DE NSB IN WINTERSWIJK BEGINT OP HET WEURDEN
Door Aart Jan Elsenaar
1. DE NSB IN WINTERSWIJK BEGINT OP HET WEURDEN
Inleiding
Er is veel geschreven over de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) in Winterswijk, maar over haar oprichting is nagenoeg niets bekend. De meeste (kranten-)artikelen beschrijven het feit dat Winterswijk een NSB-dorp zou zijn geweest of verhalen over één van de plaatselijke kopstukken, de veearts dr. W.P.C. Bos, maar hoe en wie de personen waren die de NSB in Winterswijk van de grond hebben gekregen, blijft onderbelicht. Ook Krozenbrink gaat in zijn boek over dr. W.P.C. Bos hier geheel aan voorbij en dr. G.A. Kooy vermeld in zijn boek ‘Het echec van een volkse beweging’, dat de eerste ontwikkelingen van de NSB in Winterswijk nogal fragmentarisch zijn.
Na langdurig onderzoek in de archieven van NIOD is het mij gelukt om van deze fragmenten een samenhangend verhaal te maken en wordt hieronder beschreven hoe de oprichting tot stand is gekomen.
De oprichting (januari – april 1933)
Op het Weurden 8 woont de middenstander Johan te Winkel, die naast een kruidenierszaak in Koloniale Waren handelt in porselein en eieren. Een gelovig man, principieel in zijn opvattingen, sociaal bewogen en vanuit zijn geloofsovertuiging sterk verbonden met de Nederlandse samenleving en haar Oranjehuis.
Maar eind 1932 maakt Te Winkel zich over die samenleving grote zorgen. Hij begint de gevolgen van de economische crisis te voelen en constateert met grote ergernis dat de gevestigde politieke partijen onmachtig zijn om deze crisis te lijf te gaan. Hij voelt zich door hen in de steek gelaten, want in plaats dat zij zich hard maken voor zijn belangen als middenstander houden zij zich bezig met politieke ruzies en gekrakeel.
De crisis is niet de enige bron van onvrede bij Te Winkel, ook de sterke opkomst van de arbeiders-beweging met haar politieke partijen als de SDAP, OSP en de communistische CPH zijn hem een doorn in het oog. Wat Te Winkel vooral grote zorgen baart, is dat deze arbeidersbeweging niet alleen in Nederland maar ook in de Winterswijkse gemeenschap steeds meer invloed krijgt. De communistische activiteiten onder aanvoering van haar voorman Gradus Kobus zijn hem een gruwel en dat er onlangs in het gemeentebestuur van Winterswijk een socialistische wethouder is benoemd, is voor Te Winkel een absoluut dieptepunt.
De politieke en economische situatie wordt op de zondag na de kerkdienst niet alleen met de familieleden besproken, ook op straat met bevriende overburen als de slager Johannes (Jo) Pecht en de rijwielhersteller Herman Feberwee bespreekt Te Winkel de gevolgen van de crisis. De middenstanders zijn het roerend met elkaar eens dat, wil er verbetering in hun situatie komen, er een andere wind in Nederland moet gaan waaien.
Als Te Winkel op een ochtend kort na het eerste weekend van januari 1933 de krant leest, valt zijn oog op een artikel over een Landdag die door een nieuwe partij in Utrecht is gehouden. Die partij noemt zich de Nationaal Socialistische Beweging. Haar leider, een zekere ingenieur Anton Mussert, heeft het in zijn redevoering over het leidende beginsel van zijn beweging en wil streven naar een volksgemeenschap, waar orde, discipline en zelfrespect voor de natie centraal staan en waarin het geestelijke en zedelijke welzijn van de bevolking alleen bevorderd kan worden door het nationale belang boven het groeps- en persoonlijke belang te stellen. In het artikel leest Te Winkel eveneens de volgende passage uit de redevoering:
… Van eenzaam dolenden zijn wij actieve leden van de beweging geworden. Wij staan niet meer alleen; wij staan met elkaar verbonden. Het ligt alleen aan onzen plichtvervulling, aan onzen opofferingsgezindheid, aan onzin wil, om den dam op te werpen, die de vloedgolf van willoosheid, ongeloof en defaitisme zal keeren .[….] De opkomst van het Marxisme is een groot gevaar voor de Nederlandse samenleving: Ik zeg U: Iedere maal, dat de natie in nood zal zijn en zij al haar mannen behoeft, zal het marxisme haar van achteren bespringen. Zolang het marxisme niet is uitgeroeid zal dit gevaar alleen maar toenemen.
De redevoering van Mussert is Te Winkel uit het hart gegrepen, maar hij wordt vooral geraakt door de tweede spreker van de Landdag, de burgemeester van Maartensdijk Van der Voort van Zijp. Deze deelt zijn gehoor mee dat hij tot overtuiging is gekomen dat de parlementaire democratie in haar huidige vorm is vastgelopen en hij zich bewust bij de NSB heeft aangesloten omdat deze geen politieke partij maar een volkbeweging wil zijn die zich wil inzetten voor het gehele volk. Hij de roept de aanwezigen in de zaal op samen met hem hiervoor te strijden.
Na het lezen van het artikel moet Te Winkel tot de conclusie zijn gekomen dat deze beweging een antwoord is op zijn gevoelens van boosheid en onvrede en dat hij zich net als de burgemeester van Maartensdijk bij de NSB zou willen aansluiten om de beginselen van deze beweging uit te dragen. Maar tegelijkertijd komen ook de twijfels naar boven. In hetzelfde krantenartikel wordt de NSB vergeleken met de fascistische bewegingen in Italië en Duitsland en net als in Italië lopen ook de aanhangers van de NSB in een zwart uniform met koppelriem rond. Gaat zijn christelijke levensbeschouwing niet botsen met de uitgangspunten van deze beweging, die zegt te streven naar een ondemocratische samenleving en die het fascisme wil omarmen? Ook hier heeft Te Winkel het op straat over met zijn buurtgenoten maar zij kunnen hem daar niet bij helpen.
Om antwoord op zijn vragen te krijgen, koopt Te Winkel nummers van het pas uitgebrachte weekblad van de NSB ‘Volk en Vaderland’, verdiept hij zich in de artikelen die daar in staan en leest aandachtig de discussies in de kranten. Als hij nog steeds niet overtuigd is of zijn christelijke geloof met het fascisme verenigbaar is besluit hij begin februari 1933 een brief te sturen naar burgemeester Van der Voort van Zijp. Deze ARP-politicus is tenslotte van christelijke huize en als hij op de Landdag zegt bewust voor de NSB te hebben gekozen dan wil Te Winkel graag van hem weten wat zijn argumenten daarvoor waren. Enkele dagen later, op 6 februari om precies te zijn, krijgt Te Winkel een uitvoerige brief van Van der Voort van Zijp terug. Daarin geeft hij niet alleen zijn beweegredenen weer waarom hij tot de NSB is toegetreden, hij laat deze ook vergezeld gaan van het programma en een uiteenzetting van de beginselen van de Beweging. Hij adviseert Te Winkel tenslotte om contact op te nemen met een kennis van hem, een zekere E. Hamer, die bij de politie in Winterswijk werkzaam is en net als Te Winkel het christelijke geloof heeft en sympathiseert met de uitgangspunten van de NSB.
Te Winkel volgt dit advies op en nodigt Hamer bij hem thuis uit. De mannen kunnen het goed met elkaar vinden en na het eerste verkennende gesprek volgen er meer ontmoetingen, waarbij Te Winkel ook zijn buren Pecht en Feberwee uitnodigt.
Langzaam maar zeker komt Te Winkel tot de overtuiging dat zijn christelijk geloof samen kan gaan met de grondbeginselen van het fascisme en eenmaal tot die conclusie gekomen, besluit hij zich als lid aan te melden bij de NSB.
Een jaar later, in mei 1934, als Te Winkel om heel andere redenen een brief schrijft aan zijn Leider Mussert, blikt hij op die worsteling terug:
[…] langzamerhand, na herhaaldelijke uitingen van Uw alsmede voorkomende in Volk en Vaderland en door studie te maken van de Fascistische beginselen, wordt het mij steeds meer en meer duidelijk, dat Christendom en Fascisme bij elkaar behoren, ja durf ik zelf te beweren, althans voor mij, dat fascisme zonder Christendom geen inhoud heeft en ben ik het zo volkomen eens met de pas ontslagen burgemeester Graaf d’Assembourgh in zijn Christelijke levensbeschouwing in het nummer van 10 februari jl.
Zoo kan ik dan thans gewichtig mijne verknochtheid aan U als Leider, als mede aan de Beweging betuigen en geef dan ook gaarne mijn krachten en talenten voor de Beweging tot heil van Volk en Vaderland, omdat ik weet en het mij meer en meer duidelijk wordt en het dagelijks gevoel, dat voor mij, ik de beginselen der NSB wil uitdragen, deze met mijn Christelijke beginselen parallel gaan en het een niet van het andere is te scheiden, dat geeft mij ontegenzeggelijk veel kracht en moed, in onze, vooral voor u als Leider, zwaren strijd en zal doen volgens mijn diepe overtuiging nog aanmerkelijk worden verzwaard.
Begin april 1933 laat Te Winkel zich inschrijven als lid van de NSB en met hem ook Pecht, Feberwee en Hamer. Enkele dagen later krijgen zij de lidmaatschapskaarten toegestuurd, waaruit blijkt dat Feberwee met stamboeknummer 2354, Te Winkel met stamboeknummer 2355, Hamer met stamboeknummer 2356 en Pecht met stamboeknummer 2357 per 12 april 1933 in het ledenregister van de NSB in Utrecht zijn ingeschreven.
Met deze inschrijving zijn de vier niet alleen NSB’ers van het eerste uur maar zullen zij ook het initiatief nemen om de Beweging in Winterswijk verder van de grond te krijgen.
.
De opbouw (mei – juli 1933)
Een week nadat de vier mannen zich als lid hebben laten inschrijven stuurt het Hoofdkwartier van de NSB in Utrecht een van haar medewerkers naar de Achterhoek. Het is de 41-jarige Frederikus Wilhelmus (Frits) Wessels, die in de functie van Gewestelijk Propagandaleider belast is met de opbouw van de NSB in de noordelijke provincies. Hij heeft tot taak gekregen om contact te leggen met de nieuwe leden in deze regio, want naast Winterswijk zijn er ook in Doetinchem, Bredevoort en Dinxperlo leden bijgekomen en is het Mussert er veel aan gelegen om de beweging in deze regio verder uit te breiden.
Van wat er die dag op het Weurden is besproken zijn helaas geen verslagen of aantekeningen bewaard gebleven maar ongetwijfeld zal Wessels met de vier nieuwe NSB-leden hebben besproken wie er in Winterswijk nog meer sympathiseren met de NSB en hoe zij de beweging hier verder van de grond kunnen krijgen.
Begin mei 1933 moet Wessels opnieuw in Winterswijk zijn geweest om over de opbouw verder te praten. Ook van deze bijeenkomst zijn geen documenten bewaard gebleven maar zal Wessels het vermoedelijk met de initiatiefnemers er over hebben gehad om een openbare bijeenkomst te beleggen met als doel de aanwezigen uitleg te geven over de beginselen van de Beweging en na afloop proberen een NSB-groep in Winterswijk op te richten. Pecht verklaar zich bereid om namens de initiatiefnemers als contactpersoon op te treden en wil daarnaast op verzoek van Wessels, ook wel het agentschap voor ‘Volk en Vaderland’ in Winterswijk op zich nemen.
Eind mei brengt de Gewestelijk Propagandaleider weer een bezoek aan de Achterhoek en doet hij eveneens Winterswijk aan. In een rapport aan het Hoofdkwartier in Utrecht legt hij over dit bezoek het volgende vast:
Winterswijk verzoekt nieuw groepsnummer.
Onderhoud gehad met de heer Pecht en besloten op 6 juni een semi-openbare vergadering aldaar te beleggen. Liefst met Leider Mussert als spreker. Inmiddels een zaal voor dien datum vastgelegd en het is kaarten te laten drukken in Utrecht.
Verder de heer Overweg fabrikant te Winterswijk gesproken, deze is nog Vrijheidsbonder, doch ik heb de overtuiging dat hij lid onzer Beweging zal worden. De zaak zal verder worden behandeld.
Dat de textielfabrikant van de Koninklijke Tricotfabriek zich bij de NSB wil aansluiten is een iets te optimistische inschatting van Wessels. Overweg had namelijk geen enkele behoefte lid van de NSB te worden en zou zich later als een tegenstander van het nationaal socialisme laten gelden.
Wat wel doorgaat is de semi-openbare vergadering en de zaal waar Wessels het in zijn rapport over heeft, is zaal Beskers aan de Kottenseweg. Mussert is die dag al bezet maar belooft zijn Gewestelijk Propagandaleider in augustus naar Winterswijk te komen. In plaats daarvan weet Wessels gedaan te krijgen dat diens protegé Van der Voort van Zijp en de Kringleider van de NSB in Rotterdam, J.F. Overwijn die avond de aanwezigen zullen toespreken.
Aankondiging van de vergadering in Volk en Vaderland
dd. 3 juni 1933
Er breekt voor Te Winkel, Pech, Hamer en Feberwee een drukke en spannende week aan. Entreekaarten moeten worden verkocht, publiciteit geregeld, de zaal ingericht en voorzien van NSB-propagandamateriaal en de sprekers worden opgevangen. Maar wat de initiatiefnemers vooral moet hebben beziggehouden is de vraag hoe de eerste openbare vergadering van de NSB in Winterswijk zal worden ontvangen en of het zal lukken om hier een afdeling van de NSB hier op te richten, want behalve dat zich de eerste sympathisanten hebben gemeld laten ook de tegenstanders van zich horen. In diezelfde week verspreiden aanhangers van de OSP en CPH namelijk huis aan huis pamfletten met de oproep massaal te protesteren tegen het fascisme
Het is die 6e juni een warme dag met temperaturen boven de 28 graden, maar dat hindert de nieuwsgierig geworden dorpsgenoten niet om ruim voor aanvang van de vergadering zich in grote getale naar de Kottenseweg te begeven in de hoop een glimp te kunnen opvangen van de eerste fascisten in Winterswijk. Het kost de eveneens aanwezige politie grote moeite om het publiek op afstand van zaal Beskers te houden, zodat de bezoekers van de vergadering ongehinderd naar binnen kunnen. Ook voor degenen die wel een toegangskaart hebben gekocht en in de zaal de vergadering bijwonen is de aanblik van enkele in zwarte blouse en broek geklede bezoekers even wennen.
Wessels, die met de vier mannen heeft afgesproken dat hij deze bijeenkomst zal leiden, opent de vergadering en nadat hij de aanwezigen welkom heeft geheten geeft hij het woord aan de sprekers Overwijn en Van der Voort van Zijp die in hun spreekbeurt uitvoerig stilstaan bij de betekenis van het nationaal socialisme en het leidende beginsel van de NSB. Ondanks de toenemende hitte en de aanwezigheid van aanhangers van de CPH en OSP raken de gemoederen in de zaal niet verhit. Slechts een keer wordt de vergadering onderbroken als een jonge communist wegens ordeverstoring door de Marechaussee uit de zaal wordt gezet.
Als de vergadering ten einde loopt en Wessels de aanwezigen verzoekt om het volkslied te zingen verlaten de tegenstanders demonstratief de zaal maar zien de overgebleven bezoekers voor de eerste keer dat de aanwezige nationaal socialisten gaan staan en met opgeheven hand het Wilhelmus inzetten.
Voor Te Winkel, Pecht en Feberwee en Hamer moet deze bijeenkomst een groot succes zijn geweest. Hoewel er na afloop van de vergadering op straat schermutselingen hebben plaatsgevonden tussen de politie en tegenstanders van het fascisme is de vergadering zelf rustig verlopen en heeft de zaal helemaal vol gezeten met bezoekers die kennis wilden maken met de NSB.
Oprichting van de NSB in Winterswijk (juli 1933)
Meteen na afloop van de bijeenkomst laat Wessels een persbericht uitgaan naar de lokale kranten met de tekst dat “een vrij sterke groep van de Nationaal Socialistische Beweging was opgericht”.
Dat was iets te sterk geformuleerd want na het officiële gedeelte en het stellen van de vragen konden de aanwezigen zich aanmelden voor het lidmaatschap en daar hebben slechts een tiental bezoekers gebruik van gemaakt.
Maar belangrijker voor Wessels was dat de NSB door deze bijeenkomst voet aan de grond in Winterswijk heeft gekregen. Nu is het zaak om deze verder uit te bouwen. Met de initiatiefnemers is hij het er over eens dat er zo spoedig mogelijk een nieuwe bijeenkomst moet worden georganiseerd, dit keer alleen voor de nieuwe aspirant-leden en genodigden die tijdens de vergadering hun belangstelling voor de NSB kenbaar hebben gemaakt.
Die bijeenkomst vindt op 24 juli 1933, opnieuw onder leiding van Wessels, plaats in Het Kronenhuis aan de Markt. Hiervan zijn geen verslagen bewaard gebleven maar wel moet er een journalist van ‘De Nieuwe Winterswijksche Courant’ aanwezig zijn geweest want enkele dagen later leest men in deze krant het volgende stukje:
Op de maandagavond gehouden vergadering van de reeds toegetreden leden en genodigden is definitief een Afdeling Winterswijk Groep 104 van de Nationaal-Socialistische Beweging opgericht. Na een woord van welkom hield de heer Wessels, propagandaleider, Utrecht, een bespreking, waarna gelegenheid tot vragen stellen werd gegeven, waarvan een druk gebruik gemaakt werd. Dit had aanleiding, dat weder 11 leden toetraden.
De Afdeling bestaat thans uit plm. 100 leden, de geheime leden inbegrepen. Een groepsleider werd nog niet benoemd, terwijl de heren Pecht en Joh. te Winkel, respectievelijk benoemd werden tot secretaris en penningmeester.
In dit krantenartikel komen twee zaken naar voren die nadere aandacht verdienen.
Allereerst het aantal leden dat in het artikel wordt genoemd. Vermeld wordt dat met de nieuwe aanmeldingen en de geheime leden de NSB in Winterswijk circa 100 leden zou hebben. Dat lijkt een iets te optimistische weergave. Uit de bewaard gebleven weekrapporten die op het Hoofdkwartier van de NSB werden samengesteld blijkt dat op 29 juli 1933 in Winterswijk 35 NSB-leden zijn geregistreerd. Het aantal geheime leden wordt in dit weekrapport niet genoemd maar het lijkt niet aannemelijk dat Winterswijk naast haar gewone leden nog 65 geheime leden zou hebben gehad.
Uit het artikel blijk ook dat het de initiatiefnemers is gelukt om met de nieuw toegetreden leden een afdeling – in NSB-jargon een Groep – op te richten. Om zo’n Groep te besturen moet er een Groepsraad worden geformeerd en worden de initiatiefnemers gevraagd hierin zitting te nemen. De functies worden meteen verdeeld waarbij Pecht als secretaris zal optreden, Te Winkel als penningmeester en Feberwee, die in het krantenartikel niet wordt genoemd, als gewoon lid zitting zal nemen.
Opmerkelijk is dat geen van deze mannen, terwijl ze toch de aanzet tot de NSB in Winterswijk hebben gegeven, de ambitie heeft om leiding te geven aan de Groep. Naar het waarom kunnen we slechts raden; misschien vonden ze zichzelf niet geschikt voor deze functie of was het niet te combineren met hun bedrijf. Feit is dat de Groep zonder Groepsleider zit en de leden van de Groepsraad op zoek moeten naar een man die de nationaal socialistische beginselen een warm hart toedraagt en tevens leiding kan geven aan Groep 104 van de NSB in Winterswijk.
Desalniettemin moet het Johannes Pecht, Johan te Winkel en Herman Feberwee veel voldoening hebben gegeven dat zij er, slechts drie maanden nadat zij zich als lid hebben laten inschrijven, in zijn geslaagd de NSB in Winterswijk van de grond te krijgen.
2. De benoeming van dr. W.P.C. Bos tot Groepsleider van Groep 104
AANTEKENING OUD-WINTERSWIJK
Betreft het hier?
Egbert Hamer, geb.19-12-1932 te Zwolle. Woonachtig in Winterswijk van 12-08-1932 tot 06-04-1933. Van en naar vertrokken Amsterdam.
Zover mij bekend niet in dienst geweest Winterswijkse politie.
Hooguit als volontair. Woonadres: Groenloseweg 105