stonden lugubere verhuiswagens klaar en op het aangrenzende pleintje, dat Satinkplas heet stonden stoeltjes triest bijeen —droevig beeld van vergane glorie. Het hotel zal wel helemaal tegen de rond gaan.
En dat gebeurde een jaar later, 1972
HOTEL GESLOTEN 1 JUNI 1971
Zie ook Verhalen-Grimmelt’s
Twee Schaakgrootmeesters MAX EUWE 1901-1981 HEIN DONNER 1927-1988
Max Euwe wereldkampioen 1935, 1936,1937Nederlands schaakkampioen 1921-1933 – 1938-1952 en 1955Grootste Nederlandse schaker ooit Hein DonnerSchaakgrootmeester en drievoudig Nederlands kampioenNederlands schaakkampioen 1954-1957-1958
Tweede wereldoorlog:Lokatie: Hotel De Klok Winterswijk
Hotelgasten: Max Euwe – 40 jaar Jan Donner – President van de Hoge Raad – 50 jaar Zoon: Heintje Donner 14 jaar
In de gesprekken tussen Max Euwe en Jan Donner vertelt Dhr.Donner dat Heintje, zijn zoon ook een beetje schaakt. In de conversatie-zaal van Hotel de Klok is een schaakbord dan ook snel gepakt. Voor schakend Nederland kan vanaf dat moment deze grond als historische grond beschouwd worden. Hier heeft de allereerste schaakpartij plaats gevonden tussen twee schaakgrootmeesters, alhoewel Hein nog ‘in de dop’ zit. Later zullen ze elkander nog vele jaren treffen aan het bord. Dertien jaar later zal Hein Donner de titel Nederlandse kampioen Schaken van Max overnemen. In 1955 pakt Max hem weer en de vlgd.Ned.titel Hein weer. Maar het is allemaal begonnen in Winterswijk
Reactie Hans: Voor mij persoonlijk blijft er een interessante zaak over aan deze bijeenkomst. Wat deed Max Euwe (1924 -tijdelijke leraar wiskunde HBS) en Jan Donner in oorlogstijd in Hotel De Klok? Mij is wel bekend dat Max Euwe actief in het verzet was en dan vooral in voedseltransporten voor onderduikers. (‘Tante Riek’?) en dat Jan Donner actief was in het kerkelijk verzet (‘Tante Riek’?) Heel bijzonder……………………………………
De politieambtenaren J.C.R.Bombergen en K. Gunnink hadden de twijfelachtige eer getuige te zijn van de Duitse inval in Nederland. Tijdens de nachtdienst, in de vroege morgenuren van 10 mei 1940, schreef Gunnink onderstaande mutaties in het dagrapport: 3.50: Een vliegmachine boven de bebouwde kom waargenomen, welke vloog in de richting van Aalten. Nationaliteit onbekend. 4.05 uur: meldde Bombergen vier vliegmachines boven Winterswijk, vliegend in westelijke richting. 4.15 uur: zagen ondergetekenden achttien vliegmachines boven Winterswijk, vliegend in westelijke richting. Eveneeens werd door ondergetekenden vanuit de richting Duitschland herhaaldelijk schieten waargenomen.
Was getekend: Bombergen en Gunnink.
HET HOOFD VAN POLITIE
Burgemeester J.Kneppelhout was hoofd van Politie. Bij hem berustte het verbaliseringsbeleid; hij bepaalde of al dan niet proces-verbaal werd opgemaakt van een gepleegd strafbaar feit. Als burgemeester van de gemeente Winterswijk had hij o.m. de taak om alle grensovergangen naar Duitsland, bij verkregen opdracht, met de gereedliggende versperringen af te sluiten. De opdracht daartoe ontving hij van een officier van de Koninklijke landmacht uit Borculo. De versperringen bestonden o.m. uit met met stenen en/of zand verzwaarde boerenkarren, waarvan een of meer wielen waren verwijderd en verplaatsbare prikkeldraadversperringen. Normaliter lagen deze versperringen langs de weg. Deze verplaatsbare barricaden moesten bij de bovengemelde opdracht op de grensovergangen worden aangebracht. Met de verschillende bewoners nabij de grens waren hierover afspraken gemaakt. De heer Hoops van gemeentewerken trad hierbij op als tussenpersoon.
Tussen september 1939 en mei 1940 kreeg Kneppelhout enkele malen opdracht om de versperringen aan te brengen. In de eerste week van mei 1940 was het, met betrekking tot het afsluiten van de grens, zeer onrustig geweest. Het was in die week meermalen voorgekomen, dat een bericht tot sluiten was gegeven. Op de avond van 9 mei 1940 kreeg de burgemeester rond negen uur wederom de opdracht de versperringen aan te brengen. Hoops werd ingelicht. Rond half twaalf in de avond werd de burgemeester nogmaals uit Borculo opgebeld met de vraag: “Burgemeester, de versperringen zijn toch aangebracht?” Waarschijnlijk zal toen zijn meegedeeld, dat de toestand kritiek was. Kneppelhout antwoordde bevestigend, maar lichtte voor alle zekerheid Hoops nog in.
Even na middernacht werd Kneppelhout weer gebeld met de mededeling, dat er brand was uitgebroken bij Bakker Harmsen, in de kom der gemeente. Kneppelhout ging toen naar de brand en rond een uur of twee in de vroege morgen kwam hij thuis. Door al die gebeurtenissen sliep het echtpaar Kneppelhout zo diep, dat het niets vernam van wat zich die nacht afspeelde, nl. het geronk van de vele Duitse vliegtuigen die, op weg naar het westen, Winterswijk passeerden. Hun beide diensboden waren wel wakker geworden. In panische angst hadden ze, zonder iemand te waarschuwen, “op kousevoeten” het huis verlaten. Het was rond zes uur in de morgen, dat inspecteur van Politie Feberwee de burgemeester opbelde met de mededeling, dat er een Duitse pantsertrein op het station stond. Kneppelhout, plotseling uit zijn slaap gewekt, meende, dat Feberwee sprak over een Duitse pantsertrein op het station Borken. Het antwoord was dan ook in de geest van: “Laat hem maar rustig staan.” Toen de inspecteur evenwel vertelde, dat de trein op het station van Winterswijk stond en mededeelde, dat de Duitsers ons land waren binnengevallen was hij meteen klaarwakker. Men had Kneppelhout niet eerder ingelicht, omdat Feberwee meende, dat de burgemeester wel door het vliegtuiglawaai op de hoogte was van de inval. Zijn mening was nog gesterkt, omdat hij de beide dienstboden, geheel overstuur, op de Groenloseweg in de richting van hun ouderlijk huis had zien gaan. Enige dagen na de 10e mei meldde zich een Duitse offcier bij de burgemeester op het gemeentehuis. Kneppelhout had bewust in die eerste dagen geen contact gezocht met enig Duits militair.Hij ging op de oude voet door. De Duitsers hadden zich bij hem te melden!
KORPSCHEF EN PERSONEELSLEDEN
Het Winterswijkse gemeentepoltiekorps bestond op het moment dat de oorlog uitbrak uit twaalf politieambtenaren, nl. een inspecteur-korpschef, een brigadier-titulair, een administrateur en negen (hoofd)agenten. Korpschef was de 38 jarige inspecteur Hermanus Feberwee, geboren in Olst. Hij was al sinds 1 september 1924 korpschef in Winterswijk. Hij was gehuwd en had een zoon en twee dochters. Zijn zoon was agent van politie in Den Haag, Feberwee manifesteerde zich tijdens de bezetting als een gedienstige hulp van de bezetter. Dit kwam o.m. tot uitdrukking in de mutaties in de dagrapporten, waarin Feberwee niet zelden gewag maakte van actieve opsporingsonderzoeken, naar bijv. het dragen van verboden versierselen, ter gelegenheid van verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis. Ook zoon Feberwee liet zich in het constateren van allerlei strafbare feiten en het nemen van allerlei, door de bezetter aanbevolen, maatregelen niet onbetuigd. Feberwee, werd anno 1992 door een toenmalige wachtmeester getypeerd, als een schreeuwer die, ondanks het feit dat hij zelf een afgerichte Duitse Herder als politiehond had, ook nog bang was in het donker. Hij was geen lid van de NSB, maar wel van “Rechtsfront”.
“Tweede man” was Augustus Franciscus van der Goore, die al sinds 1907 in dienst was bij het korps. Hij was 1e veldwachter en waarnemend korpschef. De 50-jarige brigadier-titulair Johan Christiaan Roelof Bombergen, was belast met de leiding over de negen (hoofd) agenten, doch kreeg niet het inkomen van een brigadier. In de crisisjaren was dat voor de organisatie een goedkope oplossing die kennelijk, door het ontbreken van vakbonden, werd geaccepteerd.
Tot de oudere garde behoorde de 52 jaar oude H.Kroeze, met 25 dienstjaren. Rijk Marinus van Drie, 44 jaar oud, was al 20 jaar bij de Winterswijkse politie. Als leider van de politie-hondenvereniging “Lichtenvoorde en omstreken” deed hij regelmatig van zich spreken. Van Drie had een politiehond, Max.
Met zijn 56 jaar was A.H. Renshof de oudste van het Winterswijks korps; hij had de nodige ervaring in het politievak opgedaan. Hij begon zijn loopbaan in 1919 in Aalten, waar hij gemeenteveldwachter werd. In 1921 nam hij daar ontslag en toog naar Winterswijk. De agent van politie eerste klasse G.B. Kortbeek, 54 jaar oud, kende het klappen van de zweep. Hij werd in 1886 in Lichtenvoorde geboren. Agent van politie J.H.de Vries was ook al vanaf 1 september 1924 lid van het korps. Op 34-jarige leeftijd trad hij in dienst. Dan was er ook de 44-jarige agent van politie J.K. Hofman, sedert 1925 bij het Winterswijkse korps.
Een markant figuur in het korps was wel de 35 jaar oude hoofdagent Klaas Gunnink. Alleen al zijn lengte van ruim 1,90 m en zijn forse postuur dwongen respect af. Gunnink, geboren in Ruinerwold, was inmiddels tien jaar bij de politie en in het bezit van het politiediploma. Tijdens de oorlogsjaren manifesteerde hij zich als een goed vaderlander; hij was – vermoedelijk de enige- politieambtenaar die door actief handelen zijn leven op het spel zette ten gunste van enkele illegale werkers (“de ondergrondse”)
Tevens was er de 30-jarige Cees van der Zwart, eveneens hoofdagent. Hij was op 10 mei 1940 gemobliseerd en als korperaal ingedeeld bij de luchtdoelartillerie. Ook lid van het Winterswijkse korps was de agent van politie A.H.A. Odding, met zijn 26 jaar “het broekje” van het korps. Odding, een ambiteus mens, had 3 jaar H.B.S. achter de rug, maar geen diploma. Hij had gestudeerd voor inspecteur van politie; ook daarvan bezat hij geen diploma. Tenslotte was er de schrijver in tijdelijke dienst L.W. Hofstraat, die in 1941 een aanstelling kreeg als agent van politie. Hofstraat was eveneens “onder de wapenen” en diende bij de luchtdoelartillerie.
Door een Duitse bekendmaking van 25 mei 1940, werd dr.Seyss-Inquart belast met het burgerlijk bestuur over het bezette Nederlandse gebied. Onder hem werd Commissaris-Generaal Rauter verantwoordelijk voor de openbare veiligheid. Dat betekende, dat de Nederlandse politie onder hem ressorteerde. In juli 1940 werd een begin gemaakt met de uitbreiding van de Nederlandse politie. In mei telde het korps ongeveer 15.000 man. In juli kwamen er 3500 nieuwe agenten bij, vrijwel allen uit het door de Duitsers ontbonden Nederlandse leger (beroepsmilitairen). Van die 3500 gingen er o.a. 1500 naar de marechaussee, 300 naar de rijksveldwacht en 1200 naar de gemeentepolitie.
Nederland kende in mei 1940 vijf verschillende soorten politie, elk met een eigen taak en resorterend onder drie departementen.
1. De gemeentepolitie viel onder het departement van binnenlandse zaken. Zij bestond uit gemeenteveldwachters, die orde en gezag dienden te handhaven in kleinere gemeenten, terwijl in de stedelijke gemeenten gesproken werd van gemeentepolitie. In de gemeentewet van 1851 was verder vastgelegd, dat de burgemeester het hoofd van de politie was en verantwoordelijk voor de openbare orde in zijn gemeente.
2. De rijksveldwachters resorteerden onder het departement van justitie. Hun taak was het regionaal handhaven van de orde, doch in de praktijk voerden zij allerlei justitiele taken uit, waaronder ook het vervoer van gevangenen.
3. De marechaussee viel zowel onder het departement van defensie als onder het departement van justitie. Het korps was op militaire wijze georganiseerd; een van de taken was het handhaven van de militaire tucht in het Nederlandse leger.
4. De politietroepen vielen onder het departement van defensie. Binnen het leger vervulden zij zowel militaire als politionele taken.
5. De rijksrechercheurs vormden een aparte dienst, ondergebracht bij het departement van justitie. Een van de taken was de verschillende politiekorpsen te laten samenwerken.
Het is te begrijpen, dat Rauter niet erg blij was met de structuur en de organisatie van de Nederlandse politie. De ongelukkige wijze van samenstelling van de politiekorpsen en de verschillende departementen boden geen uitgangspositie om dit Nederlandse politieapparaat in te schakelen voor de eigen politieke doeleinden.
Seyss-Inquart kondigde op 11 juni 1940 een groot aantal verordeningen af. Een deel daarvan had betrekking op de Nederlandse politie. Zo werd ten aanzien van de inrichting van de politie gesteld, dat het bewaren van de openbare rust, orde en veiligheid werd opgedragen aan de Nederlandse politie. Deze stond onder toezicht van de Duitse politie en was aan haar aanwijzingen gebonden. Het opsporen en bestrijden van alle handelingen, die rijks- en Duitsvijandig waren, behoorde tot de taak van de Duitse politie. De politieke en criminele recherche werden samengevoegd tot een nieuwe politiedienst: de sicherheitspolizei (SIPO). Nederlandse politieambtenaren die voor deze dienst werkten kregen een SS-rang.
Rauter werd belast met de leiding over de verschillende Duitse politiediensten in het Nederlandse bezette gebied. Rauter was ook degene die de leiding had over de Nederlandse politie en die de uiteindelijke verantwoordelijkheid droeg voor de reorganisatie ervan. Hij kreeg het bevel over de Duitse politie-eenheden en organen. Het beleid van Rauter was erop gericht de invloed, dus het gezag over de gemeentelijke politiekorpsen, van de burgemeesters terug te dringen. Voorts werd het door Rauter als zinnig beschouwd de politie meer onder invloed te brengen van de nationaal-socialistische beginselen, door middel van speciale scholen voor politiemannen, lezingen en filmvertoningen.
Hij gaf in 1942 opdracht tot reorganisatie van de Nederlandse politie. Eerst moest de politie gezuiverd worden van diegenen, die een anti-Duitse houding hadden en niet bereid waren zich in te zetten voor de controle op en de uitvoering van de Duitse verordeningen. Wie niet bereid was een dergelijke verklaring te ondertekenen, werd vervangen door NSB-ers of pro-Duitse politieambtenaren. De reorganisatie werd in januari 1943 voltooid.
Behalve het korps gemeentepolitie kende Winterswijk ook staatspolitie, in de vorm van een ruim zes man tellende brigade Koninklijke Marechaussee. Per 1 december 1940 werd deze brigade van zes naar twintig man uitgebreid. Bovendien waren in Winterswijk twee rijksveldwachters gestationeerd, Jan Wind en ene Aalders. De 29-jarige H.G.Theissen had in 1941 in Winterswijk een particuliere nachtveiligheidsdienst opgericht. Hij kreeg een aanstelling als buitengewoon (onbezoldigd) gemeenteveldwachter. In de gemeente Winterswijk had hij dus opsporingsbevoegdheid. Van tijd tot tijd maakte de gemeentepolitie gebruik van zijn diensten. Theissen was tevens gemeentekoerier en bracht per motorfiets stukken rond naar gemeentehuizen.
De gemeentepolitie was sedert 1939 gehuisvest in het huidige gemeentehuis (Balinkes). Anno 1994 is rechts naast de hoofdingang nog te zien waar zich de toegangsdeur tot het politiebureau bevond. Als vervoermiddel beschikten de agenten over een fiets. Auto’s waren voor het korps niet beschikbaar. Gebeurde er iets in het buitengebied, dan werd gebruik gemaakt van taxi’s om de plaats des onheils te bereiken! De politiemensen deden dienst vanuit het huidige gemeentehuis, waar hun werkruimtes naast de centrale hal lagen. De relatie met de burgemeester was zeer nauw. Dagelijks verdween de korpschef met het dagrapportenboek naar boven, naar de burgemeester, om hem te informeren over wat er ’s avonds en ’s nachts was voorgevallen. De dagrapporten werden dagelijks door hem voor gezien getekend. Ook kwam de burgemeester minimaal eenmaal per dag beneden in de agentenwacht. Zodoende had de burgemeester een directe sturing op het uitvoerende politiewerk.
In die jaren werden ook korpsbijeenkomsten gehouden, waaraan het politiepersoneel verplicht moest deelnemen. Tijdens deze bijeenkomsten las inspecteur Feberwee voor uit kranteartikelen over het nationaal-socialisme of vertelde hier verhalen over. Het nationaal-socialisme deed op deze wijze sluimerend zijn intrede in het korps.
De politiemensen die al voor de oorlog in dienst waren, kwamen steeds vaker voor de vraag te staan of zij bij de politie moesten blijven of niet. Toch heeft geen van hen ontslag genomen. Deels speelden hier economische motieven – het waren immers crisisjaren – , doch ook nadrukkelijk speelde de afweging dat de politie nog veel goeds kon doen. Binnen de strakke instructies die van de gewestelijke politie-president of de SD kwamen, werd vaak naar mogelijkheden gezocht om controles te saborteren. De belangrijkste voorbeelden van de instructies zijn de razzia’s op de joden en de controles op de arbeidsinzet. Waar de razzia’s in de eerste jaren uitgevoerd werden door de SD kreeg later de politie opdracht om op vastgestelde tijden acties te houden. Bij grote acties had de SD, de directe leiding, dus was er weinig gelegenheid mensen te waarschuwen; doch vooral bij de lokale acties zijn veel voorwaarschuwingen gegeven. Zo kwam het voor, dat een politieman burgers meedeelde, dat hij hen over een half uur zou komen ophalen. Er waren dan twee mogelijkheden; de ene burger stond een half uur later met zijn koffertje klaar in de gang, maar anderen, en wel de meesten, waren plotseling verdwenen.
Ook was er sprake van actief verzet tegen de bezetter. Hoofdagent Renshof had een afspraak met bakker Hoijtink uit Meddo dat, indien de SD aan het politiebureau kwam om een controle uit te voeren, er een telefoontje kwam met de vraag: “Is het brood klaar?” Het antwoord was dan: “Ik weet genoeg”, waarna door de bakker de onderduikadressen werden gewaarschuwd. De codes voor het einde van de acties waren: “Ik kom het brood halen” en “Best”. Binnen het korps werd over deze zaken zo weinig mogelijk gesproken.
In deze moeilijke tijden was er een sterk saamhorigheidsgevoel onder de politiemensen die vanaf het begin van de oorlog in dienst waren. De constante dreiging van de bezetter en zijn volgelingen maakte het dagelijks werk bijzonder moeilijk. Ook moet erkend worden, dat politiemensen activiteiten hebben verricht, die zeker niet in het belang van de burger waren.
Om goede dingen te doen moesten ook verkeerde dingen worden gedaan. Politiemensen hebben vaak moeilijke beslissingen moeten nemen, waarbij vaak de vraag gesteld werd: “Als ik ermee ophoud, wie doet het dan en wordt het dan niet nog veel slechter?” Onmenselijke beslissingen werden genomen, waarbij bekend was, dat het beslissingen waren over leven of dood. Zo werd de jodenadministratie gesaboteerd, voor er een razzia plaatsvond, door er kaarten uit te halen van jongere joden. Deze kaarten werden in het archief, onder in archiefdozen, verstopt. De selectie werd op grond van leeftijd, doch tamelijk willekeurig gedaan. De mensen van wie de kaarten in de administratie achterbleven, liepen een groot risico van huis gehaald te worden. Toch, kon niet de gehele administratie worden verwijderd, omdat dit zou leiden tot repercussies tegen het politiekorps en het opnieuw aanleggen van een administratie, die de gehele actie zinloos zou maken.
Moeilijke beslissingen waren er ook te nemen toen verplicht werd gesteld dat de politiemensen een loyaliteitsverklaring moesten tekenen. In onderling overleg is besloten de verklaringen wel te tekenen en op post te blijven. Voor nieuw aan te stellen personeel werd de aanstellingseis ontworpen, dat men lid van de NSB dan wel van het Rechtsfront moest zijn.
In de loop van de oorlogsjaren werd de druk op de politiemannen steeds groter. Er was het wantrouwen binnen het korps ten aanzien van de politiemannen die de “Duitse” politieopleiding in Schalkhaar hadden gevolgd en de “zuiderlingen”. Ook werden de instructies van hogerhand steeds grimmiger. De “goede” politiemensen moesten constant alert blijven, omdat zij immers in de ogen van de “fouten” fout waren! Bij elke opdracht moest afgewogen worden hoe de opdracht kon worden uitgevoerd, zodat zo weinig mogelijk schade aan mensen werd veroorzaakt. Deze constante druk maakte het voor veel politiemensen na de bevrijding moeilijk om weer over te schakelen naar het handhaven van het Nederlandse recht. Het gezag moest toen weer worden uitgedragen en de wet gehandhaafd, nadat jarenlang getracht was om stiekem het gezag te ondermijnen.
Gedurende de oorlogsjaren kende het Winterswijkse politiekorps drie korpschefs. Tot 1 april 1944 zwaaide Hermanus Feberwee de scepter, zijn opvolger was de gevreesde Jean Francois Velle, die het veld moest ruimen voor de nog enigszins menselijke SS’-er Arelis van Egmond, die bij de naderende bevrijding, evenals burgemeester Bos, de vlucht koos.
Hieronder volgteen indruk van elke “korpschef-periode”.
De “PERIODE FEBERWEE”
Hoewel de dagrapporten tijdens de eerste oorlogsjaren weinig of geen spectaculaire zaken vermeldden, had de politie direct al te maken met een hogere werkdruk. Op 12 mei 1940 werden ruim 700 jachtgeweren van jachtakte-houders ingezameld. Later mocht een houder van een jachtakte slechts een hagelgeweer behouden. De politie werd door de bezetter met allerlei oneigenlijke werkzaamheden opgezadeld, zoals het doen van mededeling aan schoenwinkeliers over het “op de bon” zijn van schoenen en andere zaken. Onderzoeken naar de aanwezigheid van radiozenders en naar lichtuitstraling bij niet of slecht verduisteren van panden, alsook het handhaven van het per 24 mei 1940 van kracht geworden uitgaansverbod, waren werkzaamheden waarop de politie qua sterkte niet ingesteld was. Op verjaardagen van leden van het Koninklijk Huis was de politie verplicht alle gedragen oranje in te nemen. In aansluiting hierop bepaalde korpschef Feberwee, dat bij diverse winkeliers onderzoek moest worden gedaan naar ansichtkaarten met afbeeldingen van leden van het Koninklijk Huis e.d. Diverse prenten werden dan ook in beslag genomen. Feberwee toonde zich hierin zeer actief. Het hoofd van de politie, burgemeester J.Kneppelhout, stelde op bevel van de bezetter op 22 juni 1940 een avondklok in; tussen 23.00 en 04.00 uur mocht niemand buiten noodzaak op straat zijn. Deze maatregel werd door de dorpsomroeper bekendgemaakt. De politie deelde gedurende de oorlog heel wat bekeuringen uit voor overtreding van dit “uitgaansverbod”.
Op 29 juni 1940 vroeg Burgemeester Kneppelhout aan de Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland om uitbreiding van het dertien man tellende politiekorps met drie a vier man. Als argument voerde hij o.m. aan, dat de sterkte van de politie sedert 1921 onveranderd was, terwijl het inwonersaantal sedert 1921 van 15.844 was gestegen naar 19.441 inwoners. In die negentien jaar was er wel een nachtwacht vervangen door een agent van politie. Eventuele korpsuitbreiding was te verkrijgen uit het korps politietroepen (militairen)
De door de bezetter op de politie uitgeoefende druk was bijzonder groot. Medio november 1940 werd een Inspecteur-Generaal voor de gehele Nederlandse politie aangesteld. Met deze functie werd de kolonel der Marechaussee De Koningh belast. Wekelijks moest door de politie een uittreksel uit de dagrapporten naar “Huize Angerenstein” aan de Velperweg te Arnhem worden opgestuurd, bestemd voor de “Stabsoffizier beim Beauftragten des Reichscommissars”.
Op 1 december 1940 ging de hoofdagent-titulair A.F. van der Goore met pensioen.
Tijdens de winter 1940-1941 vroegen de Duitse autoriteiten de politie te collecteren voor “Winterhulp”. Dit was een door de Duitse bezetter opgerichte stichting om behoeftige Nederlanders te steunen. Het was een uitvinding van de Duitse propagandamachine. Inspecteur Feberwee was de enige politieman, die aan dit verzoek voldeed. De burgemeester meldde dit aan de autoriteiten.
In 1941 werd alles wat grimmiger. Op zondag 6 april 1941 attendeerde hoofdagent Klaas Gunnink de burgemeester op de aanwezigheid van een pamflet aan de muur van de Ned.Hervormde kerk. Het pamflet was in de Duitse taal gesteld. Burgemeester Kneppelhout ging zelf kijken en gaf Gunnink opdracht het pamflet, dat een “anti-Engelschen” inhoud had, te verwijderen. Het was toen nog niet bekend wie dit pamflet had aangebracht. Later bleek, dat het was aangebracht door, althans op last van, de NSDAP, afkomstig van de ’Reichspropagandaleitung der NSDAP”. Kneppelhout moest zich de volgende dag bij de Sicherheitspolizei te Arnhem verantwoorden voor het laten verwijderen van het NSDAP-pamflet. Toen Kneppelhout zich in Arnhem vervoegde, werd hij in hechtenis genomen en overgebracht naar het “Oranjehotel” in Scheveningen. Op 18 juni werd hij weer in vrijheid gesteld met de mededeling, dat hij per 13 mei 1941 ontslagen was als burgemeester van Winterswijk. Hij kreeg de opdracht om zich wekelijks te melden bij de politie. Van mei tot kerstmis 1942 verbleef hij als gijzelaar in Sint Michelsgestel. De commissaris in de provincie Gelderland benoemde met ingang van 21 april 1941 mr.J.Voorink, advocaat en procureur te Winterswijk, als waarnemend burgemeester.
DE EERSTE POLITIEK ARRESTANT
De 68-jarige G.Kobus te Meddo werd op 25 juni 1941 in opdracht van de SIPO gearresteerd. Uit de correspondentie van burgemeester Kneppelhout bleek, dat een jaar eerder (20 juli 1940) al huiszoeking was gedaan bij Kobus. dat gebeurde op verzoek van het departement van justitie, omdat Kobus werd verdacht van het in bezit hebben van communistische documenten. Deze werden, blijkens het rapportenboek, bij de huiszoeking echter niet aangetroffen. Kobus verklaarde, dat hij drie weken eerder, in opdracht van de leiding der CPN, de documenten, die in zijn bezit waren geweest, verbrand had. Wel werden twaalf communistische boeken en drie schalmeien in beslag genomen. Kobus belandde in het concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 22 februari 1942 overleed. Op 26 februari 1942 stelde de politie de familie hiervan in kennis.
In het jaar 1941 werden diverse ontsnapte Franse krijgsgevangenen gearresteerd, zowel door de politie als door burgers. Zij waren veelal afkomstig uit een kamp bij Dortmund.
De eerste maatregelen tegen de joodse ingezetenen bestonden uit het inbeslagnemen van hun radiotoestel: 36 joden leverden, op bevel van de Sicherheitspolizie hun toestel in.
Blijkens een politiebericht op 8 oktober 1941 kreeg de Winterswijkse politie van de Sicherheitspolizei te Arnhem opdracht om 33 met naam genoemde joden te arresteren. Door de Winterswijkse politie werd echter niemand gearresteerd. Waarschijnlijk heeft men de betreffende personen tijdig kunnen waarschuwen, zodat er niemand thuis werd aangetroffen. Korpschef Feberwee schreef eigenhandig in het dagrappport: “Van de joden in kwestie is niemand aangetroffen. Dit is om 2.30 uur ’s nachts telephonisch aan de SIPO gemeld.”
Kennelijk heeft de Sicherheitspolizie dit niet geaccepteerd, want om zeven uur ’s morgens stond bij Sallie Schwarz een overvalswagen voor de deur. In de wagen zaten reeds een paar joodse mannen. Twee Duitse militairen met helmen op en gewapend met een geweer belden bij Schwarz aan en vroegen of Sallie thuis was. Mevrouw Schwarz antwoordde, dat haar man niet aanwezig was, waarna de Duitsers vertrokken.
Lijst van de te arresteren Joden
1
Izaak de leeuw
geb.11-3-89
Stationsstr.3
2
Nathan Schwarz
geb.16-3-04
sattionsstr.63
3
Marcus de Leeuw
geb.29-1-16
Spoorstr.33
4
David Schielaar
geb.16-8-83
Spoorstr.36
5
Maurist Menco
geb.12-7-94
Spoorstr.651
6
izaak Abraham Schilaar
geb.24-2/15
Spoorstr.36
7
Samuel Hamma
geb.31-3-94
Molenpad 1a
Overleden
8
Sally Schwarz
geb.23-2-08
Molenpad 6
9
Liebman Blom
geb.17-8-13
Wooldstr.63
10
Joseph Nihom
geb.11-10-22
Molenpad 4
11.
Heiman Mogendorf
geb.4-6-94
Weurden 57
12.
Louis Bernardus Bouwman
geb.3-7-09
Weurden 66
13.
Marcus Joseph de Leeuw
geb.15-5-83
Kreijlstr.23
14.
Marrie menco
geb.13-5-96
Hilbelinkpad 4
15.
Meijer Philips
geb.24-3-98
Ratumschestraat 3
16.
Aron David van Gelder
geb.19-2-98
Ratumschestraat 3
17.
Hartog meijler
geb.7-6-12
Goudvinkenstraat 6
18.
Sally Meijler
geb.28-9-08
Goudvinkenstraat 6
19.
Benjamin Philips
geb.24-11-93
Goudvinkenstraat 8
20.
Leo Adolf Meijers
geb.4-2-12
H.Mulierweg 54
21.
Simon van Gelder
geb.11-1-12
Wilhelminastr.13a
22.
Philip Schwarz
geb.9-10-02
Julianastr.1
23.
Henry Philips
geb.8-12-15
Gasthuisstraat 102
24.
Bernard Nathan Menko
geb.21-2-10
Tuunterstr.5
25.
Mozes Joseph van Klaveren
geb.7-12-02
Spoorstraat 28?
26.
Benedictus Hamburger
geb.20-12-00
Misterweg 88
27.
Josef gans
geb.26-4-03
Misterweg 51
28.
Alexander Emanuel Gans
geb.24-5-97
Misterstr. 95
29.
Rudolf Maurits de Leeuw
geb.8-5-17
Misterstraat 90
30.
Emanuel Groenheim
geb.26-4-05
Misterstraat 57
31.
Hars schaap
geb.6-9-85
Misterstr.57
32.
Saul Aron Braunhut
geb.29-7-10
Misterstr.3
33.
Josef Wolfstein
geb.29-2-04
Ratumschestraat boven Kobus-Bais
Van deze zes mannen is niemand teruggekeerd. Na drie weken kwam het bericht dat ze in Mauthausen waren omgekomen.
Het jaar 1941 werd afgesloten, terwijl op de “balans” een groot aantal fietsdiefstallen prijkte. Tevens werden in dat jaar veel bekeuringen uitgeschreven wegens het gebruik van onafgeschermde zaklantaarns op de openbare weg, het zogenaamde “blinken”.
Door middel van een filmvertoning op 6 maart 1942, verplicht gesteld voor het voltallige politiekorps, trachtte de bezetter meer bekendheid en begrip te kweken voor het werk van de Duitse politie in Nederland. Eenmaal per werk was er een dienstbespreking, soms gevolgd door een “kameraadschapsmiddag”. Daarnaast werd wekelijks les gegeven in de Duitse taal. Tweemaal per week werd er geexerceerd; tijdens de pauze was er zang!
EEN NIEUWE BURGEMEESTER
Op 17 maart 1942 werd waarnemend burgemeester J. Voorink eveneens door de bezetter opzij geschoven. De Winterswijkse dierenarts dr.W.P.C.Bos, geb.30 mei 1897 te Staphorst, verruilde toen zijn groene esculaap voor de ambtsketen. Hij werd op 28 maart geinstalleerd. Dr. Bos, het nieuwe hoofd van de politie, was lid van de NSB en ging als zodanig de geschiedenisboeken in.
Medio 1990 vertelde de 78-jarige oud-hoofdagent J.B.Vaags: “Bos was weliswaar NSB-burgemeester, maar toch een goed mens. Ik herinner mij nog goed de nacht, dat burgemeester Bos in de toren van het gemeentehuis kwam. Jan Vierkant had die nacht luchtwacht. Ik had nachtdienst en was terug van de cafe-ronde. Als de politie kroegen ging sluiten, werd er meestal een borrel aangeboden door de cafehouder. Wij hadden dan elk een klein zakflesje en zeiden, dat wij in diensttijd niet mochten drinken. De kroegbaas deed dan een borrel in het flesje dat, zodra wij buiten waren, geleegd werd in de literfles, die in onze fietstas zat. Aan het eind van zo’n kroegenronde was de literfles meestal wel vol. Toen mijn collega en ik bij Jan Vierkant zaten, hebben wij Bos, die ook wel een borrel lustte, opgebeld. Bos kwam in de toren en dronk gezellig mee”.
In maart 1942 trad op de politieadministratie een arbeidscontractant, B.Plekenpol, aan, terwijl een week later, op 17 maart, het korps werd uitgebreid met vier man. De sterkte van het korps kwam hiermee op zeventien man. De vier nieuwe collega’s, H.C. van Benthem, H. Boukema, V.J. van Rijssel en H.A. Tammer, hadden nog geen politiediploma. Wel waren zij tijdens een opleiding van zeven maanden (Politie Opleidings Bataljon Schalkhaar) nationaal-socialistisch gevormd. Aaangezien alleen korpschef Feberwee blijk gaf van nationaal-socialistische sympathie, moet deze politiek getinte korpsuitbreiding bij de andere collega’s wel met gemengde gevoelens zijn ontvangen en heeft hun komst de nodige onrust teweeggebracht.
In mei 1942 werd, voor het eerst in de geschiedenis van het Winterswijkse korps, een agent van politie aangewezen, als rechercheur. Het betrof hier de jonge, ambitieuze Odding.
Op 8 mei 1942 werd een 38-jarige Winterswijkse koopman bij burgemeester Bos ontboden, omdat hij een plaatselijke ijzerhandelaar verweten zou hebben, dat deze inspecteur Feberwee nog groette. De koopman gaf dit toe en beloofde de burgemeester dergelijke uitlatingen voortaan achterwege te jaten. Hij mocht gaan.
De op de joden in de gemeente Winterswijk uitgeoefende druk werd steeds groter. Zo werden in juli 1942 ongeveer 100 rijwielen van hen afgenomen, terwijl een maand later geinventariseerd werd hoeveel joden tewerkgesteld waren bij landbouwers in de gemeente. Als de joden de verduisteringsvoorschriften niet in acht namen, werden zij gearresteerd, terwijl bij andere Nederlanders volstaan werd met een proces-verbaal.
18 November 1942 moet voor een onbekend aantal joden een zwarte dag zijn geweest. Het dagrapport vermeldde: “Het jodentransport is goed te Westerbork aangekomen.” Van arrestaties is echter geen melding gemaakt. Het is aannemelijk dat op die dag inderdaad joden gearresteerd en naar Westerbork zijn overgebracht, omdat daags daarna door de politie elf leegstaande woningen van joden verzegeld werden.
Op 27 november 1942 werd een aantal joden in het Korenburgerveen gearresteerd. In de morgenuren was de opzichter van het Korenburgerveen, Uwland, met een paar mensen van de “Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten” het veen ingetrokken om de houtstand op te nemen, want ze moesten hout leveren aan de Duitsers. Ze ontdekten daar een aantal barakken, waarin een twintigtal joden zich onder erbarmelijke omstandigheden verborgen hield. Deze mensen kregen opdracht om de barakken onmiddelijk te verlaten. Hoewel ze Uwland smeekten hen niet te verraden, vertelde hij zijn ontdekking aan de wachtmeester van de marechaussee Aalders. Deze meldde dit voorval aan zijn commandant, de opperwachtmeester Slotboom. Slotboom, op zijn beurt, informeerde korpschef Feberwee, die tenslotte burgemeester Bos informeerde.
Door personeel van het gemeentelijke politiekorps, onder leiding van inspecteur Feberwee, en personeel van de marechaussee, onder leiding van opperwachtmeester Slotboom, werden diezelfde avond de joden in het Korenburgerveen gearresteerd.
Hartog Meyler wist te ontvluchten; agent Van der Zwart deed geen moeite om hem tegen te houden. De gevangenen werden in een veewagen overgebracht naar het feestgebouw aan de Haitsma Mulierweg. Lenie en Emmy Meyler wisten uit het feestgebouw te ontsnappen. Bij de aanvang van het transport van de joden naar het station N.S. ontsnapte ook nog de 29-jarige Paul Romann. De gemeentepolitie kreeg opdracht het “jodentransport” per trein naar Westerbrok te begeleiden.
Op 28 november 1942 vond op initiatief van burgemeester Bos een propagandabijeenkomst van het Rechtsfront plaats. Leden van gemeentepolitie en marechaussee werden hiervoor in het politiebureau uitgenodigd. Leider van deze bijeenkomst was kameraad Feberwee.
In januari 1943 werden enkele vacatures bij de gemeentepolitie Winterswijk opengesteld. Voor een agent van politie bedroeg de jaarwedde f 1550,- tot f 1950,- alsmede verhoging van 5% voor overwerk. Gehuwden kregen een duurtetoeslag van 6%. De rijwieltoelage bedroeg f 45,-. Burgemeester Bos vroeg bij de betreffende politiekorpsen inlichtingen over de soliicitanten en vermeldde daarbij “dat het duidelijk zal zijn dat ik geen personeel wensch aan te stellen dat niet positief tegenover het nationaal-socialisme staat”. Bos stelde lidmaatschap van het Rechtsfront als benoemingseis.
Maart 1943 werden drie nieuwe collega’s aangesteld, onder wie de wachtmeester G. Luijsterberg uit Dordrecht, die met de per 1 juli 1943 aangestelde Douwe van der veen uit Amsterdam een berucht duo vormde. K. Gunnink werd bevorderd tot hoofdwachtmeester (brigadier), tevens plaatsvervangend korpscommandant.
REORGANISATIE VAN DE POLITIE
In organisatorisch opzicht was 1943 voor de Nederlandse politie een belangrijk jaar. alle Nederlandse politieambtenaren waren nu ondergebracht bij een, centraal georganiseerd apparaat, de staatspolitie. In het kader van de reorganisatie werd voor de Nederlandse politie het Duitse rangenstelsel ingevoerd; een (hoofd)agent heette voortaan (opper)wachtmeester en de inspecteur moest de titel “opperluitenant” voeren. Per 1 maart 1943 werd de brigade van de marechaussee te Winterswijk (sterkte twintig man) opgeheven. Dit had consequenties voor de gemeentepolitie; de werkdruk nam drastisch toe. Bij overtreding van de verduisteringsvoorschriften werd strenger opgetreden. De politie moest in voorkomende gevallen voor enkele dagen de lichtschakelaars verzegelen!
In april 1943 berichtte burgemeester Bos de 99 nog in Winterswijk wonende joden, dat zij, op last van de bezetter, Winterswijk moesten verlaten en dat zij in de gelegenheid werden gesteld, op eigen gelegenheid naar Vught te reizen. De gemeentepolitie had drie zieke jodinnen naar Westerbork gebracht. Op 13 april 1943 meldde burgemeester Bos aan de Gewestelijk Politiepresident dat 87 van de 99 in Winterswijk wonende joden zelf naar Vught waren afgereisd en dat hij zes joden had toegestaan in Winterswijk te blijven wonen. De brief van Bos eindigde met de woorden: “de verwijdering van joden uit deze gemeente is regelmatig verlopen en stoornissen of moeilijkheden hebben zich niet voorgedaan.”
Met ingang van april 1943 was er vrijwiliige hulppolitie. Na het volgen van de vereiste Landwacht-opleiding kon men bij de politie in vaste dienst komen. Het waren voornamelijk NSB-ers die van deze mogelijkheid gebruik maakten. De Landwacht- opleiding werd gegeven in Meddo, door de – tijdelijk in Winterswijk in dienst zijnde – luitenant Brand, afkomstig uit Roosendaal. Voor de functie van vrijwiliige hulppolitie was veel belangstelling. In een maand tijd groeide hun aantal tot negentien! De belangrijkste taken van deze fanatieke functionarissen waren bewakingsdiensten, o.a. bij het arbeidsbureau, en het arresteren van joden en onderduikers.
Vanaf 17 juni 1943 moest de politie in opdracht van de Gewestelijk Politiepresident het Winterswijkse arbeidsbureau voortdurend bewaken. Een onderofficier en zes manschappen, voornamelijk hulppolitie, werden voor deze taak ingezet. Voor korpscommandant Feberwee was dit aanleiding om korpsuitbreiding van zeven man aan te vragen. De burgemeester stelde B.W.Tiemens aan als bewaker, buiten de kantooruren, van de gemeentesecretarie.
PERSONEEL IN TIJDELIJKE DIENST BIJ G.P. WINTERSWIJK
Vanaf 1943 waren diverse, van elders afkomstige politiemensen tijdelijk in dienst van de gemeentepolitie Winterswijk. Het kwam namelijk veelvuldig voor, dat poltiemensen die verlof hadden en op reis waren, ten gevolge van de oorlogsomstandigheden niet naar hun standplaats konden terugkeren. Het was de gewoonte, dat men zich dan meldde bij een politiekorps in de plaats waar men op dat moment vertoefde. Zodra de omstandigheden dit toelieten, keerde men terug naar zijn “eigen” politiekorps. In Winterswijk deden gedurende de oorlogsjaren 1943 tot 1945 ongeveer zestien politiemensen tijdelijk dienst. Veelal betrof dit NSB-ers. Zij werden in het Winterswijkse korps bij voorkeur aangewezen voor het “vuile’ werk, dat vanaf 1943 in toenemende mate de opsporing van onderduikers betrof.
Van Feberwee was bekend, dat hij bang was om ’s nachts alleen op straat te gaan. De agenten van de nachtdienst vonden dat natuurlijk niet erg. Nachtelijke controle kregen ze dan immers niet, verwachtten die ook niet. Iedereen wist, dat Feberwee ’s nachts niet buiten kwam. Speciale opdrachten voor de nachtdienst werden schriftelijk door hem gegeven. De papieren werden dan in het vakje gelegd van de man die op nachtdienst kwam. Het kwam wel voor, dat er opdracht werd gegeven om een onderduiker op te halen. De agenten die van de dagdienst kwamen, konden zo’n opdracht ook lezen en zorgden er dan voor, dat de betreffende persoon gewaarschuwd werd. Als dan de agenten, belast met de uitvoering van de opdracht, ter plaatse kwamen, was de vogel reeds gevlogen en konden ze gezellig een kop koffie drinken.
In de nacht van 28 op 29 februari 1944 had Boukema, samen met Hendrik Bos, nachtdienst op het politiebureau, toen nog gevestigd in het gemeentehuis. De deur ging altijd op slot. In die tijd gebruikte men tussen zes uur ’s avonds en zes uur ’s morgens een wachtwoord. Dat was gedaan om te voorkomen, dat ongewenste personen het gemeentehuis binnenkwamen. Er weden regelmatig overvallen gepleegd om aan distributiebonnen en andere officiele papieren te komen. Het wachtwoord begon altijd met een “S”. Ierdeeen moest dat wachtwoord kennen. De deur werd alleen geopend, als men het juiste wachtwoord noemde. Die nacht werd er hard op de deur gebonsd. Voor de deur stonden drie mannen in Duitse uniformen gekleed, van wie een officier op hoge toon toegang tot het politiebureau verlangde. Toen Boukema naar het wachtwoord vroeg, kon hij dat niet geven. Dat gaf natuurlijk problemen, omdat er uitdrukkelijk gesteld was, dat iemand die het wachtwoord niet kende geen toegang kreeg tot het bureau. Boukema verzocht de heren even te wachten, zodat hij verdere instructies kon halen. De burgemeester woonde tenslotte recht tegenover het gemeentehuis en kon zeer snel aanwezig zijn. Na het telefoontje van Boukema ging de burgemeester echter niet direct naar het bureau, maar eerst naar de korpschef Feberwee. Die was er helemaal niet voor te porren om in de nacht over straat te gaan. Het kostte nogal wat tijd om hem te overtuigen, maar tenslotte ging hij met de burgemeester mee, wel in gezelschap van zijn politiehond “Astor”. Toen ze bij het bureau aankwamen, waren er intussen twintig minuten verstreken. De SS-officier stond met getrokken pistool, luid tierend op de deur te bonken en stapte tenslotte samen met de burgemeester en de korpschef naar binnen.
Aan Boukema en aan wachtmeester Bos werd later een tevredenheidsbetuiging uitgereikt, omdat zij zich zo stipt aan de voorschriften hadden gehouden. Later bleek dat de officier in een geprikkelde stemming verkeerde, doordat hem ook al de toegang tot het gewestelijk arbeidsbureau was geweigerd. De officier en de manschappen bleken afkomstig te zijn van de Feldgendarmerie in Arnhem.
DIENST VERZAAKT
Veertien dagen na het ontvangen van de tevredenheidsbetuiging werd wachtmeester Bos gearresteerd en overgebracht naar de Sicherheitspolizei te Arnhem. Hij had in strijd met de voorschriften, op 11 maart tussen 21 en 22 uur zijn post in het politiebureau verlaten. Daarbij had hij de voordeur van het gemeentehuis, ook in strijd met de gegeven opdracht, opengelaten en zich buiten het gemeentehuis opgehouden. Toen hij daarna in de politiewacht terugkwam, moest hij daar als wachtcommandant fungeren, maar hij had tegen alle voorschriften in de wacht verlaten en was weg gegaan, hoewel hij daarna nog een uur te voet dienst moest doen in wijk 1. Bos meldde zich die avond in het geheel niet meer voor de dienst. Op een tafel in het politiebureau had hij de sleutels van de brandkast, waarin twee dienstpistolen waren opgeborgen, onbeheerd laten liggen. Bos bekende dit allemaal en vroeg schriftelijk zijn ontslag aan uit de politiedienst. Op 5 juni werd hij ontslagen. Uitdrukkelijk werd vermeld, dat zijn ontslag geen verband hield met sabotagedaden, gericht tegen de Duitse bezettende macht, maar wel “betreffende onverschilligheid, zijn dienst verzaken en overal maling aan hebben.”.
In juli 1946 werd door de Armenraad te Deventer ons inlichtingen gevraagd omtrent de persoon van wachtmeester Bos. Bos had verklaard, dat hij twee en een half jaar in het concentratiekamp Wangerooge had doorgebracht en wilde salarisvergoeding hebben. In het antwoord liet hoofdagent v.d.Zwart weten: “of dit op waarheid berust kunnen wij niet beoordelen, want dat is voor ons oncontroleerbaar. Dan zou hij heden ten dage daar nog aanwezig moeten zijn, hetgeen mij niet geloofwaardig voorkomt.” Bos kreeg geen salarisvergoeding. “Bos was een politieman van slechte kwaliteit en daarnaast een grote fantast, was onkundig en had een slap karakter. Dit alles is gebleken in een tijdvak van 23 dagen, dat hij bij ons korps dienst heeft gedaan.”aldus v.d.Zwart.
Korpscommandant Feberwee werd per 1 juli 1943, nadat hij er zelf enkele keren om gevraagd had, bevorderd tot kapitein. Daar in Winterswijk organisatorisch een opperluitenant korpschef was, moest hij t.z.t. overgeplaatst worden. De nationaal-socialistische getinte “Winterswijksche Courant’ besteedde met onderstaand artikel aandacht aan deze bevordering: “Het weldenkend deel van uw bevolking zal deze bevordering den betrokkene van harte gunnen, temeer omdat kapitein Feberwee behoort tot de self-made mensen, tot die kleine groep van lieden, die door zelfstudie, nauwgezette plichtsbetrachting, gepaard gaande met grote beroepsliefde en toewijding, zich tot een eervolle positie in de maatschappij hebben opgewerkt.
DE “PERIODE VELLE”
Installatie J.F.Velle 1944 Links: Bombergen
Op 1 maart 1944 maakte de 39 jarige opperluitenant Jean Francois Velle zijn opwachting als de nieuwe korpscommandant. Hij kreeg een maand de tijd om zich, naast Feberwee, in te werken als korpscommandant. Feberwee trad een maand later, op 1 april 1944, in dienst van de gemeentepolitie te Almelo. Het is niet duidelijk geworden in hoeveree burgemeester Bos zich van Feberwee heeft willen ontdoen. Zelf veronderstelde Feberwee dit wel, zo bleek uit een naoorlogse brief van Feberwee aan de burgemeester van Winterswijk.
De komst van J.F.Velle luidde een nieuw tijdperk in. Hij was gehuwd en afkomstig van de staatspolitie Amsterdam, waar hij als 23-jarige zijn carriere bij de politie begon. Als rechercheur 1e klasse was hij werkzaam geweest bij de recherche-centrale. Hij volgde tijdens de bezetting de officiersopleiding aan de P.O.S. (Politie Officiers School) te Apeldoorn, waar men verplicht was de Hitlergroet te brengen. Zijn staat van dienst vermeldde tevens het lidmaatschap van de SS. Hij ging er prat op, dat hij op een afstand van 20 meter een jonge onderduiker, die probeerde te vluchten, met zijn pistool had doodgeschoten. Velle voegde aan elke ploeg een aantal NSB-ers toe om zo meer controle over de politiemensen te krijgen.
Amper drie weken in Winterswijk in dienst, boekte hij op 22 maart 1944, samen met de op het punt van vertrek staande Feberwee, succes in het onderzoek naar de inbraak bij radiohandelaar G.J.Woordes. Hier werden op 3 januari 1944 twee versterkers met een waarde van circa f 2500,- vermist. Deze diefstal stond waarschijnlijk in verband met verzetsactiviteiten. Een tweede “succes” betrof de oplossing van de inbraak met brandstichting in de bioscoop door de 23-jarige electrotechnicus W.J.Koenen, een illegaal werker. Koenen had helaas zijn fiets bij de bioscoop achtergelaten. De fiets werd in beslag genomen en in het politiebureau bewaard. Koenen maakte enige tijd later de fout door op het politiebureau te informeren naar zijn fiets. Hij werd gearresteerd en opgesloten in het huis van bewaring te Zutphen. Op 28 maart 1944 volgde de aanhouding van Koenens 20-jarige vriendin uit Nijmegen. Zij werd door de SD onder druk gezet; men gaf haar een revolver, die zij, uit naam van de verzetsgroep waarin Koenen actief was, aan de verzetsman H.J.Baarschers moest geven. Dezelfde dag nog werd zij, in het bezit van de revolver, in vrijheid gesteld.
Velle was bang voor zijn vervangend korpscommandant Klaas Gunnink. Gunnink, de 39-jarige hoofdwachtmeester, werd op 2 mei 1944 door Velle belast met het overbrengen van een arrestant naar de Sicherheitspolizei te Arnhem. Gunnink werd daar bij aankomst meteen in hechtenis genomen. Blijkens een brief van Velle aan de SIPO was Gunnink “politiek onbetrouwbaar” en schuldig aan samenspanning met arrestanten. Gunnink zou een arrestante namelijk hebben ingefluisterd, dat Velle haar niets zou kunnen maken, als zij in het betreffende onderzoek zou blijven ontkennen. Tevens zou Gunnink enkele, bij dit onderzoek betrokken, nog niet gearresteerde personen hebben gewaarschuwd. Ook zou Gunnink het contact tussen de arrestante en het verzet hebben bewerkstelligd.
De 24-jarige Baarschers werd op 23 mei 1944 tesamen met vijf andere verzetsmensen onder wie W.Lelieveld, gearresteerd. Bij de hierop volgende huiszoeking bij Baarschers werden, behalve revolver, ook vervalste bonkaarten aangetroffen. Baarschers werd in het politiebureau door Velle ernstig mishandeld. In de kamer van Velle werd na het verhoor van Baarschers een bloedplas aangetroffen.
Het was de bedoeling van Velle op 24 mei 1944 eveneens het echtpaar Kuipers-Rietberg, actief in de Landelijke organisatie voor Hulp aan Onderduikers (L.O.), te arresteren. Tante Riek (mevr.Kuipers) en haar man waren echter getipt, echter niet door K.Gunnink, zoals wel beweerd wordt. Terwijl zij met de trein onderweg waren naar een schuiladres, liet Velle de achtergebleven zonen van het echtpaar Kuipers, de tweeling Piet en Helmer arresteren. Velle probeerde daarna tevergeefs “tante Riek” en haar man naar Winterswijk te lokken. Na enige tijd werden de twee jongens in vrijheid gesteld.
Gunnink werd op 6 juni 1944, na ruim een maand te hebben vastgezeten, in vrijheid gesteld. Velle toonde zich niet ingenomen met verlof en berichtte de Duitse autoriteiten dat hij Gunnink “wegens politieke onbetrouwbaarheid” niet langer in het korps wilde handhaven. Gunnink werd op 17 juli overgeplaatst naar Velp, waar hij echter nimmer dienst deed. De hoofdwachtmeester C.P.Wijn werd van Velp overgeplaatst naar Winterswijk om de plaats van Gunnink op te vullen.
Op zondagavond 11 juni 1944 werd Wim Koenen door vijf personen op fietsen, leden van een knokploeg, op spectaculaire wijze uit het huis van bewaring in Zutphen bevrijd. Deze actie kwam juist op tijd, want Koenen zou een dag later overgebracht worden naar de SIPO te Arnhem. Blijkens het verspreide politiebericht verzocht de gemeentepolitie te Zutphen na deze bevrijding om een huiszoeking bij Koenen aan de Zonnebrink te Winterswijk. Koenen was spoorloos. Later bleek, dat hij zich had schuilgehouden in het Korenburgerveen. Enkele weken na zijn bevrijding werd Koenen opnieuw aangehouden. Zowel Koenen, Baarschers als Lelieveld werden op transport gesteld naar het ’Polizeidurchgangslager” te Vught. Koenen en Baarschers werden daar op 5 september 1944 geexecuteerd; W.Lelieveld belandde in een concentratiekamp en overleefde de oorlog.
MOORDZAAK
Op 12 juni 1944 werd bij de politie de verdwijning gemeld van de 43-jarige Duitse vrouw Romer. Die morgen zou zij met de 60-jarige O. zijn meegegaan naar het Woold. Een week later werd zij daar dood aangetroffen. Na intensief onderzoek, geleid door Velle, volgde enkele weken later door de gestapo in Duitsland de arrestatie van de Winterswijkse O. Hij bekende het slachtoffer in het Woold met de scherpe kant van een schop om het leven te hebben gebracht. Nadien had Velle de schedel van die Duitse vrouw op zijn bureau staan. In de kaak bevonden zich gouden tanden. Velle had het hoofd meegenomen, het uitgekookt en daarna op zijn bureau geplaatst. Hij begroette het iedere morgen met een opgewekt “Goede morgen, Malina”; velen ergerden zich daaraan, Velle zei destijds zelf over die schedel; “Deze schedel is van het slachtoffer en binnenkort staat de schedel van de dader ernaast.” Toen deze zaak bekendheid kreeg, wekte dit de nodige opschudding, waarna de schedel in beslag werd genomen en bijgezet in het graf van de vermoorde op het R.K.Kerkhof.
ZELFDODING
Op 7 juli 1944 was het de opperluitenant Velle zelf die politieassistentie nodig had. Hoofdwachtmeester Renshof werd door rechercheur Odding verzocht om zich zo spoedig mogelijk naar de woning van Velle te begeven op het Weurden 55. Hij trof daar rechercheur Odding, Velle en de zwaar gewonde, 29 jaar oude huishoudster van Velle aan, die zich, volgens Velle en Odding, met het dienstpistool van Velle, dat toevallig op het bureau lag, door het hoofd had geschoten. Aanleiding tot deze zelfmoord; angst en onzekerheid omtrent de afloop van de oorlog en het feit dat Velle haar de deur had gewezen. Enige dagen daarvoor had de vrouw van Velle Winterswijk verlaten ,omdat Velle een verhouding had met die huishoudster. Velle had wroeging over het vertrek van zijn vrouw. Hij verzocht zijn huishoudster de woning te verlaten; hij wilde zijn buitenechtelijke verhouding met haar beeindigen, omdat hij zijn vrouw weer thuis wilde hebben. Ze zei: “Nou, Jean, ik ga vanavond nog weg.” Hierop liep ze naar het bureau, greep het dienstpistool en schoot zich door de rechterslaap. Diezelfde avond overleed de huishoudster, zonder nog bij kennis geweest te zijn. Van deze zelfdoding werd door de Winterswijkse gemeenschap met gemengde gevoelens kennis genomen. Velle verzuimde de autoriteiten van dit voorval in kennis te stellen en tekende daarmee in feite voor zijn eigen gedwongen overplaatsing.
Enkele dagen voor zijn onvrijwillige vertrek als korpscommandant van de politie Winterswijk liet Velle op 16 augustus 1944, ’s morgens om 03.15 uur, zijn hoofdwachtmeester (brigadier) K.Gunnink, van bed lichten. Het rapportenboek vermeldde geen reden van deze arrestatie, maar die liet zich wel raden. Ruim 47 1/2 jaar later, op 30 oktober 1992, vertelde de weduwe Gunnink (Ine Gunnink te Bilthoven) dat Velle zich met zijn politiemacht rond het huis in de Eelinkstraat had geposteerd. Een van de collega’s van Gunnink, Renshof, duwde de loop van zijn pistool in de rug van Gunnink. De kleine Klaas, het zoontje van Gunnink, zat buiten op straat en schreeuwde: “Papa, ze schieten je dood.” Gunnink werd op transport gesteld naar de SIPO te Arnhem, maar vrij snel daarna in vrijheid gesteld, mede dank zij de tussenkomst van burgemeester Bos.
Het echtpaar Gunnink kreeg op 31 augustus 1944 een dochter; vader Gunnink kon echter niet lang van zijn kleine spruit genieten. Twee dagen later, op 2 september 1944, dook hij onder bij de familie Geurkink op boerderij “Krosenbrink’ te Miste. Een van de dochters daar, de inmiddels 68-jarige Hanna Geurkink te aalten, herinnerde zich nog goed hoe de politieman Klaas Gunnink, in overall en op z’n mooie gele klompen, bij de boerderij aankwam.
Behalve Klaas Gunnink waren er op “Krosenbrink” meer onderduikers, waaronder de zonen Gerrit en Bernard Geurkink, die zich hadden onttrokken aan de “Arbeidseinsatz”, de spoorman (opzichter) Harkema en Reinders (raad van Arbeid). Onder vele balen stro was een hol gemaakt, waarin de vijf mannen zich schuilhielden. Een groot deel van “Krosenbrink” was door de Duitsers gevorderd. Wehrmacht en onderduikers bevonden zich daar, aldus Hanna Geurkink, onder een dak. De officieren bewoonden het voorhuis, de soldaten de deel, terwijl voor het gezin Geurkink de varkensstal restte.
Velle werd met ingang van 1 augustus 1944 ontslagen als korpschef van de politie te Winterswijk. Met ingang van 21 augustus 1944 werd hij door de overste Feenstra, voormalig Gewestelijk Politiepresident en op dat moment Commandant van de Staatspolitie (marechaussee), overgeplaatst naar Arnhem en aan zijn staf toegevoegd, waarschijnlijk omdat Velle hier na de affaire met zijn huishoudster niet meer te handhaven was.
Velle heeft zich in Winterswijk doen kennen als een vrouwenjager en een zuiplap, die zich als korpscommandant op een zeer minderwaardige wijze heeft gedragen. Aan de leiding van het korps deed hij weinig. Hij bemoeide zich zeer veel met de politieke aangelegenheden en het opsporen van onderduikers en illegale werkers.
Op 16 april 1945 werd Velle overgeplaatst naar Harderwijk. In zijn boek “Politierapport 1940-1945; dagboek van een politie-officier” schrijft H. Kraaijenbrink, korpschef van Harderwijk, over velle:
“Hem gaat de slechte naam vooruit die hij zich in de loop van de tijd verworven heeft en het gerucht wijst hem als trouw vazal van Feenstra en S.S.- verrader aan. Met dit heerschap zullen wij opgeknapt worden. Hij zal zeer, zeer voorzichtig moeten zijn. Maandag 16 april 1945 doet Velle officeel zijn intrede aan het bureau. Hij is al een week hier en heeft zich de woning van de Protestantenbond aan de Verkeersweg aangemeten en in orde gemaakt. Hij vertoont zich bij ons in gezelschap van zijn “vrouw”; in elk geval is het iemand die hij als zodanig betitelt. Natuurlijk kan hij niet dadelijk aan het werk gaan, hij kent hier niets en valt midden in een hem volkomen vijandige troep mannen, in het zicht van het einde! Velle werd op donderdag 19 april 1945 gevangen genomen. Hij zat thuis de bevrijding te vieren met een paar Canadezen. Toen het misliep nam hij de benen; maar in de gemeente-weide heb je niet veel kans tegen politiemannen met geweren en soldaten met machinepistolen.Sedert maandag heb ik hem niet meer gezien en gemist heb ik hem ook niet direct.’
Tot zover Kraaijenbrink.
Velle werd in Winterswijk in het kamp “Vosseveld” geinterneerd. Hij werd daar ook nog ondervraagd in verband met de diefstal van rijwielmotoren. Die waren in de bezettingstijd bij de boeren onder het stro verborgen. Velle zou weten waar die motoren gebleven waren. Van Winterswijk werd Velle overgebracht naar de gevangenis “De Koepel” in Arnhem. Hij wist te ontvluchten, maar werd weer opgepakt. Later werd hij overgeplaatst naar het kamp “Beugelen” bij Staphorst, waaruit hij ook wist te ontvluchten, maar hij werd opnieuw gepakt en uiteindelijk tewerkgesteld in de mijnen in Limburg. Hij trouwde met een gevangenisbewaardster van “De Koepel” in Arnhem en vestigde zich in Amsterdam, waar hij een schildersbedrijf begon. In 1949 was Velle nog steeds niet berecht; het onderzoek was toen nog gaande. Hij overleed op 68-jarige leeftijd.
Toen korpschef Klaas Gunnink na de bevrijding “arrestant” Velle in de Winterswijkse politiecel aantrof, gaf Velle te kennen: “De rollen zijn nu omgedraaid, Gunnink!” Gunnink ging daar niet op in, maar liet zijn hart spreken. Hij vroeg Velle, die er haveloos uitzag, of hij honger had. Dit bleek zo te zijn, waarna Gunnink naar zijn vrouw ging om brood te halen voor Velle……… zijn voormalige chef en achterbuur. Ine Gunnink bakte eieren (zij hield zelf kippen) en gaf een stevig pak brood voor Velle mee
DE “PERIODE VAN EGMOND”
De derde korpscommandant tijdens de oorlogsjaren was de bijna 35-jarige oude Arelis van Egmond. Hij trad op 21 augustus 1944 in dienst. Hij was gehuwd en had drie kinderen. Van Egmond werkte voordien bijna acht jaar bij de Enschedese politie. Kennelijk werkte Van Egmond tot volle tevredenheid van Burgemeester Bos. Al vrij snel deed deze het voorstel Van Egmond tot kapitein te bevorderen. In tegenstelling tot Feberwee mocht hij als kapitein in Winterswijk blijven.
Op 29 november 1944 bedroeg de sterkte van het korps nog maar 25 man. In 1944 waren vier politiemensen, onder wie Klaas Gunnink, ondergedoken. Bovendien was een wachtmeester ontslagen wegens plichtsverzuim. Per 1 december 1944 werden daarom twee wachtmeesters van de gemeentepolitie te Zutphen in Winterswijk gedetacheerd.
Toen eind 1944 de bevrijding van het zuiden van Nederland plaatsvond kwamen er veel “foute” politiemensen naar Winterswijk, die met toestemming van de Gewestelijke Politiepresident een tijdelijke aanstelling kregen. De administrateur van het korps, Bertus Plekenpol, legde in die tijd een geheim dossier aan van deze “zuiderlingen” om na de oorlog voldoende informatie te hebben.
Het jaar 1944 werd gekenmerkt door een sterke activiteit ten opzichte van illegale werkers en onderduikers. Behalve Velle waren vooral twee nieuwe wachtmeesters, Luijsterburg en Van der Veen, hierin bijzonder actief. Dit duo werd op 27 januari 1945 gedeacheerd bij de Ordnungspolizei te Schalkhaar. Van der Veen belandde als SD’er in de Haarlemmermeer. In het boek “Wacht binnen de dijken”, geschreven door de voormalige burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, C.van Stam, toendertijd Gewestelijk Commandant van de B.S. (strijdend gedeelte), gewest 12, Noord-Holland zuid, staat het verhaal “Een gevecht met de grune Polizei”. Hieruit blijkt dat in de nacht van 17 op 18 april 1945 een sabotagegroep (bestaande uit drie mannen en een vrouw) van de K.P. Haarlemmermeer nabij Hillegom met drie in Duits geklede leden van de Grune Polizei in een vuurgevecht verwikkeld raakte.
Een van de Grunen werd direct gedood, een zwaar gewond, terwijl de derde man zich overgaf. Dit was de Winterswijkse wachtmeester Van der Veen. Hoewel de verzetstrijders de gewonde man naar het ziekenhuis brachten, overleed hij aan zijn verwondingen. Van der Veen werd in een noodziekenhuis (in een school in Hoofddorp) opgesloten en voor de buitenwereld verborgen gehouden. Mede omdat de landverrader in het zicht van de bevrijding, probeerde de aandacht van de Duitsers te trekken, werd tot liquidatie besloten. Gewestelijk commandant Van Stam nam deze beslissing, daarin gesteund door “Leopold”, majoor Duijff. Op 28 april 1945, te 17.30 uur, werd het vonnis voltrokken. Dezelfde dag, om 18.00 uur, ontving de plaatselijk commandant te Hoofddorp bericht van Van Stam, het vonnis niet te voltrekken, aangezien Prins Bernard met de Duitse autoriteiten voor de B.S. een wapenstilstand overeengekomen was. Het vonnis was echter een half uur eerder voltrokken. Van der Veen werd begraven in de boomgaard van boerderij “de Olmenhorst” te Hoofddorp.
Op 12 februari 1945 dook wachtmeester Boukema onder in Huppel, omdat hij bezwaren had tegen de arbeidsinzet, in verband met de melding voor “Schanzarbeiten”. Burgemeester Bos was al na veertien dagen op de hoogte van het onderduikadres, maar liet hiervan niets blijken. Op 28 oktober 1945 trad Boukema in dienst bij de koninklijke Landmacht, hoewel hem nog geen ontslag was verleend bij de politie. Met ingang van 1 november 1945 werd hij eervol ontslagen, als agent-rechercheur van politie bij de gemeentepolitie te Winterswijk.
In februari 1945 verschenen drie politiemensen niet op hun werk; ook zij waren ondergedoken, al dan niet hun dienstpistool meenemend. Op 31 maart 1945 bedroeg het aantal ondergedoken politieambtenaren acht. De laatste die het voor gezien hield, was de korpscommandant Van Egmond. Voordat hij de vlucht nam, ondertekende hij ’s nachts om 1.15 het dagrapport. Na verloop van tijd werd hij gearresteerd en later ontslagen wegens ontrouw. Burgemeester Bos ondertekende op 27 maart 1945 voor het laatst het dagrapport. Hij nam afscheid van de politiemensen die op dat moment dienst hadden en verdween. J. Voorink trad opnieuw op als waarnemend burgemeester.
BURGEMEESTER BOS, EEN MAN MET TWEE GEZICHTEN
Dr. W.P.C.Bos was burgemeester van Winterswijk van 16 maart 1942 tot de bevrijding op 31 maart 1945 en als zodanig hoofd van de politie. Het was een man “met twee gezichten” of, zo men wil, “met twee harten”. Een aantal gebeurtenissen en getuigenissen geeft hiervan blijk. Bij zijn installatie op 28 maart 1942 waren W.A., Jeugdstorm, SS en Hitlerjeugd aanwezig. In zijn installatie-rede manifesteerde hij zich als een verwoed nationaal-socialist, die ieder lid van het gemeentepersoneel in de gelegenheid zou stellen, kennis te maken met het nationaal-socialisme, tijdens vormingsuren die speciaal voor dat doel zouden worden belegd. Hij vond dat het politiekorps ongeschikt was voor zijn taak binnen de nationaal-socialistische volksgemeenschap. De politie moest de WA als haar helper beschouwen en de WA moest zich als zodanig gedragen.
Het feit dat inspecteur van politie Feberwee was aangesloten bij het rechtsfront, zou de goede vestandhouding tussen poltie en W.A. in de hand werken. Merkwaardig genoeg heeft Bos in zijn installatierede met geen woord gerept van de joodse kwestie, terwijl in zijn gemeente meer dan 250 joden woonden en menige aanwezige nationaal- socialistische functionaris de aanval op de joodse volksvijand deugd zou hebben gedaan. In het boek “Het echec van een volkse beweging” van prof.dr.G.A.Kooy, stelt de schrijver dat, naar zijn mening, Bos veel heeft gedaan om het joodse lot zo dragelijk mogelijk te maken. Anderzijds wordt de rol, die Bos gespeeld heeft in het oppakken van 22 in het Korenburgerveen op verscholen Winterswijkse joden dubieus genoemd. Kooy veronderstelt, dat Bos geweten heeft van die verraden onderduikers, maar dat hij er op het kritieke moment niets meer aan heeft kunnen, c.q. willen doen. Daar staat weer tegenover, dat hij de jodin Sientje van Gelder tweemaal heeft gewaarschuwd voor een inval. Bos was geen jodenhater en hij zag ook geen joods gevaar. Dat men ook in Winterswijk begin mei 1943 heeft durven staken uit protest tegen het weer in krijgsgevangenschap voeren van ex-militairen vermeldt Kooy eveneens met nadruk. Burgemeester Bos wist zijn gemeente te vrijwaren voor Duitse represailles door in een schrijven aan de bezettingsautoriteiten een lezing van de gebeurtenissen te geven, die de Duitsers van optreden te Winterswijk deed afzien.
Opmerkelijk is ook een relaas over de persoonlijke herinneringen van H. Boukema, van maart 1942 tot oktober 1945 agent van politie in Winterswijk, die mede een inzicht geven in het functioneren van burgemeester Bos. Elke maand was Boukema aanwezig bij de uitbetaling van de salarissen. Dat ging toen nog met het bekende salariszakje. Aan de “betrouwbare” agenten vroeg hij een bijdrage ter ondersteuning van de ondergedoken politiefunctionarissen. nauwgezet vermeldde hij op een lijst de namen van diegenen die iets van hun salaris afstonden; achter de naam het bedrag van de bijdrage. Het opgehaalde geld werd afgedragen aan dokter Jagerink, die toen was ondergedoken in boerderij “De Kip”, van de familie Hijink in Meddo. Op zekere dag werd Boukema bij burgemeester Bos ontboden. Die bevond zich in de kamer van inspecteur Velle. De burgemeester liet Boukema een lijst zien met de namen van leden van het politiekorps, die een deel van hun salaris hadden afgestaan. “Wat heeft deze lijst te betekenen? “, vroeg hij. Boukema kon er niet onderuit. Hij moest toegeven, dat hij geld had ingezameld ten behoeve van ondergedoken politieambetnaren. Bos vroeg aan inspecteur Velle: “Ja, wat doen we nu met deze man?” Waarop Velle antwoordde; “Naar de Gestapo in Arnhem.” De schrik sloeg Boukema in de benen. Dat zag er niet zo best uit. Tot zijn grote opluchting zei Bos: “Ja, maar als Boukema naar de Gestapo in Arnhem moet, dan moeten alle personen die op deze lijst staan naar de Gestapo, dat is zowat driekwart van het korps. Dan hou je geen mensen meer over om politiediensten te verrichten. Dan zal je zelf die diensten moeten draaien.” Hierop had Velle geen antwoord. “Weet je wat we doen?” , zei Bos en hij nam de lijst in zijn handen, scheurde hem aan stukken en gooide de snippers in de prullemand. “We praten er niet meer over.”
Maar er is ook een andere Bos. Zoals hij zich bijvoorbeeld liet kennen in de “affaire Wenters”. Wenters was een kegelclub, waarvan de leden vrij ernstig te lijden hadden aan wat Bos noemde “de Engelse ziekte”. Ze kegelden niettemin in het NSB-cafe Piek, waar op clubavonden menig hartig woord over NSB-ers en Duitsers viel. Met medewerking van Bos werd een afluisterapparaat in het kegellokaal geinstalleerd. Het gevolg was dat de kegelclub werd ontbonden. De leden werden ongemoeid gelaten, maar een paar maanden later werd een van hen, de HBS- leraar Wiechers, opgepakt omdat hij zou hebben gezegd, dat de dochter van Bos wel van school zou worden weggepest. Wiechers zat drie maanden gedetineerd in het concentratiekamp Amersfoort.
Dan is er, niet te vergeten nog de zaak Baarschers. Henk Baarschers was een verdienstelijk verzetsman, die door verraad in mei 1944 werd opgepakt. Bij zijn verhoor, door opperluitenant Velle, werd hij zwaar mishandeld, in het bijzijn van Burgemeester Bos. In de kamer van Velle werd, na het verhoor van Baarschers, een bloedplas aangetroffen. Net als andere politiemensen wist mej. Geurkink, toen werkzaam op de politieadministratie, van die mishandeling af. Zij was zo nu en dan een klankbord van de burgemeester en zo kon zij het zich permitteren hem in een “onderonsje”, zoals zij het noemde, te vragen; “Was dat nou nodig om iemand die geen verweer heeft zo toe te takelen?”. Min of meer wanhopig en moe zei Bos: Jo, ik kan niet overal inspringen.” Baarschers werd op transport gesteld naar het “Polizeidurchgangslager” te Vught en aldaar op 5 september tesamen met zijn vriend Koenen gefusilleerd.
Tijdens een ander “onderonsje” begon Bos te vertellen over zijn leven. “Tot aan mijn doctoraal ben ik trots op mijn leven en daarna ging het verkeerd.” Mej. Geurkink vroeg hem waarom hij dan toch bij die partij was gegaan, bij al dat tuig. Zijn antwoord was: “De discipelen van Jezus waren ook maar eenvoudige vissers.”
Sinds die septembermaand van 1944 wist Bos, dat de Duitse nederlaag onafwendbaar was geworden. Hij begaf zich iedere dag naar het gemeentehuis om er de lopende zaken te behartigen, trachtte mensen vrijstellingen te verlenen voor het spitten, las brieven van zenuwachtige Duitse autoriteiten en beantwoordde die brieven verontschuldigend. Hij zorgde ervoor, dat de ondergedoken broer van mej. Geurkink een nieuw persoonsbewijs kreeg, praatte wat met een NSB-ambtenaar of een politieman (niet-NSB-er) en wachtte vermoedelijk op het einde. Dat einde kwam voor hem – bestuurlijk – eind maart 1945. Hij sloeg op de vlucht, zoals zoveel NSB-ers, per fiets naar het noorden. Hij ging echter niet voor en aleer hij afscheid had genomen van de dienstdoende leden van de gemeentepolitie.
Zou het ter ontlasting van de door hem in de jaren 1940-1945 ingenomen houding zijn geweest, dat hij die politiemannen de hand kwam drukken? Een treffende kwalificatie van Bos geeft Kooy aan het einde van zijn boek: “Wij hebben er neiging toe Winterswijkse nazi no.1 te zien als een gelovige, die nooit de beker van de nazificatie tot op de bodem ledigde. Willem Pieter Cornelis Bos, nationaal-socialisme is mogelijkerwijze nooit meer geweest dan een protest van een ietwat rancuneus intelectueel tegen een ook door hem zelve onbegrepen bestaansaantasting van kleine mensen, die meer dan anderen zijn liefde bezaten. De stuwende kracht van de nazistische protestbeweging Landbouw en Maatschappij en de vooroorlogse NSB in Winterswijk heeft misschien eerst, toen de door hem mede gepredikte revolutie zich voltrok, begrepen dat hij deze revolutie nooit gewenst had, maar slechts recht voor economisch zwakken. Doch ook, wanneer dit waar zou zijn, is dr. Bos niet ontlast van de hoofd-verantwoordelijkheid voor de nazificatie van honderden Winterswijkers, waarvan sommigen een graf vonden ergens in de Russische steppen en de meesten een proces wachtte als landverraders.”
VERHALEN
Met de hoge hoed op in het cachot. De laatste maanden van de oorlog 1940-45 waren vaak spannende en soms gevaarlijk. In die maanden moesten vele Nederelanders, ook Winterswijkers, zich melden en werden dan door de Duitsers verplicht te spitten. Dat kon dan zijn in Varsseveld of nog verder en voor sommigen Winterswijkers ook wel dichtbij, zoals in Borken od zelfs langs de spoorbaan naar Bocholt.
Bleef men weg bij dit spitten, dan kon het heel goed mogelijk zijn dat men diezelfde dag nog bezoek aan huis kreeg en door de landwacht werd opgehaald.
Rustig bewoog een begrafenisstoet zich door de Misterstraat op weg naar het kerkhof aan de Tuunterstraat. Opvallend veel vrouwen liepen in de stoet; veel mannen durfden niet uit hun onderduikadres te komen en enkele honderden waren in deze tijd (oktober 1944) aan het spitten voor de Wehrmacht. Notaris Frits van Eekelen had de spitplicht maar aan zijn laars gelapt en meende, dat hij aanwezig diende te zijn bij de begrafenis van een van zijn bekenden. Geheel in het zwart gestoken, met een lange, zwarte jas aan en hoge hoed op, volgde hij de rouwstoet. De belangstelling van het publiek voor deze stoet was matig, maar ergens stonden wel een paar landwachters in een portiek de stoet te bekijken. Opeens midden in de Misterstraat voelde Van Eekelen zich bij de schouder gegrepen. Een landwachter die hem kende had zijn hand op zijn schouder gelegd. ’Meneer, gaat u maar met ons mee. De begrafenisstoet zal zich wel redden, maar u moet uw plicht doen en spitten”. Na enig duwen en trekken moest Van Eekelen zich wel gewonnen geven en de landverraders volgen. Ze brachten hem naar het gemeentehuis, waar hij in een klein kamertje moest wachten, wat burgemeester Bos zou gaan beslissen. De administratie van de politie was gezeteld in een ander vertrek en terwijl daar enkele dames en een heer hun werk verrichten werd een jongeman binnengebracht, die iets had met zijn “Ausweis”. Opeens ging een deur open en kwam burgemeester Bos binnen, terwijl aan de andere zijde uit het politiebureau agent Renshof het vertrek binnenkwam. Het korte gesprek tussen deze beide “ambtsdragers” luidde als volgt: Renshof: “Burgemeester, ik heb in de wacht zitten notaris Van Eekelen. Hij is vanachter een begrafenisstoet weggehaald, omdat hij moet spitten. Wat moet er met hem gebeuren? ” Burgemeester Bos: “Wie is dat? Oh, Van Eekelen. Zet hem maar in het cachot.” Renshof: “In het chachot? Met hoge hoed? “Bos: “ja.” Hoe lang deze detentie duurde is niet bekend, maar feit is wel, dat Van Eekelen een der weinigen was, die tijdens de oorlog met de hoge hoed op in het chachot heeft gezeten. Gelukkig heeft hij alles goed doorstaan.
Oorlogen zijn niets voor gewone mensen. Zij zijn bezig met hun werk, met de opvoeding van hun kinderen, ze kaarten of spelen jeu de boule zoals in Frankrijk. Ze kunnen echter in slechte tijden belanden waarin er onvoldoende brood op de plank ligt. Dan vragen ze zich af wat ze daaraan kunnen doen. En het antwoord luidt dan, daar kunnen ze niets aan doen. En ze raken ontredderd want ze voelen zich machteloos en ontheemd. Hun graan brengt geen geld op en hun arbeid wordt niet gevraagd. Ze behoren tot een nutteloos overschot. De oorlog begint niet met wij tegen zij maar met de ontredderde wij. En dan kruipt het ressentiment uit zijn donkere grot in het bewustzijn en wordt het ontredderde wij een wij tegen zij. Rancune, zoals Menno ter Braak ressentiment ook wel noemde, wordt je niet opgelegd door een ander maar komt van binnenuit. Waarom wordt je rancuneus, is dan de vraag (1).
Ressentiment is in rustige tijden een slapend gevoel en steekt de kop op binnen een sociale orde waarin grote veranderingen de sociale cohesie ontwrichten. Deze veranderingen kunnen van velerlei aard zijn, of het nu gaat om veranderde opvattingen over de verdeling van macht of een langdurig economisch verval en veroorzaken gevoelens van onbehagen en vervreemding bij de mensen, een vervreemding die leidt tot anomie, identiteitsverlies, een onvermogen om te zien waar men bij hoort. Naarmate het onbehagen toeneemt, gaan sommigen zich “terugtrekken” uit de samenleving, anderen radicaliseren of vervallen in nihilisme. Bij radicalisering treedt een charismatisch leider op als vertolker van het ressentiment.
De Joden in Winterswijk
De Joden in Winterswijk waren doorgaans werkzaam in de handel of het ambacht. Ook de edele kunst van het dansen werd door hen onderwezen. Ik heb nog les gehad van de heer Meijler, medio jaren vijftig, op woensdagavond want die was bedoeld voor de katholieke jeugd. De heer Meijler was ook dansmeester op het Volksfeest in het Feestgebouw dat in 1966 door een storm vernield werd.
Wat hem was overkomen in de oorlog wist ik uiteraard niet. Niemand wist iets over de oorlog, althans de jeugdigen niet en de ouderen bewaarden een zorgvuldig stilzwijgen. De oorlog was een vergeten geschiedenis voor diegenen die erdoor getroffen waren. Pas in de jaren zestig kwam bij mij het besef dat er een oorlog was geweest en niet een gewone oorlog zoals we die wel kenden van Napoleon maar een aparte oorlog waarin de doden niet alleen vielen op het slagveld maar ook en vooral in kampen, vernietigingskampen. Dat was geen oorlog waarin om onnaspeurlijke redenen de een de ander bevocht, onder die oorlog weefden de demonen van het kwaad hun onzichtbare weefsels van dood en verderf die hun willoze uitvoerders vervolmaakten in de talloze treinen naar het oosten waar de dood wachtte in de verborgen spelonken van de gaskamer. Maar dat wisten we toen niet. Waarom moesten ze sterven, wat hadden ze misdaan?
De website van de synagoge in Winterswijk vermeldt, dat in 1647 waarschijnlijk de eerste Joden in Winterswijk verbleven. Daarna nam hun aantal toe. Ze beschikten over een eigen verenigingsleven en een synagoge. De aantallen zijn als volgt.
Ontleend aan de website van het Joods Historisch museum.
Er werd door de nazi’s gesuggereerd dat de Joden rijk waren, gewetenloze lieden die er op uit waren om de eenvoudige landman te bedriegen. Was dat ook het geval in Winterswijk? Kooger vermeldt hierover:
“Winterswijks joodse bevolking was in meerderheid ingedeeld in de vakgroep van veehandelaars, manufacturiers en slagers en deze ambachten dwongen de eenvoudige Joden om dagelijks uit te zwermen over de buurtschappen van het dorp en daar bij de boeren, bij vele “köpkes koffie”, een schamele boterham te verdienen. De “jödde” werd daar aanvaard als de andere, gerespecteerd als zodanig en zonder nadenken als een bepaald wezenlijk element in die dorpse samenleving geaccepteerd.”(2)
De ordentelijke Duitse huismoeder dacht daar echter anders over. Ze vertelde haar kinderen over Adolf Hitler:
“De Joden kwamen in dichte drommen naar Duitsland, uit het Oosten, uit Polen, waar altijd al heel veel Joden woonden. Net als Vodden-Jacob en de Joden uit Weenen kwamen ze in lange zwarte jassen, met zwarte ogen, donkere haren, een paar bundeltjes in de hand en hun vrouwen en kinderen om hen heen. Het duurde echter slechts kort, of alles behoorde hun toe: huizen en akkers, boerenhofsteden en fabrieken en goed en geld. Dat alles namen ze ons Duitschers af door allerlei listen en trucjes. Want eerlijk en vlijtig werken was iets, dat niet in hun kraam te pas kwam. Had Adolf Hitler dus geen gelijk, toen hij zich tegen hen verzette?” (3).
De nazi propaganda etaleerde in woord, en zeker ook in beeld, de jood als verachtelijk. De nazi propaganda was gericht: op de verinnerlijking van de slechte jood in het collectieve bewustzijn van de Duitsers. Om een treffend Duits woord te gebruiken, de Joden werden “verdinglicht”, tot een ding gemaakt, iets waar totalitaire regimes het patent op hebben. Dat was een noodzakelijke voorwaarde voor de discriminatie en het daarop volgende geweld in de vorm van de Kristallnacht en de Holocaust. Het beeld dat de brave Duitse huismoeder schetst is bijna symbolisch: drommen Joden met vrouwen en kinderen en een paar bundeltjes in de hand op weg naar de kampen.
Er werd een synagoge gebouwd in 1889. De plaatselijke krant merkt hierover op:
“Heden was het een feestdag voor de gehele Isr. Gemeente alhier… Behalve de gemeenteleden, waren vele genoodigden en nieuwsgierigen aanwezig, op wie zonder twijfel de eenvoudige en toch zeer prachtvolle inrichting van het gebouw, dat voor deze gelegenheid met groen en vlaggen versierd was, een gunstigen indruk maakte.”
In 1905 werd de toneelgroep Ons Genoegen opgericht. In 1930 voeren ze een revue uit met als naam “Circus Kolle Kaal”. Het leek Parijs wel in Winterswijk. De revue waarvan de naam Kolle Kaal de gehele gemeenschap betekent, markeerde de overgang voor de gehele gemeenschap van de roaring twenties naar de jaren dertig van de Grote Depressie.
Daarna werd de breuklijn langzaam maar zeker zichtbaar. De joodse kinderen volgden het godsdienstonderwijs van hun zevende tot hun dertiende jaar in het cheider, een leslokaal, waarvan dr. Hemelrijk zegt:
“Op het cheider leerde je de vroomheid, die meer waard was dan alle dingen van het leven samen”(4).
Hij voorvoelde het onheil toen hij als onderwijzer in Winterswijk werkte. Hij hoorde de schimpscheuten jegens de Joden op straat. Maar hij geloofde als socialist meer in de vreedzame klassenstrijd. Hij kende de Winterswijkse schilder Max van Dam, evenals hij joods en socialist. Het lijkt vaak alsof kunstenaars een speciaal zintuig hebben waarmee ze de wereld kunnen voorzien. Maar voor Max van Dam was het te laat. Hij vluchtte, werd gepakt en in 1943 om het leven gebracht in Sobibor. Zelf dook dr. Hemelrijk onder en wist de oorlog te overleven.
Van 1647 tot 1940 is 293 jaar. Wat in die 293 jaren vreedzaam was opgebouwd, werd in de vijf jaar daarna volledig verwoest, niet door de tien plagen uit de Exodus maar door één plaag waarvan de Thora onkundig was, een plaag waarvan de betekenis niet zomaar is vast te stellen, bijvoorbeeld met het woord antisemitisme, daarvoor was de plaag te groot. Waarom moesten ze sterven, wat hadden ze misdaan? Het antwoord kan mijns inziens liggen in de psyche van de onderdrukkers die hun eigen demonen ontketenden met als onbewust doel zichzelf te vernietigen. Want was het Derde Rijk niet een aaneenschakeling van overwinning naar overwinning tot de uiteindelijke overwinning in 1945? (5)
De Grote Depressie
Het decennium voor de oorlog bracht voor menigeen armoede. Maar er deed zich ook nog iets anders voor, de ontworteling van gehele samenlevingen, vooral zichtbaar in Amerika en Duitsland. In beide landen nam de gramschap toe en de wrok, maar ze vonden volkomen tegengestelde oplossingen om daar mee om te gaan.
Lang niet iedere Duitser was een aanhanger van Hitler maar er waren er genoeg om hem in 1933 op democratische wijze aan de macht te helpen. Hij was een gefrustreerd en rancuneus man die niet tegen kritiek kon. Hij hield meer van dieren dan van mensen, onder zijn regime werd wreedheid jegens dieren strafbaar gesteld. Zijn aanhangers waren door hem geobsedeerd, niet vanwege zijn uiterlijk maar vanwege zijn ongelooflijke en angstaanjagende charisma. Hij bouwde, in de woorden van Sloterdijk(6), een van de grootste wraakbanken in de geschiedenis waarvan hij oprichter en enig aandeelhouder was, een bank waar wrok gedeponeerd werd in ruil voor wraak. De opbouw van de bank nam enkele jaren in beslag en leidde tot de grootste wraakactie in de geschiedenis. Ze was gebaseerd op een snelle overgang van een samenleving met een Bildung gerichte elite naar een samenleving waarvan de massa ideologisch gericht werd op het eigene, de Ariër die niet alleen moreel maar ook etnisch superieur was. Deze ideologische omvorming had al eerder plaats gevonden in Rusland. In Spanje en Italië kwam deze omvorming eveneens in de jaren dertig tot stand met de opkomst van Franco en Mussolini. Het was een tijd van turbulentie, die zich zelfs in de Achterhoek deed gelden als een soort mentale neerslag uit verre depressiegebieden, zoals we nog zullen zien.
Hitlers model van de samenleving was er niet een van wederkerigheid maar van pure macht. Het model kende een strakke hiërarchische structuur waarin eenieder zijn plaats had met een absoluut leider aan het hoofd en een groot vertrouwen in de maakbaarheid van het model. Het paste binnen de twintigste eeuwse traditie van de grote maakbare samenlevingsmodellen zoals het communisme en het fascisme met grote leiders zoals Mussolini, Stalin, Mao Tse-Tung en Pol Pot. Geweld was bij al deze ideologieën ingebakken. Ze vormden een gewelddadige aftakking van het in de negentiende eeuw ontwikkelde nationalisme en socialisme. In Nederland was ook het liberalisme een belangrijke maatschappelijke stroming maar hier ter lande was men sinds lange tijd gewend geraakt aan vreedzame oplossingen voor sociaal-filosofische tegenstellingen die politiek vertaald werden. Het socialisme vertaalde zich in een emancipatiebeweging voor arbeiders (PvdA) evenals een emancipatiebeweging voor de kleine protestantse luiden (ARP) en voor de katholieken (KVP). Met grote modellen had de Nederlander weinig op en al zeker niet als ze geweld legitimeerden. Hij volgde zijn politieke voormannen omdat hij er op vertrouwde dat ze het goede met hem voorhadden, hetgeen doorgaans ook het geval was. De oude staatslieden waren doorgaans ook wel eerlijke lieden.
De Grote Depressie maakte een tegenstelling zichtbaar die voorheen vrijwel uitsluitend bekend was bij mensen die er zich in verdiept hadden, de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Deze tegenstelling was in Winterswijk wel bekend maar gematigd, kapitalisten (scholtenboeren en textielfabrikanten) en arbeiders wisten dat ze van elkaar afhankelijk waren. Ze was veel beter zichtbaar in de oude industriële gebieden in Wallonië, het Roergebied, Manchester etcetera.
Winterswijk was in deze dagen een standenmaatschappij , niet zozeer een klassenmaatschappij. In een standenmaatschappij is de sociale status van de leden ervan gelegitimeerd, meestal door traditie, afkomst of bezit. De Grote Depressie veroorzaakte echter scheurtjes in deze maatschappij, vooral bij de lagere middenklasse die verarmde en de armoede niet aan zichzelf kon wijten. Deze stille armoede kon zich niet uiten via demonstraties of stakingen maar werd verkropt. Hun verlies aan sociale identiteit konden ze niet goedmaken. De rancune van de enkeling werd daarmee de rancune van een groep van machtelozen die meer nog dan geld genoegdoening zochten. En die kregen ze.
Men koos in deze tijd niet de weg naar Amerika zoals meer dan een halve eeuw gebeurd was want er was een alternatief, de NSB. Deze zou genoegdoening verschaffen op basis van een rucksichtslose ideologie.
Blut und Boden, Volk en Vaderland
De Blut und Boden theorie werd in Duitsland tot wet in 1933 waarin werd bepaald dat alleen die persoon boer kon zijn die deutschen oder stammesgleichen Blutes is. Daarmee werd de rassenleer aangevuld met een leer over de lotsbestemming van de eigen bevolking, het eigene moest beschermd worden, het vreemde verwijderd. Met deze aanvulling werd het ressentiment voorzien van een sluitende ideologie, dat wil zeggen, een ideologie die geweld legitimeert. Op basis van dit idee kon in Nederland in 1933 wekelijks het tijdschrift Volk en Vaderland verschijnen, een uitgave van de NSB. Het verkondigde de hiervoor genoemde ideologie. Het overgrote deel der Nederlanders had er geen behoefte aan. Sommigen wel.
De NSB als ressentimentgroep
Zonder de dissertatie van Kooij over de NSB in Winterswijk was de associatie van nationaalsocialisme en Winterswijk wellicht nooit gelegd maar beelden blijven hangen of ze waar zijn of niet maakt niet uit(3). In de crisistijd kwamen NSB-ers in Winterswijk voor evenals elders. Hitler was voor menigeen een populair figuur in die jaren: hij zorgde voor welvaart. Hij legde autowegen aan waarop volkswagens reden. En Winterswijkers hadden vanouds nog de oriëntatie op het oosten behouden. Hitler was echter ver weg, dr. Bos dichtbij. Deze veearts genoot groot aanzien in de buurtschappen, hij was iemand die bij de boeren hoorde, gemoedelijk en tijd voor een praatje. Hij was ook NSB-er. Een man die het goede zocht maar het kwade vond want hij werd ook meegesleurd door de ideologie van zijn tijd, wellicht zonder dat hij zich daarvan bewust was want zijn bewustzijn van het foute kwam pas later, in de oorlogsjaren, toen hij zich realiseerde dat de Joden echt naar de verdoemenis gingen. In feite was Bos een reflexie van de burgers van Winterswijk: wat moet ik doen in oorlogstijd, gehoorzamen aan de bezetter, mond dicht houden, Joden helpen, stiekem naar Radio Oranje luisteren, geld verdienen aan de Duitsers, joodse onderduikers aangeven?
Krosenbrink concludeert, dat dr. Bos rancuneus was en rancune en ressentiment liggen dicht bij elkaar. Hij merkt in zijn boek over dr. Bos op:
”Winterswijk was in de jaren dertig een duidelijk voorbeeld van een standenmaatschappij. Elke bevolkingsgroep was scherp sociologisch in te delen en tussen de groeperingen bestonden duidelijke scheidslijnen…Bos heeft die lijn overschreden…Hij was beneden zijn stand getrouwd. Dat had als consequentie, dat hij in kringen, die hem als gelijken konden beschouwen niet geaccepteerd werd.”(7).
Kooij concludeert over de opkomst van de NSB als volgt: “De snelle en omvangrijke nazificatie te Winterswijk zou onmogelijk zijn geweest zonder een grote economische crisis, die onder een breed, eerder volgzaam en weinig politiek bewust, maar reeds lang latent gefrustreerd deel der bevolking het klassebewustzijn deed ontwaken.(8)”
Het NSB ressentiment
In mijn optiek leidde de door Kooij genoemde latente frustratie (en ook een latent en later manifest antisemitisme) ten gevolge van de economische crisis tot de opkomst van een ressentimentgroep die landelijk mogelijk werd gemaakt door een leider, Mussert en plaatselijk door dr. Bos. Zonder een leider geen ressentimentgroep. De vorming van een gesloten ressentimentgroep bevordert een groepsdruk waarbij steeds extremere meningen mogelijk worden. Hun grote voorbeeld was Hitler die een enorme ressentimentgroep aanvoerde die zich na de vernederende vrede van Versailles ontwikkeld had tijdens de Weimar Republik met zijn gewelddadige vrijkorpsen waarbij de vrijkorpsen de weg effenden voor de terreur van het ressentiment, Georganiseerd ressentiment, zo leerde de Franse Revolutie al, leidt tot onvoorwaardelijk geweld van een nietsontziend karakter waarbij wrok het belangrijkste ingrediënt van het ressentiment is. Maar in Winterswijk had het nazistische ressentiment niets voorgesteld zonder de Duitse bezetting, die faciliteerde dit ressentiment in de vorm van de NSB, met name de “kwaaie” NSB-ers die geweld in de vorm van deportatie van Joden nuttig achtten.
Van deze ressentimentgroep in Winterswijk maakten de plaatselijke textielfabrikanten en de arbeiders geen deel uit, zij waren antinazistisch evenals de katholieken waar de straf voor het lidmaatschap van de NSB bestond uit excommunicatie. De NSB was oververtegenwoordigd in de plaatselijke middenstand, dezen waren niet georganiseerd en konden met moeite het hoofd boven water houden. Het waren de petit bourgeois, de kleinburgers die, verscholen achter hun vitrages, de voorbijtrekkende gelaarsden aanschouwden die hen genoegdoening zouden geven. Hen werd geen perspectief geboden en perspectiefloosheid is een belangrijke voorwaarde voor het vormen van ressentiment. De boeren konden altijd nog van hun grond leven maar de middenstander had klandizie nodig die er niet was. Mensen met een latente frustratie geven geen Joden aan, mensen die bezield zijn door ressentiment wel. En dat was mogelijk gemaakt door Hitler want de Fűhrer had het ressentiment gericht op de Joden, de Ander die vernietigd moest worden. De gang van de Joden naar het oosten had een onheilspellende betekenis gekregen. Ook in Winterswijk werden ze uit hun huizen gehaald onder het bange oog van de omwonenden waarvan sommigen het nodig vonden in het huis van de jood te gaan wonen en diens bezittingen te incasseren. Deze NSB-ers waren niet alleen kansarm of gedepriveerd, om woorden uit onze tijd te noemen, ze waren ook gewoon slecht, net zoals de premiejagers die op Joden joegen. Ze ontvingen zeven gulden vijftig per ingeleverde jood (9).
Verzet
Ook in Winterswijk kwam het verzet op gang tegen de Duitse maatregelen.
“Het werk tegen de Duitse bezetter begint natuurlijk niet alleen vorm te krijgen in Winterswijk door het werk van Piet en Heleen Kuipers. Op veel andere plaatsen in Nederland komt men in het geweer tegen de Duitse maatregelen. In het begin zijn het vooral de Joden die geholpen moeten worden. Geleidelijk aan wordt het de mensen, die er oog voor hebben, duidelijk, dat de Joden geen enkele levenskans hebben als ze in Duitse handen vallen.”(10).
Dat ze geen enkele levenskans hadden, was niet voor iedereen duidelijk. Zo zegt Willem Wesseler over de deportaties van Joden in Winterswijk:
“Een brandende ongerustheid over deze mensen kwelde mij. Ik had geen zesde zintuig nodig om te weten wat er met hen ging gebeuren.
Vaak probeerde ik over het wegvoeren van de Joodse families te discussiëren. Maar de mensen in het dorp bleven zeer gereserveerd tegenover dit onderwerp. Men hield zich alsof er niets was om bezorgd over te zijn… De meeste dorpsbewoners aanvaardden de Duitse vernederingen en de wijze van optreden van de onderdrukkers zonder zich daartegen geestelijk teweer te stellen. Hun geestelijke structuur was ineengestort, kompleet versplinterd.” (11).
Men hield zijn mond uit angst voor represailles of verraad ingeval van onderduikers of verzet Een verkeerde opmerking kon leiden naar de gevangenis of de dood. Dat laatste was het geval met Gradus Kobus, een communist die Duitse communistische vluchtelingen hielp. Hij stierf in Neuengamme. Hij werd al ruim voor de oorlog met achterdocht bekeken door de Winterswijkse politie en ook de Duitse Gestapo bezocht hem in Meddo waar hij een huis had gebouwd. Kobus, maar ook anderen die over de grens kwamen, wisten maar al te goed dat de Kristallnacht ook had huisgehouden in de Duitse buurgemeenten.(12). Maar ook toen gold: spreken is zilver, zwijgen is goud.
Frans Tolsma
Zomer 2015
Noten
1. Menno ter Braak, het nationaal-socialisme als rancuneleer, van Gorcum & Comp., Assen, 1937.
2. Kooger, H., Het oude volk, Kroniek van joods leven in de Achterhoek, Liemers en het grensgebied, Staring Instituut, Doetinchem, 2001, p. 200.
3. Johanna Haarer, Moeder, vertel eens wat van Adolf Hitler!, Uitgeverij Westland, Amsterdam, 1942, p.80.
4. Hemelrijk, mijn leven, Vereniging Het Museum, p.105, z.j.
5. De Duitse naoorlogse literatuur wijst daarop, van Günther Grass (die Blechtrommel), Wolfgang Borchert (Draussen vor der Tür) tot Heinrich Böll (Haus ohne Hüter). De oorlog liet niet alleen een fysieke ruïne achter maar vooral een morele en maatschappelijke.
6. Sloterdijk, P., Woede en Tijd, Boom, 2007.
7. Krosenbrink, H., dr.W.P.C.Bos, zijn leven en zijn tijd, Staring Instituut en Vereniging het Museum, Winterswijk, 1995.
8. Kooy, G.A., Het echec van een ‘volkse’ beweging, nazificatie en denazificatie in Nederland 1931-1945, HES Publishers, Utrecht, 1982.
9. Liempt van, A., Kopgeld, Nederlandse premiejagers op zoek naar Joden 1943, Uitgeverij Balans, 2002.
10. Kuipers, E., Er was zoveel werk nog te doen…, tante Riek en oom Piet in de jaren ’40-’45, Vereniging Het Museum, Winterswijk, 1988.
11. Winterswijk in de tweede wereldoorlog, vereniging Het Museum, Winterswijk, 1985, p.52/53.
12. Krosenbrink, H., Grensgevallen, Vluchtelingen tussen 1933 en 1940, 2009. Voor de lotgevallen van Kobus, zie: Krosenbrink, H., De rode draad, een politiek historische roman over het leven van Gradus Kobus, 2005, beiden uitgaven van vereniging het Museum.
02-02-1953 Zondagavond (01-02-1953) kwamen zoals we hedenmorgen reeds kort berichtten op uitnodiging van burgemeester J. Kneppelhout in de raadszaal van het gemeentehuis vertegenwoordigers van alle stromingen en richtingen uit de bevolking bijeen ter bespreking van de hulpactie aan de door de watersnood geteisterde gebieden. Aanwezig waren o.a. afgevaardigden van het Roode Kruis, het Groene Kruis. Wit-Gele Kruis, Ned. Herv. Kerk, R.K Kerk, Gereform. Kerk, Doopsgezinde Gemeente, Israëlitische Gemeente, Ned. Herv. Vrouwenvereniging, Ned. Ver. v. Huisvrouwen, Doopsgezinde Zustervereniging, Gereformeerde Vrouwenvereniging, U.V.V., Bond van Plattelandsvrouwen, R.K. Vrouwenbond (Meddo), Chr. Vrouwenbond, B.O.L.H., Padvinders, R.K. Padvinders, Winterswijks Cultureel Jeugdcentrum, A.B.H., Fabrikantenvereniging, Wintersw. Bestuurdersbond, Vrouwenbond N.V.V., Fed. van Vrouwelijke Vrijwilligers, Vrouwengroep P.v.d.A.. Wit-Gele Kruis (Meddo). Aan het tafel van het Comité hadden plaatsgenomen burgemeester Kneppelhout, J. R. Verwers, weth. A.Beijers, D. J. Zwagerman, gemeente-sécr., J. de Jong, directeur van Sociale Zaken en mevr. B. Ritsema—Buisman.
Burgemeester J. Kneppelhout zeide, dat ongetwijfeld allen onder indruk zullen zijn van de ramp, die het Westen des lands heeft getroffen. Spr. deelde mede, dat hij in overleg met de heer Verwers deze bijeenkomst had belegd, en zeide er zich over te verheugen, dat deze plotselinge en onvoorbereide vergadering zich in zo’n grote belangstelling mocht verheugen. Van verschillende zijden o.a. van de Kon. Weverij J. H. Meijerink & Zn. waren bereids toezeggingen ontvangen om goederen voor de hulpactie beschikbaar te stellen. Hierna werden vanuit de vergadering verschillende suggesties voor het welslagen van de hulpactie gedaan. Tenslotte werd besloten heden een lijstcollecte en een inzameling van goederen (kleding, schoeisel, enz.) te houden.
Offervaardigheid in Winterswijk
02-02-1953 Ook in Winterswijk wordt hulp van alle kanten geboden. Vanmorgen werd door middei van twee geluidsauto’s een beroep op de bevolking gedaan om vandaag geld en goederen beschikbaar re stellen. De arbeiders van een kledingindustrie zullen deze week zes uur loon in overuren afstaan, Het kantoorpersoneel en de bedrijfsleider offeren een dag salaris Verschillende plaatselijke verenigingen organiseren opvoeringen, waarvan de baten bestemd zijn voor de slachtoffers. Voorts hebben expediteurs en vrachtrijders besloten auto’s beschikbaar te stellen voor de inzameling van goederen en het vervoer daarvan naar de getroffen gebieden. Morgen en Woensdag worden de collecte en inzameling van goederen inde buurtschappen van de gemeente Winterswijk gehouden. De Winterswijkse Vereniging voor Ambacht, Beroep en Handel (A.8.H.) is vanmorgen in overleg met het comité begonnen met een aparte inzameling van kleding, dekking en verduurzaamde levensmiddelen onder haar ca. 400 leden.
02-02-1953 Nieuw Leven beet gisteravond de spits af. Tijdens de uitvoering van deze Huppelse toneelvereniging, die gisteravond in De Harmonie werd gehouden annonceerde de regisseur, de heer Mantingh, een schaalcollecte ten behoeve van de slachtoffers van de nationale ramp. „Jammer genoeg het enige wat we hier op het ogenblik kunnen doen”, aldus de heer Mantingh. Zijn woorden werden begrepen door de vele aanwezigen en zo werd op de. ze avond een bedrag van ƒ 175.28 bijeengebracht, dat aan het inmiddels gevormde plaatselijke comité zal worden afgedragen.
De inzameling aan geld en goederen
04-02-1953, N.W.C. Een prachtig voorlopig resultaat: ruim ƒ 16.000 aan geld en ƒ 10.000 aan goederen
In tijden van nood komen de beste eigenschappen van de mensen vaak naar voren. Dat bleek ook duidelijk bij de spoed-collecte, die Maandag heeft plaats gehad. Het aantal collectanten was terstond al overstelpend; ruim honderd burgers moesten terug gestuurd worden met de boodschap: „we zijn al ruim voorzien van collectanten”. En deze collectanten werden aan de deuren om zo te zeggen „met open armen” ontvangen! Er waren straten, waar bijna niemand minder dan f 10 gaf. Het aantal van hen, dat zich met een nietszeggend woord of met een magere gift van de collecte afmaakte, was dit keer buitengewoon gering!
Een collectante, die 14 dagen geleden nog in een straat ƒ 28 ophaalde voor de buitenlandse vluchtelingenhulp, haalde nu bijna ƒ 300 op in dezelfde straat. Zo spontaan was de drang tot geven, dat een inwoner alle kleding greep, die aan de kapstok hing, met de woorden „Neem maar mee, wij kopen wel nieuwe”! Zo zijn er ook grote stapels nog zeer goede gedragen boven- en onderkleding ,dekens, matrassen enz. door de burgerij ingeleverd. Maandagavond was het bijeengebrachte geld ruim ƒ 16000. Heden, Woensdagmorgen, bedroeg het bedrag der gestorte gelden bij de Gemeente-Ontvanger reeds ƒ 16.915,03.
Bovendien is een grote trailer vol nieuwe goederen, ter waarde van meer dan f 10.000 en bijeengebracht door de Kon. Weverij Meijerink en Zonen en de plaatselijke winkeliers, Maandag nog naar het rampgebied gezonden. De auto, belangeloos beschikbaar gesteld door Hannink’s Transportonderneming, werd eerst naar Arnhem gestuurd, vandaar naar Den Haag, waar eindelijk de waardevolle inhoud kon worden uitgepakt en toevertrouwd aan de zorgen van het Rode Kruis. Hedenmorgen was in totaal gestort aan geld door het dorp ƒ 16915.03. Ook hebben sommige buurtschappen al afgerekend. Behalve de zeer vele goederen, die onze bewoners van dorpsbuurt en buurtschappen afgaven, droeg men aan geld reeds af Henxel ƒ 2046.50, Huppel ƒ 4172; Ratum ƒ 2645.50, Miste ƒ 4850.50; Woold ƒ 7545.—; Kotten ƒ 3900.—. De collecte en inzameling zijn in Brinkheurne een volledig succes geworden. Naast een vrachtwagen vol goederen werd aan geld gemiddeld ruim ƒ 30 per gezin opgehaald. De overige afrekeningen moeten nog binnenkomen. Ook de schoolkinderen hebben zich geweerd; enige honderden jongelui hebben geholpen bij het ophalen van goederen, terwijl er bovendien vele schoolcollecten zijn geweest Een collecte op het Lyceum gehouden, bracht ongeveer ƒ 400 op. Wij weten zeker, dat ook Dorpbuurt en Buurtschappen goed voor de dag zullen komen; daar is Dinsdag en heden, Woensdag gecollecteerd.
Voor de slachtoffers
04-02-1953:N.W.C. Tot Steun inde Strijd heeft besloten het batig saldo van haar uitvoeringen op 7 en 8 Maart af te staan aan het Nationaal Rampenfonds. Winterswijks Mannenkoor besloot uit de kas der vereniging een bedrag van ƒ 50 beschikbaar te stellen voor het Nationaal Rampenfonds. Het Winterswijkse „Regenboog-cabaret” o.l.v. Willy Kramer, dat op Zondag 22 Februari a.s. een revue-avond geeft in „De Harmonie”, zal de netto opbrengst hiervan afdragen aan het Nationale Rampenfonds. Directie en personeel van de „Sorba” schonken ƒ362,34; de Toneelver. „Nieuw Leven ƒ 175.53; de Ver. Oud-Militairen ƒ 300; een bridgeclubje gaf ƒ 50; de gezamenlijke Brandstoffenhandelaren ƒ 100; leraren en leerlingen van het Lyceum ƒ 408.35. De Kynologenclub Winterswijk e.o. heeft f 10 beschikbaar gesteld voor het Nationale Rampenfonds. De afd. Winterswijk van de Gelderse Mij van Landbouw heeft ƒ 300 geschonken. Een kegelclub zou een gezellig dinertje hebben. De gezellige avond gaat door, maar het diner vervalt, de kosten daarvan gaan naar ’t Nationaal Rampenfonds. Een garage gaat enige dagen overwerken; het overwerkloon wordt geschonken, de patroon doet er een zelfde bedrag bij.
ONTSPANNINGSMIDDAG OUDEN VAN DAGEN
06-02-1953 Donderdag werd in sociëteit „De Eendracht” een ontspanningsmiddag voor ouden van dagen gehouden. Ongeveer 170 oudjes waren aanwezig, toen Mevr. Duffer namens de U.V.V. eenwelkomstwoord sprak, waarna zij sprak over de grote ramp, die ons volk heeft getroffen en de slachtoffers van de ramp herdacht. We denken aan hen, aldus spreekster, met diepe ootmoed in het hart. Met grote waardering sprak zij over de hulp aan de getroffen gebieden en in dit verband herinnerde zij aan het Bijbelse woord „Heb God lief en uw naaste als uzelve”, hetgeen in deze dagen wel in toepassing wordt gebracht. Voorts zeide spreekster dat het een stemmige middag zou worden in een sfeer, die in deze dagen past. Het geld, dat anders voor tractatie wordt uitgegeven, zal worden bestemd voor het Rampenfonds. Nadat gezamenlijk was gezongen „Kent gij het Land, der zee ontrukt”, werden de oudjes verversingen aangeboden. De middag werd verder verzorgd door het zangkoor van de Ned. Herv. Vrouwenvereniging, dat o.l.v. Mevr. Kamman vaderlandse en geestelijke liederen zong. Uit eigener beweging hielden de oudjes een collecte voor het Rampenfonds, die ƒ 107.35 opbracht. Dit bedrag wordt nog verhoogd met een bedrag van ƒ 50, daar de tractatie achterwege bleef en de familie v.d. Riet de zaal gratis ter beschikking stelde.
Rode Kruis zamelt dekens in
06-02-1953 Hedenmorgen is het Rode Kruis in Winterswijk begonnen met de inzameling van dekens. Middels een geluidswagen worden de inwoners opgewekt hieraan mede te werken. Er zijn nog veel dekens nodig. Gisteren zijn nog twee auto’s met kleding uit Winterswijk vertrokken, terwijl heden nog drie auto’s vol zijn verzonden.
„DE HAZEWIND ” TEN BATE VAN RAMPENFONDS
06-02-1953 In de gisteravond gehouden ledenvergadering van de Wandel vereniging “De Hazewind” werd besloten de netto-opbrengst van de verloting, waarvan op 25 Februari a.s. de trekking zal plaats hebben, beschikbaar te stellen voor het Rampenfonds. Getracht zal worden een aantal nog niet verkochte loten zo spoedig mogelijk te plaatsen, opdat zo mogelijk nog voor 25 Februari de trekking kan plaats hebben.
KOTTEN AVOND
06-02-1953 TEN BATE VAN DE SLACHTOFFERS De gezamenlijke Kottense verenigingen hadden Woensdagavond een bijeenkomst georganiseerd ten bate van de hulpactie. Medewerking werd verleend o.a. door T.O.E.P. met een toneelstuk, Concordia, voetbalclub, gymnastiekvereniging, schietclub enz. In de pauze werd een taart verkocht die in totaal ƒ 250 opbracht en een paar pitrietmandjes van de jongens van de hoogste klas van de school brachten ruim ƒ 50 op. De heer Verwers, die met Mevr. en de heer de Jonge aanwezig was, dankte alle buurtbewoners van Winterswijk voor de prachtige hulp van de buurten. De totale opbrengst bedroeg ƒ 511.
WOOLD AVOND
06-02-1953 COLLECTE VOOR DE GETROFFEN GEBIEDEN De collecte, die door leden van de Bond van Plattelandsvrouwen en anderen zo energiek en spontaan is gehouden, heeft in ’t Woold bij alle lagen der bevolking, bij jong en oud, warme weerklank gevonden. Treffend was b.v. het gebaar van het kleine jongetje, dat spontaan zijn spaarpot leegschudde en de inhoud aan de collectante aanbood met de woorden: „Dat is voor de kindertjes, die in ’t water zitten”. Met zulk een medeleven moest het resultaat wel verbluffend zijn. En dat was het dan ook. De opbrengst was ƒ8145, dat is gemiddeld ruim ƒ 27 per gezin of ongeveer ƒ 7 per hoofd der bevolking. Ook aan kleding en dekking kwam heel wat binnen. Vele schoolkinderen brachten pakken mee. Al met al een bewijs van gemeenschapszin, dat hoop en vertrouwen geeft voor de toekomst.
U.V.V.
06-02-1953 U.V.V. WINTERSWIJK De U.V.V. afd. Winterswijk belast zich met de samenstelling vaneen aantal naaidozen voor de huisvrouwen in de noodgebieden. Aan onderstaande adressen gaarne inlevering verzocht van : naaidozen of -kistjes, scharen, vingerhoeden, centimeters, naalden, spelden, stop- en naaigaren. Alles moet er keurig uitzien en bruikbaar zijn. Mevr. Dulfer,Misterstraat 24 Mevr. Weenink,Misterweg 41 Mevr. v.d. Berg,Julianastraat 13 Mevr. Reinders,Kastanjelaan 20.
WAT ER AL BINNEN IS
06-02-1953 Volgens een opgave, ons verstrekt door de gemeente-ontvanger was hedenmorgen de opbrengst voor het Nationaal Rampenfonds (zonder de collecte in de buurtschappen) ƒ 22.299.47. Hierbij zijn dus de buurtschappen niet ingegrepen. Van de binnengekomen bedragen noemen wij o.a. de volgende: Verpleegsters Alg. Ziekenhuis ƒ 405.05, Rusthuis ƒ 252.55, Directie en personeel Hoekstra ƒ 150. —, Geld. Mij. van Landbouw ƒ 500.—, Fa. Wed. te Winkel en personeel, Woold ƒ 500; spaarpot jongetje ƒ 5.—, Ford filmavond f 217.90, St. Elisabethziekenhuis ƒ 128.40, Excelsior ƒ 1OO. —, Heva ƒ 300.—, Rijwielhandel ten Pas f 100.—, W.O.V. f 100.—. Bekkers-Harmonie ƒ 50.—. Van de volgende buurtschappen kregen wij nog opgaven binnen: Corle ƒ 2250, Meddo ƒ 8332.50, Brinkheurne f 2133, Dorpbuurt f 3411.30, In totaal is thans van buurtschappen en Dorpbuurt een bedrag van ƒ 37919.30 binnengekomen, terwijl de collecte nog niet is afgelopen.
LIJST VAN SLACHTOFFERS
06-02-1953 Op ons bureau liggen voor belangstellenden de lijsten van slachtoffers, uitgegeven door het Rode Kruis, ter inzage.
Collectes
06-02-1953 In de Grote Kerk en de Hervormde Kapel zullen a.s. Zondag in alle diensten extra collectes worden gehouden ten bate van het National Rampenfonds.
06-02-1953 De Kerkeraad van de Geref. Kerk deelt hierbij mede dat a.s. Zondag in alle diensten alle collectes vervallen en slechts een OFFER gevraagd wordt voor het Nationaal Rampenfonds.
Ford Filmavond
06-02-1953 In de pauze had de heer Westerdiep een aardige wedstrijd georganiseerd waaraan fraaie prijzen waren verbonden, terwijl aan het einde van de avond een collecte werd gehouden voor de slachtoffers. De aanwezigen brachten ƒ 108,95 bijeen, welk bedrag door de heer Westerdiep werd ver- dubbeld. Zo kon weer f 217,90 aan ’t Nationaal Rampenfonds worden afgedragen.
Uitgesteld
06-02-1953 Leden en donateurs van de v.v. Winterswijk verwijzen we naar de in dit nummer voorkomende advertentie, waarin wordt aangekondigd dat de voor a.s. Zaterdagavond vastgestelde clubavond bij Café Jaspers is uitgesteld. Deze zal thans gehouden worden op Zaterdag 7 Maart a.s.
JOHANNA VREEMAN WAS ERBIJ
06-02-1953 Eén maand getrouwd – moest vluchten voor het stijgende water Ouderhuis in Huppel bood onderdak voor haar en haar schoonouders In de kamer van de boerderij van de heer T. L. Vreeman, Huppel F 26, zittende landbouwer Roeland den Bakker en zijn vrouw tegenover ons. Vorige week nog woonden ze in Klundert, op de Buitendijk Oost no.7 Den Bakker woonde daar al 65 jaar. Zijn hele leven lang hebben hij en zijn vrouw daar gewoond en gewerkt. Hun kinderen zijn daar geboren. Ze hebben hun kinderen daar zien opgroeien tot jonge boeren, met een eigen bedrijf, een eigen gezin. Nu zijn zij en hun kinderen van huis en haard verdreven. De boerderijen staan onder water; tenminste als ze er nog staan. Een zoon van den Bakker is getrouwd met Johanna Vreeman. Ook zij is nu weer bij haar ouders thuis. Ze weet dat de boerderij, waar zij sinds haar huwelijk op 18 December j.l. woonde, onder water staat. Ze weet ook dat al haar nieuwe meubels en de gehele inboedel onder water zijn. Verloren. Nog hoort ze het angstige hulpgeroep van de koeien. Vermoedelijk heeft haar man er nog tien gered. Ook heeft ze nog hoop dat de twee paarden gered zijn. Het is allemaal een angstig afwachten op een bericht van haar man, die niet mee naar Winterswijk is gekomen. Hij is gebleven in de hoop dat hij daar nog wat kon doen. In de hoop dat hij in ieder geval de paarden nog kan behouden.
OUD-WINTERSWUKSE VERLOOR HAAR HELE BEZIT
De heer den Bakker geeft een triest en aandoenlijk relaas van hetgeen hij heeft beleefd. Een relaas dat hij deze dagen al vele malen heeft verteld. Hij weet dat hij de angst die hij en zijn familie hebben doorgemaakt niet onder woorden is te brengen. Hij weet ook dat duizenden anderen het veel erger hebben gehad en nog hebben. De heer den Bakker woont op ongeveer 20 meter achter de dijk die West Brabant afscheidt van het Hollands Diep. Zijn zoon Jan, die getrouwd is met Johanna Vreeman woont wat verder van de dijk, evenals zijn zoon Aart. Bij de laatste waren den Bakker en zijn vrouw Zaterdagavond op visite en ze zijn daar ’s nachts gebleven, met de bedoeling Zondag weer naar huis te gaan.
GEROEP IN DE NACHT
Maar Zondagmorgen kwam het water. Om ongeveer half vijf hoorden zij buiten roepen: „Water!, water-” Een noodkreet vaneen buurman, dat al bijna door het stromende water overstemd werd. Men wilde vluchten, naar de dijk. Het was toen. al niet meer mogelijk. Het water stroomde toen al over de dijk. Het was nog donker maar men wist het. Opgesloten door het water! Water, water En het steeg met de minuut. Allemaal- men was met vier gezinnen toen in huis – naar de zolder. Het vee was niet meer te redden. Acht en twintig koeien vochten in de stal beneden hen de doodsstrijd. Een ongelijke strijd, die eindigde met een overwinning voor het water. Het water dat steeds hoger kwam. Die uren daar op de zolder leken dagen. Eindelijk werd het licht. Toen zagen ze dat ze geheel waren ingesloten Toen wist men dat de dijk, anderhalve kilometer verder op, was doorgebroken.
En terwijl bij zoon Aart de vier gezinnen met tien kinderen op zolder zaten wisten zij dat zoon Jan en zijn vrouw Johanna in hun boerderij er naast waren.
MOED DER WANHOOP
Daar was hetzelfde beeld. Maar Jan heeft nog, met de moed der wanhoop zijn beide paarden naar de dijk kunnen drijven. Dat ging niet gemakkelijk. Mensenhanden waren niet sterk genoeg om de deur door het water open te krijgen. Daarom werd een der paarden er achterwaarts tegen aan gezet. Toen het paard een flinke klap voor het hoofd gegeven. Dat sprong wild achteruit en forceerde meteen de deur. Hierdoor werd de verdrinkingsdood voorkomen.
Niet alle koeien heeft Jan kunnen redden. Verschillende zijn er verdronken, maar tien koeien zijn er nog gered. Waar ze zijn is niet bekend want ze zijn later weggevoerd. Zo zaten daar een aantal mensen op twee boerderijen ingesloten. Aangewezen op hulp, die hopelijk zou komen opdagen. En het water steeg nog steeds. Zondagmorgen tegen tien uur hoorde men stemmen op de dijk. Het waren militairen. Door het overweldigende lawaai van het water konden ze zich nauwelijks verstaanbaar maken. Ze vroegen of ze niet konden zwemmen. Neen. Kan er geen deur uitgebroken worden om dienst te doen als vlot, waarmede de kinderen in veiligheid gebracht kunnen worden. Ook dat kon niet. Aart beduidde door het maken van roeibewegingen dat er bootjes moesten komen. De militairen gingen weg om deze te halen. En inderdaad kwamen ze twee uur later terug. Een wankel bootje, tachtig centimeter breed. Drie volwassenen of vier kinderen konden er tegelijk mee worden vervoerd.
GROTE LOF VOOR MILITAIREN
Eerst de kinderen naar de dijk. Toen een zwangere vrouw, toen ’n oude opa. Toen de anderen. Den Bakker en zijn vrouw en hun schoondochter zijn vol lof over de hulp van de militairen. Met grote moed hebben de soldaten zich, onder leiding van een nog jonge commandant, op hun grote taak geworpen. Zij brachten de mensen voorlopig naar de Noord Schans. Die bood voorlopig nog veiligheid. Later werden ze naar Klundert vervoerd. Die boottocht naar Klundert was een lijdensweg. In een smal bootje, dat als een speelbal over de steeds aanstromende golven huppelde, werden ze weg gevoerd. Tussen allerlei wrakstukken, drijvende deuren, drijvend stro met daarop enige kippen die zich letterlijk hebben vast geklamt aan een strohalm, een kinderklompje drijft rond en kinderspeelgoed. … Alles kwijt
Toen pas bemerkten ze hoe erg de toestand wel was. Toen pas kwam het besef dat op verschillende boerderijen in de omgeving nog mensen waren. Die een zekere verdrinkingsdood tegemoet gingen. De familie den Bakker weet dat er verschillende kennissen van hen zijn verdronken. Van verschillende familieleden is nog niets bekend. De familie den Bakker weet dat zij al les kwijt is, behalve het leven. En daarvoor zijn ze dankbaar, zeer dankbaar. Zij hebben de doodsstrijd van mensen gezien. Ze hebben gehoord hoe het vee vocht voor zijn leven. Ze weten dat als ze straks terug zullen gaan een troosteloze chaos zullen aantreffen van wat eens een welvarende boerderij was.
NAAR WINTERSWIJK
Maandagavond laat zijn ze in Winterswijk aangekomen. Het enige bezit waren de kleren die ze Zondagmorgen hadden aangetrokken. Het wachten is nu op bericht van Jan. Hij heeft gezegd voor Zondag bericht te zullen zenden of zelf te komen. De heer en mevrouw den Bakker zijn van plan om over enige tijd door te gaan naar de Noordoostpolder. Daar wonen nog twee zoons. Mevr. den Bakker Vreeman blijft voorlopig bij haar ouders in Huppel. Wanneer ze weer naar wat eens haar huis was kan vertrekken, weet zij niet. Hoe ze het zal aantreffen evenmin. Bij ons afscheid kunnen we niets anders dan haar sterkte toewensen. We voelen ons zo klein, zo hulpeloos. We zouden alles willen doen om te helpen. Het lenige dat we momenteel kunnen doen is zorgen dat het Nationaal Rampenfonds over voldoende geld beschikt om de eerste nood te kunnen lenigen. Men kan het storten bij de gemeente-ontvanger en bij alle banken.
(Zoon Jacob v.d.Fam.den Bakker, 21 jaar is in de oorlog als onderduiker omgekomen in Winterswijk bij Fam.Vreeman)
INGEZONDEN JAN LIGTHARTSCHOOL
06-02-1953 Aan de inwoners van Winterswijk De leerlingen van de Jan Ligthartschool willen graag hun steentje bijdragen, om de grote nood te lenigen, die veroorzaakt is door de grote overstromingsramp in het Westen en Zuiden van ons land. Zij zijn daarom van plan om in deze maand des Zaterdags op de Markt warme chocolade aan de marktbezoekers te verkopen tegen een minimumprijs van 20 cent. De opbrengst hiervan komt geheel ten goede van het Nationale Rampenfonds, daar alle ingrediënten voor deze chocolademelk geheel belangeloos beschikbaar zijn gesteld door de Winterswijkse Kruideniersvereniging, de Coop. Verbruiksver. Winterswijk en Omstreken U.A. en de Winterswijkse Coop. Zuivelfabriek. De jongens en meisjes hopen, dat vele inwoners van Winterswijk een warme kop chocolade bij hun kraampje komen drinken. Tevens zullen zij in deze maand graag allerlei werkzaamheden bij U verrichten, om zodoende hierdoor aan het eind van de maand een zo groot mogelijk bedrag te overhandigen aan het rampenfonds. Verscheidene meisjes hebben voor hun vrije uren al een „dienstje”, vele jongens hebben zich ai gedurende een maand „verhuurd” bij een winkel of een „baas”. Indien er nog ingezetenen zijn, die „werkkrachten” kunnen gebruiken, verzoeken wij hen dit door te geven aan ondergetekende. Tenslotte is er een groep jongens bezig van pitriet een groot aantal papiermandjes en theeblaadjes te vervaardigen, die eerstdaags aan de markt zullen worden gebracht. Het materiaal hiervoor werd gratis beschikbaar door verschillende ingezetenen. Wij allen, ouderen en jongeren, zijn diep geschokt door het leed aan zovele landgenoten toegebracht. Hoe gaarne zouden wij allen aan het reddingswerk hebben deelgenomen! Het is jammer genoeg niet mogelijk! Laat ons daarom alle mogelijkheden aangrijpen om een zo groot mogelijk bedrag af te dragen aan het Nat. Rampenfonds. Eén van deze mogelijkheden is, deze maand de meisjes en jongens van de Jan Ligthartschool in hun streven te steunen!
U bij voorbaat dankend, H. J. NIJYS, Hfd. Jan Ligthartschool, Eelinkstraat 46, tel. 2257
GEëVACUEERDEN OPGELET
06-02-1953 Geëvacueerde personen, die via het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor aanspraak kunnen maken op uitkeringen krachtens de Werkloosheidswet of Ziektewet, wordt verzocht zich te melden bij de dichtsbijzijnde Correspondent van het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor in hun huidige verblijfplaats. Naar het adres van de Correspondent kan o.m. worden geinformeerd bij het dichtsbijzijnde kantoor van het Gewestelijk Arbeidsbureau.
INGEZONDEN SCHANDELIJK
06-02-1953 Op hun tocht langs de vele deuren, kwamen de Winterswijkse collectanten ook aan de deur van een bekend eethuis. Wat zei men echter hier tot de collectanten? Lezer, houdt U vast! „Nee, daar doen we niet aan mee. Wij hebben onze eigen mensjen!!!!!” Kunt U zich voorstellen wat deze collectanten dachten en wat wij dachten toen we dit uit de mond vane en der collectanten hoorden? Door zo’n gezegde plaatste men zich hier buiten de gemeenschap van het Nederlandse Volk en dient zo’n persoon ook overeenkomstig behandeld worden! Wij hebben voor deze uitlating maar twee woorden: BAH! SCHANDELIJK H. RAUWERS, Asterstraat 24.
Winterswijk zet hulpactie voort
09-02-1953 Zoals momenteel in zo vele gemeenten zal ook in Winterswijk de gemeenteraad a.s. Donderdag om vijf uur in vergadering bijeenkomen teneinde vast te stellen welke hulp aan de getroffen gebieden door het gemeentebestuur zal worden verleend. B. en W. hebben zich met een prae-advies tot de raad gewend waarin wordt gezegd dat, t.m. Donderdag j.l. de inzamelingen het volgend resultaat hebben opgeleverd: Geschonken door fabrikanten, in geld en goederen ƒ 48500, geschonken door middenstanders in nieuwe goederen tenminste ƒ 40.000; Overige ingezetenen in het dorp, ruim ƒ 21.000; ingezetenen in de buurtschappen ƒ 38.000. Totaal is er dus reeds meer dan ƒ 147.500 voor het Nationaal Rampenfonds geschonken, alsmede een enorme hoeveelheid kleding, dekking en schoeisel. Verwacht wordt dat het eindbedrag nog aanmerkelijk hoger zal zijn daar nog steeds gelden worden gestort. B. en W. menen dat ook de gemeente zelf haar steentje moet bijdragen. Zij zijn echter van mening dat adoptie niet verantwoord is daar men vooraf niet bij benadering weet welke last men op zich neemt. Wel willen B. en W. hulp aanbieden aan een der getroffen gemeenten, doch zij zijn van mening dat deze hulp maximaal ƒ 50.000 mag bedragen. Daar de minister van binnenlandse zaken en de vereniging van Ned. Gemeenten heeft aangedrongen hulp in gecoördineerd verband te verlenen achten B. en W. het niet gewenst zelf een gemeente te kiezen. Zodra bekend is welke gemeente door Winterswijk zal worden geholpen zal hiermede contact op worden genomen. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat daarna nog op andere wijze hulp zal worden gevraagd, b.v. het onderbrengen van kinderen of ouden van dagen tijdens de periode van herstel van die gemeente. B. en W. zijn er van overtuigd dat-ook dan Winterswijk bereid zal zijn zijn hulpvaardigheid te tonen. Het gemeente- en onderwijzend personeel heeft besloten een bedrag, ongeveer overeenkomend met het loon van acht uur arbeid beschikbaar te stellen. B. en W. stellen de raad voor uit de gemeentekas eenzelfde bedrag (ongeveer ƒ 4100) beschikbaar te stellen voor het Nationale Rampenfonds. Verder willen B. en W. het extra loon dat door werknemers van de gemeente op weekloon wordt verdiend door één vacantiedag op te offeren, te honoreren, hiervoor is naar schatting ƒ 1000 nodig.
VOOR HET NATIONALE RAMPENFONDS
09-02-1953 Bij de gemeente-ontvanger komen nog steeds giften binnen ten bate van het Nationale Rampenfonds. Van de laatste dagen noemen wij o.a. de volgende: Bruiloft Schreuder-Kooy ƒ 46.31, Gasten Hotel De Klok ƒ 63.50, Leerlingen Openbare Ulo-school ƒ 271, Bijeenkomst ouden van dagen ƒ 157.35, Winterwijkse Ruiterclub ƒ 40, Uitvoering gezamenlijke verenigingen in Kotten ƒ 530, afd. Winterswijk Ned. Reisver. ƒ 50, Fa. P. Streek & Co. en personeel ƒ 125, afd.Winterswijk van de Goede Tempelieren ƒ 50.
Hondenshow ten bate van het Nationale Rampenfonds
09-02-1953 De kynologenclub „Winterswijk en Omstreken” heeft de netto-opbrengst van haar jaarlijkse clubmatch bestemd voor het Nationale Rampenfonds. Voor deze clubmatch, die op Zondag 22 Februari in het feestgebouw gehouden zal worden, mochten de kynologen reeds zeer veel medewerking ondervinden van verschillende kanten. Bijv. werd door de Vereeniging Volksfeest geheel belangeloos het feestgebouw beschikbaar gesteld, terwijl de heer P.Hoogstra de raambiljetten en andere reclame spontaan voor zijn rekening nam en „Radio Woordes” gratis een versterkers-installatie beschikbaar stelde. Het programma voor deze dag zal nog nader bekend gemaakt worden, maar we kunnen U al wel vertellen, dat de deelname dit jaar groter zal zijn dan ooit; zelfs zeer vooraanstaande kennels uit Delden, Nijmegen en Brussel hebben hun medewerking toegezegd. Maar hoofdzaak zal dit jaar toch voor de kynologen zijn, dat er zeer veel bezoekers komen, zodat een flink bedrag in het Nationale Rampenfonds gestort kan worden.
INGEZONDEN SCHANDELIJK
09-02-1953 Wij hebben onze „eigen mensen” Met verontwaardiging las ik het ingezonden stuk van de heer Rauwers in Uw blad, betreffende de uitlating, gedaan door de eigenaar van een bekend eethuis hier ter plaatse: „Wij hebben onze „eigen mensen”. Als één van die ,eigen mensen” viel mij zijn gezegde wel zeer rauw op het lijf; ik schaam mij daarvoor! Afgezien van het feit, dat bij een ramp, als thans ons land trof, een dergelijke gedachte toch wel de allerlaatste is, die bij iemand op zou komen, vraag ik mij af, wat al die „eigen mensen”, die ongetwijfeld óók getroffen zijn in de noodgebieden, en die zonder aanzien des persoons geholpen worden, zouden denken, wanneer de instanties van de hulpverlening tot hen zouden zeggen: „U hebt Uw „eigen mensen”! Vraag maar aan die meneer uit dat eethuis in Winterswijk om U uit het water te halen-” Ook vraag ik me af, of deze heer, wanneer hij zelf in het water lag, een hem toegestoken hand zou weigeren, omdat deze niet van een van zijn „eigen mensen” kwam. Ik ben er van overtuigd, dat alle weldenkende „eigen mensen” een dergelijke houding met verontwaardiging van zich af zullen wijzen en met mij van mening zijn, dat er alleen maar eigen mensen zonder aanhalingstekens zijn, en dat zijn op dit ogenblik mensen, die in zéér grote nood verkeren. En daarvoor dragen wij allemaal naar vermogen mee. Mensen en „eigen mensen”! Met dank voor de verleende plaatsruimte teken ik als, Eén van die „eigen mensen”.
INGEZONDEN
09-02-1953 Geachte Redactie, Tot mijn niet geringe verwondering nam ik kennis vaneen ingezonden stuk in Uw blad van Vrijdag 6 Februari j.l. Hoewel de heer Rauwers mijn naam niet noemt, neem ik aan, dat genoemde heer mij daarmede bedoelt. Principieel ben ik een tegenstander van tekenen op een lijst, evenals heel wat meer plaatsgenoten, die ook nu weer een ervaring rijker zijn geworden. Daarom ga ik van het standpunt uit „Laat de linkerhand niet weten wat de rechter doet” en wens dan ook mijn gaven in stilte te doen, dus geen reclame stunts in de- ze ernstige tijd. Ik zie mij nu echter genoodzaakt even deze weg te moeten verlaten. Een ieder die zich daarvoor interesseert, geef ik volkomen de vrijheid om bij het Secretariaat van de ABH te informeren, wat ik begin vorige week voorgesteld en wat ik beschikbaar heb gesteld voor de slachtoffers (partij vlees in blik). Daarbij heb ik in de eerste dagen van de ramp aan meerdere personen, waarvan ik de namen noemen kan, gezegd, dat ik direct genegen was om een kind, onverschillig welk gezindte, in mijn huis op te nemen en te verzorgen. Dat wij meevoelen kunnen, meen ik toch al een paar jaar bewezen te hebben door de opname en verzorging vaneen jongetje van 12 jaar, genaamd Erich Pollak, welke jongen mij werd toevertrouwd door een Winterswijks Christelijk Comité. Dat een collectrice een gezegde verkeerd opvat en uitlegt vind ik spijtig te meer daar haar mede-collectant haar mening lang niet deelde en dan ook’ heeft verklaard, dat hij helemaal niet de indruk had gekregen dat wij niet geven wilden, doch het op een andere wijze deden. Een ondertekend stuk van deze collectant is in mijn bezit. Vorige week Maandag hebben wij kleding gegeven en later nog beddegoed aan de rondrijdende auto’s, waarbij ik tevens toezegging deed van een belangrijke partij vlees in blik. ik ben de mening toegedaan om deze moeilijke tijd niet verder te verspillen met woorden maar om te zetten in daden en zal dan ook in de toekomst mijn gaven doen, zoals ik dat wil. Hoe en op welke wijze het gedaan wordt en hoeveel er gegeven wordt gaat niemand iets aan. Met mijn daden van geven loop ik niet graag te koop, ook niet in den vervolge voor de heer Rauwers, verslaggever van de Oost-Gelderlander. Wel stel ik nu aam deze heer de vraag: Dat deed ik, wat deed gij???? U, mijnheer de Redacteur, dank voor de verleende plaatsruimte. J. PECHT, Eethuis „d’n Angang”
Van ABH-zijde verzoekt men ons mede te delen dat de heer Pecht op Woensdagmorgen telefonisch heeft aangeboden een partij broodbelegging te leveren voor de slachtoffers. Daar echter ABH reeds op Maandag levensmiddelen had ingezameld, die nog dezelfde dag werden verzonden, kon op deze aanbieding niet worden ingegaan. REDACTIE NWC
COLLECTE IN DE GEREF. KERK
09-02-1953 De collecte voor het Nationaal Rampenfonds in de Geref. Kerk, die gisteren werd gehouden heeft het mooie bedrag van ƒ 3241.30 opgebracht.
Zang. en Toneelavond „Hosanna” en Ned. Meisjeskoor Wij vernemen, dat aan de Zang- en Toneelavond, die Hosanna organiseert ten bate van het Rampenfonds medewerking zal worden verleend door een amateur-toneelver. uit Aalten. Die toneelvereniging zal dan opvoeren „Nienke”, een toneelspel in drie bedrijven. Dit toneelspel is met zeer veel succes door die vereniging reeds zes keer opgevoerd. Voor nadere bijzonderheden zie men de advertentie in het volgende nummer.
Opbrengst kerkcollecten
10-02-1953 De opbrengst van de Zondag in de verschillende kerken gehouden collecten bedragen: Ned. Hervormde Kerk f 4050,09; R.K. Kerk f 1802,18; Doopsgezinde Gemeente f 108,45. Zoals wij gisteren reeds mededeelden was de opbrengst in de Gereformeerde Kerk f 3241,30, zodat in totaal werd opgebracht f 9202,02.
11-02-1953 Het bestuur van de afd. Winterswijk van het Ned. Rode Kruis schrijft ons: Nu het grote werk der hulpverlening voor de afdeling voorbij is heeft het bestuur besloten de hulppost, die ten gemeentehuize gevestigd was, met ingang van morgen, Donderdag 12 Februari a.s., op te heffen. Ook het telefoonnummer 555 vervalt. Natuurlijk kunnen de inwoners van Winterswijk, indien dit nodig is, zich wenden tot de bestuursleden der afdeling, maar het centralepunt vervalt dus weer. Zij, die inlichtingen over personen, in het noodgebied woonachtig willen hebben, kunnen deze verzoeken indienen bij het bureau Sociale Zaken ten gemeentehuize. Daar zijn ook de daarvoor te gebruiken formulieren vergkrijgbaar. Het blijkt dat er, ook op de buurten, nog personen zijn die niet inde gelegenheid gesteld zijn hun gaven in geld beschikbaar te stellen. Bij de hoofden van alle buurtscholen (bijzondere als openbare) liggen vanaf Donderdag lijsten waarop getekend kan worden. Deze schoolhoofden zorgen dan voor afdracht bij de Gemeente-ontvanger. De bewoners van het dorp en dorpbuurt kunnen hun geld nog bij de Gemeente-ontvanger brengen. Het bestuur deelt verder mede dat kleren enz. voorlopig niet meer nodig zijn en dus niet meer kunnen worden afgehaald. Mocht het bestuur echter nog opgedragen worden speciale goederen in te zamelen, zo zal het zich alsnog tot de burgerij wenden het rekent dan op dat spontaan aan de oproep zal worden voldaan als tot heden het geval is geweest. In dit verband wil het bestuur alle inwoners van Winterswijk nog eens hartelijk dank zeggen voor de prachtige wijze waarop de Winterswijkse bevolking geholpen heeft om de nood in de overstroomde gebieden te helpen lenigen. Het is niet alleen het grote bedrag in geld dat tot tevredenheid stemt, ook niet alleen de enorme hoeveelheid nieuwe en gebruikte goederen, dit alles gaf zeker reden tot grote dankbaarheid maar nog meer is het bestuur getroffen door de spontane wijze waarop het gegeven werd en door de wijze waarop ieder zijn medewerking, in welke vorm ook, verleende. Die prachtige eensgezinde wil om te helpen, die een karaktertrek is van onze Winterswijkse bevolking, die deed zo weldadig aan. ledereen plaatste eigen moeilijkheden en bezwaren op de achtergrond, daardoor verliep aljles zo vlot. Wat is er niet gewerkt om de inzameling van geld en goederen snel te houden; Collectanten in overvloed; welk een arbeid (en in welk tempo!) is er niet verricht om de goederen te sorteren, te verpakken en zo spoedig mogelijk te verzenden? Niemand dacht aan zichzelf, hulpverlenen, snel hulpverlenen stond voorop. Het is niet mogelijk namen en groepen te noemen, maar het afdelingsbestuur wil langs deze weg de gehele Winterswijkse bevolking hartelijk dank zeggen voor alles wat deze de afgelopen elf dagen gedaan heeft. Allemaal onze hartelijke welgemeende dank! Het bestuur hoopt dat wanneer onze afdeling, naar wij hopen voor een niet zo droevig doel, nog eens op Uw medewerking een beroep zal doen, dit beroep niet tevergeefs zal zijn. Rode Kruiswerk is naastenliefde verrichten en dat heeft onze bevolking begrepen. Hartelijk dank!
Voor het Rampenfonds
11-02-1953 Bij de gemeente-ontvanger zijn vanmorgen nog de volgende giften voor het Nationaal Rampenfonds binnengekomen: Personeel en leerlingen Ambachtsschool f 641; Personeel Steenfabriek De Vlijt f 311; Directie en personeel Coöp. Winterswijkse Landbouwersbank f 442; Winterswijkse Slagers Patroons Vereniging f 250: Toneelvereniging Kunst en Vriendschap te Corle f 50; A.J.C. f 45. Het totaal ingezamelde bedrag is thans f 83.883,42.
NUTTIG WERK! Dertig leerlingen van de Julianaschool hebben door het verrichten van kleine werkzaamheden bij particulieren een bedrag van f 44.55 bijeengebracht voor ’t Nationaal Rampenfonds.
Bijna een ton voor Rampenfonds
13-02-1953 Bij de gemeente-ontvanger te Winterswijk zijn gisteren de volgende giften voor het Rampenfonds binnengekomen: Directie en personeel van Te Siepe f 500; Directie en personeel fa. Funke f 250; Directie en personeel Schrör en Vriend f 200; Wintersw. Slagerspatroons Vereniging f 250; personeel Houthandel G. Meerdink f 211,45; personeel Heva f 200. De totale opbrengst van de bij de gemeente-ontvanger ingekomen giften is thans f 96.581,18. De opbrengst van de operette-uitvoering, gisteravond in het Feestgebouw ten bate van het Rampenfonds, heeft f 375 opgebracht.
Gemeente stelt ƒ 50.000 beschikbaar voor rampgebied
13-02-1953: Gisteravond kwam de gemeenteraad in spoedeisende vergadering bijeen onder voorzitterschap van burgemeester J. Kneppelhout. Afwezig was de heer Krosenbrink. De voorzitter wijdde bij de aanvang van de vergadering woorden aan de ramp, die ons land heeft getroffen. Staande en in diepe stilte werden de overledenen van de ramp door de raad herdacht. B. en W. stelden voor aan een nader in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan te wijzen getroffen gemeente een bedrag van f 50.000 beschikbaar te stellen, zo mogelijk aan te wenden voor openbare doeleinden. Het gemeente- en onderwijzend personeel zal een bedrag, ongeveer overeenkomend met het loon voor 8 uren arbeid voor het Rampenfonds beschikbaar stellen (totaal ca. f 4100) terwijl uit de gemeentekas eveneens f 4100 voor dit doel beschikbaar zal worden gesteld. De voorzitter deelde nog mede, dat de wethouders een bedrag van 4 pet. per mille van hun salaris zullen afstaan en de raadsleden hun presentiegeld van deze vergadering. Daarna deelde de voorzitter mede. dat van de grensstad Vreden bewijzen van medeleven met de overstroming waren gekomen. Vreden zal dekens, matrassen, luiers, enz. inzamelen. Het gemeentebestuur van Bocholt zond 200 dekens voor de getroffen gebieden, die via het gemeentebestuur van Aalten werden verzonden. Mevr. Ritsema—Buisman vroeg of in overleg met de Ver. van Nederl. Gemeenten Winterswijk een getroffen gemeente zou kunnen adopteren, die, wat de kerkelijke gezindten betreft, vrijwel overeenkomt met Winterswijk, dit in verband met het eventueel onderbrengen van kinderen en oudere evacué’s. De voorzitter zeide hierop geen antwoord te kunnen geven. De heer Tenkink gaf in overweging eens bij de Ned. Heide Mij. te informeren of er in het rampgebied nog rijshout nodig is. In het Meddoseveen is dit hout. aldus spr., voldoende aanwezig. De heer Kuipers informeerde naar de wijze, waarop de f 50.000 zullen worden uitgekeerd. De voorzitter antwoordde, dat het bedrag uit de reserve wordt genomen. Het voorstel van B. en W. werd daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Aan reddingswerk deelgenomen
13-02-1953 Toen Zondag 1 Februari j.l. de B.B.N. een beroep deed op expediteurs om in de geteisterde gebieden te helpen, stelde zich de heer P .Monster van hier direct beschikbaar. Maandag vertrok hij met zijn vee-en aanhangwagen naar het getroffen gebied. Tezamen met Wim Beijers heeft hij dagen en nachten o.a. in de polder Ottoland de evacuatie van vee en paarden verzorgd. Onder de moeili.jkste omstandigheden hebben beiden daar hun plicht gedaan en honderden koeien en paarden in veiligheid gebracht. Zij hebben veel gezien en meegemaakt, dat zij nimmer zullen vergeten. Woensdagmorgen vroeg kwamen ze vermoeid maar voldaan in Winterswijk terug.
Voor het Rampenfonds
13-02-1953 Door de loonslachters op het Gem.Slachthuis alhier werd een bedrag van ƒ 50 bijeengebracht voor het Nationaal Rampenfonds.
Vreden schonk voor 10,000 R.M. nieuwe goederen
16-02-1953 Hedenmorgen op Winterswijks gemeentehuis aangeboden Hedenmorgen passeerde een vrachtauto vol met nieuwe goederen, afkomstig uit de stad Vreden, de grens in Huppel. Zoals bekend was door het gemeentebestuur van Vreden aan de burgemeester van Winterswijk gevraagd, op welke manier men het beste steun zou kunnen verlenen aan de slachtoffers van de watersnood. In aansluiting op dit onderhoud is door de gemeenteraadsleden van Vreden een geldinzameling gehouden die ruim 10.000 R.M. op bracht. Voor dit geld is bij de fabrieken een groot aantal dekens , beddegoed, ondergoed, mantels en andere goederen aangekocht. Deze goederen, benevens nog een groot aantal gebruikte goederen, werden vanmorgen om half twaalf aan burgemeester Kneppelhout aangeboden. Het gemeentebestuur van Vreden was hierbij vertegenwoordigd door burgemeester Lansing, staddirektor Visser en het gemeenteraadslid, de heer Hecking.
Voor het Rampenfonds
17-02-1953 Bij de gemeenteontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften voor het Nationaal Rampenfonds binnen: Toneelvereniging „Tot steun in de strijd” f 75; Muziekvereniging „Concordia”. Kotten f 75; Voetbalvereniging Ratum f 25; Oud-Winterswijker in Brugge (België) f 25.
Voetbal voor het Rampenfonds
18-02-1953,N.W.C. Naar wij vernemen zal op Goede Vrijdag een voetbalwedstrijd worden gespeeld tussen WVC en Winterswijk ten bate van de slachtoffers van de watersnood. Deze wedstrijd wordt gespeeld op het sportterrein, dat hiervoor gratis te beschikking is gesteld. De Muziekvereniging Excelsior heeft bereids haar medewerking voor deze middag toegezegd. A.s. Zondag speelt Winterswijk een vriendschappelijke wedstrijd in Eibergen tegen Eibergse Boys. De baten hiervan zijn voor het Rampenfonds.
UITVOERINGEN ten bate van het NATIONAAL RAMPENFONDS.
18-02-1953 Burgemeester en wethouders van Winterswijk brengen ter openbare kennis, dat met ingang van heden tot een nog nader te bepalen datum uitsluitend restitutie van betaalde vermakelijkheidsbelasting zal plaats vinden, indien wordt overgelegd een bewijs, waaruit blijkt, dat tenminste 50% van de bruto-opbrengst van uitvoeringen e.d. is gestort bij de gemeente-ontvanger ten bate van het nationaal rampenfonds. Winterswijk, 16 Februari 1953.
Giften Nat. Rampenfonds
19-02-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften voor het Nationaal Rampenfonds binnen; Collecte ouderavond 0.l. school M. f 61.10; voetbalvereniging „Fortuna” f 20; collecte koperen bruiloft f 16.50.
VOETBAL VOOR HET RAMPENFONDS. Zondag a.s. speelt de voetbalvereniging Winterswijk op Jaspers tegen Eib. Boys een vriendschappelijke wedstrijd waarvan de netto opbrengst ten bate komt van het Rampenfonds.
Voor het Rampenfonds
20-02-1953 Door de kinderen van de Christelijke Kleuterschool, Steenhouwerspad, werd een bedrag van ƒ 25 bijeengebracht, dat op giro no. 9575 van het Nationaal Rampenfonds is gestort.
Voor het Rampenfonds
20-02-1953 RASHONDENSHOW IN FEESTGEBOUW De kynologenclub Winterswijk en omstreken organiseert een rashondenshow in het Feestgebouw op Zondag a.s. De opbrengst hiervan zal geheel ten goede komen aan het Nationaal Rampenfonds. Reeds hebben eigenaren van 75 honden toegezegd hun dieren in te zenden. Een inzending uit Brussel zal aan de show een internationaal tintje geven. Mej. H. Cloppenburg uit Winterswijk heeft ingeschreven voor haar Bedlington terrier„Hope van de Helmburg.” Deze hond was winnaar van de tentoonstelling 1952. Vijf keurmeesters zullen de dieren beoordelen.
Bij de gemeenteontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften binnen voor het Nationaal Rampenfonds. Presentiegeld bestuur en commissarissen landbouwersbond f 120. Fa. C.Winkelaar en personeel f 350.
Twee duizend gulden voor Nationaal Rampenfonds
20-02-1953 De netto-opbrengst van de door het Winterswijks Operette Gezelschap gegeven uitvoeringen van „Die Blume von Hawaiï” bedroeg (inclusief zaalcollectes) f 1900. Uit de kas werd f 100 beschikbaar gesteld, zodat een bedrag van f 2000 aan het Nationale Rampenfonds wordt afgedragen.
Voor het Rampenfonds
23-02-1953 Wint.IJsver. f 100,- Leerl en Pers. R.L.W.S. f 92,50 Kaartclub “Johanna” f 43,– Oud-Winterswijkers f 20,–
Voor het Rampenfonds
24-02-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften voor het Nationaal Rampenfonds binnen: Zangvereniging Hosanna f 158,46: collecte bruiloft Bruntink—Velthuis f 36,21; directie en personeel fa.Knoop f 300 (geen f 3.000), zoals wij gisteren abusievelijk meldden).
Een tijdens de in Meddo gegeven propaganda-feestavond van Volksonderwijs gehouden collecte ten bate van het Rampenfonds bracht f 50 op.
RIJDEND POSTKANTOOR
24-02-1953 Het rijdende postkantoor voor de verkoop van watersnood-postzegels is vandaag in Winterswijk. De grote N.S. bus trekt veel belangstelling. De zegels worden verkocht door ambtenaren van het postkantoor te Winterswijk.
Voor het Rampenfonds
25-02-1953 Het resultaat van de j.l. Zondag ten bate van het Rampenfonds gespeelde voetbalwedstrijd Eibergse Boys—Winterswijk was, dat een totaalbedrag van f 250 aan dit fonds kon worden afgedragen.
Voor het Rampenfonds
25-02-1953 Bij de gemeenterontvanger kwamen o.a. de volgende giften voor het Rampenfonds binnen: Bruiloft Bruggers-Veldhuis ƒ 36.21, uitvoering Hosanna ƒ 158.446, koperen bruiloft Huiskamp-Koningsƒ 46.—, personeel Steen- en Kalkgroeve ƒ 419.72 opbrengst kindercircus Peterstraat ƒ 0.39, uitvoering Wiinterswijks Mannenkoor in Kotten ƒ 40.—, directie en personeel transportbedrijf Hannink ƒ 190.16. In een gedeelte van onze Maandag-editie vermeldden wij dat door het Winterswijkse Operette Gezelschap ƒ 200 in het Rampenfonds was gestort. Dit moet zijn ƒ 2000.
HULP UIT FRANKRIJK
25 Febr.1953 Watersnood Zeeland 1953 kreeg geld door Winterswijker
Mooi gebaar van ex-krijgsgevangene In 1942 werd op een avond bij een landbouwer in Miste aan de deur geklopt. Toen de bewoners hem vroegen wat hij wilde bleek de man frans te spreken, hetgeen de landbouwer en zijn huisgenoten niet verstonden. Hulpvaardig als ze waren, haalden ze gauw iemand die deze taal verstond en toen bleek dat de vreemdeling een Fransman was die gevlucht was uit een Duits krijgsgevangenkamp. Natuurlijk werd de man geholpen. Men zorgde dat hij in Tiburg kwam en van daaruit ging het via Baarle nassau, Belgie weer naar huis. De man, het was A. Bourdin, uit Ouzouer-le-marché, heeft deze hulp nooit vergeten.en ieder jaar stuurde hij aan de Winterswijker, die nu elf jaar geleden als tolk fungeerde een nieuwjaarsgroet. In die brieven kwam steeds weer de dankbaarheid tot uiting voor de hulp die hem destijds was geboden. Deze dagen kwam er weer een brief. Ook Bourdin had gehoord van de grote watersnood en hij verzocht het gironummer op te geven, waar hij fr. 5000 kon storten voor de slachtoffers. In zijn brief schreef hij dat hij nu iets terug kon doen voor de hulp die hem elf jaar geleden in Winterswijk door hulpvaardige mensen was geboden.
WINTERSWIJK VOOR HET RAMPENFONDS
26-02-1953
De muziekvereniging „Crescendo” te Ratum zal Zaterdag een uitvoering geven, waarvan de baten ten goede komen aan het Nationaal Rampenfonds. Voor het Rampenfonds. Gisteravond vond de trekking plaats van de verloting, georganiseerd door de Wandelvereniging „De Hazewind”. Het batig saldo f 292,66. werd afgedragen aan het Nationaal Rampenfonds.
FRAAIE GIFT Het bestuur van de Openbare Leeszaal ontving van iemand, die onbekend wil blijven, een gift van f 1000.
STILLE OMGANG Het Genootschap Winterswijk van de Stille Omgang zal in de nacht van 14 op 15 Maart de Stille Omgang in Amsterdam meemaken.
DANK VAN EX-KRIJGSGEVANGENEN Als dank voor de hulp. die Winterswijkers in 1942 aan een uiteen Duits krijgsgevangenenkamp ontvluchte Fransman boden, door te zorgen, dat hij via België weer op Frans gebied kwam, stortte deze 5000 francs voor het Nationaal Rampenfonds.
Voor het Rampenfonds
02-03-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften binnen voor het Nationaal Rampenfonds: Toneelvereniging „Inter Amicos” (opbrengst toneelavonden)f 350.61: leerlingen 5de en 6de klasse 0.l. school Kotten f 42,80; personeel en oprichters Vereniging Volkshuisvesting f 86,83: Bruiloftsfeest Oonk— Kolstee f 69,76; leerlingen 3de klasse 0.l. school N. f 35.50.
Winterswijk wil overspelen
03-03-1953 Het bestuur van de voetbalvereniging „Winterswijk” de K.N.V.B. gevraagd om de op 1 Februari j.l. gespeelde wedstrijd Winterswijk— Rèunie, die door de thuisclub werd verloren, over te mogen spelen. Die dag moest Winterswijk met invallers uitkomen, omdat vier spelers als militairen naar de rampgebieden moesten.
Voor het Rampenfonds
04-03-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen voor het Rampenfonds o.a. de volgende giften binnen: Ver. Gebouw Juliana, Woold f 100; bruiloft Hesselink-Tisseur ƒ 70,05; bruiloft Beyers-Leemkuil ƒ 70,05; Uitvoering Crescendo, Ratum ƒ 70,; een ontspanningsavond ƒ 80.
Voor het Rampenfonds
05-03-1953 Bij de gemeenteontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften voor het Nationaal Rampenfonds binnen: Directie en personeel machinefabriek G. J. Niihuis f 548,14. Nagekomen gift V.V. M.E.C. f 12,50.
Jan Ligthartschool deed haar best
07-03-1953 Leerlingen van de Jan Ligthartschool hebben een inzamelingsactie voor de slachtoffers van de watersnood gehouden. De verkoop van chocolademelk bracht f 558.14 op; zelfgemaakte pitriet mandjes werden verkocht voor f 158. en met verrichtte karweitjes bij particulieren werd f 886.72 verdiend, zodat een bedrag van f 1602.86 kon worden afgedragen aan de radio-uitzending „Beurzen open, dijken dicht”. Dit is gemiddeld f 16. per leerling.
Voor het Rampenfonds
07-03-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften binnen voor het Nationaal Rampenfonds, KynèlogenClub f 275, toneelvereniging „Ons Genoegen” te Woold f 50, koperen bruiloft fam. Woordes f 108,13 en nagekómen collecte Gér. Kerk f 15.
Voor het Rampenfonds
09-03-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften binnen voor het Rampenfonds: Winterswijkse Biljartbond f 70. Cabaretgezelschap „De Regenboog” f 50. J. H. Bekkers, zaalhuur f 50. Vrijwillige Brandweer I 17.85.
Paasconcert „Herleving”.
09-03-1953 Op Woensdag 1 April a.s. zal inde Ned. Herv. kerk een Paasconcert worden gegeven door de Arbeiderszangvereniging „Herleving”. waarvan het batig saldo aan het Nationaal Rampenfonds zal worden afgedragen.
Voor het Rampenfonds
10-03-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen Vanmorgen de volgende giften binnen voor het Rampenfonds: Ontspanningsavond K.A.B. f 66.45; overuren personeel Houtwarenfabriek D. Wiggers f 116.
Voor het Rampenfonds
14-03-1953 Bij de gemeenteontvanger kwamen vanmorgen de volgende giften binnen voor het Nationaal Rampenfonds Ned. Reisvereniging (batig saldo kas) f4O; Lichtbeeldenavond „Irene” f 27,76, Verjaardagsfeestje fam. Van Veen f 15,—.
Voor het Rampenfonds
23-03-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen o.a. de volgende bedragen voor het Nationaal Rampenfonds binnen: personeel en directie H. Willink en Co. ƒ 3062; idem Kleinindustrie Tweha ƒ 72.50; Wandellust ƒ 15; snipperdag pers. fa. J. H. Dulfer ƒ 25. Door het revuegezelschap Oet W’enters werd een bedrag van f 50 in het Nationaal Rampenfonds gestort.
DAMES RUYS, NIJENUIS, PLEKENPOL EN ROTMANS
27-03-1953 Wanneer mevr. Ruys, mej. Nijenhuis, mevr. Plekenpol en mevr. Rotmans uit Winterswijk dat willen, kunnen ze urenlang vertellen over de vernieling en de ellende in de door de watersnood getroffen gebieden. Deze vier Winterswijkse dames, leden van de plaatselijke afdeling van de Federatie van Vrouwelijke Vrijwilligers hebben zich vrijwillig beschikbaar gesteld, toen een oproep daarvoor werd gedaan, om naar het getroffen gebied te gaan en de mannen, die aan de dijken werken te verzorgen met koffie en soep. Dat dit een werk was, dat dringend nöodzakeïijk was weet iedereen, maar wie mevr. Ruys hierover heeft horen vertellen en wie de foto’s gezien heeft, die zij uit het getroffen gebied heeft meegebracht, is er wel dubbel van doordrongen dat hier werk verricht is dat van grote betekenis was. Wij gingen met z’n vieren naar Fijnaart in de Westhoek van Noord- Brabant, vertelde mevr. Ruys ons. Toen we daar aankwamen gierde de storm over het vlakke land. Weliswaar was op sommige plaatsen het water al belangrijk gezakt, doch over het algemeen bood de hele omgeving een troosteloze en triest beeld. Half weggeslagen huizen, muren, die ieder ogenblik konden omvallen, huisraad, stoelen en tafels, dat door het water en de wind tegen de dijk werd aangesmeten, dat was het beeld van Fijnaart. Hier kwamen we op Zaterdagmiddag aan. We waren nog niet lang in Fijnaart en we liepen enkele droge straten door om het plaatsje wat te verkennen, toen met een hevig lawaai een politiejeep op ons afvloóg. Vlak naast ons remde de auto. „Bent u de soepdames uit Winterswijk?” vroeg eender mannen. Toen ons antwoord bevestigend luidde was een kort „Wilt U dan instappen?” genoeg om ons in de auto t krijgen. Onderweg, terwijl we reden, vertelden de politiemannen ons dat er een dijk op doorbreken stond en dat de werkers hieraan de gehele avond en nacht door moesten werken. Het was nodig dat wij koffie en soep voor de mannen maakten en hen dit brachten. De auto raasde over smalle, aan beide zijden door water omgeven dijken. Wij snelden gierend door de wind en de bij bochten in de dijk silhouetteerde onze wagen als een grillig monster in het grijze water bezijden de afgebrokkelde dijk. We hadden ons leven lief en deze liefde leek ons niet in overeenstemming met de rit, die wij hotsend en botsend over het stukgeslagen wegdek maakten. De politiemannen lachten echter om ons. Zij kenden iedere bocht in de dijk en ieder gaatje in de weg. Wij zijn de eerste avond direct mét een grote voorraad soep en koffie naar de mannen op de dijk gegaan. Het was er koud en nat en een warme kop koffie of soep kwam wel van pas! Het werk dat wij op die eerste Zaterdagavond hebben gedaan was ook onze bezigheid voor de volgende dagen. Soep en koffie voor de dijkwerkers. Het was natuurlijk niet alleen het koken van de soep en het zetten van de koffie dat wij moesten doen, ook met de uitreiking waren wij mede belast, terwijl dan natuurlijk weer het schoonmaken van ketels, kannen, koppen, schotels enz. wachtte. Kookgelegenheid e.d. waren in Fijnaart aanwezig in het Verenigingslokaal, waar de „soepdames” uit Winterswijk hun „kwartier” hadden. De Winterswijkse dames zijn weer terug. Zij hebben een; werk gedaan, dat van grote betekenis was, ook uit moreel oogpunt.
De dames van de Federatie van Vrouwelijke Vrijwilligers doen hun werk niet met de bedoeling lof en waardering te ontvangen. Deze vier dames hebben er echter wel in het bijzonder recht op en het is daarom dat wij het ronduit willen verklaren, dat zij ons aller waardering verdienen. Van de dank der dijkwerkers zijn zij overtuigd.
Voor het Rampenfonds
28-03-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwamen Vrijdag de volgende giften binnen voor het Rampenfonds: personeel en directie Kon. Weverij Meijerink & Zn. f 5341,60; Winterswijkse Motorclub f 40.
’n Heitje voor een karweitje.
03-04-1953 Ook onze plaatselijke groepen van het N.P.G.; de N.P.V. en K.V. zullen mee doen en gezamenlijk „op karwei” trekken, de meisjes en jongens padvindersjeugd komt niet bedelen, ze willen hun geld zelf verdienen! Zaterdagmiddag zullen zijn uitzwermen om huis aan huis hun foldertje te bezorgen. De bedoeling hiervan is de volgende: Indien men een karweitje te verrichten heeft, dient deze P-folder in een hoekje voor het raam te worden geplaatst als waarschuwing voor de deelnemende leden dat zij verwacht worden voor ’t verrichten vaneen karweitje. Teneinde controle op de verdiende gelden te hebben zijn alle deelnemende leden in het bezit gesteld van een z.g.n. werklijstje, waarop het bedrag met adres en handtekening ingevuld dient te worden, door of in tegenwoordigheid van de persoon voor wie het karweitje verricht werd. Wij hopen en gunnen de plaatselijke groepen van harte, dat alle Winterswijkers gelegenheid zullen vinden om een karweitje te laten verrichten; dat vele fietsen een schoonmaakbeurt mogen krijgen; vele schuren opgeruimd, de tuin stenenvrij gemaakt, en (lacht niet moeders), het tafelbestek gepoetst, de straat geschrobd, ramen gezeemd, kortom, dat zij zo, door U van dienst te zijn, hun noodzakelijke gelden kunnen verdienen.
Voor het Rampenfonds
04-04-1953 Voor het Rampenfonds kwamen vanmorgen bij de gemeente-ontvanger de volgende giften binnen: Winterswijkse Bond van Vee- en Varkenshandelaren f 100: afd. Meddo, Volks-onderwijs f 50; opbrengst verloting De Corlese Gymnastiekvereniging f 50 en schoolkinderen Ratum f 11,50.
SCHOONMAAKHULP VOOR NOODGEBIEDEN.
04-04-1953 De U.V.V. Winterswijk heeft een oproep gericht tot Winterswijkse vrouwen voor schoonmaakhulp in de noodgebieden van 7 tot en met 18 April a.s.
Voor het Rampenfonds
04-04-1953 Voor het Rampenfonds kwamen vanmorgen bij de gemeente-ontvanger de volgende giften binnen: Winterswijkse Bond van Vee- en Varkenshandelaren f 100: afd. Meddo, Volksonderwijs f 50; opbrengst verloting De Corlese Gymnastiekvereniging f 50 en schoolkinderen Ratum f 11,50.
VOOR HET RAMPENFONDS.
10-04-1953 Bij de gemeente-ontvanger kwam vanmorgen binnen een gift voor het Nationaal Rampenfonds groot f 570,46 de opbrengst van een voetbalwedstrijd W.V.C. —Winterswijk. Het batig saldo van het Paasconcert, dat „Herleving” gaf, bedraagt f 145, welk bedrag aan het Nationaal Rampenfonds zal worden afgedragen.
HULP AAN DE GEMEENTE RHOON.
23-04-1953: B. en W. delen de raad mede, dat de raad der gemeente Rhoon zijn grote dankbaarheid en erkentelijkheid heeft uitgesproken voor het door de raad van de gemeente Winterswijk betoonde medeleven en de beschikbaarstelling vaneen bedrag van f 50.000 ter leniging van de nood, welke op 1 Februari j.l. door de overstromingsramp is ontstaan. Genoemde raad wenst het toegezegde bedrag te besteden voor het herstel van een dijk en de vuilnisbelt.
Rhoon bracht Winterswijk dank voor hulp
24-08-1953 Muziekcorps bood bevolking concert aan De hulp die de gemeente Winterswijk na de watersnood aan de gemeente Rhoon heeft geboden, is niet gegeven om daar in enigerlei vorm waardering voor te ontvangen. Maar het deed toch wel prettig aan dat Zaterdag door het gemeentebestuur van Rhoon een bezoek aan Winterswijk werd gebracht, vergezeld van de Rhoonse Harmonie Volharding, weik muziekcorps op de muziektent op de Wheme aan de bevolking van Winterswijk een concert aanbood, als dank der Rhoonse bevolking voor de hulp die van de Winterswijkse bevolking was ontvangen. Tegen ongeveer twee uur kwam het gezelschap, waaronder zich o.a. de burgemeester van Rhoon, de heer Verheul, bevond, in Winterswijk aan en kreeg men eerst gelegenheid de plaats te bezichtigen. Hierna vond de officiële ontvangst plaats in Sociëteit De Eendracht, waar de vier wethouders van Winterswijk ter begroeting aanwezig waren. Loco-burgemeester G. H. Beijers sprak hier een woord van welkom en wees er op dat na de ramp een innige band is ontstaan tussen Rhoon en Winterswijk en sprak de hoop uit dat deze vriendschapsbanden nog lang zouden blijven bestaan. Burgemeester Verheul sprak namens de gemeente Rhoon woorden van dank tot de inwoners van Winterswijk, die zo veel medeleven toonden en zo veel hulp aan de Rhoonse bevolking boden. Om half zes gaf „Volharding” 0.1.v. de heer v.d. Linde in de gemeentelijke muziektent op de Wheme een uitvoering, die grote belangstelling trok. De gespeelde nummers verkregen een gedegen uitvoering en vielen zeer in de smaak. Het was jammer, dat het concert omstreeks half zeven moest worden onderbroken door een onweersbui, die gepaard ging met hevige regen. Toen het daarna zo goed als droog was, werden nog twee nummers ten gehore gebracht. Het programma bood een serie composities, die over het algemeen geen hoge eisen stelden; de samenstelling getuigde van een gezond overleg met de mogelijkheden. Een zeer dankbaar applaus beloonde dirigent en orkest voor dit goed geslaagde concert. Om 8 uur vertrok het gezelschap waar naar Rhoon.
Rhoonse kinderen gearriveerd
05-08-1953 Dinsdagmiddag zijn 56 jongens en meisjes van 7—14 jaar uit Rhoon in Winterswijk aangekomen, om hier gedurende 14 dagen een prettige vacantie te genieten. Zoals bekend is de gemeente Rhoon door Winterswijk geadopteerd. Omstreeks 2 uur waren de pleegouders bij café Kraaijenbrink, om de jeugdige vacantiegangers op te wachten, die dan ook even later aankwamen. Nadat hen een verversing was aangeboden die uiteraard zeer in de smaak viel na zo’n lange reis werden de kinderen aan hun pleegouders overgedragen. Behoudens een enkel kind, dat nog niet over de scheiding van thuis heen was, gaat het opperbest en de stemming was dan ook prima. Mede dank zij de spontane hulp van vele Winterswijkers waren er meer adressen opgegeven, dan kinderen geplaatst konden worden, zodat nog vele inwoners, die zich voor een vacantiegangertje hadden opgegeven, teleur gesteld moesten worden. Ook nu weer heeft de U.V.V. onder wier auspiciën deze vacantie van de Rhoonse kinderen wordt gehouden, zich door dit menslievende werk van de beste zijde laten zien.
KINDEREN TERUGGEKEERD NAAR RHOON.
16-08-1953 Gistermiddag zijn 55 kinderen uit Rhoon, na een vacantie van twee weken, naar hun woonplaats in het rampgebied teruggekeerd. Pleegouders, bij wie de kinderen waren ondergebracht, deden hun logeetje uitgeleide. terwijl U.V.V.-dames er voor zorgden, dat alles vlot verliep. De autobus uit Rhoon was ongeveer een uur te laat, zodat men nogal lang op de Markt moest wachten. De kinderen waren tevreden over de prettige dagen, die zij in Winterswijk hadden doorgebracht en het staat wel vast, dat er vele vriendschapsbanden zijn aangeknoopt en dat er nog vele brieven zullen worden- gewisseld. Als uiting van dankbaarheid voor de hulp, welke door de gemeente Winterswijk is verleend bij de leniging van de gevolgen van de watersnood, zal de Rhoonse muziekvereniging „Volharding” a.s. Zaterdag om 17,30 uur inde gemeentelijke muziekkapel op de Wheme een concert geven.
HERSTEL RHOON
10-12-1953 Bij schrijven dd. 13 November berichtte het gemeentebestuur van Rhoon, welke gemeente in het rampgebied door Winterswijk is geadopteerd, dat de werkzaamheden der herstellingen van de objecten, waarvoor de gemeente Winterswijk een bedrag van f 50.000. schonk, zijn gereedgekomen. Was het gemeentebestuur van Rhoon aanvankelijk van mening, dat de voorgenomen herstelwerkzaamheden niet het volle bedrag zouden vorderen, naderhand bleek, dat bij de uitvoering veel meer hersteld moest worden dan waarop in den beginne was gerekend, zodat het bedrag ad f 50.000. nog werd overschreden. In verband hiermede heeft genoemd gemeentebestuur dan ook verzocht het volle bedrag ad f 50.000. na aftrek van het reeds genoten bedrag ad f 8800.— te mogen ontvangen. Hieraan is inmiddels gevolg gegeven.
Dank uit Rhoon voor U.V.V.
18-06-1954 Donderdagmiddag heeft de afdeling Winterswijk van de U.V.V. in Het Kronenhuis haar jaarvergadering gehouden. De presidente, mevr. B. Ritsema-Buisman, heette in haar openingswoord in het bijzonder welkom vier dames uit Rhoon (welke gemeente na de watersnoodramp door de gemeente Winterswijk is geadopteerd) en de medewerksters van de U.V.V. Hierna was het woord aan mevr. Verheul, echtgenote van de burgemeester van Rhoon, die er zich over verheugde in deze vergadering een woord van dank te kunnen spreken voor de hulp, die de Winterswijkse bevolking in het algemeen aan Rhoon heeft geboden en in het bijzonder voor de Rhoonse kinderen, die het vorig jaar in Winterswijk hun vacantie doorbrachten, heeft gedaan. Nooit zullen wij onder woorden kunnen brengen, aldus spreekster, hoe groot die dank is, maar toch hebben wij een vorm gevonden om iets van die dank tot uitdrukking te brengen. Als dank voor de geboden hulp bood spr. een fraai geborduurd wandkleed aan, voorstellende de watersnoodramp en de door Winterswijk geboden hulp. Voorts offreerde spreekster een album met tal van handtekeningen van Rhoonse ingezetenen.