‘Daarbij in haar erende…’
Door Eppo Kuipers, 1988
Uitgave: Vereniging Het Museum Winterswijk
Blz.95
“Toen direct na de oorlog, en zelfs toen enkele maanden waren verstreken, nog geen enkel bericht was gekomen, had ik toch een stille hoop, dat ze op een dag plotseling voor ons zou staan”
“De geruchten over concentratiekampen waren er, en eigenlijk wisten we al voor de officiële bericht van het Rode Kruis, dat moeder overleden was. na dat bericht is er gelegenheid gegeven voor kondoleren. Dit vond ik gek, want iedereen wist het toch al lang”
“We waren in het eerste gedeelte van 1945 er al van overtuigd, dat moeder niet zou terugkomen, mede gezien alle berichten omtrent de slechte toestanden in de kampen. Toch blijf je hopen”
Deze uitspraken zijn van de kinderen van Piet en Heleen Kuipers. Ze geven een beetje aan hoe ze kort na de oorlog reageerden op de afwezigheid ban hun moeder.
De onzekerheid is groot. Allemaal hopen ze, dat ze terug zal komen, dat ze op een of andere manier Ravensbrück overleefd zal hebben. Maar ze weten ook, dat de kans daarop heel klein is. Ze kennen de berichten over de verschrikkingen van de kampen, ook al is het soms een gerucht. Ze zijn min of meer al met de gedachte verzoend, dat hun moeder niet meer thuis zal komen.
De kinderen hebben een moeilijke tijd gehad. Het gezin ligt al ruim een jaar uit elkaar. Vanaf augustus 1944 hebben ze geen van allen hun moeder meer gezien. Piet Kuipers heeft het, meer misschien nog dan zijn kinderen, moeilijk met de afwezigheid van zijn vrouw. Ook hij hoopt tegen beter weten in, dat ze terug zal komen. Hij weet ook, zelfs voor de officiële verrichten verschijnen, dat die hoop ijdel is. Het is voor hem bijna onmogelijk de draad van voor de oorlog weer op te nemen. De kinderen herinneren zich goed, dat hun vader in die dagen na het beëindigen van de oorlog niet de man is die ze kennen. Hij is niet de oude en hij krijgt aanvallen van benauwdheid. Hij trekt zich het lot van zijn vrouw erg aan. Misschien dat hij zich schuldig voelt, dat hij de oorlog overleefd heeft en zij niet. In ieder geval kan hij moeilijk accepteren, dat hij op een voor hem onverklaarbare manier is vrijgelaten en dat zijn vrouw hun werk in het verzet met de dood heeft moeten bekopen.
Omdat officieel bericht de eerste tijd uitblijft, probeert Piet Kuipers zelf te achterhalen wat er precies met zijn vrouw is gebeurd.
Blz.97
Op 8 juni 1945 krijgt hij een schrijven van het Bureau voor Evacuering, afdeling Registratie uit Den Haag, waarin staat dat bij de gegevens over bevrijde gevangenen in Ravensbrück de naam van zijn vrouw niet voorkomt. Op de lijst van geregistreerde gevallen van overlijden komt ze echter ook niet voor. Ook daar weten ze dus niet wat Heleen Kuipers overkomen is. De onzekerheid blijft. Via de officiële kanalen is niet aan informatie ye komen en Piet Kuipers besluit zelf een advertentie in verschillende dagbladen te plaatsen, om op die manier aan inlichtingen over zijn vrouw te komen. Ook dat levert in eerste instantie niets op. Op 15 juni 1945 schrijft hij een brief aan Prins Bernhard, waarin hij hulp vraagt bij de naspeuringen naar zijn vrouw. Dit levert in ieder geval het bericht op dat er ook van die kant geprobeerd zal worden iets over Heleen Kuipers te weten te komen.
Een moment leeft de hoop weer op. Piet Kuipers en de kinderen horen, dat een zekere Riek, die in Ravensbrück gezeten heeft, nog in leven is. Snel reist hij af naar Den Haag, om bij het Rode Kruis navraag te doen naar deze Riek. Het blijkt een valsmelding. Het gaat over een andere vrouw, toevallig met dezelfde naam, over Heleen Kuipers is niets bekend.
Het resultaat van deze nasporingen is wel, dat een aantal vrouwen, dat met Heleen Kuipers in Ravensbrück gezeten heeft en haar daar in ieder geval zijdelings gekend heeft, door middel van brieven enige informatie weet te verschaffen. Deze brieven geven enigszins een beeld van de omstandigheden in Ravensbrück, waaronder ook Heleen Kuipers moest leven. Hieruit krijgt men zekerheid, dat ze in het kamp overleden is. Maar geen van deze vrouwen kan de precieze datum van overlijden en de omstandigheden, waaronder ze is gestorven aangeven, omdat ze geen van allen op dat moment aanwezig zijn geweest.
Het officiële overlijdensbericht van het Rode Kruis, afwikkelingsbureau concentratiekampen, komt pas op 18 december 1946. Daaruit blijkt, dat op basis van een aantal getuigenverklaringen, de overlijdensdatum van Heleen Kuipers op 27 of 28 december 1944 gesteld moet worden. Aan twee jaar van onzekerheid is een eind gekomen.
Als de oorlog afgelopen is, betrekt de familie Kuipers weer het huis in de Willinkstraat, dat na de vlucht van Piet en Heleen Kuipers uit Winterswijk door de Duitsers in beslag genomen was en dat, volgens Piet Kuipers jr. ‘als hoerenkast gebruikt was’, Maar het gezin functioneert nauwelijks.
Blz. 98
Ieder zit met zijn of haar ervaringen van vijf jaar oorlog en het is moeilijk om opnieuw te beginnen.
Al gauw valt het gezin uiteen. Clara werkt als verpleegster in een gasthuis. Piet jr. gaat studeren aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. Helmer gaat in dienst. Eddie verzorgt de eerste tijd nog de huishouding, maar gaat op aandringen van haar vader toch verder met haar studie in Den Haag. Alleen dochter Heleen blijft thuis.
Piet Kuipers zelf hervat zijn werk op de fabriek. Daarnaast heeft hij een taak om als compagniecommandant van de N.B.S. (de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten) te helpen bij het opruimen van de restanten van de oorlog.
Piet Kuipers vlucht gedeeltelijk in zijn werk. Volgens de kinderen is het goed, dat hij hard moet werken. Stilzitten is al niets voor hem, maar het confronteert hem ook voortdurend met zijn schuldgevoel en met het gemis van zijn vrouw. Zoals gezegd trekt hij zich het verlies erg aan. De gedachte aan zijn vrouw en de hoop dat ze nog in leven is zijn steeds bij hem. Dit blijkt eens te meer uit een gedeelte van een brief die hij op 12 mei 1946 schrijft aan zijn dochter Eddie ter gelegenheid van de toekenning van het verzetskruis door Koningin Wilhelmina. Hij schrijft: ‘Tegen een uur of tien werd ik in Eibergen door juffr. Bussink ( de huishoudster van de familie Kuipers) opgebeld. Ik schrok en mijn eerste gedachte was aan moeder. Eigenaardig, dat dat nog steeds weer boven komt, terwijl ik toch weet, dat er geen bericht meer komen kan’. Het verleden blijft hem achtervolgen.
Zijn leven verandert als hij eind 1946/ begin 1947 op een reis naar Zwitserland Annie Wiersma-van Leeuwen ontmoet. Beiden hebben zich ingeschreven voor deze reis, die georganiseerd is door de Stichting ’40-’45, om de herinneringen aan de oorlog tijdelijk te vergeten.
Annie Wiersma-van Leeuwen woont in Amsterdam en heeft daar de oorlogsjaren meegemaakt. Haar man, dominee Jaap Wiersma, was door de Duitsers opgepakt voor illegaal werk en gevangen gezet in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Op 18 december 1944 werd hij gefusilleerd. Waarom is nooit helemaal duidelijk geworden. Vermoed wordt, dat het een repressaille-maatregel van de Duitsers was voor acties van de ondergrondse.
Klik hier:
In 1952 verschijnt de volgende oproep in de Nieuwe Winterswijkse Courant.
‘Enige plaatsgenoten, onder wie Burgemeester Kneppelhout, benevens vele andere personen uit het gehele land, stellen pogingen in het werk om voor mevrouw H.Th. Kuipers-Rietberg te Winterswijk een gedenkteken op te richten.
Blz.100
Mevr. Kuipers-Rietberg, in de illegaliteit bekend als “Tante Riek”, was de oprichtster en onversaagde medeleidster van de Landelijke Organisatie voor steun aan onderduikers. Tienduizenden vluchtelingen voor het Duitse schrikbewind, Joden, militairen, illegale werkers, dienstweigeraars voor de “Arbeits-Einsatz”, heeft de L.O. geholpen, aan onderdak, bonkaarten, werk.
Tante Riek gold als de Moeder van de L.O., als de Moeder van al deze vluchtelingen. Met grote moed heeft zij zich aan dit werk gegeven, dag in dag uit, totdat zij in het voorjaar door de bezetter gegrepen werd en omstreeks kerstmis van dat jaar haar leven verloor in een concentratiekamp.
Haar naam en haar figuur mogen in de Nederlandse historie bewaard blijven als de grote vertegenwoordigster van de Vrouw in het Verzet.
Een paar jaar na haar dood in Ravensbrück is Heleen Kuipers uitgegroeid tot een symbool, dat staat voor alle vrouwen in het verzet.
Om aan deze symboolfunctie concreet gestalte te geven wordt er een comité gevormd, waarin vele bekenden van Piet en Heleen Kuipers uit het verzet zitting hebben. Als doelstelling wordt geformuleerd een gedenkteken voor “Tante Riek” op te richten, om daarmee niet alleen deze “nationale figuur”, maar tevens “het werk (te eren), dat door de vrouw in het verzet is verricht”.
Door het comité wordt geld ingezameld en de Amsterdamse beeldhouwer G.Bolhuis krijgt de opdracht het monument te ontwerpen.
Hij kiest voor een vrouwenfiguur met een hert, waarvoor hij de volgende woorden als uitgangspunt neemt: “Zij kwamen bij haar als opgejaagd wild”
Op 4 mei 1955 wordt het standbeeld, dat naast het gemeentehuis in Winterswijk is opgericht, door Prinses Wilhelmina onthuld. Zij doet dat met de volgende woorden: “Waar de Koningin morgen zelf het woord tot ons zal richten en waar wij Haar stem bij de herdenking onzer bevrijding zullen beluisteren, wil ik vandaag kort zijn. Zij heeft mij opgedragen haar te vertegenwoordigen bij de onthulling bij de onthulling van het standbeeld van mevrouw Kuipers-Rietberg en U allen de verzekering te geven dat zij zich van ganser harte aansluit aan de hulde, deze grote figuur uit het verzet gebracht. Het geloof, de geestkracht, de taaie volharding en het beleid van tante Riek, met zoveel verbeeldingskracht gevoerd, zullen in onvergetelijke herinneringen bij ons voorleven. Als vanzelf gaan onze gedachten uit tot alle
Blz.102
moeders en vrouwen die zich met hun gezin hebben vereenzelvigd met het geboden verzet dat op zo verschillende wijze en op zo verschillend gebied werd gepleegd”.
Haar bewondering voor “Tante Riek”, zoals hierboven uitgesproken, toonde Prinses Wilhelmina door een foto van haar te plaatsen op de verzetstafel in Paleis ’t Loo.