oudwwijk
Digitaal erfgoed

Herinneringen na 40 jaar bevrijding

Herinnering na 40 jaar bevrijding. B.Hoekstra


B. Hoekstra met zestien anderen in kelder

Het was muisstil, we waren vol spanning. 

Op Goede Vrijdag 30 maart 1945 om circa acht uur ’s morgens toog ik op een damesfiets, voorzien van massieve banden, richting ’t Woold naar mijn vrouw en eenjarig dochtertje Anneke, dat tijdelijk bij mijn schoonouders Esselink op ’t Meerdink met nog vele anderen verbleef in verband met het oorlogsgevaar in het dorp en de vele bombardementen. 

In had nachtdienst gehad in ons carrosseriebedrijf aan de Singelweg, omdat we bang waren dat de Duitsers bij het terugtrekken de zaak zouden plunderen of in brand steken. Het was de afgelopen nacht erg onrustig geweest en Duitse soldaten van een tankdivisie hadden de magazijnen van de Duitse weermacht geplunderd, die gevuld waren met rantsoenen voor tankeenheden. (sigaretten, jenever, chocolade,etc.) en lagen laveloos tegen het talud van het oude kerkhof aan de Singelweg. 

Op de Wooldseweg kwam ik vele terugtrekkende Duitsers tegen, zogenaamde Volkssturm met allerlei soorten karretjes en wagens. Toen ik op enige afstand van ’t Meerdink kwam zag ik links en rechts van de weg in zogenaamde  eenmansgaten jonge soldaten op post zitten met de pantservuist. Bij de oprit naar de villa stond een Duitse soldaat, die mij sommeerde af te stappen. Ik mocht niet verder doorrijden, want dat was te gevaarlijk in verband met een Engelse aanval die elk moment kon aanvangen. Toch mocht ik echter naar het huis doorrijden, maar achteraf juist op ’t nippertje. 

Engelse aanval 

Hier aangekomen vertelde mijn vrouw dat de dag tevoren door de Duitsers was gezegd, dat de volgende morgen de Engelse aanval kon beginnen en ze er voor moesten zorgen zandzakken voor het kelderraam te leggen. Ook het buitenlopende vee moest allemaal op stal gezet worden vanwege het komende granaatsplintergevaar. 

Er was al om negen uur een gewonde Duitse soldaat op een kruiwagen binnengebracht die door zijn been was geschoten. Waarschijnlijk was deze op verkenning geweest. De Engelsen stonden al met hun gevechtswagens op de Holderswweg verdekt opgesteld. We zagen nu de Duitse soldaten in stelling gaan achter een wal bij boerderij De Veldboom. Een uur later hoorden we de eerste granaten al inslaan. 

Met zeventien personen zaten we in de huiskelder en het was er muisstil. Niemand zei ook maar een woord. We waren vol spanning wat er komen zou. Op een gegeven moment een knal en ik verbeeldde me dat ze door de dakgoot hadden geschoten en zodoende een dikke straal water op de buitentegels klaterde. Ik kroop uit de kelder en zag echter de landbouwschuur in lichterlaaie staan en twee vluchtende Russische onderduikers op mij afkomen die in de schuur verbleven. 

Alles verloren 

Mijn zwager Bram Esselink en Ben Harwick probeerden nog kruipende op de grond naar de schuur te komen om de dieren te redden, maar dit was door de grote hitte en de rondvliegende kogels onmogelijk. Ook stond de boerderij De Veldboom al in vlammen. Hier kon ook niets gered worden. Alles ging verloren. Ik zag inmiddels in de verte naast de oude boerderij door de weide in gebukte houding met het geweer in de aanslag Engelse soldaten met gecamoufleerde helmen op aankomen. Ze groeven zich voor de Dambeek met een ongelooflijke snelheid in. Het ging om hun leven. 
We hoorden vanuit de kelder de Duitsers de trap naar boven op en af rennen voor de uitkijk. Een uur later waren echter de Engelsen al op de trap. De eerste die we ontmoetten is later al vele malen weer bij ons in Winterswijk geweest. Hij heette Sid England wat gemakkelijk was te onthouden. 

Bij de boerderij De Veldboom moesten echter zeven Engelse tanks het ontgelden door afweergeschut dat bij boerderij Selleman stond en door de pantservuisten die zich door de circa zes centimeter dikke stalen wanden heen brandden. 
Verschillende soldaten werden hierdoor levend verbrand. De verkoolde lijken werden later tijdelijk in de wegberm begraven. 

Tussen boerderij ’t Guldenhuis en Brummels werden ook een tank en carrier kapot geschoten. Een commandant die hierin zat kon echter door een sloot kruipende zich in veiligheid stellen. 
Er zijn in deze korte maar hevige strijd wonder boven wonder echter geen burgers gedood. Alleen van de familie Van Zutphen, die ondergedoken was bij de familie Wassink op de oude boerderij ’t Meerdink werd de zoon Stef, doordat ze buiten stonden te kijken door een granaatsplinter in het onderlichaam getroffen. Hij werd naar de boerderij Rosenhoeve gebracht waar een Rode Kruisafdeling was ondergebracht. 

’t Wilhelmus

De Engelsen waren nog maar goed en wel aanwezig of mijn schoonvader zette zich achter het orgel en begon het Wilhelmus en andere vaderlandse liederen te spelen, waar we allen uit volle borst aan meezongen. 
De rood-wit-blauwe vlag werd daarna direct uitgestoken. In de avond en nacht kwam echter de grote aanvoer van de Engelse legervoertuigen. Het gehele bouwland aan de overkant van de grintweg (de Oosterkamp) kwam vol te staan met grote rupstanks, keurig in ’t gelid. 
Om het huis, de tuin en de oprijlaan was volkomen omgeploegd. Binnen in huis lag het vol met oververmoeide slapende soldaten. 

De volgende dag waren ’s morgens overal granaatwerpers opgesteld, gericht op Winterswijk en voorzien van grote hoeveelheden munitie. Voor de boerderij van Dieksman lag een groot zeil op de grond met een rood kruis erop. 
Gelukkig echter zijn deze wapens niet gebruikt, omdat het Duitse leger zich sneller terugtrok dan verwacht werd. 
Dokter Bussink, de dierenarts, was de eerste die ons op z’n zware motorfiets kwam vertellen dat Winterswijk bevrijd was. Wie had ooit kunnen denken dat de Engelsen, na de mislukte slag om Arnhem Winterswijk via het Woold eerst zouden bevrijden. 

B. Hoekstra
B.Stegemanstraat 52
Winterswijk 

Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.G.Wiggers-Ros

Dankbaar en blij dat niemand van ons werd gemist 

Iets over de laatste dagen voor de bevrijding van de oorlog 1940-1945 op de boerderij De Stegge in Miste. Een paar dagen voordat Miste bevrijd werd was er iets heel bijzonders. De zon verduisterde en toch was er geen wolkje aan de lucht. Er kwamen met de wind floddertjes krantepapier aanwaaien. Je kon de letters nog lezen. ’t Was Duits. 

We hoorden ook al gauw dat Bocholt gebombardeerd was. Dat was een teken dat onze bevrijders dicht in de buurt waren. Een paar dagen voor de bevrijding, kregen we een paar soldaten ingekwartierd. Die moesten, als het  Britse leger in aantocht was, de spoorbrug, waar bommen onderlagen, in de lucht laten vliegen. Ze vroegen aan mijn man, hebben jullie een bunker?  Als het Britse leger van die kant komt, richting Duitse grens, dan is dat hier een gevaarlijk punt. We zullen jullie helpen een bunker (schuilkelder)  te maken. 

De volgende dag 29 maart, zijn ze aan de slag gegaan. De ijzeren platen van de spoorbrug werden er afgehaald. Die gaan toch een keer de lucht in, zeiden ze. En wij hadden nog een paar grote putringen en met dat materiaal kwam het voor mekaar. We hadden niet de gedachte: daar moeten we morgen al in. 

Onrustig

Vrijdag 30 maart om tien uur ’s morgens kwamen er door de bossen van ’t Kreil soldaten vluchten met verscheurde kleren. Ook vlogen er vliegtuigen rond, maar bleven in de buurt. ’t Was zo onrustig. Het Engelse leger was al dicht in de buurt. 

Op De Stegge waren nog soldaten. Die moesten zich nog verzetten. Ze stelden zich op achter de spoorlijn, met hun geweren gericht op Bouma (hondenasiel). Daar stonden de tanks al van onze bevrijders. Dat er wat zou gebeuren wisten we. Gauw een paar bedden, voor de kinderen in de schuilkelder, en nog wat kleren gepakt. 

Toen de Engelsen merkten dat er op de boerderij nog Duitsers waren, namen zij geen enkel risico. Om drie uur vielen de eerste schoten. Wij gauw de schuilkelder in. In het achterhuis begon het al te branden. Dat ging alles zo snel. In een mum van tijd lag De Stegge met schuur en alles, koeien, varkens, schapen in de as. 
Het paard was er nog. Dat had mijn man verstopt voor de Duitsers in het kippenhok. 

Witte lap.
Zelfs waren we ongedeerd gebleven. Daar hebben we samen God voor bedankt. Drie Duitse soldaten zijn hier nog gesneuveld. Een soldaat kwam er nog bij ons in de schuilkelder, met een witte lap in zijn hand als teken van overgave. Die is als krijgsgevangene meegenomen. 
’t Was avond geworden. Miste was bevrijd. We hebben het niet uitbundig gevierd, maar toch dankbaar en blij, dat er niemand van ons werd vermist. Dit hadden we naast God, aan die twee Duitsers te danken. 

De familie Huiskamp bood ons aan zo lang bij hun te komen wonen. Daar waren we blij mee, want we hadden geen dak meer boven ons hoofd. Na veertien dagen hadden we een kippenhok klaar staan en een woonwagen die aan de Duitse grens in Kotten stond. In december was de schuur klaar en zijn we toen daar heen verhuisd. Het was wel klein alles in die ene schuur. Als het moet kan het ook. Na vijf jaar kwamen we in aanmerking via de wederopbouw voor een nieuwe boerderij. Op 9 april 1950 zijn we verhuisd naar de nieuwe boerderij “De Stegge” .

J.G.Wiggers-Ros
De Stegge
Miste 65
1985

Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.W.Roerdink

Het was hier net ’n hospitaal 

Woold 1945, Goede Vrijdag. ’s Morgens op het hele erf, op de deel en het voorhuis allemaal terugtrekkende Duitsers. 
Ze lopen in en uit. Opeens tegen negen uur ’s morgens komt een Duitse Feldwebel de deel op rennen. Direct een paard schreeuwde hij. Hij zat vast met een paard voor een platte wagen met een kanon er achter. Wij hebben hem losgeholpen. Op de Holdersweg kon hij verder. 
Toen moesten wij terug. Toen we thuis waren hoorden we de tanks al in de verte. Een los lopend paard werd doodgeschoten. De Duitsers  waren plotseling allemaal weg, met paardewagens en handkarren. Dit was allemaal tegen elf uur. Een klein uur later zagen we de eerste tanks die langzaam reden. Eindelijk waren ze bij ons achter het huis. Een onderduiker keek door het raampje. De Engelsman schoot direct, maar hij miste. De kogel ketste af en ging door een bus met teer tegen de muur. 
De Engelse soldaten reden weer verder, tot bij Veldboom. Daar begon de slag. Op een gegeven moment stond Veldboom in brand. De tanks reden het bosje door tot de kant en begonnen te schieten. 

Midden op de middag stond opeens het hele erf vol met tanks. Allemaal aan de westkant van de gebouwen. Niets was meer heel. De afrastering, het hek, was dubbel gevouwen. Wij gingen naar de tanks. Daar kregen we chocolade en sigaretten van de soldaten. Een ruit werd stukgeslagen door de soldaten. Die wilden naar binnen. Ik heb de deur open gedaan. Toen kwamen ze met de gewonden uit de tanks bij Veldboom. Die hebben we bij ons in de kamer gelegd. Ze waren zwaar gewond. In de andere kamer lagen lichtgewonden in het haver-stro, waar de Duitsers ook in gelegen hadden. Het was hiet net een hospitaal geworden. 

J.W.Roerdink
Woold 143
1985

Herinnering na 40 jaar bevrijding. D.J.v.d. Graaf

Als in een roes ben ik naar huis gefietst…………

De nacht van Goede Vrijdag om ongeveer twee uur kregen we van op de vlucht zijnde Moffen en meelopers in de gaten dat er wat te halen was in de hal van De Tuunte. De Moffen waren voor de vijand op de vlucht en ze vroegen ons de weg. Het antwoord was als steeds toen: immer gerade aus. Steps, kinderwagens, fietsen, zelfs tandems werden gebruikt om te vluchten. Alles natuurlijk afgenomen van onze medeburgers. 
We hadden in een oogopslag gezien wat men also vervoerde en waar het vandaan kwam. Met twee van mijn zusters ben ik – toen 23 jaar oud, onderduiker – die nacht ondanks bommen, granaten, lichtfakkels en fluitende kogels driemaal naar De Tuunte geweest met een trekker die we drie keer vol hebben geladen in het soms pikkedonker. 

We woonden toendertijd in het Molenveld, zodat we via Stelenfabriek-Venemansmolen-Houwers Siepestraat in De Tuunte zijn beland. 
Het was er levensgevaarlijk binnen. Ondanks spertijd was half Winterswijk bezig met foerageren. De toestand beschrijven zoals die destijds was kan ik niet zo precies meer. Maar alles wat op de bon was, was hier nog volop aanwezig. Alles liep dooreen het was een grote verwarring. 

Dronken soldaten en leden van de Organization Todt liepen er rond te dwalen. Zij probeerden je ook nog weer alles af te nemen wat je zoal op de trekker geladen had. Je was roekeloos, je speelde eigenlijk met je leven. Maar dat besefte je toendertijd niet. We hebben nog jarenlang van marmelade, Tuunteshag en rooktabak, Smaltz biscuit, malzkoffie en erwten en bruine bonen genoten. 

Op de laatste terugrit zijn we nog even langs het Dodenhuisje op het Jodenkerkhof gegaan en hebben daar zagen, bijlen, schoppen, hamers en spijkers meegenomen. Dit Dodenhuisje was in de oorlog een opslagplaats van de O.T. A die er een depot had. Dat was mijn nacht voor de bevrijding met de Tommy’s voor de deur. 

Vurige Hoop

Wat we die nacht al vurig hoopten bleek de andere morgen werkelijkheid te worden. Om negen uur kwam er een buurjongen aan de deur die vertelde dat er al Tommy’s bij ijssalon Te Selle waren gezien. Dus snel opstaan, gewassen en boterham gegeten. Toen lopend op weg naar de Tommy’s bij Te Selle. Moffen zag je niet meer. 

Nog wel altijd de Engelse vliegtuigen plus de Amerikanen. Gelukkig was je daar nu veilig voor. Toch kwamen ze nog wel eens heel laag over. Dan ging je toch automatisch in een sloot liggen. Je had er veel te veel nare dingen mee beleefd. Bij de destructor kon je van verre rijen tanks, auto’s en carriers zien. 

Bruggen waren stuk bij Te Selle en Wooldseweg. Met een paar plankjes en touwen zijn we over de beek geraakt. Daar waren dus de Tommy’s waar we maanden, jaren op hadden gewacht. De eieren die ik bij me had waren snel geruild voor chocolade, sigaretten, jam, thee en marmelade en rond witte brood. 
De Players, mijn eerste Engelse sigaret in het paadje bij Te Selle, dichtbij Schepers, zijn voor mij onvergetelijk. Ongemerkt heb ik daar drie uur bij onze bevrijders doorgebracht. De eerste Engelse soldaat die bij ons ’s middags thee dronk heette Tom Price, een naam om nooit te vergeten. 

Slagveld

Om zes uur ’s avonds ben ik per fiets even naar het slagveld in het Woold geweest. Wat ik daar zag was onbeschrijfelijk. Een Brencarrier was uiteengereten, er lagen tanks met gaten zo groot, daar kon je wel twee vuisten in leggen. 

De gaten zaten in zo’n 10 tot 15 cm dik pantserstaal, net of ze er met een lasapparaat waren ingesneden. Een huis smeulde nog. Resten van soldatenkleren en bloed zaten nog op de tanks. Verder vers gedolven graven van Duitsers en onze bevrijders. Dit zo alles gezien hebbend, ben ik als in een roes naar huis gefietst. Ik kon het niet kwijt raken dat gevoel van: onze bevrijding werd betaald met het leven van deze Tommy’s, veelal nog jonger dan ik destijds zelf was. 

D.J.v.d. Graaf
Alma 50
Winterswijk
1985

Herinnering na 40 jaar bevrijding. A.van Eerden

Er ging een onbeschrijfelijk geluksgevoel door je heen 

Het was in de nacht van donderdag op Goede Vrijdag 1945 in het Voor-Woold. ’s nachts werd er hard op de vensters gebonsd. Snel openmaken werd er in het Duits geroepen. Met een gevoel van, wat staat ons nu weer te wachten, kleedden we ons vlug aan en openden de achterdeur. 
Gehaast liepen een paar Duitse officieren de deel over naar de woonkeuken, gevolgd door soldaten. De officieren spreidden een grote kaart over de tafel en overlegden druk, terwijl ze verschillende punten op de kaart aanwezen. 

Intussen waren de keuken en ook de deel vol soldaten. Ook de schuur was bezet en achterin de schuur werd de veldkeuken geplaatst. 
Het erf stond vol met legervrachtwagens De officieren gingen weer weg en enkele soldaten namen een slaapkamer in beslag. Ze richtten daar een zend- en ontvangstinstallatie in. Intussen was het melkenstijd geworden. We molken de koeien, terwijl steeds meer oververmoeide soldaten op de deel kwamen en zich tot vlak voor de koeien neerlieten vallen. Met hun hoofd op de ransel bleven ze liggen. 

Later in de morgen zagen we een grote Franse boerenwagen op het erf staan. Hoog opgestapeld met grote en kleine kisten munitie en ander oorlogstuig. In de loop van de dag bemerkten we steeds meer onrust onder de soldaten. Uit hun gesprekken vingen we op, de Tommy is in Barlo, de Duitse buurtschap grenzend aan het Woold. 
In de verte hoorden we wel dat er geschoten werd, maar de geluiden van een optrekkende frontlinie hadden we al dagenlang gehoord. Ook bij de buren lag de boerderij vol soldaten. In de namiddag kwam een soldaat, of was het een overste, gehaast naar onze boerderij lopen.

Snel gereed maken, zei hij in het Duits. Tegen half zeven waren ze allemaal vertrokken. Ze lieten de wagen met munitie achter. In de verte hoorden we weer schoten bij tussenpozen. het bleek dichterbij te komen. Daar we bang waren voor een explosie als de munitiewagen dichtbij de boerderij getroffen zou worden, besloten we de kisten af te laden en naar een bosje een eind van de boerderij af te brengen. De Duitse soldaten hadden een paar maanden geleden ons paard meegenomen. Dus pakten we de kisten in gedeelten op twee kruiwagens en liepen dan naar het bosje. We legden ze daar verspreid neer. 

Een buurman zag waar we mee bezig waren en kwam met paard en kar ons helpen. Handgranaten, pantservuist enz. stond er in het Duits op de kisten. Toen het donker werd was de wagen leeg. Het schieten was weer begonnen en werd steeds erger. We durfden niet naar bed en brachten de nacht in de kelder door. 

Allerlei gedachten

Zo nu en dan hield het schieten op en na vier uur hoorden we niets meer. We gingen nog een poosje naar bed tot melkenstijd. Maar we sliepen niet echt, allerlei gedachten gingen ons door het hoofd. Zouden we echt bevrijd zijn, hoe zal het gegaan zijn in het dorp en de andere buurtschappen?  Toen we ’s morgens buiten kwamen was het onwerkelijk stil. Tegen acht uur zaten we aan het ontbijt, keken door het raam en zagen we opeens op de Midden-Wooldse zandweg een legervrachtwagen met een witte ster er op. 

Toen wisten we, we zijn bevrijd!  Op dat moment ging een onbeschrijfelijk geluksgevoel door je heen. Een grote dankbaarheid omdat we gespaard waren gebleven. We zagen steeds meer Engelse legerwagens, jeeps enz. over de Midden-Wooldse zandweg. 

Ze parkeerden allemaal op de Schoten, het weiland dat ook als ijsbaan werd gebruikt. Om negen uur stapte een Engelse officier met een soldaat de keuken binnen. Ze legden ons uit dat de Graesbrug van de Wooldsestraatweg vernield was en er eerst een nieuwe brug gelegd moest worden. Vandaar het parkeren op de Schoten. Op de grintweg langs onze boerderij begon ook het legerverkeer op gang te komen. In de loop van de dag kwamen er steeds meer Engelse militairen. We kregen inkwartiering. Zo beleefden wij de bevrijding. Naast de blijheid was er droefheid, omdat zo velen in ’t verzet hun leven gaven voor onze vrijheid. 


Het niet te peilen verdriet van hun naasten, dat nu in deze tijd van herdenking weer feller zal schrijnen. Mocht het zover komen, dat geschillen tussen de landen uitgepraat en niet uitgevochten worden. We zouden gelukkiger leven. 

A.C.van Eerden-Uwland
Corle 42
1985

Herinnering na 40 jaar bevrijding. R.Krosenbrink

De bakker deelde oranje linten, strikken en speldjes uit. 

Ik was vijftien jaar toen het verhaal dat ik nu ga schrijven plaats vond, in het jaar 1945
Ik woonde met opoe, vader en moeder, broers en zusters op een boerderij vlak aan een grintweg in Miste, gemeente Winterswijk, en ongeveer een paar honderd meter verwijderd van de spoorlijn Winterswijk-Aalten-Arnhem. 

’t Is donderdag voor Goede Vrijdag en bijna donker. We zitten aan tafel te etten. Opeens wordt er op de zijdeur geklopt, nogal hard Vader schuift zijn stoel achteruit en gaat kijken. ’t Duurt even voor hij terugkomt. Hij vertelt dat er een paar Duitse soldaten met een vrachtauto met motorpech, vlak voor ons huis op de weg staan. ‘Ze vragen om hulp en ik ga even kijken of ik helpen kan, Ik ben zo terug.” 

Na van alles te hebben geprobeerd, blijkt dat de motor niet wil starten en de soldaten besluiten de volgende dag maar af te wachten en dan verder te zien. 
De volgende morgen, Goede Vrijdag, zijn de Duitsers er weer. Ze zijn erg nerveus en dat wordt er niet beter op als blijkt dat ze de wagen niet op gang kunnen krijgen. Wat is er aan de hand?
Ze vertellen dat de “Tommies” dicht in de buurt zijn en dat ze dus weg moeten. Maar eerst moet de auto weer klaar, die kunnen ze niet achterlaten, want die is geladen met munitie en staat pal voor ons huis. Bij een vijandelijk treffen kan dat grote ongelukken veroorzaken. Er moet iets gebeuren. 
Met vereende krachten van een ieder die helpen kan, wordt geprobeerd de wagen vooruit te duwen en langzaam, heel langzaam komt er enige beweging in het gevaarte. Tot halverwege de spoorbaan. Dan is het gebeurd want de mankracht is niet sterk genoeg om de wielen draaiende te houden omdat de wagen in de berm raakt. Maar vader is erg opgelucht, getuige zijn woorden: “Goddank, veur uns hoes is e weg.” 

Het was net op tijd want niet lang daarna kwamen Duitse soldaten met ’t geweer aan de nek door de sloot langs de grintweg gerend. Vader stuurt ons allemaal de kelder in. Deze is betrekkelijk veilig.

Doffe knal 

Af en toe gaat iemand kijken of er nog soldaten voorbij komen. Ook komt er een tweede vrachtauto voorbij en blijft prompt achter de eerste staan. Een tijdje gebeurt er niets en de soldatenstroom is opgehouden. Dan opeens een doffe knal. Even is het stil en dan volgt de ontploffing van de munitiewagen. Vanuit het keukenraam zien we een helse vuurzee en het knallen en knetteren van de ontplofte munitie is niet van de lucht. Naderhand blijkt dat de Duitsers de munitiewagen met een “pantzersfaust” in de brand hebben gegooid, waardoor de buit voor de “Tommies” verloren is gegaan. 
En toen….. Daar zijn ze dan. Engelse soldaten, onze bevrijders. Langzaam komen ze met hun tanks aanrijden en enkelen omsingelen ons huis. 
Ze openen de staldeuren van het achterhuis en in de ingang posteert zich een Engelse soldaat met een machinegeweer gericht op de spoorbaan. 

Vee verbrand

Achter de spoorbaan liggen enkele boerderijen. Een daarvan hebben ze in brand geschoten. Ook daar zaten de mensen in de kelder en persoonlijke ongelukken zijn er niet gebeurd., wel is vee verbrand. Bij een andere boerderij stonden de mensen buiten en waren blij met de bevrijders. Ze zwaaiden en schreeuwden naar hen. Het kostte een van ons grote moeite om de Engelsen duidelijk te maken dat het burgers waren en geen Duitsers, anders waren er doden gevallen. Hun machinegeweer was nog steeds gericht. 
De Engelse tanks rollen over de weg. Een ervan schuift de nog brandende Duitse vrachtwagen aan de kant waardoor de weg weer vrij is. 
Dan wee een daverende klap. Wat is dat?  Een tank is op de spoorwegovergang op een mijn gereden die daar door de Duitsers was neergelegd zoals achteraf blijkt. 
De tank geeft geen krimp en rijdt verder. 
Langzaam aan wordt het donker en vertrekken onze bevrijders. Een buurmeisje dat bij ons is krijgt van een “Tommie” een zilveren kettinkje. Op het doosje staat de naam van een zaak in Bocholt (Duitsland) niet zo ver bij ons vandaan. Ik krijg chocolade en keks. Dan gaan ze weg en wordt het wat rustiger. 
Maar in het naburige Woold, een paar kilometer verderop en dicht bij de Duitse grens, is de hele nacht nog geschoten en gevochten. 
Verscheidene tanks zijn daar in vlammen op gegaan. 

Blijdschap over

De volgende morgen ben ik met mijn buurman naar de bakker gegaan om boodschappen te doen. We dansen als het ware over de weg, we zijn bevrijd, het is feest. 
Totdat we bij de verbrande auto komen.  Ineens is de blijdschap over, want in de sloot naast de weg ligt voorover in het water een dode Duitse soldaat. 
We kunnen geen van beiden een woord zeggen. Een eind verder komen we over de omgeploegde spoorwegovergang en langs de verbrande boerderij. Vij de bakker komen we weer een beetje op verhaal. In de winkel zijn opgewonden mensen en de bakker deelt rood-wit-blauwe speldjes en oranje linten en strikken uit, allemaal spulletjes die hij tijdens de bezetting zorgvuldig verborgen heeft gehouden. 

Op de terugweg krijgen we nog een schok te verwerken. De dag tevoren is er in de buurt van de bakker ook gevochten. Een jonge Duitse soldaat is hierbij om het leven gekomen. Naar wordt beweerd wilde hij zich overgeven aan de Engelsen, maar werd door zijn landgenoten doodgeschoten. Kinderen uit de buurt hebben viooltjes op zijn noodgraf gelegd. Wij kwamen er langs en hebben het gezien. 
We zijn bevrijd, maar ik ben niet blij. Nu, zoveel jaren later, ligt er voor mij over de paasdagen van 1945 nog steeds een schaduw. 

Riek Krosenbrink-Naves
Corle 14/1
1985


Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.W.Stemerdink

Ik ging naar huis en vertelde dat de bevrijders er waren, dat ik ze gezien had.

Toen ik die morgen wakker werd, na een donderende nacht met afweergeschut in ’t Woold, ik snap nog niet dat ik nog wat heb kunnen slapen, hoorde ik klokgelui omstreeks zeven uur. Ik lag nog in bed en zei het tegen mijn moeder, maar die begreep mij niet waarop ik uit bed sprong en haar dat nog eens zei. Tegelijkertijd kwam mijn vriend Gerrit Sikking bij ons met de mededeling dat de Engelse soldaten zich al op de Kobstederstraat achter School O, nu de Linde, bevonden. 

Wij gingen met zijn tweeën daar naar toe. Tussen de Heldtstraat en de Ter Woordstraat waren veel mensen op de been en zag ik de oude mijnheer Thien uit de Heldtstraat met een grote oranje strik op zijn jas. Veel mensen moesten hierom lachen. 
Verderop zag ik toen de eerste bevrijders, wat een vreemde gewaarwording was. Die waren zich met kleine schopjes aan het ingraven en maakten ons duidelijk dat wij weg moesten gaan, want er konden over de Vredenseweg nog wel eens Duitse soldaten komen. 

Ik ben daarop weer naar huis gegaan, ik was ook nog maar dertien jaar en vertelde thuis dat de bevrijders er waren en dat ik ze gezien had, een stuk of acht. Ik werkte in die tijd bij zwijnenberg en moest daar gaan zeggen, dat ik die dag te laat op het werk was, maar die stuurde mij meteen weer naar huis, want die waren veel te blij dat hun zoon weer thuis was gekomen, Jan Zwijnenberg, die momenteel in de Vredensehof woont, want die had dezelfde nacht vier Duitse officieren naar Vreden moeten brengen. 
Doodgeschoten

Maar ik kwam voor de tweede keer mijn vriend tegen en die zei tegen mij: ze hebben op de Vredenseweg twee Duitse soldaten doodgeschoten, bij ijscoboer Berends. Ga je mee kijken!  En dat deed ik. Als ik er nu bij stil sta kan ik het me haast niet meer voorstellen en lopen mij de rillingen over de rug bij ’t schrijven ervan. Maar we gingen er naar toe. Deze soldaten waren van de dooskoppenbrigade, volgens zeggen. 
De enen soldaat brachten ze weg op de zijspan en de andere lag er nog met een laars uit. Deze soldaten zijn eerst begraven achter school O. 
Er kwam een Engelse of Canadese soldaat aan, ik zag daar geen verschil in, en die vloog half naast, half boven op hem en onderzocht hem op papieren, maar die waren al weg. Er kwam een vrouw of meisje van Plekenpol met een laken en wou dat over die soldaat leggen. Maar toen kwam er een van het verzet met een band om de arm en die zei: “Ben je nou helemaal belazerd, we zitten hier in de frontlinie en die dingen gebeuren nou eenmaal.”
 
Frontlinie
Wat er toen in die enkele seconden door mij heen vloog was onbegrijpelijk. Was dit hier op dit moment de frontlinie waar ik bij stond?  
Onvoorstelbaar, een frontlinie had ik mij heel anders voorgesteld. Ik werd toen aangesproken door Marie Strengers die vroeg wat ik daar toch deed en zei dat ik daar helemaal niet hoorde en gauw naar huis moest gaan, wat ik gedaan heb. Onderweg op de Kobstederweg hoorde ik dat landwachter Heuvelman uit zijn huis gehaald werd door de Canadezen. Hier heb ik niet meer op gewacht, ik ben snel naar huis doorgelopen, maar voordat ik thuis was hoorde ik al schoten. Ik ben in de sloot gedoken en kruipend thuis gekomen. Dit alles had zich voltrokken in circa drie uren. 

Diezelfde morgen zagen we ook nog de heer Komrij, de vader van de schrijver Gerrit Komrij, uit Henxel  komen met een Duitse soldaat die zich overgaf aan de  bevrijders. Dat gebeurde bij de Heldtstraat. De heer Komrij had geweer, koppel en helm van de soldaat in de handen en de soldaat had niets. 

Hardhandig
Toch waren onze bevrijders nog vrij hardhandig de Duitse soldaat aan het onderzoeken vond ik, maar ja wat weet je als dertienjarige jongen van die dingen. 
’s Middags landde er bij Houwers “Zakman” al iedere keer verkenningsvliegtuigjes in de wei. We gingen met zijn allen kijken. Mijn broer Wim, die vier jaar was, moest huilen omdat hij ze zo groot vond. Wij als ouderen hadden ze al wel groter gezien, die in de oorlog waren afgeschoten. Dit waren mijn belevenissen op de eerste dag van de bevrijding.
 
J.W.Stemerdink 
Ligusterlaan 10

Herinnering na 40 jaar bevrijding. B.Uwland-Slotboom

De Duitsers riepen: de Tommie is er, geef gauw ’n witte doek. 
Op de Rauwershof in Achter-Woold ’s morgens om elf uur op vrijdag 30 maart 1945 – ik was toen dertien, veertien jaar – komen er Duitse soldaten met pantservuisten en handgranaten en groen op de helmen aanzetten en gaan allemaal bij ons tegen de schuur in de schaduw liggen. Ze willen water. Een poosje later trekken ze weer verder. Om twaalf uur hebben we gegeten en zijn toen, nadat wij de luiken gesloten hadden en de deuren op slot gedaan hadden, naar de buren honderd meter van ons vandaan naar de schuilkelder gegaan. We zaten er met twaalf personen in en nog een baby van negen maanden. 

De hele middag hoorden we schieten. We wisten helemaal niet wat er gebeurde. 
Tegen zes uur ’s avonds werd het een beetje rustiger. Toen zijn mijn vader en ik naar huis gegaan om te melken. Toen we thuis kwamen lag er overal glas. De scherven waren door de luiken gegaan en daar kwamen ons drie Duitsers tegemoet. 
We zeiden hen dat de Tommies er al waren, maar ze zeiden dat ze, als het donker was, weggingen. 

Maar dat was niet meer nodig, want toen we het melken af hadden en een van de Duitsers nog voor ons hooi van de zolder had gegooid, kwam intussen mijn broer thuis met ons paard. Die moest de vorige avond met paard en wagen met Duitsers mee, die bij de buren lagen. Hij is tot Haaksbergen geweest. Toen mocht hij weer alleen met het paard terug. Hij heeft de hele dag doorgelopen. 

Hij was nog maar net binnen of daar kwam er een geschiet en lawaai. 
Toen riepen de Duitsers: de Tommie is er, gauw een witte doek. Ik gaf hen mijn zakdoek en toen gingen ze naar buiten met de handen omhoog. En wij er achteraan, ook met de handen omhoog. 
De Duitsers trokken ze direct de portefeuille uit de zakken en alle foto’s en papieren vielen op de grond en toen moesten ze de handen in de nek leggen en werden ze weggevoerd. 

Toen zijn wij gauw naar de schuilkelders teruggegaan. De Tommies gingen met ons mee en sprongen zo van boven naar beneden in de schuilkelder met het geweer in de aanslag. Ze zeiden dat we de hele nacht nog in de schuilkelder moesten blijven, want de Duitsers konden nog wel eens terug schieten. De hele nacht werd er in de verte nog geschoten en de hele tijd hoorde je tanks rijden. De andere morgen, toen we gingen kijken stonden er een eindje van ons vandaan op het land wel honderd tanks. Wij gingen er naar toe en kregen chocolade en biscuits en mijn broer sigaretten. Later ruilden we nog voor eieren en zo beleefden wij de bevrijding.
 
B.Uwland-Slotboom
Zwaluwstraat 20 

Herinnering na 40 jaar bevrijding. G.J.Jansen

Wat waren we blij, eindelijk vrij 

Wij zitten in de gang bij de deel. Wij dat zijn de boer en boerin en hun kinderen en de mensen die bij de boer in het varkenshuisje wonen. 
Zij komen uit het dorp. Hun huis, dat dicht bij het spoor staat, is kapot. Vandaar dat zij nu al een paar maanden bij de boer zijn. Het is nacht en wij wachten af, want de Huitinkbrug zal de lucht ingaan. De Duitsers zullen ons waarschuwen. Wij hopen maar dat wij hier een beetje veilig zitten. 
Wat kinderen zitten op schoot en een baby van drie weken ligt in de kinderwagen. Soms huilen ze, dan dommelen ze weer in. uit de verte klinkt gerommel en schoten. Af en toe vliegt er wat over de boerderij met een fluittoon. Wij wachten af, uren lang, maar van de Duitsers horen wij niets. Die zijn nog bij de achterbuurman. Het loopt al tegen de morgen aan, als we horen lopen en praten. Zou het dan toch nog gebeuren? 

Geweldige dreunen
Dan opeens komen er geweldige dreunen. Alles schudt en rammelt op de boerderij. De kinderen beginnen te huilen. Dakpannen kletteren op de grond en er is glasgerinkel. Wat een lawaai! 

Dan wordt het even stil. De boer en wij gaan even achter de deur kijken, maar zijn zo weer binnen, want opnieuw zijn er knallen en ook vuur. 
Nu laten ze de bomen langs de weg springen. Dan horen wij weer lopen en praten, maar de Duitsers laten zich niet zien. 

Zullen ze nu weg gaan?  Wij wachten nog even af. Het wordt stil. Voorzichtig gaan wij aan de voorkant kijken. Het glas ligt op de bedden. Wat een ravage. De ruiten zijn stuk en er zit een gat in het dak. De stukken van de brug liggen in de tuin en op zolder, maar niemand is gewond. 
Als wij van hieruit op de Kottenseweg kijken, zien wij de bomen dwars op de weg liggen. Van de brug kunnen wij weinig meer zien. 
Wandelstok 

Als wij achter de boerderij komen, zien wij geen Duitsers meer. Ze hebben nog wel een etensketel met nudelsuppe of te wel macaroni achtergelaten. Ook staat er een mooie wandelstok bij, deze wandelstok bewaren wij als aandenken aan de laatste Duitse soldaten en met de etensketel gaan wij naar de schoppe waar een aantal Italianen verscholen zit. Die zijn er blij mee. 

Deze Italianen hebben bij Flender in Bocholt gewerkt, maar na het bombardement van deze stad, zijn ze gevlucht en zitten nu al een paar dagen hier en krijgen eten van de boer. Ze vragen ons of de Duitsers weg zijn en wat er met hen zal gebeuren. 
Wij weten het niet, maar Duitsers hebben wij niet meer gezien. Wel zien wij na enige tijd mannen op het pad naar de boerderij aankomen. 
Ze hebben bruingroene pakken aan. Ze spreken geen Duits, het zijn de Tommies. Wat zijn wij blij, eindelijk vrij. 

Nu na veertig jaar hebben de beide families nog steeds contact met elkaar en wordt de wandelstok nog steeds bewaard. 

G.J.Jansen
Pashof 46

Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.Konings-Nijweide

Na een lange en angstige nacht met veel oorlogsgebulder waren wij bevrijd. 

In de nacht van 29 op 30 maart 1945 kregen wij op onze boerderij inkwartiering van twee Duitse militairen en vier paarden. 
De soldaten hebben oververmoeid in wat stro op de deel bij hun paarden geslapen. De andere morgen, Goede Vrijdag, komt een van de soldaten onze keuken binnen. Het blijkt een Poolse boer van over de vijftig jaar te zijn, die gedwongen was om in het Duitse leger te gaan. Hij liet ons een foto zien, waarop zijn vrouw en kinderen voor een grote boerderij stonden. Hij keek erop, schudde zijn hoofd en zei: “Ik zal dit allicht nooit meer zien, de boerderij ach……, maar mijn vrouw en kinderen….. verschrikkelijk!” 
Hierop vroeg hij of wij geen zondag vierden. Bij hem in Polen was dat namelijk op Goede Vrijdag wel zo. Wij vertelden hem dat het hier ook Goede vrijdag was. Toen keek de Poolse boer door het keukenraam naar buiten en zag onze narcissen bloeien. Hij schudde zijn hoofd en sprak:  
Schöne Osterklocken und……Krieg. 

Daarop pakte hij een bijbeltje uit zijn zak en vroeg ons of hij mocht laten horen wat zij in Polen op deze dag altijd zongen. 
Wij stemden toe. Het was voor ons een bekend gezang uit de bijbel, namelijk ‘Beveel gerust uw wegen’.  
Eerst heeft hij het in het Duits gezongen, daarna wij in het Nederlands. 
Dit was het moment waarin we geen zogenaamde vijanden waren, alleen maar bange en nietige mensen. 

Toen kwam er een jonge Duitse soldaat van ongeveer 16 jaar met een pantserfaust onder zijn arm, vertellen dat ze verder moesten. Hierop gaf de Poolse soldaat mijn moeder de hand en sprak:  “Gott mit dich, und mit mich”. 
Daarop gingen ze met de paarden en een rammelende kar verder. Dat was er over van het Duitse leger. Ik heb me later vaak afgevraagd of deze Poolse boer de oorlog overleefd heeft. 

Erg onrustig
De laatste oorlogsdag bij ons in de Wooldse boerderij was erg onrustig. Bange soldaten die naar melk, eieren en brood vroegen. Allemaal met de wapens in de hand. Velen trokken met pantserfausten het bos in en anderen groeven eenmansgaten. De toestand werd dreigend. 
’s Middags tegen vieren kwam een soldaat, helemaal alleen, ons waarschuwen dat het front vlak bij was. We moesten van hem in een schuilkelder. Hij heeft zelf nog gekeken of onze schuilplaats goed was. 
We hebben nog een ouderwetse kelder met dikke muren en een gewelf in onze boerderij  Daar schuilden we altijd in. de soldaat knmikte en zei dat deze “ganz gut” was. Daarop ging hij weg. Dit was net als de Poolse boer, ook een soldaat die geen oorlog wilde, want onder zijn uniform verborg hij een menslievend hart. Na een lange en angstige nacht met veel oorlogsgeulder, waren wij in het Woold op de morgen van de 31e maart bevrijd!!

Dappere mensen 
Net als overal in Nederland waren er van 1940-1945 ook in de buurtschappen van Winterswijk ongelooflijke dappere mensen die heel wat moeilijk en moedig werk voor de onderduikers, ondergrondse en geallieerde piloten hebben gedaan. Een dankwoord aan al deze onbekende mensen is wel op zijn plaats. 
Het feit dat er Nederlanders waren die de Duitsers in 1940 met vreugde inhaalden, is met geen pen te beschrijven. Zij dachten waarschijnlijk in het Hitler-regime hun ideaal gevonden te hebben. Een ideaal, waarvan ze de onderdrukking en de verschrikkingen niet konden of wilden zien. Door hun toedoen heeft het na de bevrijding dan ook lang geduurd, voordat in de buurtschappen “de olde gemeudelijkheid in de naoberschoppe”, terug was. 

Oorlogswetten 
Dat er in Duitsland tijdens de oorlog ook goede en vredelievende mensen woonden, bewijst wel een voorval dat een paar dagen voor de bevrijding aan de Woold-Duitse grens gebeurde: Terwijl er veel Engelse vliegers overkwamen, zagen de bewoners van deze streek opeens een parachutist boven een bosje hangen. De man kwam uiteindelijk met een gebroken been, net nog op Duitse grond terecht. 
Een Duitse soldaat die het zag wilde de Engelse vlieger meteen dood schieten. Waarop een Duitse boer aan kwam hollen en hem dat verbood. De soldaat wijzende op de oorlogswetten door te zeggen: “das darfst du nicht tun!” . 

De boer heeft toen de Engelse piloot op een karretje gezet en mee naar huis genomen, waarna hij krijgsgevangene werd. 
Voor een paar jaar terug heeft deze Engelse militair, vanuit Nieuw Zeeland zijn Duitse beschermboer weer opgezocht om hem te bedanken voor het behoud van zijn leven. de boer had het karretje nog bewaard als herinnering. 
De Engelsman heeft er een foto van genomen en daarna hebben de boer en hij samen op de plaats waar hij in 1945 was neergekomen een boompje geplant. Dit was voor beide mannen een onvergetelijke dag. Een dag zonder wrok of haat. 

J.Konings-Nijweide
Kotten 161

Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.H.Meinen

“Ik heb nog wel even in de piepzak gezeten….”

Het is de ochtend van Goede Vrijdag, de zon schijnt en er hangt iets dreigends in de lucht, net alsof er onweer opkomst is, en alsof de mensen snakken naar regen na een lange periode van droogte. 
Er is oorlog en de bevrijding nadert. In de verte klinkt het gebulder van kanonnen, soms zelfs al van geweerschoten. In de lucht is het ook een en al bedrijvigheid van Engelse vliegtuigen. De Duitse soldaten lopen nog rustig van de Wooldse school richting Van Amersfoort en Achterwoold. 
Ik was thuis ondergedoken maar die dag heb ik me toch niet meer verborgen. We zijn de hele dag zo’n  beetje buiten geweest. Van de schuilkelder naar huis en omgekeerd, ik weet niet meer precies hoe laat of het was, maar ik denk zo tegen de middag dat het kanon gebulder heviger werd. 

We konden zelfs van ons huis uit zien (’t Steggerhuisje in Woold) hoe de granaten tot bij Van Amersfoort  en Wilterdink (Beestman) in de grond sloegen een keer zelfs moest een dikke eik die een voltreffer kreeg het ontgelden en sloeg tegen de grond. 

Maar verder werd er toen nog niet geschoten. We hebben er ons over verwonderd. De Duitse soldaten liepen nog rustig over de weg heen en weer als of er niets aan de hand was. Er kwam er zelfs eentje bij ons om ons te waarschuwen. We hadden naast ons huis nog twee roodbonte kalfjes lopen, en hij zei dat we die beter op stal konden zetten, omdat het daar veel minder gevaarlijk was. Misschien was het ook wel een boerenzoon. 
Dat het een heel goeie raad was bleek achteraf, toen er op dat kleine stukje land twee voltreffers waren gevallen. En bij onze buurman Kruisselbrink (beter bekend als Stegger Willem)  die ook twee pinken in de wei had lopen, was er de andere morgen een dood en een ander met een grote granaatscherf in z’n borst. Deze is toen later door de Engelse soldaten afgemaakt. 

Zo kwaad
Maar zo ver waren we toen nog niet. De buurman Stegger Willem en Miena waren ook bij ons. Soms in de schuilkelder, dan weer eens buiten en ook weer eens even naar huis. Maar toen opeens ag Willem dat de Duitsers zijn ganzen aan het vangen waren. En hij werd me toch kwaad dat hij zei: “Ik gao der hen en at ze der an komt stekke ik ze an de greepe.” . En Willem d’r op af. 

En of wij nou al zeiden: “Willem, doe dat niet, want dat gaat niet goed!” , hij er toch naar toe. 
Maar ja, hoor, hij moest snel weer vertrekken want ze hielden hem de flinte (geweer)  voor en brachten hem wel aan het verstand dat hij moest opkrassen. 

Later is hij nog weer naar huis geweest en toen hij terugkwam, had hij een zak op z’n nek vol met droge metworst, schinken en spek. Dat had hij nog maar gauw uit de Wieme gehaald. “Dat zult ze toch neet hebben”, zegt Willem, en hij stopte het bij ons achter in de schuilkelder. 
Maar het werd later op de middag. Er kwam nog een rijtuig aan, getrokken door Duitse soldaten, waarin ze een gewonde kameraad hadden liggen en die hebben ze naar school gebracht. Het rijtuig moet van Roedink of daar uit de buurt zijn meegenomen. 

Langzaam zakte de zon naar beneden van Goede Vrijdag, maar nog geen bevrijding. Maar toen het donker werd zag men toch geen Duitse soldaten meer. Waren ze teruggetrokken?  Wij dachten van wel. 
We zijn tyoen maar weer naar de keuken gegaan. of er van het melken en veevoeren nog wat is terecht gekomen weet ik zo precies niet meer. Vermoedelijk wel, want het was toen erg rustig. Zo rustig zelfs dat wij ’s nachts zo tegen circa twaalf uur zeiden: “Kom laten we eens naar school gaan kijken wat de Duitsers hebben achtergelaten?” We hebben toen de hele school met een zaklantaarn en een stormlicht na gesnuffeld, maar het was allemaal oude rommel: oude fietsen, oude kleren, helmen, gasmaskers en dergelijke. 

Gevaarlijk 
Het is overigens toch wel een gevaarlijk tochtje geweest, achteraf, want we waren nog maar goed weer thuis toen ze weer begonnen te schieten met de kanonnen. En ze begonnen waar ze overdag waren opgehouden.  
We wisten toen van die hele tankslag bij Meerdink Veldboom nog niks af. En dat ging langzaam verder, je kon eerst de kanonnen horen, boem,boem,boem, direct daarop een fluitend geluid en dan een knal. We hebben met z’n allen bij Steggershuisje in de keuken op de grond gelegen en onder de tafel, samen met de familie Kruisselbrink. Nou, ik kan gerust zeggen: je wilt wel in de grond kruipen. Een scherf vloog zelfs door het slaapkamerraam en kwam in de zolder terecht. Maar zo geleidelijk aan schoot men verder. 

Mijn broer en Stegger Willem zijn nog even, toen het wat rustiger was, naar Kruisselbrink zijn huis geweest om te zien hoe het daar was, maar toen ze terug kwamen zijn ze kruipend weer naar ons toegekomen, omdat de kogels hen om de oren vlogen. Ze waren er misschien een uur weer toen de deur werd losgetrapt door een Tommy, met een stengun in de aanslag en een felle zaklantaarn,  die de keuken in een fel licht zette. 

Handen omhoog
Nou, wij rap overeind met de handjes in de lucht en roepen van Hollanders, Hollanders, waarna hij weer achterwaarts naar buiten ging. 
Daarna kwam hij aan de achterdeur en heeft de deel doorzocht. Keek zelfs nog even in de hilde, maar geen Duitsers. Daarna duurde het even, toen kwamen er meer Engelsen binnen en die vertelden zo goed en zo kwaad als dat ging, dat er uit dat huis bij de school op hen was geschoten. 
Maar wij zeiden maar: Duitsers weg, alleen Hollanders in huis. Toen moesten Stegger Willem en ik met enkele soldaten naar het huis van Kappers om hen te vertellen dat ze er gerust uit konden komen, omdat de Engelsen er waren. 

Na even gepraat te hebben kwamen ze uit de kelder te voorschijn, waar ze, nadat de kogels boven hun hoofden door de slaapkamers geslagen waren, naartoe waren gevlucht. Ze zijn toen meegegaan met ons. Zij konden wat Engels spreken en ook zij vertelden dat de Duitsers waren vertrokken. Maar dat werd nog niet geloofd, want volgens hen was er uit dat huis op de Engelse soldaten geschoten. 
Toen moesten Stegger Willem en ik weer met een soldaat mee naar het meestershuis om hem alle kamers te wijzen en de deur te openen.
Nou toen heb ik nog wel even in de piepzak gezeten, want ja, je kon toch maar nooit weten. 

Toen we naar de keuken wilden zat die deur op slot. Daar konden wij niet in, maar de soldaat richtte zijn stengun en rikke, tikke, tikke tik zo’, naar n twintig gaten rondom het slot en een forse trap tegen de deur. Maar de deur wou niet open. Toen zijn we naar de buitendeur gegaan en ik liep naast die Engelsman maar hij greep me bij mijn jasje en drukte me vlak tegen de muur en sprak:  Duitser, granaat , en hij maakte een beweging van:  als die Duitser een handgranaat door het raam naar buiten gooit was het veel te gevaarlijk om daar vlak voor het raam te komen. 
Er werd toen nog een paar maal; “Heraus” geroepen, maar er bleek toch niemand in te zitten en zijn toen samen weer naar ons huis gegaan en daar kregen we de eerste Engelse sigaretten (heerlijk) 

Maar je kunt het je niet voorstellen dat tijdens het granaatvuur de soldaten zich bij ons in de tuin al hadden ingegraven, op nog geen vijf meter van huis af. En daar hadden we totaal niets van gemerkt en de hele weg op Rooks en Heurneman en om de school allemaal soldaten, allemaal Tommy’s  en toen waren we bevrijd. Dit is het verhaal van een heel klein stukje bevrijding in het Woold. 

J.H.Meinen
Kotten 161

Herinnering na 40 jaar bevrijding. G.A.Kobus

In minder dan geen tijd stond het hele kamp Vosseveld vol tanks 
Het kamp Vosseveld werd opgericht door de bezetters in 1942, zulks voor opleiding van de zogenaamde Arbeidsdienst. 

Deze Arbeidsdienst was verplicht gesteld voor jonge mannen van circa twintig jaar en ouder, zeker om hen later in plaats van een schop, een geweer in handen te geven, om hen aldus in te lijven in de beruchte Wehrmacht. Dit arbeidskamp was niet het enige in de Achterhoek. 
In het kamp in het Vosseveld lagen enorme stapels hout en balken opgeslagen. Die moesten bewaakt worden en daarvoor werden enige burgers uit Winterswijk, die toch al werkloos waren, aangewezen. 
Die bewaking viel wel mee, want in de nabij staande huizen werd vaak tot diep in de nacht gebivakkeerd, of wel koffie gedronken. Toen het de Duitsers slechter ging, werd het kamp Vosseveld tot een zogenaamd “Erholungsheim”  verheven. De soldaten verbleven dan een veertien dagen in het “heim” , om dan weer ingezet te worden aan het front in Arnhem. Soms zaten er wel 500 tot 600 manschappen met hun officieren in het “revier”. 

Je beleefde als buurman allerlei dingen met zo’n kamp. Je kon aan alles merken dat zeker zeventig procent oorlogsmoe was, maar toch moesten de jongens weer terug naar Arnhem. Ik heb eens meegemaakt dat er op een avond op onze deur werd geklopt. Er stond een heel jonge Duitse soldaat op de stoep. Hij vroeg mij naar een “Fahrrad”. Ik had in eerste instantie er natuurlijk geen, maar toen hij als zestien a zeventienjarige zijn verhaal vertelde, was ik knal overdonderd en heb ik hem een gammele fiets op harde banden meegegeven.
 
Kind-soldaat 
Hij vertelde mij dat hij uit het Ruhrgebied kwam, waar zijn ouders woonden, in Recklinghausen. Nu had hij gehoord dat er die avond een Wehrmachttrein uit Burlo zou vertrekken naar het Ruhrgebied. En omdat hij wist dat hij een paar dagen later naar het front zou worden gestuurd, had hij voor een paar dagen verlof gevraagd om naar zijn ouders te gaan, om hem misschien voor het laatst te zien. 
Hij gaf mij als garantie dat hij terug zou komen, veertig mark en zijn horloge kreeg ik als onderpand voor die fiets. 
Ik zei later tot mijn vrouw: “Ik hoop dat de jongen van de gelegenheid gebruik zal maken om onder te duiken, dan is die ouwe fiets wel weg, maar de jongen is gered. 

De volgende avond om ongeveer tien uur, wij hadden hem al afgeschreven kwam dat kind-soldaat toch terug. Natuurlijk kreeg hij zijn geld en horloge terug. Hij dankte uit de grond van zijn hart, dat hij aldus geholpen was. De volgende dag ging de jonge soldaat terug naar het front. Nooit hebben wij weer iets van hem gehoord. 
Toen de Duitsers moesten vluchten, enkele dagen voor de bevrijding van Winterswijk was het kamp al leeg, en kwamen de Tommies, via de toen nog zandweg zijnde Vosseveldseweg, het kamp bezetten. Het stond er al heel gauw barstend vol met tanks en ander rollend materiaal. Ook nu werden kamers van ons huis gevorderd, nu door de Tommies. 

Bommengevaar
Dit was voordien ook al door de moffen gebeurd. Voor bommengevaar sliepen mijn vrouw en ik en de kinderen toen in de voorkamer. Boven waren drie kamers leeg. Daar werden toen de zogenaamde “Kochmädels” van Hollandse origine ingedrukt. Wij hadden toen onze meubels, crapeauds en tafels naar boven gebracht. Wij kregen toen bezoek van enkele Duitse officieren. die enthousiast waren van de “schöne polsters”.
 
Zij zouden die middag terugkomen, om definitief die kamers in gebruik te nemen. Maar wij waren hen voor. De “schöne polsters” werden de boer opgebracht en in de plaats daarvan kwamen er een tafel op drie poten en enkele oude stoelen, waarvan de zittingen ook doorgezakt waren. 
Toen de “heren” zurück kwamen om de “zimmer” in gebruik te nemen zagen zij die oude troep staan. “Mein Gott wo sind die Polster?”. Ik bracht hen aan het verstand, dat deze meubelen allemaal van de “Nachbarn” , buren waren en toen zij dat gehoord hadden, dat de Duitsers er gebruik van zouden maken, zij deze allemaal hadden opgehaald, om er de oude troep voor in de plaats te zetten. Na veel gescheld en gevloek gingen de heren ergens anders kamers zoeken.

Tegen het einde van de oorlog, in februari/ maart 1945, werden de moffen erg zenuwachtig en angstig. Deze zenuwachtigheid culmineerde in “Fahrräder aufholen”, zodat bij een eventuele aanval van de geallieerden zij vlugger weg konden komen. Daags daarop konden wij dan de fiets weer ophalen. Maar de tweede dag of avond vingen de “herren” bot. 

Waarschuwen
Op het eerste sein dat zij weer kwamen vorderen, waren al de fietsen verdwenen. Achter op het land en de weiden rondom de boerderij “Ticheloven” lagen de fietsen. Wij gingen achter de huizen om de mensen te waarschuwen. Bij ons zochten de heren alle kasten na, en keken zelfs in de koekjestrommels.  Mijn vrouw, die niet erg bang was voor de moffen, protesteerde en zei dat in die trommels noch koekjes, noch fietsen zaten. Eindelijk vertrokken de heren richting Haaksbergen over Meddo en Eibergen. Wat een droevig en trieste vertoning. Heel wat anders dan toen ze in 1940 binnenkwamen. 

En toen kwamen de Tommies. In minder dan geen tijd stond het gehele kamp Vosseveld vol tanks en menige Winterswijker kwam daar ook om te “handelen”. Ham en eieren waren door de bevrijders veel gevraagde artikelen. 

Wij kregen ook inkwartiering. Een aantal Tommies sliep in slaapzakken op de slaapkamers met nog een zieke officier. Tevens werd van ons huis een telefooncentrale gemaakt. Na enkele dagen moesten deze mannen ook weer verder, na van ons hartelijk afscheid te hebben genomen. Het kamp Vosseveld stond er nu leeg bij, maar niet lang, want na een paar weken werden er “verkeerde”  Nederlanders ingestopt. Ook de NSB- burgemeester Bos en inspecteur Feberwee. Natuurlijk werden deze mensen niet zo hartelijk ontvangen als de Tommies. 

Houtwalen 
Zo gebeurde het eens een keer, dat een van de bewakers, die in het dorp bij het kruispunt had gewoond, en daar uitgebombardeerd was, bij familie van hem aan de Plataanlaan was ondergebracht bij oude mensen. Deze konden hout halen bij de Huininkmaat, maar de oude lui waren daartoe niet in staat. Toen kreeg de bewaker een idee. Twee delinquenten uit kamp Vosseveld werden gevorderd om voor die mensen in de Plataanlaan het hout te halen. Dit hout bestond uit vrij dikke zware stammen. Onder bewaking gingen toen Feberwee en Bos, dit doen. Eerst werd bij Capis een handwagen opgehaald en toen in optocht naar de Huininkmaat. Door het gehele dorp geëscorteerd door de bewaker plus zo’n 200 Winterswijkers. 
Op de Huininkmaat aangekomen pakten de heren de kar vol. Er waren op die houtwerf ook nog enkele gemeentearbeiders aan het werk, die zeker nog uit een soort oude angst de karrenladers wilden helpen. De bewaker wilde dat niet, en toen na veel zuchten en steunen de kar volgeladen was, ving de tocht terug aan, via Wooldstraat, Markt, Ratumsestraat naar de Plataanlaan, weer gevolgd door een grote schare dorpelingen. 

In de Plataanlaan gekomen wilden de heren de boomstammen op het trottoir neergooien, maar op bevel van de bewaker brachten zij deze netjes achter het huis. Toen mochten zij even naar binnen gaan om een kop koffie en, o heden, enkele pannenkoeken te verorberen. Bij het afscheid op weg naar het kamp vroegen de heren Bos en Feberwee aan de bewaker, of als hij weer zo’n klus had, zij dit ook mochten doen. 
Na de NSB-tijd kwamen er enkele jaren LSK- soldaten in, en nadat het kamp weer grondig verbouwd was, kwamen er mensen van de KNIL in. 
Het werd een Ambonezenkamp. En nu is het een opslagplaats van de gemeente geworden, afgezet door prikkeldraad. 

G.A.Kobus
Schaepmansstraat 43

Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.Bennink

Notities van wijlen Jan Bennink op Binnenveld

We keken onze ogen uit; daar had je ze dan, de Tommies met hun geweldige tanks 
In de loop van het voorjaar 1945  begon er hier in Kotten nabij de grens de aardigheid af te gaan. Bijna dagelijks aanvallen op de spoorlijnen en op het verkeer op de wegen. 

Bij oom Johan (Nw.Hulzen)  kunnen ze hier ook van meepraten. Die hebben nog een tijd in een kippenhok van Naaldenberg gewoond. Op 21 maart 1945 kwam plotseling het grote offensief tegen de steden en dorpen in het grensgebied. 
Het was een prachtige lentedag, maar we hadden er niet veel plezier van. De lucht was de gehele dag vol vliegtuigen. Bocholt, Borken, Sudlohn, Stadlohn, Vreden en verderop nog veel meer plaatsen werden in deze en volgende dagen met de grond gelijk gemaakt, of zwaar beschadigd. 
De zon was soms verduisterd door de zware rookwolken van de branden die er woedden. Een fijne asregen en verkoold papier daalden neer. 
In de namiddag vallen er een aantal bommen achter het feestgebouw. We kunnen ze naar beneden horen gieren en even later een zware slag. 

Het feestgebouw wordt niet geraakt, ofschoon dit waarschijnlijk wel het doel is geweest. Er liggen hierin namelijk veel militairen. 
Ik spring vlug op de fiets om te kijken, hoe het is afgelopen. Op de grintweg tegenover het feestgebouw ligt Annie van Rijssen door een bomscherf dodelijk getroffen. Ze is elf jaar oud en had juist bij W.ten Pas brood gehaald. Ik kijk weer hoe het bij Ten Pas is afgelopen. Enige ruiten er uit, maar dat zijn de daar wel gewend. Er vliegen nog steeds formaties over. Terwijl ik nog bij Ten pas ben, wordt Winterswijk aangevallen. Er vallen een dertigtal zware bommen, aan de Groenloseweg en aan de Jan Tooropstraat met het doel het huis te raken waar de Ortscommandant in zetelt. De bommen vlaaen vlak er omheen, doch het huis zelf wordt niet getroffen. Het is te begrijpen dat de Ortscommandant spoedig een ander heenkomen zoekt. Er zijn een aantal slachtoffers te betreuren, onder anderen mevrouw Willink.

Huizen schudden
De volgende dagen weer hetzelfde. Het lijkt soms wel of er een aardbeving is, de huizen schudden op hun grondvesten. 
Er staat veel luchtafweer achter het dorp in Miste en Meddo en op het spoorwegemplacement. Ze schieten als razenden, maar zonder resultaat. De vliegtuigen trekken er zich niet veel van aan. Als het te erg wordt, draaien ze er gewoon omheen.
 
Voltreffer
Zaterdagmorgen 24 maart vallen er bommen bij café Holstegge. Er stond daar toen een auto op de weg. Ikzelf was toen in het Woold. Ik zie de vliegtuigen neerduiken en denk dat het op de spoorlijn gemunt is. Toen ik later thuis kwam, hoorde ik, dat het bij Holstegge is geweest. Café Holstegge en Grensgezicht krijgen een voltreffer, doch wonder boven wonder geen ongelukken. 

In de afgelopen nacht is het ook aan het front aan de Rijn rumoerig geworden, de kanonnen beginnen te dreunen, uren lang en de hemel is door schijnwerpers verlicht, je kunt de loop van het front duidelijk volgen. men kan aan alles merken, dat er wat op handen is. In de loop van de dag horen we dan ook, dat het grote offensief om over de Rijn te komen, begonnen is en dat het op meerdere plaatsen reeds gelukt is. 

De volgende dag komen er steeds meer Duitse militairen hierop aan en hebben we geregeld inkwartiering. Eerst hebben we artillerie. Daarna krijgen we de zogenaamde Volkssturm, civilisten, uit Duisburg. zaterdag, zondag en maandag respectievelijk: 24,25 en 26 maart 1945: We hebben het hele huis vol liggen. Er ligt hier ongeveer 1200 man in de buurt. Ze komen ’s nachts en vertrekken de volgende nacht weer, richting Enschede. Verder kunnen ze overdag niet marcheren vanwege de Jabo’s  (jachtbommenwerpers).  Ze willen graag warm eten hebben. We geven hen die in ruil voor zeep, zeeppoeder, of iets anders. Ik koop ook nog een paar nieuwe schoenen voor een stukje spek. Daarna kregen we een zogenaamde Funkwagen met manschappen. 

Een officier vertelt ons, dat de Tommies niet ver meer af zijn. Hij stelt  ons nog al gerust en zegt dat de gevechten zich hoofdzakelijk op de hoofdwegen afspelen. Als we maar een goede bunker hebben, zal het wel loslopen. Maar die hebben we juist niet. We laten hem de kelder zien en hij zegt, dat deze ook tamelijk veilig is.
 
Groot kanon 
Donderdag 29 maart vertrekken ze weer. tegen de middag wordt er een groot kanon in de Goorden opgesteld. het begint er nu toch te spannen. Ze zeggen dat de Tommies reeds in Burlo en Weseke zitten, maar we kunnen het nog niet geloven. Na enige uren vertrekken ze weer. Bij Te Peele is inmiddels een Truppenverbandplatz opgericht, dit is de eerste verbandplaats vlak achter het front. 

Tegen de avond krijgen we een afdeling Mijnenwerpers bij huis. Ze stellen er twee tussen het huis en de schuur op, evenals bij Woordman. Veel soldaten zijn tamelijk dronken. Ze hebben schijnbaar Schnaps. Het kan nu elk ogenblik los gaan en ze verwachten deze nacht artillerievuur van de Tommies. We hebben een bed in de kelder klaargemaakt, maar van slapen komt niet veel. Gedurig vuurt de Duitse artillerie en de granaten gieren over ons heen. De Tommies houden zich stil. Achter Oeding in de richting Borken kun je veel huizen zien branden, zodat we nu wel merken, dat het front dichterbij is. 

Vrijdagmorgen beginnen de Tommies van Burlo naar Oeding op te rukken. Ze hebben schijnbaar nog al tegenstand, tenminste het gaat langzaam.  
je kunt de tanks horen rollen en de granaten komen hoe langer hoe dichter bij. Je kunt ze zien inslaan en het ene huis na het andere aan de Burloseweg, kun je in vlammen zien opgaan. Ook Luikenhuis is weer afgebrand. Ook in de richting Woold begint het rumoerig te worden. Daar hebben de Duitsers zich nog een ogenblik hevig verzet, onder meer bij Veldboom en omgeving Dikke Steen.
 
Een vijftiental Engelse tanks en gevechtswagens gaan hier verloren. Ze zijn afgeschoten met de pantservuist., een zeer gevaarlijk wapen, doch het is alleen op korte afstand te gebruiken. Er zijn daar ook nog enige Tommies begraven. 

Enige doden
Bij Te Peele worden geregeld gewonden binnengebracht en verbonden en worden dan verder getransporteerd naar de hoofdverbandplaats. Er zijn ook reeds enige doden, die ook nog weggebracht worden. Hier heb ik ook de eerste Tommies gezien, vier gevangenen, die gewond zijn, drie licht en een tamelijk zwaar. De lichtgewonden worden, na verbonden te zijn in de richting van Winterswijk weggebracht. 

’s Middags komt er een soldaat om paard en wagen te vorderen om gewonden weg te brengen. Maar we maken ons er van af, ons paard is nog te jong en nog niet betuigd. Hij gaat de buurt nog rond, maar kan nergens een paard krijgen. Even later moest ze echter in de haast vertrekken, het front is te dichtbij gekomen. Een zwaar gewonde Oberleutnant, die inmiddels sterft, wordt in tijd van vijf minuten bij Te Peele begraven. 

Verderop in de middag komen er veel soldaten uit de richting Burlo-oeding, die zich terug trekken en zich hier opnieuw ingraven, overal om de huizen en langs de wegen maken ze stellingen. het zijn soldaten van de Hermann Goring divisie. Ze zien er ontzettend moe en bevuild uit. Met een droog stuk brood lopen ze rond. Af en toe komen we wat vragen om melk en eieren. Verder hebben we er niet veel last van. we zijn hoegenaamd niets kwijtgeraakt, zoals velen waar de kelders leeggeplunderd zijn. 
Om een uur of vijf zes een geweldige ontploffing. Twee schuren met munitie bij Nijenhuis op Grondman gaan de lucht in. Ook het huis wordt zwaar beschadigd, zes stuks vee verongelukt. Zo gaan we de nacht weer in. We slapen weer in de kelder. Geregeld zware ontploffingen, overal gaan de bruggen er uit. Ook de Engelse artillerie gaat geweldig tekeer. 

In het Woold krijgen de Duitsers er danig van langs. De wegen en kruispunten liggen onder vuur. Ook bij Veldzicht zijn nog granaten terecht gekomen. Maar het is gelukkig zonder persoonlijke ongelukken afgelopen. Wel enige huizen en vee verloren. ’s Morgens om half vier verlaten hier de soldaten de stellingen en trekken zich terug. Toen het licht begon te worden, kwamen wij voor de dag en gingen eens rondkijken. 
Er was geen Duitser meer te bekennen. Overal in het rond ligt veel achtergebleven munitie (kogels, handgranaten enz.) en verder militaire uitrustingsstukken. Om een uur of zeven zien we de eerste tanks uit Oeding over de Schurinkkamp naar het Zollambt gaan. Wij erheen en drukken weldra de eerste Tommies de hand en roken de eerste Engelse sigaretten. 
De eerste Engelse soldaat waar ik mee sprak, kon tamelijk goed Hollands. 
We keken onze ogen uit. Daar had je ze dan nu, de Tommies met hun geweldige tanks, waarvan we reeds zoveel gehoord en waarnaar we zolang verlangd hebben. 

Later op de dag ben ik de familie maar eens rond geweest. Overal was het goed afgelopen. De bruggen kon je haast niet passeren. Ze zijn grondig vernield en versperd met omgevallen bomen.
Ook was het er gevaarlijk door de landmijnen, die er gelegd waren. Twee mensen zijn er later nog door gedood en zwaar gewond (beide benen eraf). 
Ook bij het Zollambt zijn Paasmaandag nog twee kinderen verongelukt door een mijn. 

Inkwartiering
In de loop van zaterdag 31 maart krijgen we inkwartiering van Tommies. Ze brachten een paar flessen lekkere wijn mee en verder plenty sigaretten. Wat een verschil met de Duitsers, die moesten van alles hebben, en deze brengen van alles mee. Hun verpleging was om van te watertanden, bijvoorbeeld dat prachtige wittebrood en die goeie thee en verder sigaretten in overvloed. Dat hadden wij in jaren niet gezien. En wat een oorlogsmateriaal brachten ze mee. Geweldig. Nu kunnen we wel begrijpen, dat het zolang geduurd heeft voor ze klaar waren. 
In verloop van een paar dagen werd er een nieuwe brug over de Toebesbeek gelegd. Een zogenaamde Balleybrug. Ook al prachtig voor elkaar. De weg Zollambt-Toebesbrug en verder door het Woold richting Bocholt wordt gebruikt als zogenaamde afvoerweg.
 
Wat een verkeer is daar overgekomen. Duizenden, neen, tienduizenden Duitse krijgsgevangenen in volgepropte vrachtauto’s, hebben we hier voorbij zien gaan naar de gevangenkampen in Belgie en Frankrijk. Ook duizenden buitenlanders (Fransen, Belgen, Russen, Serven enz.) en ook Nederlandse dwangarbeiders en krijgsgevangenen zijn over deze weg afgevoerd. Wanneer zij bij het Zollambt de grens overgingen, kwam er een groot gejuich en hoera geroep en zwaaiden ze met vlaggen en mutsen. Wat waren deze mensen blij. Ik heb met Fransen en Belgen gesproken, die bijna vijf jaar zonder verlof in Duitsland geweest zijn. 

Levendige handel
Er is langs deze weg een levendige handel ontstaan in eggs (eieren) in ruil voor soap (zeep), sigaretten en chocolade enz. 
Tien sigaretten of een stuk zeep of twee stukken chocolade voor drie eieren was zo de gebruikelijke prijs. Later toen het verkeer niet zo groot meer was, werden de prijzen nog hoger. Ik heb eens 140 sigaretten gekocht voor 35,-. Hiervan verkocht ik 80 stuks voor 30,- , zodat ik de overige tamelijk goedkoop had. 

Deze handel werd officieel niet meer toegestaan, maar heimelijk gebeurde het toch nog wel. De Tommies waren nogal gek op geld. 
Het is jammer dat ik geen boek heb bij gehouden, van wat er tijdens deze oorlog zoal gebeurd is. Want het is waar, dat we een zeer moeilijke tijd meegemaakt hebben. Maar daartegenover staat dat wij kunnen zeggen, te hebben geleefd in een der grootste tijdperken van onze geschiedenis. In een tijdperk, waarin Nederland en het Nederlandse volk de diepste beproevingen hebben doorstaan, maar waaruit ze, naar mijn hopen, gelouterd te voorschijn zullen komen om eendrachtig aan een nieuwe, betere toekomst te bouwen. 

(Dit relaas is in juni 1945 geschreven door de inmiddels overleden Jan Bennink, die woonde op Binnenveld. 27 Maart 1985) 
Jan Bennink 

Herinnering na 40 jaar bevrijding.T.Bruntink-Eelink

Het werd een urenlange nachtmerrie
Het is al weer jaren geleden dat ik uit Het Woold vertrokken ben. De bevrijding herinner ik me echter nog als de dag van gisteren. Het was op goede vrijdag ’s morgens om ongeveer twaalf uur dat mijn aanstaande zwager bij ons langs kwam om naar zijn huis te gaan. Hij werkte bij een boer aan de Duitse kant om niet te hoeven spitten voor de Duitsers. Hij kwam met de boodschap dat de Tommy’s in aantocht waren vanuit Duitsland. 

En inderdaad, als je goed luisterde kon je het mitrailleurgeschut in de verte al horen. 
We zijn toen met zijn allen naar de schuilkelder gegaan en hebben ook niet weer gemolken of gevoerd, voor de volgende ochtend. Het spek, dat al gaar was, hebben we nog meegenomen en een busje karnemelk. Dat was alles tot de volgende dag. In de loop van de middag kon je ze steeds dichterbij horen komen en vanuit Winterswijk kwamen de Duitsers nog weer terug om ze tegen te houden. Tevergeefs natuurlijk. 

Maar het werd voor ons wel een urenlange nachtmerrie die je niet licht vergeet. De hele buurtschap zat er midden tussen en er werd dan ook geen enkel huis gespaard. Veel vee was er dood, maar gelukkig geen mensen. Wij hadden het geluk dat we een goede schuilkelder hadden, want in huis hadden wij het er zeker niet levend af gebracht. Het hele voorhuis was doorzeefd met kogelgaten. De schuilkelder was een uitgegraven gang van drie meter lang en 1 meter breed, in de grond en met banken langs de zijkant om te zitten. Maar omdat we de hele tijd moesten blijven zitten werd je moe en koud en natuurlijk ook nog vervelend (we waren nog snotapen), totdat vader op een keer uitviel tegen ons allen. “Kun je nu de laatste nacht van je leven nog geen vrede houden met elkaar”, waren zijn woorden. 

Dus die zag het, achteraf bezien, helemaal niet meer zitten. 
Tegen de morgen werd het stil en mochten we er uit en konden we weer rustig rondkijken. Maar voor mij werd die eerste dag van de bevrijding toch wel overschaduwd door de enorme ravage die we aantroffen. Er was geen ruit meer heel en de veren dekbedden waren allemaal kapot. Bij ons had het vee niet geleden. Het achterhuis had weinig geleden. Dat viel dus nog mee. Alleen het paard was doof geworden van het lawaai. Als je midden tussen zo’n treffen zit van Duitsers en Tommy’s; die angst vergeet je je hele leven niet. En ik hoop het ook nooit weer mee te maken. 
Dit is mijn belevenis van de bevrijding in de buurt van de Dikke Steen in het Woold

T.Bruntink-Eelink
Hogeweg 14 a
Varsseveld.

Herinnering na 40 jaar bevrijding. M.Tenkink

De militairen waren moeilijk te verstaan, maar we redden het met gebaren. 

Mijn verhaal is een verslag van de bevrijding betreffende de Vredenseweg. De artillerie van de Tommy’s komt nader, we kunnen er niet achter komen hoer ver ze zijn en welke richting ze volgen. 
De Volkssturm is vertrokken. De Duitsers zijn opstandig. geweren en revolvers zijn leeg, handgranaten willen ze niet aannemen en laten ze in het stro liggen. 

De gewone soldaat verklaart dat zodra de Tommy’s in aantocht zijn, ze de handen in de hoogte steken en zich overgeven. 
De hogere kijken fel of als de verd….onschuld. Ons hele huis wordt nagezocht op verborgen fietsen. Er staan al meerdere paarden in onze schuur. De boeren blijven erbij ronddraaien. Op het erf staat het vol met wagens. Al het handelen en praten helpt niet. 

Gevorderd
Het sein van vertrek wordt gegeven. Eerst de paarden en wagens, daarna de voetgangers en tenslotte de wielrijders.
Op het laatste moment wordt nog een tweede paard van ons gevorderd. De eigenaar spant zo langzaam mogelijk in. “Du hast glück, es wird zo spät “. Goddank, het paard kan weer in de stal. 
Alles is weg en wij zijn in afwachting van wat er gebeuren gaat. Krijgen we beschietingen, die schuilkelder is in wording, of soms roof?”. 
Drie Duitsers komen twee kalveren en twee varkens halen. Wie zal dit weer betalen? De burgemeester volgt de Duitsers. Helaas is de man voortvluchtig. 

De Duitsers laten het bij 1 kalf. Ze doden het dier en laden het in de kar. De varkens gaan er levend bij. Wat een rovers, wat moet er van deze jongens terecht komen. We moeten het nog steeds nemen, nog hebben we geen recht van spreken, want ze hebben nog wapens. 
Een uur later nogmaals. “Der Bauer muss das Wurstenzimmer iffnen”. Ze halen er de “Pflegung” voor de volgende uit. Ham, spek, rookvlees en eieren. Zou dit het laatste wezen? 

Hevig schieten
We leven bij het uur. Er wordt hevig geschoten. ’s nachts. Zouden de Tommy’s er al zijn? We gaan op de grintweg kijken. Niets te zien dan burgers, die de school leeg halen. Kolen, spa’s, houwelen, klompen en meubelen, geweren, munitie. 
De kruiwagen vinden we ook weer. 

Uit Winterswijk komt het bericht dat de vlaggen reeds wapperen. We geloven het niet, maar inderdaad komen na een uur de eerste wagens aanrijden. De mensen juichen, verborgen vlaggen vliegen uit huis, iedereen oranje op, wuiven met de Engelse en Nederlandse vlag. 
De Tommy’s wuiven terug, kalm en hartelijk. Een enkele weggekropen Duitser laat zich zien en geeft zich over, wordt in wagens geplaatst en heeft het goed.
 
In het huis is het niet uit te houden, de spanning is voorbij en we mochten van onze vrijheid genieten. Heel Winterswijk is op de been. De Orde Dienst “OD” is binnen een paar uur in actie en houdt de bevolking van de rijweg. Op de wegen rijden dubbele kolonnes van kilometers lengte: vrachtauto’s, tanks in alle maten, motoren, kraanwagens, wagens voorzien van noodbruggen en boven de colonne groepjes van vier sportvliegtuigen. Heel kleine zweefvliegtuigjes landen op weilanden langs de hoofdwegen. Telefoondraden worden al aangelegd langs de wegen.
 
Spierwit brood
De Tommy’s gebruikten hun maaltijd. Wij kijken onze ogen uit, spierwit brood, corned beef, jam, wat je maar wenst, komt te voorschijn. Een gat in de grond, wat benzine erin, iets zand erop en we hebben een prima vuurtje om water voor de thee te koken en de blikken met middageten op te warmen. Alles gaat kalm zijn gang. Op de kruispunten staat militaire politie richting aan te geven. 

Wij zijn dit verkeer niet meer gewend en vergissen ons nog wel eens, schrikken, omdat we het verkeer niet moedwillig in gevaar willen brengen, doch met een glimlachend gezicht van de politie worden we weer op het goede spoor geholpen. 
Overal worden door vooruitrijdende motorrijders verkeersborden neergezet met nummers, cijfers en tekens van de betreffende colonne, zodat iedereen de weg kan vinden. We onderscheiden al gauw enige tekens, zoals de red signals en de spitmouse en ook Nederlandse met een leeuwtje erop. 

Inkwartiering
Een tweede groep motorrijders gaat vooruit voor inkwartiering. Vragen beleefd of het mogelijk is en schrijven dan op de deur: “Reserved no. …”
Nog voor de middag hebben we inkwartiering. Enkele auto’s niet sierlijk, wel praktisch. De militairen zijn moeilijk te verstaan, maar we redden het met behulp van gebaren. We worden getrakteerd op sigaretten. Een stuk toiletzeep, wat een luxe. 
Jammer dat de Duitsers dit niet mee maken konden, dan begrepen ze dat je met kanonnen de oorlog niet kunt winnen. 

M.Tenkink
“Lutje Kossink”
Henxel 29 

Herinnering na 40 jaar bevrijding.J.W.Riggelink

Kom er maar uit, het is gebeurd, riepen we 
Het was in de nacht van 29 op 30 maart 1945 dat we hier bij de Bocholtsebaan schoten hoorden. 

Overdag kon je aan bepaalde gebeurtenissen zien, dat de overheersing door de Duitsers bijna ten einde was. De Duitse soldaten waren bij wijze van spreken om 1 klomp en 1 schoen op de vlucht. met gejatte fietsen, paard- en wagens, melkkarretjes. Er waren ook gewonde soldaten onder. Ze gingen in de richting van het dorp Winterswijk, om vandaar via Vreden in de heimat terug te keren. 

In de nacht van 31 maart werd er weer geschoten. Om vier uur, half vijf in de ochtend zijn mijn schoonvader, peters en ik onze schuilkelder uitgekomen, nadat het een tijdlang stil was geweest. We wilden heel graag zien hoe het met onze woning, verderop aan de Bocholtsebaan stond. 

Gebombardeerd. 
We hadden die schuilkelder, omdat de spoorbaan naar Bocholt waar we direct naast woonden, herhaaldelijk werd gebombardeerd door Jabo’s, Engelse jachtbommenwerpers.
Een week voor de bevrijding ongeveer hadden in een bocht zo’n 250 meter van onze woning, de wachtpost 3, 4 a 5 munitie-spoorwagons gestaan, waarvan er twee of drie door bommen waren geraakt en uitgebrand. 
We hadden de angst, dat door nieuwe bombardementen ons huis ook zou worden getroffen. 

Toen we die ochtend gingen kijken, was er met de woning gelukkig niets aan de hand. Wel zagen mijn schoonvader en ik plotseling twee Tommies; ze kwamen van de kant van de grens, over wat toen de Hijinkhoekse-grintweg heette. twee woorden spraken ze: Mof, Mof, waarmee ze wilden vragen of hier soms nog Duitsers waren. 
Mijn schoonvader en ik beduidden ze dat die al vertrokken waren. Vervolgens bliezen ze op een fluitje en wat toen gebeurde, daar keken we onze ogen bij uit. Een colonne van wel driehonderd meter lengte kwam eraan. Onder meer pantservoertuigen, jeeps en benzinetankwagens. Zonder dat we erom hadden gevraagd, kregen we sigaretten aangeboden. 

Rustig slapen
De gedachte ging door mij heen: gelukkig we zijn bevrijd. He he, het is gebeurd. We kunnen weer rustig slapen. Er viel echt een zware last van me af. Mijn schoonvader en ik renden naar onze schuilkelder, verderop in een bosje. Daarin zaten nog de moeder, de zuster en de broer van mijn vrouw, mijn vrouw zelf, onze acht maanden oude baby Ineke en drie ondergedoken Polen die voor de Duitsers aan de spoorlijn naar Bocholt hadden moeten werken. 
“Kom er maar uit, het is gebeurd”, riepen we. 
Even verderop was nog een schuilkelder. Die was van Weerkamp. Daar zijn we naar toe gegaan. Opnieuw zeiden we; “We zijn bevrijd, kom er maar uit. 
Het antwoord was: “Je bent gek, dat kan nog niet het geval zijn.” 
Maar uiteindelijk wisten we hen te overtuigen. 

Baileybrug 
De colonne van Engelse soldaten en voertuigen is doorgetrokken tot waar de brug bij de Wooldseweg was, nabij de ijsbaan. De brug was eruit geschoten. De Engelsen legden daarom een baileybrug. Want men moest richting dorp Winterswijk. 
Wat mij opviel was, dat alles zonder commando gebeurde. iedere Engelse soldaat wist precies wat hij moest doen. Dat was wel een groot verschil met de Duitsers, van wie je de harde, snauwende bevelen gewend was geraakt. 
De hele dag door gingen er langs ons huis Engelse colonnes voorbij. Er waren ook wagens met krijgsgevangen genomen Duitsers bij. Mijn vrouw Jo, 22 haar toen, en ikzelf, 28 jaar oud, en trouwens iedereen met wie je sprak, hadden een heerlijk gevoel. Bevrijd. 

Er viel een zware last van ons af. je liep geen risico meer op een voltreffer. Je voelde een ware feeststemming. het was Pasen. We beleefden, zo gezegd, een prachtige opstanding.

Braambladeren
De Engelse soldaten overlaadden ons met producten die we niet meer gewend waren. Witbrood, echte thee – in plaats van de gedroogde braambladeren, die we steeds hadden gebruikt – en chocola voor onze baby. Ook ruilden we met de Engelsen onze eieren voor sigaretten en zeep. 
De nacht volgend op de bevrijding hebben zes Engelse soldaten in ons huis geslapen. Zelf sliepen we nog een keer in de schuilkelder. De dagen daarna verbleven de Tommies ook nog rond ons huis. Ze waren werkelijk in het bezit van alles op alle gebied. We keken onze ogen uit. 
We hadden in de dagen van de bevrijding een rijk gevoel. Die dagen vormen voor mijn vrouw en mij een onuitwisbare herinnering. 

J.W.Riggelink
Bocholtsebaan 14

Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.W.Huiskamp en G.J.Meerdink

Jo Huiskamp en Jan Meerdink  gingen vaderlandse liederen zingend de toren op om de vlag te hijsen………….

Jarenlang had je je mond moeten houden; had je niks durven zeggen uit angst dat je zou worden verraden. Het betekende daardoor voor ons een enorm bevrijdingsgevoel toen wij de Nederlandse vlag uitstaken op de Jacobskerk. Onder het zingen van vaderlandse liederen hadden wij – Jo Huiskamp en Jan Meerdink, toen respectievelijk 30 en 27 jaar oud – zojuist de kerktoren beklommen om de vlag te hijsen. 

Wij ontmoetten elkaar in de vroege ochtend van zaterdag de 31ste maart op de markt. de dag ervoor waren er al tekenen, dat er iets te gebeuren stond. Maar er was iets dat niet grijpbaar was. je kon slechts gissen wat er zou kunnen gaan gebeuren. Iedereen in Winterswijk voelde iets aankomen. 
Dat kwam onder meer doordat alles aan Duitsers, dat maar lopen of kruipen kon, richting Duitsland vluchtte. 
Niemand durfde meer de straat op. Er was een geweldige leegte in het dorp. Schrikbarend stil was het. ’s Nachts lag je uren wakker in afwachting van de dingen die zouden kunnen gebeuren. 

Stoottroepen
Afzonderlijk gingen we die zaterdagochtend zeer vroeg het huis uit. Het zal kort na zes uur zijn geweest, dat op de kruising Zonnebrink-Raumsestraat de eerste Engelse stoottroepen werden gezien. 
Ook elders in het dorp hoorde men mensen zeggen, dat de Tommies eraan kwamen. In een deel van Winterswijk waren toen ook nog Duitsers aanwezig. Ze probeerden aan de Groenlose kant van Winterswijk, via Meddo en Groenlo, naar Duitsland te ontkomen. Op de Vredenseweg werden die ochtend twee Duitse soldaten die trachtten te ontsnappen, door de Engelsen gedood. 

Geleidelijk aan kwam er op de markt, waar wij beiden elkaar tegen het lijf waren gelopen, een toeloop van mensen. Het was geen massale toestand, want veel mensen waren nog te bang om hun huis uit te komen.  Iedereen die er wel was, besefte, dat Winterswijk van de Duitse bezetters was bevrijd. Dat was een zeer emotioneel gevoel. Maar iedereen verwerkte dat op zijn eigen manier. de een bleef kalm, de ander liet zijn tranen de vrije loop. Mensen feliciteerden elkaar. 
Wie van ons beiden eerst met het idee kwam, weten we niet meer. En als wij het niet hadden gedaan, een ander wel. Maar plotseling stond voor ons vast, dat de vlag moest worden uitgestoken in de toren van de Jacobskerk. Maar dat was sneller gezegd, dan gedaan. 

Sleutel zoek
Hemink op de markt die normaal in het bezit van de sleutel van de kerk was, had hem nu niet. Wat te doen?  Omdat de kerk gemeentebezit was, gingen we naar het gemeentehuis. Daar was toendertijd ook het politiebureau. Gunnink, de wachtmeester, opperde contact op te nemen met de dienst gemeentewerken in de Spoorstraat. Daar zou de vlag zich kunnen bevinden. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Hij bevond zich bij de gemeentelijke timmerman Huiskamp. We hebben toen korte metten gemaakt met het feit, dat de sleutel van de kerk nog steeds zoek was. 
Jan Wassink van de smid in de Ratumsestraat werd erbij gehaald en die heeft met een breekijzer de kerkdeur geopend. Met ons begonnen ook Wassink en nog een paar anderen de beklimming van de kerktoren. Dat gebeurde onder het zingen van vaderlandse liederen als het Wilhelmus en Piet Hein. De mensen op de begane grond zongen die liederen ook. 

Gevaarlijk
In de torenspits moest eerst, op een zeer klein oppervlak, de vlag aan de stok worden bevestigd. Dat ging nog wel. Maar toen volgde het zwaarste en – zo bleek – gevaarlijkste onderdeel van de klus. De vlaggenstok moest ver naar buiten worden gestoken om hem op zijn plaats te kunnen bevestigen. De wind kreeg vat op de vlag, waardoor we met de vlag en al naar beneden dreigden te zwiepen.
Het was een erg pakkende gebeurtenis, toen we de vlag konden zien hangen. We zijn nog even aan de Wooldse kant op de trans blijven staan en zagen daar beneden ons de vreugde bij de bevrijde Winterswijkers. Dat was erg indrukwekkend. Voor zeer veel burgers was het een moment dat hen de tranen over de wangen deed lopen. Er werd gewuifd en gejubeld. Het was toen omstreeks negen uur in de ochtend.

Later bleek, dat die wapperende vlag voor de mensen in de buurtschappen het teken was, dat Winterswijk bevrijd was. Voor deze vlagoperatie hebben wij nog weer later door experts door de benen gehad. Ons werd voorgehouden, dat de Duitsers die zich nog aan de Groenlose kant van Winterswijk bevonden, met afstandsvuur de torenspits er wellicht af hadden kunnen schieten. 

Dat na zo’n vier jaar Duitse overheersing de Nederlandse vlag kon worden uitgestoken, was een belevenis die je door het hart ging. Een heel groots moment. Behalve een uiting van grote vreugde, was het ook een uitbarsting van emotioneel pijnlijke gevoelens die veroorzaakt waren door de verschrikkingen die door de Duitsers waren aangericht. 
Korte tijd daarna ging ieder van ons beiden zijn eigen weg. Want uiteraard wilden we onze eigen families snel op de hoogte gaan brengen van de bevrijding. 

In de dagen daarop volgend kwam je mensen op straat tegen die je soms jaren niet had gezien, omdat ze hadden moeten onderduiken. Ze durfden nu eindelijk weer voor de dag te komen. Met de Engelse soldaten die hier nog enige tijd zijn gebleven, werd een heel plezierige verhouding opgebouwd. 

J.W.Huiskamp 
Henxel 33
G.J.Meerdink 
Bossesteeg 14

Herinnering na 40 jaar bevrijding. C.J.Voorink

C.J.Voorink over ervaring in het Woold:  

Mijn vrouw zei: de eerste Tommie die ik zie, kus ik …………
Op de grens van bezetting en bevrijding. Die grens lag voor mij op 30 maart 1945, de dag voor Goede Vrijdag, bij huize Meerdink van de familie Esselink in het Woold. 

Donderdag, de 29ste, fietsten Bernard Hoekstra en ik tegen de avond naar het Woold om ons bij onze gezinnen te voegen. Zij waren ern ruim een week eerder met onze onderduikers, Bram Esselink en ben Harwig, naar toegegaan. Bram durfde het wel aan, hoewel zijn ouderlijk huis een aantal Duitsers herbergde. 

Ikzelf had thuis niet veel meer te zoeken. De tandartspraktijk lag stil, mede doordat de ramen aan de voorkant vrijwel allemaal gesneuveld waren en de voorgetimmerde planken het ook begaven. Dit tengevolge van de luchtdrukverplaatsing van de ontplofte V-1 bij het kerkhof, de bom bij de Bloemert en later splinterbommen. We hadden een gezellige avond op Meert, onbewust wat er de volgende dag zou gebeuren….
Het was een heerlijke lentedag…met spanning in de lucht…
Die spanning werd groter, toen wij kleine groepjes ongeorganiseerde Duitse militairen lopend, soms met kinderwagen!! voortduwend, richting Winterswijk zagen gaan; een terugtrekkend leger. 
Even later kwam een gewonde militair, een schotwond in zijn lies, die op een kruiwagen werd vervoerd bij ons in de keuken. 
Zijn kameraad vroeg of het noodverband goed was aangelegd? Mevrouw Hoekstra als oud-verpleegster bevestigde dat en ging het span weer verder…. 

Spanning steeg
De spanning steeg meer en meer; we zagen een soldaat met een Pantzerfaust de weg aflopen.. We hoorden schieten richting Rozenhoeve… Vader Esselink dirigeerde ons de kelder in. Wij zaten er met zeventien mensen, wij luisterden, wij waren doodstil. 
Ik ving, om mijn zoontje af te leiden, vliegen, die er niet waren… door het kelderraam telden wij de uit het huis vluchtende Duitsers…Nog meer schoten….

Een geruis, het leek of er water stroomde… de deur van de kelder werd opengerukt, twee Polen of Russen, die al een paar dagen zich in het nabije bos hadden verscholen, riepen; “es brennt, es brennt!… 
Geen geluid van stromend water, maar geknetter van de in brand geschoten stal naast het huis; dit ter dekking van de terugtrekkende Duitsers. Veel rookontwikkeling. Arme beesten, Bram en ik wilden het vee redden…. Vader Esselink verbood dat, een verstandig besluit: tussen het huis en de stal lag het spervuur!!

Onheilspellend
Na het kanonvuur en schieten werd het onheilspellend stil; bram en ik naar buiten, achter het beekje (tussen het oude en nieuwe huis) zagen wij Engelse militairen, die wij juichend begroetten. Evenwel beduidden zij ons terug te gaan. 
Overal Engelsen, in en om het huis: infanterie en tankbemanningen. Ze waren er levend afgekomen, negen tanks werden kapotgeschoten. Mijn vrouw zei:  “De eerste Tommie die ik zie, kus ik… ” en dat gebeurde. (De Engelsman: Sidney England, een tankcommandant, werd een hele goede vriend).
Drukte alom, de Paaseieren werden verruild voor thee en sigaretten!  De jongens uit een in brand geschoten Brenn-carrier hadden de pest in. Hun voorraad van 5000 sigaretten was verbrand!!..
Alles leek een roes. de volgende morgen bleek het maar wat waar te zijn. In de tuin stond een mortier richting Winterswijk opgesteld en op de hoge es aan de overkant stonden zeker een honderdtal tanks, waarboven een Pipercup cirkelde. 

Wij waren bevrijd, vrij, het was met recht een Goed, Goede Vrijdag!!
C.J.Voorink
Groenloseweg 38

Herinnering na 40 jaar bevrijding. H.J.Schreurs

H.J.Schreurs bij het zien van de Tommies in Kotten: 

Het juk was er af
Je stond er versteld van zoals de Engelse soldaten van onze omgeving op de hoogte waren. 

Het kleinste bruggetje hier in Kotten stond op hun landkaarten. Hoe goed moet in die tijd de spionage wel zijn geweest, om alles zo perfect in kaart te brengen?, heb ik me na de bevrijding wel afgevraagd. 
Het mooiste moment uit die dagen van de bevrijding is wel, toen op de 31ste maart 1945 bij café Schreurs in Kotten, waar ook mijn ouderlijke woning was, de vlag werd uitgestoken en het Wilhelmus werd gezongen. Een man of dertig had zich bij het café verzameld.

Wat me ook altijd is bijgebleven, is de verlichting die er ineens weer was. Hier vlakbij werd door de Tommies op een terrein een tentenkamp opgeslagen. Dat stond ’s avonds in het volle elektrische licht. Dat was iets bijzonders, na een lange periode waarin de verduistering verplicht was. Ook dat gaf me het gevoel: we zijn eindelijk weer vrij. 

Bombardementen
De laatste veertien dagen voor de bevrijding waren er vele bombardementen in Kotten op de weg naar Oeding. Met honderden tegelijk vlogen de Engelse vliegtuigen in formatie over. Bij een van de vluchten van de jabo’s werd ons huis bij het café door kogels getroffen. Een van de kogels ging dwars door mijn slaapkamer, waar ik op dat moment gelukkig niet was. 

Omdat het toen erg gevaarlijk was om aan de weg te wonen, had iedereen onderdak gezocht in wat ik maar de binnenlanden zal noemen. 
In de nacht van 30 op 31 maart omstreeks half elf ’s avonds ben ik – ik was toen 25 jaar- met mijn zuster vanaf ons café naar de boerderij van mijn oom, Schreurs Sikkinkpas, gegaan om daar de nacht door te brengen. Mijn moeder was daar al. 

Op de weg er naar toe bleken we dwars door de frontlinie te lopen. Er werd op ons geschoten, maar we werden gelukkig niet geraakt. We riepen tegen de Duitse soldaten dat we Nederlanders waren. Toen hield het schieten op. Het was een angstig ogenblik. Voor hetzelfde geld hadden ze ons kunnen doodschieten. Mijn zus en ik waren in de gelegenheid een paar woorden te wisselen met een van die soldaten. Ze waren erg bang; dat was de indruk die ze op ons maakten. 

We zijn die nacht niet naar bed geweest. er zat een man of twintig op Schreurs Bessinkpas. De Duitsers trokken weg, richting Meddo, om vandaar in hun eigen land te komen. je kon voelen, dat de bevrijding eraan kwam. De knecht van Schreurs Bessinkpas, Gerard Slotboom, die de nacht bij Meerdink op Esselink had moeten doorbrengen, kwam op een gegeven moment in de vroege ochtend terug en wist te vertellen dat we bevrijd waren. 

Vlag uit. 
Met een zuster en een broer van me ben ik naar café Schreurs gegaan, vervolgens kwam zo’n beetje iedereen die de nacht elders had doorgebracht, terug naar het eigen huis. Ik ben nog naar mijn oom terug gegaan om de Nederlandse vlag op te halen. Omstreeks negen uur zagen we de eerste Engelse soldaten met gevechtswapens uit de richting Oeding komen. De vlag bleek toen voor de Tommies het teken te zijn, dat ze in Nederland waren. Toen ik de Tommies zag, dacht ik: gelukkig, het juk is er af. 

H.J.Schreurs
Kotten 67- II

Herinnering na 40 jaar bevrijding. J.H.Beskers

J.H.Beskers, Koetsier op de lijkwagen

Toen zag ik aan de helmen dat ’t Engelsen waren. 
Notities van de koetsier van de lijkwagen van de Nederlands hervormde diaconie, korte tijd voor de bevrijding van Winterswijk. 

De begrafeniswagens die tijdelijk bij Bollen in de kolenschuur aan de Waliensestraat staan, worden door de Duitse soldaten van het Rode Kruis telkens verplaatst, waardoor ze nogal te lijden hebben. 
’s Middags bij het klaarzetten van de paarden voor een begrafenis, met 1 paard nog buiten en 1 paard binnen, waarmee ik bezig was, vielen er bommen. Telkens dichterbij. De lucht zit vol vliegtuigen. Ik dook onder een wagen. de laatste bom is vlak bij ( op het zogenaamde zwarte weggetje)  voor het huis van zwijnenberg terecht gekomen. Toen ik achter uit de schuur keek zag ik Zwijnenberg met het hoofd vol bloed staan. 
Daar zei hij, liggen er nog twee. Dichterbij gekomen zag ik twee jongens van een jaar of twaalf liggen, beide dood. 

Ze waren soep wezen halen bij Cafe Rooks. Het pannetje stond nog op de weg. 
’s Middags op weg met de begrafenisstoet weer bommen. het liep goed af, iedereen dook ergens achter of onder. 
Begrafenis van onze buurman, J. Deunk. We reden op de Beusinkweg. Weer rotzooi met vliegtuigen. Paard afgespannen op de weg en allemaal bij Pampiermolen achter het huis en onder bomen. Toen alles veilig was, verder gereden. Vanaf die dag rijden we alleen nog ’s morgens vroeg. Een paar weken gaat het nog goed, maar dan is het goed mis. 

Mit fahren
’s nachts moet ik naar Harreveld, omdat daar een Winterswijker overleden is. Hij was gewond geraakt in Varsseveld bij het spitten. Op weg naar Varsseveld werd ik door Duitse soldaten aangehouden. Ze wilden mitfahren. ’s Nachts gingen we altijd met twee man. De heer Kolwagen, van de textielfabrieken, zat bij mij op de bok. Maar toch werd de wagen van boven volgeladen met geweren en munitie en vier soldaten kropen in en achterop de begrafeniswagen. In Lichtenvoorde werd alles afgeladen. 
’s Morgens om acht uur vertrokken van Schreurs Pasman in Kotten. De lucht zit vol vliegtuigen. Ik ben zestien keer in de sloot gedoken. 
’s Middags naar de penningmeester van de diaconie geweest en naar de dominee Roobol, Wartena en Kloots. Er werd besloten dat de dominees voortaan ’s morgens aan het graf zouden spreken. Wij konden dan ’s nachts rijden. 

Tankdivisie
Ik moest naar Kotten. Op het Weurden kwam ik midden in een tankdivisie terecht. Ik ben met twee wielen op het trottoir gaan rijden tot bij slagerij Pecht in de Huininkmaatstraat. Daar gewacht tot er een gat was en toen door het Vosseveld naar Kotten gereden. Daar moest ik weer wachten. 
’s Morgens op de Beusinkweg, waar ik woon, met een paard onderweg om te rijden. Opeens vier a vijf vliegtuigen heel laag, als maar schietend. Ik ben vlak tegen de trottoirband gaan liggen. twintig meter achter mij werd Harry Smeek doodgeschoten in huis. (Herman Smeenk-red.)
In het Woold was een onderduiker van het spoor, de heer Brons overleden. Op weg daar naar toe werden bij Hijink in ’t Woold lichtfakkels uitgezet en er werd meteen flink geschoten. Een tak uit een boom kwam op de lijkwagen terecht. Mijn bijrijder was G.Beusink (Lapken Beusink).
Heel nuchter merkte hij op: ‘dat was uns kort an, Hendrik’. 

Op Goede Vrijdag 30 maart ga ik met een oud fietsje naar het Algemeen Ziekenhuis om naamkaartjes op de doodskisten te prikken.
Er moesten er die nacht vier naar het kerkhof worden gebracht. Allemaal door schieten of bommen om het leven gekomen. Bij bakker Ubbink wou een Duitser mijn fiets hebben. Toen ik hem zei dat ik naar het ziekenhuis moest, liet hij mij doorgaan, Wassink de slager op de Zonnebrink (een oom van mijn vrouw) zag het en heeft mijn fiets opgeborgen. 
Granaten

Ik ben toen naar het ziekenhuis gelopen en toen ik er bijna was, hoorde ik granaten uit het Woold komen. Op de Grebbeberg heb ik geleerd wat granaatvuur was en ik ging weer tegen de trottoirband liggen. De granaten, dire of vier, kwamen terecht waar nu de villa van Weideman, bij het Algemeen Ziekenhuis staat. In het ziekenhuis waren drie van de vier doden gekist. Voor 1 was geen kist gearriveerd. Ik heb de drie namen op de kisten bevestigd en ben teruggelopen. 
’s Avonds ging ik op weg met ons paard om drie keer en misschien vier keer te rijden. Een politieagent die bij ons op de weg was, zei tegen mij: “Waar wil je met dat paard naar toe?”
“Ik moet vier keer rijden”, zei ik. 
“Blijf met dat paard van de straat of anders ben je hem kwijt”, zei de agent. 
Dus het paard in de stal in de Waliensestraat en naar H.Willemsen om zijn meubelhandkar voor die nacht te lenen. 
En ’s nachts om drie uur met een witte handdoek om mijn arm op weg. 
de drie kisten op de handkar vastgebonden met de leidsel en zo gingen Jan Kortschot, drager van de diaconie en ik naar het kerkhof. 
De handkar weer terug. 

Het was toen heel stil in het dorp en ik besloot om mijn fiets even weer mee te nemen. Die stond nog bij slager Wassink. 
(IN BEWERKING)