Herinneringen aan de Bevrijding van Winterswijk
H.B.Aalders J.G.Ruwhof
Inleiding
Wanneer begon eigenlijk onze bevrijding? Het is een moeilijk te beantwoorden vraag, daar er geen concrete datum te noemen valt en er zelfs diverse data voor in aanmerking komen.
De een zal misschien het begin van het grote offensief, dat de geallieerde legers inzetten naar de Rijn, als zodanig beschouwen, terwijl de ander de dag, waarop zij deze rivier overstaken, als het begin van onze bevrijding ziet.
Wij echter hebben gemeend om hiervoor Zondag 18 maart aan te nemen, de dag, waarop voor Winterswijk het laatste grote luchtoffensief, dat aan de historische overtocht over de Rijn voorafging, werd ingezet.
Het grote spel begint…..
Deze zondag onderscheidde zich als geen andere. Het was er een, zoals wij de laatste tijd niet anders gekend hadden, hetgeen wil zeggen; een doods, stil dorp, waar eigenlijk elke ontspanning ontbreekt, terwijl boven ons slechts het gegrom van vliegtuigen te horen is, die hun weg naar het vijandelijk gebied zoeken, Zo ook op deze stralende lentedag.
Geregeld waren er vliegtuigen in de lucht, doch hierop werd door de meesten geen acht geslagen. Immers, hoe vaak hadden wij dat al niet meegemaakt en het waren er deze keer nu ook niet zo veel, om direct aan een aanval op ons dorp te denken. Daarbij kwam nog, dat zij op een tamelijk grote hoogte vlogen en wij meenden, dat zij ons dit keer geen kwaad zouden doen. Het zou echter anders zijn, want plotseling werden wij opgeschrikt door het zo bekende, angstaanjagende geluid van duikende vliegtuigen, die hevig door het afweergeschut beschoten werden. Daar er sedert een week geen stroom meer was en er dus geen luchtalarm gegeven kon worden, werden velen door deze plotselinge aanval verrast, hetgeen o.a. in de Misterstraat, waar zich op dat ogenblik nog al tamelijk veel personen bevonden, een ware consternatie verwekte.
Iedereen zocht snel dekking, hetzij door tegen een muur te gaan liggen of ijlings een veilig heenkomen te zoeken, zodat spoedig alle portiekjes gevuld waren met angstig in de lucht turende mensen.
Direct na het duiken begonnen de vliegtuigen, het waren er slechts twee, te mitrailleren en gooiden even daarna bommen af, die voor zover wij dit vanuit onze schuilplaats konden nagaan, grotendeels in de buurt van het emplacement der Nederlandse Spoorwegen en achteraan op de Morgenzonweg terecht kwamen, de punten, die sedert lange tijd het doelwit van de geallieerde luchtmacht waren. Nadat de vliegtuigen tot twee maal toe terug gekomen waren, scheen het voldoende te zijn, want zij maakten daarna een wijde boog naar het Westen, om spoedig geheel uit het gezicht te verdwijnen, waarna allen weer opgelucht uit hun schuilplaatsen te voorschijn kwamen.
Gelukkig zou het niet meer nodig zijn om deze opnieuw te betrekken.
Wel was in de verte nog het inslaan van bommen of het gedreun van afweergeschut te horen, doch Winterswijk bleef die dag van verdere luchtaanvallen verschoond.
Ook de nacht was rustig, waarbij slechts op grote afstand het gedreun van artillerie te horen was. Ook de zoeklichten, die reeds sedert lange tijd het front verlichtten, waren weer duidelijk waar te nemen.
’s Maandagsmorgens was er reeds betrekkelijk vroeg weer activiteit in de lucht en zag het er naar uit, dat er nog wel eens het een en ander zou kunnen passeren. Deze vermoedens werden helaas bewaarheid, toen tegen circa half elf een achttal Jachtbommenwerpers boven het dorp cirkelden en tot den aanval overgingen, die blijkbaar opnieuw op het stationsemplacement gericht was.
Daarbij werden in totaal een zestal bommen afgeworpen, waardoor onder anderen twee woonhuizen aan de Kreilstraat in puin gelegd werden, terwijl een pand aan de Wooldscheweg zware schade opliep. Door boordvuur ontstond begin van brand in een huis op het Weurden, die echter door tijdig ingrijpen van de brandweer bedwongen kon worden, waardoor erger voorkomen werd.
Bij deze aanval deden zich gelukkig geen persoonlijke ongelukken voor.
Na die tijd bleef het nog steeds onrustig, daar er zwermen Jachtbommenwerpers overtrokken, die elk moment tot de aanval over konden gaan. Het gevolg hiervan was, dat er over het algemeen niet veel gewerkt kon worden, daar, zoals te begrijpen valt, een ieder nauwkeurig de bewegingen van de vliegtuigen volgde, om bij het eerste het beste verdachte geluid tijdelijk veiliger oorden op te zoeken.
Alsof de activiteit van de Jachtbommenwerpers niet genoeg was, verschenen er des middags grote “Kampgverbande”, merendeels bestaande uit tweemoterige bommenwerpers, die door het afweergeschut hevig onder vuur genomen werden. Dit maakte bij deze actie wel veel lawaai en verschoot veel munitie, doch zag geen kans om ook maar een toestel naar beneden te halen. Er kwamen anders genoeg vliegtuigen over om een geschikt doelwit te vinden.
Iedereen slaakte een zucht van verlichting, toen tegen het vallen van de avond de laatste vliegtuigen ons dorp passeerden en wij dus voor verdere brokstukken gespaard bleven. Ook de avond en de nacht, die daarop volgende, bleven rustig, tenminste wat wij Winterswijkers de laatste tijd onder rustig pleegden te verstaan,
Nadat wij nu reeds twee dagen grote activiteit van Jabo’s en ’s Maandags ook van tweemotorige bommenwerpers hadden meegmeaakt, vroeg elk zich af; “Wat zal ons vandaag weer boven het hoofd hangen?” Het beloofde niet veel goeds, want alle tekenen wezen er op, dat het helder weer zou worden. Dit bleek later op de morgen inderdaad het geval te zijn, zodat de hoop op een rustige dag meteen in rook vervloog en iedereen zich met de gedachte een gedeelte van de dag in de schuilkelder te moeten doorbrengen, aan zijn dagelijks werkzaamheden begaf.
Reeds spoedig na het ontbijt waren de tweemotorige zilveren vogels in groten getale aanwezig, daarbij trouw begeleid door hun jagers. Er gebeurde echter voorlopig niets en was het een regelmatig komen en gaan van deze formaties, die meestal uit zes of acht toestellen bestonden. De drukte in de lucht was echter al van dien aard, dat de meeste fabrieken nog niet eens een aanvang met de werkzaamheden hadden kunnen nemen en in angstige spanning werd afgewacht, of er nog iets zou gebeuren.
Ook de spitters bleken niet veel idee meer te hebben om hun dagelijks fietstocht naar Varsseveld te aanvaarden, daar het op de grote wegen, en speciaal ook op de kale Misterweg, langzamerhand te gevaarlijk was geworden om zich daarover met enkele personen tegelijk te begeven, daar het wel duidelijk was, dat het in de bedoeling van de geallieerde legerleiding lag, om alle verkeer op de grote wegen totaal onmogelijk te maken, waarvoor zij trouwens herhaadelijk waarschuwingen tot ons gericht had. De Duitse Weermacht zag zich dan ook wel genoodzaakt om het vervoer alleeen gedurende de nacht en op erg donkere dagen te doen plaats vinden, wilde zij niet een prooi van de Jabo’s worden.
Zij had daarbij niet veel geluk, want de laatste dagen blonken uit door mooi, zonnig weer, dat uitermate geschikt is voor operaties in de lucht.
Daar zij dus in geen geval met auto’s enz. op de wegen kon vertonen, moest zij haar toevlucht zoeken tot kleinere voertuigen, waarmede zij tijdig dekking kon zoeken tegen eventuele aanvallen uit de lucht. Zij bediende zich hierbij van rijwielen, die zij de laatste weken volop gestolen had. Er waren van allerlei verhikels onder te vinden. Oude, nieuwe, met en zonder banden, kortom elk soort voertuig, waarmede zij ook maar enigszins kon vooruitkomen. Er waren zelfs fietsen bij, die zoveel lawaai maakten, dat zij bijna de aandacht van de piloten moesten trekken.
Zo ging ook dit verkeer met moeilijkheden gepaard, daar men bij helder weer de helft van de dag onder een boom de toestand in de lucht observeerde om toch maar niet door de Jabo’s ontdekt te worden. De Duitsers kregen echter geen gelegenheid zich die dag op de weg te vertonen, daar de Engelse vliegtuigen bijna voortdurend in de lucht waren. Deze waren tot nu toe echter nog steeds niet tot een aanval overgegaan. Zo ging het goed tot plm. kwart voor tien, toen zich uit een formatie van zes bommenwerpers een toestel losmaakte, dat waarschijnlijk aangeschoten was. Een ogenblik later gierden reeds de bommen omlaag en steeg er een grote rookzuil op in de richting van de Groenloscheweg. Toen wij ons direct hierop naar de plaats des onheils begaven, hoorden wij reeds onderweg, dat er vier bommen terecht gekomen waren op de loods naast het fabrieksgebouw van de Firma H.Willink & Co. Naarmate wij de fabriek naderden, werd het fietsen steeds meer belemmerd, doordat de naaste omgeving ervan met glasscherven, stukken van dakpannen etc. bezaaid lag.
Het bleek, dat er helaas twee mensenlevens bij deze bomaanval te betreuren waren. De slachtoffers waren in de loods, waarop de bommen terecht kwamen, werkzaam. Het mag echter nog een wonder genoemd worden, dat deze aanval niet meer personen het leven gekost heeft, daar er verscheidenen in de directe nabijheid van de loods hun werkzaamheden verrichten en dus ternauwernood aan de dood ontsnapten. Terwijl de bewoners van de omliggende straten druk bezig waren met het weer enigszins bewoonbaar maken van hun woningen en anderen in groepjes opgewonden over het voorgevallene stonden te praten, werd het luchtoffensief voorrtgezet en kon er elk ogenblik weer iets gebeuren. Voorlopig was dit echter niet het geval, hetgeen niet wegneemt, dat er nog herhaalde malen in de lucht geschoten werd. Gebombardeerd werd er echter niet meer, hetgeen wel niemand gespeten zal hebben. Tegen het vallen van de avond keerde de rust in de lucht volkomen terug. Slechts was in de verte nog gedreun te horen, doch dit was waarschijnlijk artillerievuur.
Toen wij ’s avonds eens even naar het dorp gingen, om het nieuws te horen, stonden overal groepjes mensen te praten over hetgeen ’s morgens gepasserd was. Menigeen vroeg zich af, wat deze operaties van de geallieerde luchtmacht toch te betekenen hadden. Velen zagen hierin de voorbereidingen voor de algemeen verwachte spoedige overtocht over de benedenloop van de Rijn, daar de geallieerde legers inmiddels zoveel vorderingen hadden gemaakt, dat de linkeroever van de Rijn voor het grootste gedeelte van Duitsers gezuiverd was.
Hoe lang zouden wij nu nog bombardementen te verduren hebben? Het was een vraag, die natuurlijk niemand beantwoorden kon. De bombardementen van de laatste dagen hadden grote angst onder de Winterswijkse bevolking teweeg gebracht, zodat velen het plan hadden opgevat om met het hele gezin de wijk naar de buurtschappen te nemen, daar het langzamerhand in de kom van het dorp onhoudbaar werd. Verscheidene personen keken hun evacuatiekarretje nog eens na, of gingen het allernoodzakelijkste in kisten of koffers bijeen pakken om dit in het ergste geval bij de hand te hebben.
Een zwarte dag voor Winterswijk…………………..
Menigeen stond ’s morgens met een bezorgd gezicht op, daar het weer ook deze dag zich uitstekend leende voor luchtactiviteit. Nauwelijks waren wij dan ook uit de veren, of de vliegtuigen waren er al weer en moest dus opnieuw ernstig met bombardementen rekening gehouden worden. Dat zij ons inderdaad niet veel goeds brachten, blijkt wel uit het feit, dat wij twee zware aanvallen te doorstaan kregen. Het mooie weer was er de oorzaak van, dat er nog meer spitters dan de vorige dag besloten om maar thuis te blijven, tot grote razernij van de O.T., het Bureau Arbeidsinzet, enz. Ofschoon er met zware straffen gedreigd werd, riskeerden de meesten het niet om de gevaarlijke tocht naar Varsseveld te ondernemen. Zij verkeerden dus in dubbel gevaar, daar zij behalve de bombardementen ook spoedig weer activiteit van deze instanties konden verwachten.
Het was echter voor een ieder duidelijk, dat het luchtoffensief verband moest houden met de een of andere op til zijnde grote gebeurtenis in de oorlog tegen Duitsland en de meesten verkozen om die reden, hier de gebeurtenissen af te wachten, boven naar Varsseveld te gaan spitten, hetgeen natuurlijk niet zeggen wil, dat thuisblijven voor iedereen mogelijk was.
Zo kon het dus gebeuren, dat er ’s morgens slechts een zeer gering aantal “terreurspitters” vertrok. Het was dan ook verre van rustig. Nadat reeds vele Jabo’s boven het dorp gecirkeld hadden en sommige de bekende manoeuvres maakten, door zich op de kant te leggen, om eens polshoogte te nemen, gingen zij tegen tien uur tot de reeds lang verwachte aanval over. Opnieuw was het gemunt op het emplacement van de Nederlandse Spoorwegen. Allerlei geluiden drongen tot ons door: Het korte blaffen van het Duitse afweergeschut, dat weer als een razende te keer ging, werd overstemd door het huilen van duikende vliegtuigen en even later door het ratelen van mitrailleurs en het geregeld inslaan van bommen.
Aanhoudend stegen grote wolken van zand, puin etc. uit de richting van het station op. Stukken rails kwamen met een wijde boog midden in het dorp terecht, zodat spoedig te zien viel, dat de aanval volkomen geslaagd was. Later kwam vast te staan, dat de spoorlijnen op minstens vier plaatsen vernield werden, terwijl tevens enige woonhuizen het hadden moeten ontgelden. Daar reeds vele bewoners uit de omgeving van het station tijdelijk geevacueerd waren, deden zich geen persoonlijke ongelukken voor. Drie huizen in de Tuunterstraat, twee in de Goudvinkenstraat en een in de Rusthuisstraat werden verwoest. Tegen twaalf uur ontpoften nog enkele blindgangers, zonder echter schade aan te richten.
Het bleek slechts een voorproefje te zijn, van wat later op de dag nog volgen zou. Eerst ’s middags werd het eindelijk een uurtje rustig en maakte iedereen van de gelegenheid gebruik om eens even op adem te komen, daar er ’s morgens geen minuut pauze was geweest in het luchtoffensief.
De rust bleek van korte duur te zijn, want hierna kwamen honderden twee- en viermotorige bommenwerpers, waarvan de laatste in lange slangen van soms wel hondertwintig toestellen achter elkaar, overvliegen en wel op zo’n geringe hoogte, alsof zij de afweer wilden uitdagen, om toch maar flink op hen te schieten. De vliegtuigen gingen klaarblijkelijk niet ver Duitsland in, want het gedreun van inslaande bommen was duidelijk te horen.
Tot overmaat van ramp kwam ook tegen de middag de treurige tijding binnen, dat tijdens een bomaanval bij Varsseveld enkele spitters uit Winterswijk om het leven gekomen waren en anderen min of meer ernstig lichamelijk letsel hadden opgelopen.
Nauwelijks hadden wij deze tijding ontvangen, toen Winterswijk opgeschrikt werd door het gieren van vallende bommen. Het bleek, dat enige zware bommenwerpers uit de formaties bommen uitgeworpen hadden, die in de omgeving van de Ortskommandantur aan de Groenloscheweg terecht kwamen.
Dit gebeurde ongeveer tegen half vijf en we kunnen wel zeggen, dat deze bommen de zwaarste zijn geweest, die tot dusverre in de kom van onze gemeente gevallen waren. De verwoestingen waren ditmaal ontzettend. Direct na het gebeurde was de Luchtbeschermingsdienst ter plaatse, evenals het Rode Kruis en de Brandweer, daar er brand was uitgebroken in twee getroffen percelen aan de Groenloscheweg.
Degenen, die na deze aanval hulp verleend hebben, komt hiervoor alle lof toe, aangezien nog steeds zwermen bommenwerpers overtrokken en er voortdurend gevaar bestond voor nieuwe aanvallen.
Immers, waar op de grond brand is en voertuigen dicht bijeen staan en waar veel mensen bedrijvig heen en weer lopen, was men nooit veilig. In het huis op de hoek van de Prins Hendrikstraat en de Groenloscheweg, waar tussen glasscherven, puin etc. de gewonden de eerste hulp verleend werd, was het een zenuwslopende toestand. Toen de gewonden namelijk zo goed en zo kwaad het ging onder deze omstandigheden verbonden waren, weerklonk plotseling een nieuwe hevige explosie, waardoor het gehele huis op zijn grondvesten stond te schudden. De gewonden waren radeloos. In alle hoeken wilden zij wegkruipen en dachten geen moment aan hun verwondingen. In haar angst trok een van de gewonden zich het zo juist aangelegde noodverband weer los, zodat de patiente opnieuw verbonden moest worden.
Even later werden wij gewaar, dat deze explosie veroorzaakt was door een blindganger in een der brandende woonhuizen, terwijl verschillende leden van de hierboven genoemde hulpdiensten zich in de directe omgeving bevonden. Het mag wel een wonder genoemd worden, dat hierbij niemand noemenswaardig letsel opliep. Zo spoedig mogelijk werden daarna de gewonden per vrachtauto van de luchtbeschermingsdienst naar het Algemeen Ziekenhuis vervoerd, om daar verder behandeld te worden. Het aantal doden bedroeg in totaal vijf personen, die zich tijdens de aanval in een der brandende huizen bevonden hadden, terwijl later nog een zesde slachtoffer aan de bekomen verwondingen bezweken is.
Tot laat in de avond was de brandweer nog druk bezig met het blussen van de brandende percelen aan de Groenloscheweg, doch hiervan was niets meer te redden en er bleef slechts een grote smeulende puinhoop over. Behalve deze huizen werden er nog drie woningen aan de Jan Tooropstraat volkomen vernield en liepen zeven andere zware beschadigingen op.
Daarnaast waren er nog talloze panden met glasschade, dakschade enz. Daar er ook nog enkele blindgangers tussen en achter de huizen op de Vrees terecht gekomen waren, moest in verband met het gevaar van explosie een gedeelte van deze buurt ontruimd worden. Welk een opluchting was het, toen eindelijk na een dag vol verschrikkingen, de rust weerkeerde, tenminste wat betreft de vliegtuigen. Overdag was het verre van rustig. Dat de toestand in Duitsland ging spannen, bleek wel uit het feit, dat alle Duitse mannen, die naar Winterswijk gestuurd waren, zich hier ter plaatse bij de Duitse instanties moesten melden voor de “Volkssturm”, teneinde hun Vaderland tot de laatste snik te verdedigen.
Daar de Ortskommandant het intussen te gevaarlijk achtte om nog langer aan de Groenloscheweg te blijven, nam hij zijn intrek in een huis bij de Bataafse Molen. Aangezien de toekomstige Volksturmers hier niet mede op de hoogte waren gesteld, gaf dit aanleiding tot een hopeloze verwarring, daar geen van hen wist, waar zij zich nu eigenlijk moesten melden. Direct na het invallen van de duisternis kwam er veel vervoer op de Groenloscheweg, alles in de richting van die “die grosse Heimat” . Het viel dan ook niet te verwonderen, dat na deze emotionele dag de wildste geruchten de ronde deden, zoals de algehele evacuatie van Bocholt en Borken. Dit was trouwens een nieuwtje, dat de laatste dagen reeds herhaaldelijke malen was rondgestrooid.
Het horen van al die geruchten maakte vele mensen nog nerveuzer, dan zij na deze vier dagen van bombardementen geworden waren. Radio Oranje, waarnaar wij deze avond traditiegetrouw weer gingen luisteren, bracht echter geen schokkend nieuws en zo begaf zich een ieder met gemengde gevoelens naar bed.
De spanning stijgt ten top ……
Het was Donderdag 22 Maart opnieuw mooi weer, hetgeen dus inhield, dat we weer dezelfde vooruitzichten hadden als voorafgaande dagen.
In een vergadering van fabrikanten, die intussen gehouden was, werd besloten om alle fabrieken voorlopig tot de eerstvolgende Maandag stil te leggen, daar er onder deze omstandigheden onmogelijk geproduceerd kon worden. Nog meer dan de vorige dagen werd aan het in gereedheid brengen der evacuatiekarretjes gewerkt en besteedde een groot deel van de mannen zijn vrije tijd hieraan, daar het dreigende onheil “evacuatie” steeds naderbij kwam. Iedereen hoopte natuurlijk, dat wij voor zulk een ramp gespaard zouden blijven, maar de kans dat het toch zou moeten plaats vinden, steeg van uur tot uur. Zo kon het gebeuren, dat verschillende gezinnen , die het onverantwoordelijk achtten om nog langer in het dorp te blijven, reeds in de vroege morgenuren de buurtschappen optrokken om dan ’s avonds tegen schemerdonker terug te keren. Het was dan ook inderdaad niet aanlokkelijk om nog langer in het broeinest Winterswijk te blijven.
De schrik zat er zelfs zo in, dat zich nagenoeg niemand op straat vertoonde en men zich alleen in de dringendste gevallen van huis begaf.
De spitters bleven in nog groteren getale thuis dan voorheen en de toestand scheen van die aard te zijn, dat zij van de zijde van de .S.S. , Landwacht en dergelijk gespuis niet veel gevaar meer te duchten hadden, daar deze zich ook al evenmin op straat vertoonden.
Het was deze morgen weer het oude liedje, dat wil dus zeggen: Vroeg opstaan, daar er reeds spoedig na zonsopgang weer grote activiteit in de lucht was, in de vorm van Jabo’s en twee- en viermotorige bommenwerpers. Naarmate de morgen verstreek, doken er steeds meer toestellen op en wij konden ons ’s avonds niet gelukkig genoeg prijzen, toen wij voor het eerst eens overdag van bombardementen verschoond gebleven waren. Dit had wel niemand durven hopen, want uit alle windrichtingen waren formaties komen aanvliegen, hetzij bommenwerpers, hetzij Jabo’s . Het was eenvoudig onbegrijpelijk, waar zij zo gauw vandaan kwamen, De ene formatie was nauwelijks op weg naar Duitsland, of talloze anderen kwamen reeds weer van hun bezoek terug.
Het ging aan de overkant dan ook minder goed. Vooral na de middag, toen het “onweer” niet van de lucht was, stond hier alles te schudden en rinkelden de ruiten zo hard, dat je ieder ogenblik het idee had, dat zij het allemaal zouden begeven. Hieruit viel op te maken, dat de vliegtuigen niet ver Duitsland ingingen. Tegen drie uur ’s middags kwamen er donkere wolken opzetten uit het Zuid-westen en meenden velen in den beginne, dat er slecht weer op komst was, hetgeen echter niet erg aannemelijk was, daar het toch de hele morgen mooi lenteweer geweest was en zich geen wolkje aan de helderblauwe lucht vertoond had. Toen deze wolk, die zich steeds naar alle zijden uitbreidde, aan de zon voorbijtrok, bleef deze hierachter als een vuurrode bal zichtbaar en was eventueel onweer dus uitgesloten.
Alle verschijnselen, waarmede een onweer gewoonlijk gepaard gaat, waren anders aanwezig: Donkere wolken, dikke lucht ,gerommel, doch de bliksem ontbrak. Wat kon dan echter wel de oorzaak zijn? De een meende, dat het een nevelgordijn was van het front, terwijl anderen een grote brand veronderstelden, wat ook niet voor de hand lag, daar de nevel zich langs de gehele horizon verspreidde. Deze nevel werd nu zo dicht, dat het er in Winterswijk zelfs koud en donker van werd. Zij, die aan een brand gedacht hadden, bleken het bij het rechte eind gehad te hebben, want na verloop van tijd dwarrelden ontelbare stukjes verbrand papier over het dorp, die als het ware een regen van stofdeeltjes vormden, zelfs zo erg, dat het fietsen hierdoor haast onmogelijk werd. Het gedreun en gerommel hield aan en langzamerhand begon de lucht over een grote breedte geheel rossig te worden. ’s Avonds werd er verteld ,dat Bocholt zwaar gebombardeerd was, hetgeen de volgende dag door de berichten bevestigd werd.
Behalve Bocholt werden nog verscheidene andere plaatsen dicht bij de grens zwaar getroffen, waaruit velen de conclusie trokken, dat nu toch wel spoedig de overtocht over de gehele Rijn een feit zou worden.
Alle grote plaatsen en ook kleinere plaatsjes in Duitsland, die betrekkelijk dicht bij deze rivier liggen, hadden nu een beurt gehad. Ook vermeldden de berichten van de Engelse zender, die de laatste tijd door overtypen etc. onder een groot deel van de bevolking verspreid werden, dat Montgomey reeds enkele dagen geleden het front langs de Rijn over een breedte van honderd kliometers in dichte nevels gehuld had, teneinde de operaties van zijn leger voor den vijand te verbloemen. Zelfs de Duitse radio was er van overtuigd, dat zeer binnenkort de grote aanval op het hart van het Derde Rijk ingezet zou worden.
De spanning steeg van uur tot uur en werd bijkans ondragelijk.
Wat een weelde was het voor ons Winterswijkers, toen wij Vrijdagmorgen konden zeggen, dat wij zo maar een hele dag en nacht geen bombardementen te doorstaan hadden gehad.
Toch hadden weinigen meer vertrouwen in deze tijdelijke rust en iedereen had nog steeds angst voor een eventueel groot bombardement, nu aan de overkant alle plaatsen , tot de kleinste toe, aangevallen waren en nog steeds bestookt werden. Ons dorp wordt immers aan drie zijden door Duitsland begrensd en wij zaten dus eigenlijk midden in de vuurhaard.
Mede naar aanleiding van het bombardement van Woensdag trok een groot gedeelte van de bevolking, dat tot dusverre de toestand nog eens aangezien had, nu ook de buurtschappen op, zodat Winterswijk langzamerhand leep liep en op een onbewoond eiland begon te gelijken. Al het “rollend” materiaal, zoals bakfietsen, gewone fietsen, kruiwagens, handkarren en boerenwagens, voor zover nog niet door de bezetters “georganiseerd” , werd in allerijl gerequireerd om beddegoed, meubels en andere onmisbare huishoudelijke artikelen buiten de gevarenzone te brengen. Sedertdien hebben vele Winterswijkers de op komst zijnde bevrijding, die nu waarschijnlijk niet lang op zich zou laten wachten, in kippenhokken en andere geimproviseerde woningen afgewacht. Alhoewel de vliegtuigen weer volop acte de precense gaven, gebeurde er die dag boven de kom van onze gemeente niets.
Het was alsof de geallieerde vliegeniers vandaag dit gedeelte van Winterswijk eens wilden sparen en zij gooiden nu de spoorlijn in Miste kapot, waarbij voorts enkele huizen en boerderijen schade opliepen.
Tegen half vijf in de middag begon het geweldig te dreunen en opnieuw leek het, dat diverse ruiten het zouden moeten begeven. terwijl alle deuren stonden te klapperen.
Onze eerste gedachte was natuurlijk weer bombarderen, doch toen het gedreun steeds maar aanhield en altijd uit dezelfde richting kwam en er bovendien in het geheel geen vliegtuigen te horen waren, moest het wel wat anders zijn.
Het enige waarschijnlijke was een trommelvuur van de artillerie, dat, voor zover wij konden nagaan, uit het Zuidwesten kwam, in welke richting wij de laatste tijd geregeld het doffe, eentonige gerommel, waaraan artillerievuur te herkennen is, gehoord hadden. In zulke hevige mate, als thans het geval was hadden wij het echter nog nooit gehoord. Dit trommelvuur duurde de gehele avond voort, doch tegen de nacht werd het allengs minder en meenden wij op een rustige nacht te kunnen rekenen, Hierin kwamen wij evenwel bedrogen uit, want ’s nachts werden wij van onze rust beroofd door Jabo’s , die aan een stuk door boven het dorp cirkelden en daarbij geregeld salvo’s uit hun mitrailleurs weggaven.
Het grote nieuws………….
Toen wij ’s Zaterdagsmorgens met een slaperig gezicht naar het werk gingen, viel het op, dat overal troepjes mensen druk redenerend en gebaren makend aan de straat stonden.
Wat zou er nu weer aan de hand zijn? Wij luisterden eens zo’n gesprek af, dat tussen twee boeren gevoerd werd en waarvan de inhoud als volgt was:
“Zeg, heb ie et ok al eheurd, dat ze den Rien ovver bunt? Eene, dee et altied wal wetten kan, hef et mi’j veur waor verteld,” waarop de ander schampertjes ten antwoord gaf: “Keerl, ie bunt neet wies.”
De eerste gaf zich echter niet gewonnen en vervolgde zijn betoog” “Joa, maor et kon noo toch wal es waor wezeen, want et hef ter weer zo onwies ebatert dee kante oet. En bi’j ons kwam vannach met zonnen raozenden haost ne Duutsen auto langs stoeven, da’k bi’j mi’j zelf dachte: Jan, et dug ’t er neet, d’r is vaste wat loos. Dee keerls gaot joo an as halve onwiesen, wat ze trouwens, lao’we maor eerlijk wezzen, ok allemoale bunt.”
“Jao”, zei de ander, die zich hoe langer hoe meer overtuigd begon te voelen: “Dat batern he’k vannach wal eheurd en ik geleuve ok wal, dat er wat te doone is, maor laote wi’j ons nog neet bli’j maken met een dood veugelken.”
“Nee, maor ik hebbe mi’j tenminste noo al vaste de fietse epakket en as de mieter onder et heuj estoppet. Den is in ieder geval onder dak, dacht ik bi’j mi’j zelf. Noo laot ze maor kommen. “
“Maor pas op de Jabo’s, ” waarschuwde de ander, die schijnbaar niet veel vertrouwen had in hun bewegingen. “Want dee leelijke dinge, zit al weer in de locht. ” waarop de twee uit elkaar gingen en ieder zijn weg vervolgde, natuurlijk meer naar boven kijkend, dan op het verkeer lettend.
Wij gingen nu ook verder en dachten beide: Het zal wel weer loos alarm zijn, doch gezien de artillerieactiviteit gedurende de laatste twaalf uren, zeiden we tot elkaar: Het kan er nu toch wel eens gaan spannen. Dat spoedig het grote laatste offensief op Duitsland los zou barsten, stond voor iedereen zo langzamerhand vast. Toen we onderweg nog steeds groepjes mensen bij elkaar zagen, die allen zonder uitzondering over de overtocht over de Rijn spraken, begonnen we hoe langer hoe meer aan de waarheid van dit bericht te geloven en wilden we onze nieuwsgierigheid niet langer op proef stellen.
We besloten dan ook tegen de gewoonte in, om reeds die morgen het nieuws te gaan horen. Onze eerste reis was toen dus naar de geheime luisterpost, teneinde daar de berichten van de B.B.C.uit Londen te horen. Schijnbaar hadden meer luisteraars dit plan opgevat, want toen wij ter plaatse arriveerden, waren ons reeds verscheidene “klanten” voor, ook al om dezelfde reden.
Toen even later het bekende herkenningsgeluid door de aether weerklonk, werd het volkomen stil en wachtten allen op de zo bekende sympathieke stem van den omroeper.
Daar klonk het reeds: “Goeden morgen luisteraars, hier is Radio Londen”etc. “Hier volgt allereerst een bijzonder bericht uit het hoofdkwartier van de geallieerde legers in het Westen.”
Dit brak de spanning enigszins, daar het haast niets anders kon zijn dan het nieuws van de overtocht over de Rijn. En inderdaad bleek dit keer het gerucht eens niet een gerucht te zijn, want het bijzondere bericht luidde als volgt: “Zo juist werd ons bericht, dat eenheden van het eerste Canadese, tweede Britse en negende Amerikaanse leger hedenmorgen over een breed front de Benedenrijn zijn overgestoken. Deze operatie werd uitgevoerd ten Noorden van het Roergebied en wel bij Wezel, Xanten en Rees. Onder de bescherming van een honderd kilometer lang nevelgordijn en een trommelvuur, dat aan hevigheid alle andere tot nu toe overtroffen, staken stormtroepen in duizenden gepantserde stormboten de rivier over en vormen van uur tot uur bruggenhoofden. Aan deze operatie werd door vijftienhonderd transport- en zweefvliegtuigen deelgenomen, die luchtlandingstroepen neerlieten, terwijl vijftienhonderd bommenwerpers de gevehten ondersteunden. De troepen zijn reeds twee tot drie kilometer in het Duitse gebied doorgedrongen. In Wezel en Rees wordt reeds hevig gevochten.”
Zo was dan op Zaterdag 24 Maart de laatste phase van onze bevrijding begonnen, die echter, zoals later zou blijken, nog weer door talrijke luchtaanvallen zou worden voorafgegaan.
We hadden het nieuws zo goed en zo kwaad als het ging opgenomen en durfden het nu ook gerust door te geven. Aangezien natuurlijk vel meer personen geluisterd hadden, werd het bericht spoedig als een lopend vuurtje verspreid en was binnen afzienbare tijd het gehele dorp van het grote nieuws op de hoogte.
De spanning was gebroken……
Het gevolg van dit bericht was, dat er die dag niet veel gewerkt werd, doch zo veel te meer gepraat. Ofschoon natuurlijk niemand met de plannen van de geallieerde legerleiding bekend was, wist de een nog al beter dan de ander, hoe de toestand zich nu verder zou ontwikkelen. Overal rezen “oorlogsstrategen” als paddestoelen uit de grond en zo werden hele veldslagen op straat in elkaar gezet en tot een goed einde gebracht, want men was het er wel over eens, dat het er nu voor de vroeger onoverwinnelijke Duitse legers donker begon uit te zien.
Dit neemt niet weg, dat we ’s morgens ook nog enkele N.S.B.-ers tegen elkaar hoorden zeggen: “Nu zal wel spoedig het geheime wapen ingezet worden door onze bondgenoten en dan zul je zien, hoe gauw de Tommies verslagen en verpletterd de wijk moeten nemen naar Engeland.”
Hoe het ook zij, de dag, waarnaar wij allen in angstige spanning hadden uitgezien, was nu aangebroken en velen koesterden de stille hoop om nog voor Pasen de “Frontbuchhandlung “, die in de gauwigheid nog op de markt geopend was, en daarmede natuurlijk ook alle Duitsers, te zien verdwijnen.
De gehele dag door was er artillerievuur te hooren en iedereen wist thans zeker, waar dat vandaan kwam; er was nu geen twijfel meer mogelijk. Toch werd het artillerievuur nog weer overstemd door het geronk van de vliegtuigen, die er voor de verandering weer eens “plenty” waren, om eens een hedendaagse uitdrukking te gebruiken.
Zij gingen echter geen enkele keer tot de aanval over, totdat tegen half zes acht Jabo’s begonnen te mitrailleren en daarbij tegelijk raketbommen afschoten, die grotendeels bestemd waren voor het Duitse luchtafweergeschut. Er werden er echter ook enige boven de kom van het dorp afgeschoten en ze zagen zowaar kans om er een in het huis van onzen N.S.B.-Burgemeester te deponeren.
Zouden ze het geweten hebben?
Ons dorp, dat anders ’s Zaterdagsavonds zo’n levendige indruk maakt en waar een gezellige drukte in de straten heerst, was nu als uitgestorven. Zelfs in de normaal zo drukke Misterstraat was het bijna geheel stil. Iedereen had blijkbaar nog de schrik in de benen zitten. Dat de N.S.B.-ers zich na de gebeurtenis van die morgen ook niet meer lekker voelden, bleek wel uit het feit, dat talrijke evacue’s die zich in de bewogen Septemberdagen in de huizen van ondergedoken spoormensen, gemeenteambtenaren etc. hadden genesteld, ’s avonds hun biezen pakten en naar veiliger oorden, althans dat meenden zij, evacueerden.
Dit geschiedde vaak met medewerking van huisraad, dat de vorige bewoners achter hadden moeten laten. Vele spitters en ex-spitters, die geregeld door deze heerschappen acherna gezeten waren, zullen zich bij het zien van de aftocht wel opgelucht gevoeld hebben. Onze Winterswijkse N.S.B.-ers bleven voorlopig nog hier, alhoewel velen schijnbaar met een spoedig vertrek rekening hielden, daar zij ook reeds verschillende van hun bezittingen gingen inpakken, om, zodra dit noodzakelijk mocht worden, direct met de Noorderzon te kunnen vertrekken.
Dit zou wel niet lang meer duren, want ’s avonds meldde de Engelse zender, dat de landing volkomen geslaagd was en de vier bruggenhoofden van Emmerik tot het Roergebied zich reeds hadden verenigd tot een groot bruggenhoofd, dat een lengte had van 50 km en 12 km diep was, terwijl ook de luchtlandingstroepen, die een sterkte hadden van 40.000 volledig uitgeruste soldaten, nu al een verbinding met de hoofdmacht van de overgestoken troepen tot stand hadden gebracht.
Dat onze “beschermers” de situatie niet al te rooskleurig inzagen werd ons duidelijk, toen Zaterdagavond tegen half acht Duitse tanks en pantserwagens, die uit de richting Aalten en Lichtenvoorde over de Misterweg kwamen ons dorp binnenrolden, om daarna hun weg in de richting Duitsland te vervolgen. Het was een lange stoet en Winterswijk stond al weer duizend angsten uit, toen spoedig daarop de Jabo’s boven het dorp cirkelden en die bewoners, welke niet uit de slaap werden gehouden door het aanhoudend ratelen van de rupsbanden der tanks, wakker maakten.
Daarbij was ook ’s nachts geregeld het artillerievuur te horen, de enen keer wat duidelijker dan de andere, doch het hield steeds aan. Bovendien waren de stralen van de zoeklichten die het front verlichtten en het flikkeren van het mondingsvuur waar te nemen. Er werd volop aan onze bevrijding gewerkt!
Wij waren allen even gelukkig, toen tegen zes uur ’s morgens eindelijk eens het geratel, dat sinds de vorige avond bijna aan een stuk voortgeduurd had, minder werd en wij niet door de Jabo’s onder vuur waren genomen. Zou dit wel het geval geweest zijn, dan zou ons dorp er zeer waarschijnlijk minder goed zijn afgekomen,
Het scheen alsof er niet veel geslapen was, wat duidelijk aan het licht kwam, toen ’s Zondagsmorgens reeds om half zeven buurpraatjes gehouden werden. Verschillende optimisten waren de mening toegedaan, dat vlak achter deze Duitse colonnes de Engelse en Amerikaanse tanks binnen zouden rukken, hetgeen iedere Winterswijker vurig hoopte, daar wij dan voor goed van bombardementen en beschietingen verlost zouden zijn. Dit was echter niet het geval, want nauwelijks was het zonlicht doorgebroken, of de Jabo’s trokken opnieuw flink van leer.
Voortdurend werd er geschoten, waarbij het afweergeschut, dat rondom het dorp was opgesteld, het geregeld moest ontgelden. Deze gevechten tussen vliegtuigen en luchtafweer liepen meetal op een nederlaag voor de laatste uit.
Een week was nu reeds verstreken sedert het begin van het nieuwe grote offensief en nog altijd duurde het voort.
Zo ook vandaag. Het is niet rustig geweest. Jabo’s vlogen af en aan, soms in formaties van zes of acht toestellen, dan weer eens alleen.
Daarbij maakten ze nog al eens de bekende manoeuvres, die aan een aanval voorafgaan, doch tegen de verwachtingen in gebeurde er niets, tenminste niet boven het dorp. Wel werd er boven een van de buurtschappen nog hevig geschoten en waren wij ooggtuige van een luchtgevecht, waarbij een Duitse jager het opnam tegen een twaalftal Jabo’s . De uitslag van dit gevecht, dat circa 10 minuten duurde, was, dat de Duitse jager neerstortte, echter nadat hij even hiervoor een Engels vliegtuig ten val had gebracht.
Evenals de voorgaande dagen leek Winterswijk wel uitgestorven, aangezien zich haast niemand op straat vertoonde.
Rijwielen waren er in het geheel niet te zien, want vooral een Duitse eenheid, die in Lichtenvoorde gelegerd was, hield zich druk bezig met het vorderen van deze voertuigen, waarschijnlijk om hiermede de terugtocht te aanvaarden. Er stond hun voor dit doel niet al te veel materiaal meer ter beschikking, getuige de talloze vrachtwagens, autobussen en personenauto’s, die de laatste tijd een prooi van de Jabo’s waren geworden en als een verwrongen massa hout en ijzer langs de wegen lagen.
De artillerie liet ook ’s Zondags flink van zich hooren.
Bijna zonder pauze bulderden de kanonnen en drong een dof gerommel, dat de ruiten deed rinkelen, tot ons door.
Het was echter niet zo hevig, als we de beide vorige dagen gewoon waren en menigeen vroeg zich af, of de geallieerde legers werkelijk niet zoveel tegenstand hadden, zoals de radio ons verteld had.
Daarbij kwam nog, dat het vanzelfsprekend onbekend was, in welke richting het geschut zich verplaatste, want het was heel goed mogelijk, dat de overtocht over de Rijn een directe aanval op het Roergebied zou betekenen en de opmars van de geallieerde legers zich in Zuidelijke richting zou voltrekken.
De berichten van Radio Oranje hielpen ons echter enigszins uit de droom, daar hierin gezegd werd, dat onze geallieerde bondgenoten vanuit drie bruggehoofden Oostwaarts snelden. De totale tegenstand zou gebroken zijn, hetgeen door een telegram vanuit het hoofdkwartier van generaal Montgomery bevestigd werd. De tankvoorhoeden snelden vooruit, terwijl de hoofdmacht minstens 20 km. voorwaarts gedrongen was. Hoe dikwijls zouden nu ’s avonds frontkaarten, atlassen etc. voor de dag gehaald zijn om het front precies na te gaan en om uit te meten hoe ver het nog van ons verwijderd was, terwijl oud en jong bespraken, waneer we de Tommies hier konden verwachten.
Er werden hele berekeningen gemaakt, waarvan de uitkomsten uiteenliepen van 2 a 3 tot 14 dagen. Deze laatsten waren, gezien de berichten, wel wat pessimistisch. Misschien waren het wel spitters geweest, die zelf de versterkingen (?) hadden aangelegd, die de geallieerde opmars moest stuiten!
Wij vermoedden echter, dat deze de opmars niet noemenswaard zouden vertragen. De richting van de opmars in aanmerking genomen, zouden wij zeer binnenkort bevrijd moeten worden. De algemene opnie was dan ook, dat wij Pasen zouden kunnen vieren in een vrij Winterswijk. De berichten waren in ieder geval zeer hoopgevend.
Zowaar werden we ’s nachts met rust gelaten.
’s Maandagsmorgen haalden de Jabo’s echter de schade weerin, daar zij reeds om zeven uur tot een aanval met boordvuurwapens overgingen , waarbij een manspersoon om het leven kwam.
Zoals op de vergadering van de vorige week besproken was, zouden de fabrieken weer beginnen te draaien, doch wij vermeldden reeds eerder, dat velen het dorp verlaten hadden en elders waren gehuisvest, terwijl degenen, die nog thuis gebleven waren, het te gevaarlijk achtten om werkzaamheden op de fabrieken te hervatten. Daar het dus onmogelijk was om te produceren, werden de fabrieken opnieuw tot nader order gesloten
Het was maar goed, dat tot deze maatregel werd overgegaan, want indien er eventueel toch begonnen zou zijn, was er van werken niet veel gekomen, daar grote zwermen Jabo’s kwamen overvliegen, waarbij dikwijls geschoten werd.
Het front was nu blijkbaar zo dicht Winterswijk genaderd dat het gerommel dat wij tot nog toe gehoord hadden, overging tot het lawaai van elk der salvo’s afzonderlijk.
We zouden het echter binnenkort nog duidelijker kunnen horen.
Wat de Jabo’s betreft, ze hielden zich gedurende de morgen tamelijk rustig en gingen niet tot bombarderen over.
Tegen kwart voor twee in de middag evenwel cirkelden vier toestellen boven onze gemeente, die even daarna tot de aanval overgingen, welke naar men zegt, op de graansilo van de Coop. Landbouwbond gericht was, op welk gebouw enige Duitse militairen op de uitkijk stonden.
Behalve met boordwapens werden zij ook met raketbommen bestookt, waarvan er totaal 18 werden afgeschoten. Het resultaat was, dat niet alleen de silo, maar ook de spoorrails naar Groenlo werden geraakt en vernield.
Voorts werden er op de Hoge Hazel nog twee woonhuizen beschadigd. Bij deze aanval is het die dag gelukkig gebleven, ofschoon het er nog geruimen tijd naar heeft uitgezien, dat er een tweede, of misschien nog wel een derde bombardement zou volgen.
Langzamerhand begon het gedreun der artillerie echter zo hevig te worden, dat het gegrom der vliegtuigen er door overstemd werd. Nu waren alle salvo’s zeer duidelijk afzonderlijk te horen. De bevrijding naderde van uur tot uur!
Wat zal ons het nieuws vanavond weer brengen?
De verwachtingen hieromtrent waren hoog gespannen, doch de eerlijkheid gebiedt ons te zeggen, dat de berichten enigszins tegenvielen, daar er geen tastbare feiten werden genoemd.
Hadden we alleen nog maar het veroveren van een of andere grote stad gehoord, dan zou het heel anders geklonken hebben.
Wel werd opnieuw bekend gemaakt, dat de weerstand aan het Westelijk front totaal ineengestort was.
Nu dient echter niet uit het oog verloren te worden, dat er door de geallieerde legerleiding een gedeelteijke geheimhouding van de vorderingen van hun legers bevolen was en het nieuws dus als het ware door de feiten achterhaald werd.
Hierdoor was het dus heel goed mogelijk, dat het front reeds een volkomen ander beeld toonde dan wij meenden.
Hoe slech het er met de Duitse legers voor stond, werden wij gewaar uit een frontreportage, waarin verteld werd, dat er slechts weinig Duitse tanks in de strijd waren, vanwege het gebrek aan benzine. Het leger kwam te voet naar het front, terwijl de munitie met paard en wagen naar voren gebracht werd. Uit Nederland was een tankdivisie gehaald, welke thans vermoedelijk bij Dorsten vocht. (Het betreft hier waarschijnlijk de tanks, die van Zaterdag op Zondag door het dorp trokken.) Van de andere fronten over de Rijn werd meer uitgebreid nieuws gegeven, doch zoals te begrijpen valt, was de aandacht het meest gevestigd op de Noordelijkset sector van het Westelijk front. ’s Avonds om zeven uur brak een geweldig artillerievuur los, dat zo hevig was, dat velen niet naar bed gingen, daar zij dan toch door het lawaai en het schudden uit de slaap gehouden zouden worden. Dit heeft voortgeduurd tot ’s nachts drie uur, waarna het eindelijk zo rustig werd, dat er een redelijke kans op slapen bestond.
Een bijzondere dag ……..
Dinsdag 27 Maart was wel een eigenaardige dag.
Er waren de gehele morgen geen vliegtuigen te zien of te horen, terwijl van het front evenmin iets te bespeuren viel. Nu waren de weersomstandigheden niet direct ideaal te noemen voor vliegtuigacties, maar hoe vaak hadden wij het al meegemaakt, dat er bij slecht weer grote formaties overtrokken, zonder dat zij door het dichte wolkendek te zien waren.
Het werd al later en later en er kwam niet een vliegtuig de rust, die nu alom heerste, verstoren, terwijl ook het artillerievuur maar bleef zwijgen. Een ieder zou geneigd zijn te vermoeden, dat de rust weldadig aan zou doen, doch dit was geenszins het geval, daar deze zelfs onheilspellend geleek,. Indien er nu nog maar een paar vliegtuigen geweest waren, zou men gezegd hebben: “Nu ja, het weer is niet geschikt voor operaties op grote schaal! ” maar nee, het was en bleef stil. Wat zou er toch aan de hand zijn?
Iedereen ging aan het raden en gissen, wat de reden van deze abnormale stilte kon zijn en het viel dan ook geenszins te verwonderen, ddat er fantastische verhalen de ronde begonnen te doen.
Zo had er iemand gehoord, dat de Duitsers die morgen het nieuwe geheime wapen zouden hebben ingezet, waardoor het mogelijk was, dat de geallieerde vliegtuigen niet boven het front konden verschijnen. Een ander meende, dat het nog erger was en dat zelfs het gehele luchtverkeer was lam gelegd. Voor het zwijgen der artillerie wist hij echter geen verklaring te geven.
Deze geruchten waren echter zo fantastisch, dat niemand er ook maar iets van geloofde, hoewel de stilte pijnlijk was. Nummer drie kwam met een geloofwaardiger verhaal en wist te vertellen, dat de Duitsers wapenstilstand hadden aangevraagd en dat dit door de geallieerde legerleiding zou zijn toegestaan. Dit zou dus inhouden, dat de oorlogshandelingen in het Westen waren gestaakt.
Dit nieuws was echter ook weer niet voldoende betrouwbaar, daar dit dan toch in elk geval officeel op de radio zou zijn bekend gemaakt en we misschien klokkengelui te horen gekregen zouden hebben. Verschillende anderen kwamen met een bericht, waarvan de inhoud ongeveer op hetzelfde neerkwam. Alleen met dit verschil, dat de Geallieerden aan de Duitsers enige bedenktijd hadden gegeven om onvoorwaardelijk te capituleren. De tijd, die hiervoor aan de Duitsers gegund werd, varieerde bij de verschillende “berichtgevers” van zes tot acht en veertig uur.
Wij spraken persoonlijk iemand van de zo juist hier gearriveerde Volkssturm. Hij vertelde, dat hij die morgen uit Duitsland gekomen was, waar hij het zelf had gezien, dat een Duitse officier met de witte vlag op de motor de Engelsen en Amerikanen tegemoet gereden was om wapenstilstand voor deze sector aan te vragen. Wij geloofden er echter niet veel van, maar wat zou er dan wel gebeurd zijn?
Het was in ieder geval een feit, dat er tot laat in de middag geen vliegtuig en geen kanonschot te horen was. Eindelijk, tegen een uur of zes, hoorden we weer eens een vlietuig, doch direct hierop keerde de rust volkomen terug. De rust deed de zenuwen nog meer spannen dan het lawaai en met gemengde gevoelens werden de berichten van Radio Oranje afgewacht. Zou er nu werkelijk voorlopige wapenstilstand gesloten zijn?
Aan dit bericht hechtten wij nog het meeste geloof. Het zou echter blijken, dat al deze nieuwtjes voor de zoveelste maal weer eens geruchten bleken te zijn, want het nieuws bracht niets anders dan de vorige dagen, hetgeen dus wil zeggen, dat de Geallieerden nog voortdurend goede vorderingen maakten. Veel bijzonders was er echter niet, want over de tankvoorhoeden werd nog steeds het stilzwijgen bewaard. Dus moesten we maar afwachten, wat deze van plan waren; we wisten nu in ieder geval, dat er nog steeds oorlog was. Het enige, wat daar hier in het dorp nog op gewezen had, was het vele vervoer, dat er overdag en ook des avonds plaats vond. De Duitsers hadden de natuur geheel op hun hand en konden, begunstigd door de weersomstandigheden, nog iets van hun materiaal redden, daar ze niet door Jabo’s werden lastig gevallen. Er scheen wel een algehele aftocht van de Duitsers gaande te zijn, want alle voertuigen begaven zich zonder uitzondering in de richting Duitsland.
Er kwamen nu ook weer tamelijk veel soldaten in het dorp, die blijkbaar reeds van elders waren teruggetrokken. Zou Winterswijk nu toch nog zwaar verdedigd worden?
Deze vraag werd echter tamelijk snel opgelost, daar zij de volgende dag weer vertrokken.
Ook was de bezetting, die in het Feestgebouw en het Arbeidskamp was gelegerd, weggetrokken. Op de buurtschappen bleven echter wel veel soldaten. Diegenen, die Dinsdag meenden, dat de oorlog ten einde was, werden de volgende dag ontnuchterd, want het ging er weer als van ouds van langs.
Om acht uur ’s morgens waren de Jabo’s reeds present en er volgden vele beschietingen, blijkbaar om het verkeer op de grote wegen geheel lam te leggen en de Duitsers op die wijze de terugtocht te beletten. In Miste werd daarbij een vrachtauto van de Duitse Weermacht, die volgeladen was met munitie; door twee raketbommen en boordvuur vernietigd.
Boven het dorp geschiedde niets bijzonders. Tegen kwart over een in de middag werden enige bommen gegooid in de omgeving van onze gemeente, namelijk aan het begin van de Corleseweg, bij welk bombardement een persoon om het leven kwam.
Een goed half uur daarna slaagden de Jabo’s er in een aantal spoorwagons met munitie, die op de lijn Winterwijk – Bocholt, welke door de spitters weer gedeeltelijk gelegd was, stonden, in brand te schieten, waarbij vier van deze wagons verwoest werden door de ontploffende projectielen. De ene ontploffing werd gevolgd door de andere, hetgeen wel enkele uren aanhield. Voor zo ver wij hier in het dorp uit de kracht der explosies konden opmaken, waren het gelukkig geen zware projectielen, anders had het er misschien minder mooi voor ons uit gezien.
Daarna gebeurde er anderhalf uur niets, tot dat de Jabo’s opnieuw tot de aanval overgingen en, wat erger was, boven de kom van het dorp. Verscheidene raketbommen werden afgeschoten, terwijl er tevens hevig gemitrailleerd werd. Daarbij werden diverse grote gebouwen en enkel fabrieken getroffen. Het transformatorhuisje bij het Badhuis werd volledig vernield, een begin van brand brak uit in het huis, dat hier schuin tegenover gelegen is, welke brand gelukkig tot de schuur beperkt bleef. Het mag wel een wonder heten, dat zich bij deze aanval geen enkel persoonlijk ongeval voordeed. Nauwelijks waren allen van de schrik bekommen of opnieuw gierden de bommen over ons dorp. Ditmaal kwamen de bommen terecht in de omgeving Verlengde Ratumsestraat – Scholtenenk, waarbij helaas twee personen om het leven kwamen, terwijl later nog een derde aan de bekomen verwondingen is bezweken. De verwoestingen vielen dit keer nog al mee, alhoewel er op de Scholtenenk verscheidene ruiten sneuvelden, terwijl de straat bezaaid lag met dakpannen. Dit zou echter nog niet het laatste bombardement zijn, want tegen half zes volgde nogmaals een aanval, die hoofdzakelijk uitgevoerd werd in de richting Gasthuisstraat, Wilhelminastraat, Prins Hendrikstraat. Hierbij deden zich geen persoonlijke ongelukken voor, doch werd zware schade aan gebouwen en woningen toegebracht.
Als bijzonderheid zij nog vermeld, dat nu voor de tweede maal een bom in het dak van het huis van den Burgemeester geschoten werd, nadat de schade, die hieraan de vorige week Zaterdag werd toegebracht, weer enigszins hersteld was.
Zo hadden wij dus vier bewuste aanvallen op de kom van het dorp meegemaakt binnen een dag. Later zou blijken, dat het de laatste gedurende deze oorlog waren. Het was een waardig afscheid!
Hoe stond het er echter met het front voor? De radio meldde niets bijzonders en wij tastten dus in het duister omtrent de verrichtingen van de Geallieerden.
Aan het artillerievuur te horen, meenden wij, dat het geluid nog dichter bij was dan de vorige dagen en het kon dus niet ver van ons vandaan zijn. De grote vraag was echter, of Winterswijk wel in het krijgsplan van de geallieerde legerleiding was opgenomen, daar op de radio gezegd was, dat de tankspitsen nog op slechts 30 kn. afstand van Munster stonden en dat Dulmen reeds veroverd was. Zodoende waren ze Winterswijk dus eigenlijk al gepasseerd. Stel je eens voor, dat ze op de luttele afstand van 20 km. van Winterswijk verwijderd, voorbijtrokken, terwijl wij hier nog onder de bezetting zouden zuchten. Het zou een hard gelag worden!
De terugtocht……..
De volgende dagen stonden geheel in het teken van de terugtocht der Duitse legers.
Steeds weer kwamen groepjes soldaten door het dorp, op weg naar Duitsland, waarbij zij zich van allerlei materiaal bedienden. Alleen auto’s kwamen sporadisch voor. Van orde was totaal geen sprake meer. Waar zij konden, namen zij fietsen mee, terwijl ook handkarren en zelfs kinderwagens tot de voertuigen behoorden, waarmede zij “de weg terug” aanvaardden. In het Woold werden nog enige stukken geschut in stelling gebracht, waarschijnlijk om de aftocht uit Winterswijk te dekken.
Nu werd het iedereen duidelijk dat wij zeer binnenkort van de onderdrukkers bevrijd zouden zijn en de Tommies hier zouden kunnen begroeten.
Het was op de gezichten te lezen, dat llen weer moed hadden gekregen en het optimisme hoogtij begin te vieren. Het spitten, voor zover dit nog om en bij het dorp geschiedde, werd gestaakt; vele Duitsers vluchtten, terwijl nu ook verscheidene N.S.B-ers de wijk namen naar voor hen veiliger oorden.
Tortom: alles stond in het teken van de aanstaande bevrijding. Het gedreun van de artillerie zwol aan, waarbij nog het verheugende bericht bekend gemaakt werd, dat de verovering van Bocholt officieel een feit was geworden.
Het was dus niets dan goed nieuws, wat wij hoorden, en iedereen rekende er dan ook stellig op, dat de bevrijding op zijn hoogst nog drie a vier dagen op zich zou laten wachten en de kans op het vieren van de Paasdagen in een bevrijd Winterswijk lang niet onwaarschijnlijk meer was. Het was een prachtig vooruitzicht, maar we vroegen ons allemaal in angstige spanning af hoe deze bevrijding zou komen. Zouden de Duitsers zich hevig verdedigen? Zou het tot zware straatgevechten komen? Zou er nog een groot bombardement volgen?
Het waren vragen, die door menigeen gesteld werden, doch die door niemand beantwoord konden worden. We moesten maar afwachten, daar aan de loop der gebeurtenissen immers toch niets gewijzigd kon worden.
Wat zou het prachtig zijn, indien Winterswijk zonder slag of stoot werd genomen! Het was haast te mooi om waar te zijn, na de vele bombardementen en beschietingen, die we de afgelopen weken te doorstaan hadden gehad. In ieder geval stond vast, dat, nu Bocholt gevallen was, de geallieerde troepen op amper 20 kilometer van ons vandaan stonden en dat het, ingeval zij de richting Winterswijk optrokken, hoogstens een kwestie van enkele dagen kon zijn, voor wij bevrijd waren.
Het had er niet de geringste schijn van, dat de opmars van de geallieerde legers nog te stuiten viel. Als we alleen de superioriteit in de lucht al eens rekenden, waarvan wij toch allen konden getuigen. Nagenoeg alle dagen hadden wij de Jabo’s en bommenwerpers in zeer groten getale waar kunnen nemen, doch van de eens zo roemruchte “Luftwaffe” was weinig of niets te bekennen geweest. Overigens was het tamelijk rustig, hetgeen echter wel niemand gespeten zal hebben.
De bevrijding nadert ………….
Ook des Vrijdags konden wij de gehele dag het terugtrekken van de Duitse troepen gadeslaan, waarbij opviel, dat de soldaten geen van allen veel plezier hadden, getuige hun strakke gezichten. Zij namen slechts de allernoodzakelijkste bagage mee en ontdeden zich van iedere luxe. Zo kon het gebeuren, dat zij tot grote voldoening van de jeugd biscuits, snoep en andere zoetigheden aan haar ging uitdelen. Veel tijd hadden ze overigens niet, want zij wilden direct terug naar Duitsland, waarbij ze meestal de grens bij Vreden overstaken.
Het front was warschijnlijk al dicht bij Winterswijk, daar de meeste soldaten hun camouflagekleren aan hadden, de helmen groen hadden gemaakt met gras en vaak roetzwarte gezichten hadden.
Zij zagen er allen zeer vermoeid uit en waren de laatste dagen misschien wel aan een stuk door in gevecht gewikkeld geweest. Verder was het in het dorp, de omstandigheden in acht genomen, betrekkelijk rustig. Wel was het dreunen der artillerie te horen en waren er regelmatig vliegtuigen, meestal Jabo’s in de lucht, doch er deed zich niets bijzonders voor.
Dat zich bij de Duitse Weermacht niet uitsluitend volwassen soldaten, doch ook kleine jongens bevonden, die eigenlijk nog thuis bij moeders pappot hoorden, zagen wij ’s middags.
Wij waren op dat ogenblik juist op de hoek van de Zonnebrink – Ratumsestraat, waar wij geregeld de groepjes soldaten, die het hazenpad kozen naar Duitsland, langs zagen trekken.
Tegen vier uur kwam er weer zo’n groepje aan, bestaande uit ongeveer 20 in camouflage gehulde soldaten, die eventjes op de hoek uitrustten , waarbij ze zich van al hun bagage ontdeden. Toen ze daar zo een kwartiertje gezeten hadden, laadden zij hun pakken, voor zover mogelijk, op hun fiets, de enige, die ze bij zich hadden. Onder hen bevond zich een soldaat, die er niet ouder uitzag dan 15 a 16 jaar. Hij kon zijn bagage niet kwijt worden en vroeg nu aan zijn “kameraden” of deze hem wilden helpen, doch al zijn smeken hielp niets. Dit werd hem blijkbaar te machtig, want hij barstte in tranen uit. Dit vonden de anderen toch wel te erg en er werd besloten zijn bagage over de gehele troep te verdelen.
Toch zag het er voor ons dorp niet al te gunstig uit, daar de Duitsers, vooral op de Misterweg, nog niet veel aanstalten maakten om te vertrekken; er werden daar namelijk verschillende stukken artillerie, pantserafweergeschut, enz. opgesteld, maar het was een verheugend teken, toen zij ’s avonds de aftocht bliezen. Nu viel ook in Zuidoostelijke richting soms het korte ratelen van mitrailleurs te horen. Het was, zoals later bleek, het mitrailleurvuur van de Engelse tanks in het Woold.
Daar we ons die dagen niet in het Woold bevonden, moeten wij hier gebruik maken van gegevens, die enkele bewoners van deze buurtschap omtrent het verloop der gebeurtenissen ons enige dagen na de bevrijding gegeven hadden.
In de nacht van Donderdag op Vrijdag aren er enkele Duitse officieren in het Woold gekomen, die echter ’s morgens al weer vertrokken. Spoedig daarna kwam ern een Majoor, die een afdeling soldaten achterliet om alles langs de grens in staat van verdediging te brengen. Zouden er nu toch zware gevechten volgen? Dit zou inderdaad het geval zijn.
Tegen tien uur gingen diverse bruggen, die in de buurt van het front lagen de lucht in en was het een ieder duidelijk, dat de strijd spoedig een aanvang zou nemen, daar de Duitsers zich in de bossen, in sloten en greppels verschanst hadden. Zij waren dus blijkbaar van plan hun huid zo duur mogelijk te verkopen. Daar was reeds in de omgeving van “De dikke Boom” het ratelen van mitrailleurs te horen uit de richting Duitsland en dus wren de Engelse tanks in aantocht. Veiligheidshalve kozen de meeste bewoners nu de verstandigste weg n begaven zich naar de diverse schuilkelders, om daar althans enigszins veilig te zijn tegen granaatvuur, mitrailleurkogels en derglijke gevaarlijke projectielen. Nadien is het in het Woold niet meer rustig geweest. Aanhoudend was langs de grens, waarschijnlijk nog in Duitsland, het geknetter van de mitrailleurs te horen.
Het kwam misschien van de Engelse tanks, die de bossen afzochten naar eventueel nog verborgen Duitsers.
Elk moment waren dus de eerste tanks te verwachten en ja, tegen elf uur kwam de eerste Engelse tank, die op Hollands gebied in de omgeving van Winterswijk is te zien geweest, aangerold.
Het was voor de bewoners, die zich waarschijnlijk van te voren al vele voorstellingen van deze kolossen gemaakt hadden, een machtig gezicht, toen daar door de zandwegen, want over de grote weg ging het toen nog niet, de eerste tanks van onze bondgenoten aan kwamen waggelen, den vijand tegemoet, of beter gezegd, achterna, want de meeste troepen waren allerlijl vertrokken.
Het was voor de bewoners een moment om nooit te vergeten. De troepen werden bij hun acties steeds begeleid door de Jabo’s , die de gevechten op de grond stevig ondersteunden en de Duitse troepen onder vuur namen. Ook in andere delen van het Woold, namelijk in de omgeving van de houtzagerij Te Winkel, begon het om deze tijd aardig te spoken. Hier heeft het mitrailleren de gehele dag, zij het met tusschenpozen voortgeduurd.
Dat de strijd hevig geweest is, blijkt wel uit het feit, dat er zes gevechtswagens vernietigd werden. Het is echter niet in vergelijken met de hevigheid, waarmede de strijd in het eerstgenoemde deel van het Woold gewoed heeft. Na elf uur kwam hier regelmatig geallieerd oorlogsmateriaal voorbij, waaronder veel tanks. Tegen twee uur verschenen de eerste infanterietroepen, die allen tot in de perfectie uitgerust waren.
Iedere tien tot twaalf soldaten waren voorzien van een luister- en zendapparaat, zodat de troepen steeds onderling contact hadden en berichten konden uitwisselen. De tanks reden nu ook over de harde weg en gingen de weg tusschen “De dikke Boom” en “De dikke Steen” op. Verscheidene waren er reeds gepasseerd, toen tegen twee uur enige Duitsers, die zich blijkbaar schuil gehouden hadden, de boerderij van den heer Te Selle op “Veldboom” in brand staken, waardoor een grote rookontwikkeling ontstond. Nu verschansten zij zich in de sloot langs de weg en maakten daarbij gebruik van de rook, zodat de Engelsen hen niet waar konden nemen.Vanuit deze sloot namen zij de Engelse tanks onder vuur met hun “Pantzerfaust”, waardoor er totaal zeven verloren gingen. Een eind verder werden nog een tank en een pantserverkenningswagen vernietigd. De gevechten waren hier dus kort, maar hevig geweest.
In de namiddag kwam een lid van de Ondergrondse ons vertellen dat hij opgebeld was vanuit Bredevoort, waarbij hem medegedeeld was, dat daar reeds de eerste Engelse tanks waren gesignaleerd vanuit de richting Aalten. Deze hadden echter rechtsomkeert moeten maken, daar de bruggen inmiddels door de Duitsers opgeblazen waren.
Wij waren natuurlijk allen zeer opgewonden en kregen haast tranen in de ogen van blijdschap, daar de Geallieerden dus nu slechts zes a zeven kilometer van ons verwijderd waren, tenminste als dit bericht op waarheid berustte. Er waren diverse factoren, die er op wezen, dat de bevrijding thans wel heel dicht voor de deur stond, zoals het mitrailleurvuur, dat wij overdag gehoord hadden, alsmede het terugnemen van de Duitse stellingen aan de Misterweg; verder stegen in de vroege avonduren dikke rookwolken op uit de richting van het spooremplacement. Daarbij werden we opgeschrikt door een scherp gefluit, dat geregeld door het luchtruim weerklonk. Het was weer eens een nieuw geluid, waarmede we kennis maakten en juist deze onbekendheid maakte iedereen angstig.
Velen meenden, dat het het gieren van artilleriegranaten was, doch met zekerheid wist niemand dit te zeggen.
Even daarna ging de politie rond om zoveel mogelijk te waarschuwen binnen te blijven, hetgeen een groot gedeelte van de bevolking echter al uit zich zelf gedaan had. Zouden de rookwolken veroorzaakt zijn door inslaande granaten? Dit bleek niet het geval te zijn; zij werden namelijk veroorzaakt door het in brand steken van Duitse kanonnen, die opgesteld stonden bij houthandel Meerdink aan de Parallelweg. Onze beschermers hadden dus blijkbaar geen gelegenheid meer om deze naar elders te vervoeren. Het was dus wel hoopgevend. Maar hoe zouden wij de nacht moeten doorbrengen?
Het was lang niet onwaarschijnlijk, dat ons dorp onder artillerievuur zou komen te liggen en verscheidene bewoners achtten het daarom veiliger de nacht maar in de kelder door te brengen. Toen wij later op de avond steeds weer opgeschrikt werden door het weerklinken van hevige explosies, namen nog vele anderen dit besluit. Het was echter hoofdzakelijk explosies, die veroorzaakt werden door het opblazen van diverse bruggen rondom ons dorp. Het ratelen van de mitrailleurs was steeds duidelijker te horen, hoofdzakelijk uit de richting Woold – Miste.
In deze richting stonden ’s avonds en ook ’s nachts twee strakke lichtbundels, waarschijnlijk van Engelse zoeklichten.
Dat er in het Woold wel gevochten werd, konden wij eveneens opmaken uit het feit, dat de lucht die kant uit geel – rossig was en er moest dus hier of daar brand woeden.
Ook viel nu heel geregeld het gegier van granaten te horen. Winterswijk was dus reeds een week na de overtocht over de Rijn frontstad geworden.
Hoeveel schrik en angst de Winterswijkse ingezetenen echter hadden voor oorlogshandelingen, toonden zij des nachts. Tegen middernacht lekte namelijk het nieuws uit, dat de terugtrekkende Duitsers geen kans gezien hadden, om voorraden levensmiddelen, tabak en andere goederen, die opgeslagen waren in diverse grote gebouwen in onze gemeente, mede te nemen.
In hun overijlde aftocht was het hun zelfs niet gelukt om de betreffende complexen, met de zich daarin bevindende voorraden, te vernietigen, hetgeen spoedig in het gehele dorp bekend werd.
Toen er dan ook geen Moffen meer te bekennen waren, togen verschillende personen op het pad om zich het een en ander, wat van hun gading was, te “organiseren” .
Alle gevaren trotserend, begaven de mannen zich met kruiwagens, bakfietsen en zelfs handkarren op weg om de gebouwen leeg te slepen, hetgeen dan ook volledig geschiedde. In enkele gevallen hadden de Duitsers nog getracht de voorraden te vernietigen door de gebouwen in brand te steken, doch enkele actieve Winterswijkers wisten deze brandhaarden te blussen, zodat een ieder rustig aan het werk kon gaan.
Het bleef echter een gevaarlijk spel, daar er altijd nog wel Duitsers, die terug moesten trekken, konden komen, waarna ze natuurlijk tot terreurmaatregelen over zouden gaan. Zo ver is het gelukkig echter niet gekomen.
In het Woold waren Vrijdagsavonds grote hoeveelheden oorlogsmateriaal, als tanks en auto’s, aangekomen, blijkbaar alle met het doel Winterswijk. Dat dit inderdaad het geval was, bleek toen ze bij Te Brummelstroete stukken gschut opstelden, waarmede, zoals men ons vertelde, Winterswijk onder vuur genomen moest worden, indien de Duitsers zich daar niet overgaven.
Als versterking waren er voorts nog 25 tanks opgesteld, die voor hetzelfde doel gebruikt moetsen worden.
’s Zaterdagsmorgens tegen zes uur brak er echter onder de Tommies een ware feestvreugde uit, toen zij bericht kregen, dat zij naar Winterswijk konden vertrekken, aangezien de weg nu en het gelui geruime tijd aanhield, terwijl van verschillende woningen onze fiere nationale driekleur uitgehangen werd. geheel vrij was. Ook de bewoners deelden mee in de feestvreugde en kregen artikelen, waar zij het sedert jaren buiten hadden moeten stellen, zoals sigaretten, chocolade, thee, etc.
Ondanks de weinige slaap, die de Winterswijkers ’s nachts genoten hadden, waren velen al weer vroeg buiten om eens poolshoogte te nemen. Er werd verteld, dat de Tommies al in het dorp waren, doch niemand had ze persoonlijk gezien en dus was het maar weer afwachten, of zij er inderdaad al waren. Wij zouden echter spoedig uit de droom geholpen worden, toen tegen zeven uur de kerkklokken, voor zo ver deze nog aanwezig waren, weergalmden en het gelui geruime tijd aanhield, terwijl van verschillende woningen onze fiere nationale driekleur uitgehangen werd. Het enthousiasme kende geen grenzen meer! Iedereen liet zijn woning in de steek en begaf zich naar het centrum van het dorp om daar meer uitgebreid nieuws te horen. Overal werd gezongen en gesprongen, drukten velen elkaar veelbetekend de hand, kortom het was feest.
De oranjevlaggetjes werden te voorschijn gehaald, knoopsgatinsignes werden opgedaan; het gehele dorp was in feestkleedij en baadde in een zee van Oranje en Rood – Wit – Blauw. Winterswijk was met een slag van stil dorp tot een feestvierende stad omgetoverd. De straten waren gevuld met een jubelende menigte, waaruit hoera’s opklonken, wanneer er een of andere plaatsgenoot, die sedert geruime tijd van het toneel verdwenen was, weer te voorschijn kwam.
Alom klonk het: “Zeg, heb je die ook al gezien, hij is ook weer in het dorp.” Zo verscheen tegen acht uur Dokter Jagerink, die sedert Herfst 1944 moest onderduiken. Toen hij met zijn fiets zijn woning genaderd was, moest hij afstappen, daar hij door een uitbundige mensenmassa omringd werd en zo vele felicitaties in ontvangst had te nemen, dat hij handen te kort kwam.
Even daarna stroomde een grote menigte naar het Gemeentehuis, waar onze geziene Secretaris, de heer Zwagerman , per rijtuig werd binnengebracht en met een gejuich, dat de vormen van een ovatie aannam, begroet werd, nadat er enkele dagen geleden verteld was, dat hij overleden zou zijn. Toen hij even daarna op het bordes verscheen, werd hij nogmaals door de geestdriftige bevolking toegejuicht. Het was nu langzamerhand in het dorp een deinende massa geworden en iedereen scheen het leed en de doorgestane angsten van de voorafgaande maanden vergeten te zijn.
Toen wij ons even later naar de Markt begaven, kwamen daar juist twee Tommies op een motor aan. Het waren voor vele Winterswijkers de eerste bevrijders, die ze na vijf jaren van onderdrukking en knechting te zien kregen.
Zij stopten eventjes en werden bijna uit elkaar gerukt door de enthousiaste Winterswijkse bevolking, waarbij vooral de jeugd zich liet gelden.
Natuurlijk kregen zij bloemen en werden daarna met een driewerf hoera hoog gehouden. Op onze vraag waar zij vandaan gekomen waren, verklaarden zij, dat zij regelrecht uit Bocholt kwamen. Zij hadden echter niet veel tijd, daar zij zich naar hun hoofdkwartier, dat in School O gevestigd was, begeven moesten en zo konden wij niet beter doen dan ons direct hier heen te begeven om nog iets meer te weten te kunnen komen.
Ook bij school O waren onze bevrijders door de enthousiaste bevolking omringd en smaakten enkele mannelijke ingezetenen het genoegen weer eens een Engelse sigaret tussen de lippen te hebben.
Zo goed en zo kwaad als dat ging werden er velerlei vragen aan onze bevrijders gesteld, hoewel de gesprekken niet altijd even goed wilden vlotten, daar slechts een gering aantal personen de Engelse taal voldoende machtig was, terwijl de Engelsen nagenoeg geen woord Hollands verstonden. Op onze vraag, tot welk legeronderdeel onze bevrijders behoorden, kregen wij ten antwoord, dat zij deel uitmaakten van de “Royal Welsh Fuseliers” van het tweede Britse leger. Vanzelfsprekend moesten we ook alles weten van hun sportieve khaki- uniform, die direct een ieders sympathie had gewonnen, behalve dan natuurlijk van de N.S.B.-ers. Hiernaar waren de Tommies ook zeer benieuwd, want na hun eerste vraag “Where are the Germans? ” (Waar zijn de Duitsers?), moesten zij ook weten, waar de Hollandse Nazi’s waren, waarop zij direct uitleg kregen van de omstanders. Zo kon het gebeuren, dat even hierna verschillende Winterswijkers, geassisteerd door onze gewapende bevrijders, in de buurt op pad gingen om deze gevangen te nemen, tot grote hilariteit van de bevolking.
Spoedig daarna werden reeds enige van deze geziene (?) plaatsgenoten met opgeheven handen binnengebracht. Ook in andere delen van het dorp werd een begin gemaakt met het ophalen van alle verdachte personen, waarvan wij nog al goed voorzien waren.
Winterswijk is toch niet geheel zonder slag of stoot in geallieerde handen gevallen, want ’s morgens werden nog twee Duitse officieren, die op hun motor trachtten te ontkomen, met enkele welgerichte schoten neergelegd, Gelukkig is hierna geen schot meer gevallen.
Dat het gevaarlijk was om direct bij de aankomst van de eerste geallieerde troepen te gaan vlaggen, bleek wel, toen tegen kwart over tien nog een Duitse motor met onze nationale driekleur voorop, door het dorp raasde, waarvan de berijders, blijkbaar geergerd door de reeds op vele plaatsen uitgehangen vlaggen op de Groenloseweg eenige handgranaten smeten, waarbij zich gelukkig geen persoonlijke ongelukken voordeden.
Het tijdelijk hoofdkwartier van de Tommies werd spoedig opgebroken, want de achtervolging op de vluchtende Duitsers moest natuurlijk voortgezet worden. Naar diverse richtingen rukten zij op. Het meest in de richting van Vreden. Verder werd de omgeving van het dorp afgezocht naar eventueel nog verborgen Duitsers, echter zonder resultaat.
De gehele dag konden wij een lange stoet van allerlei moderne voertuigen gadeslaan, waarbij velen zich afvroegen, hoe de Duitse legers zich nog zo lang hadden staande kunnen houden tegen een dergelijke, tot in de perfectie uitgeruste strijdmacht.
Winterswijk bleef die dag en ook de daaropvolgende dagen geheel in het teken van de bevrijding, waarnaar wij zo lang gehunkerd hadden en die wij nu nog voor de Paasdagen hebben mogen beleven. Dit is mogelijk geworden door de prachtige resultaten van de geallieerde legers, waarvoor echter vele jonge mannen het hoogste offer, hun leven, hebben gegeven. Een eresaluut aan al onze bevrijders is dan ook zeer zeker op zijn plaats.
LANG LEVE ONS VADERLAND!
LANG LEVE ONS VORSTENHUIS!
LANG LEVE DE BEVRIJDERS!
Einde
Winterswijk, 1 Juni 1945
Augustus 1945 Weurden Wooldstraat: ’t Is Oranje ’t Blijft Oranje