oudwwijk
Digitaal erfgoed

Omgaan met een ‘foute’grootvader

OMGAAN MET EEN ‘FOUTE’ GROOTVADER

een persoonlijke geschiedenis

Door: Hans te Winkel, kleinzoon.

Proloog

4 mei 2015. Dodenherdenking in Winterswijk. Ik sta er met mijn vrouw, zus en zwager. Het is 70 jaar na de bevrijding. De burgemeester vertelt dat er daarom dit jaar voor is gekozen ook de namen van de burgerslachtoffers in Winterswijk te noemen.

Ik stoot mijn vrouw en zus aan: dus ook de namen van onze grootvader en stiefgrootmoeder! We staan er opeens anders. Niet alleen maar als oud-Winterswijkers, maar ook als betrokkenen, als kleinkinderen van gebombardeerde grootouders.

De namen worden op alfabetische volgorde genoemd. Het zijn er veel. En het duurt lang voordat we aan de ‘W’ van Te Winkel toe zijn. Maar vlak voordat ‘onze’ namen hadden moeten klinken, stopt het. Geen Johan te Winkel en Bartha te Winkel-Bloten.

We kijken elkaar aan. We denken het wel te begrijpen. Onze grootouders waren wel oorlogsslachtoffers, maar mijn opa was ook bij de NSB. En hij was hoog bij de NSB: kringleider van Winterswijk en omgeving en later ook nog wethouder. Dan kun je wel gebombardeerd zijn, ook slachtoffer van de oorlog dus, maar dat telt dan niet meer, in elk geval niet genoeg om bij naam genoemd te worden. Mijn stiefgrootmoeder was trouwens helemaal niet bij de NSB, ze moest er zelfs niets van hebben. 

Een correspondentie met B&W leverde helaas weinig op. Hun standpunt was en bleef dat voor namen van ‘daders’ op 4 mei geen plaats was.

Het ‘Nationaal Comite 4 en 5 mei’ dacht daar echter genuanceerder over, bleek uit een telefoongesprek: het gemeentebestuur had ook bij een collaborateur als mijn opa voor de invalshoek ‘slachtoffer’ kunnen kiezen, vonden zij.

Dat laatste luchtte wel op. Onze grootouders zijn dus ook officieel slachtoffers. (noot 1)

  1. Kleinzoon

Wat ‘heb’ ik met mijn grootvader?

Ik ben op 13 augustus 1944 geboren en volgens de verhalen heb ik als ventje van enkele maanden nog op zijn schoot gezeten. Dat te horen deed me goed, want het gaat wel om je opa.

Ik ben naar mijn grootvader vernoemd. Mijn grootouders kwamen om bij een bombardement op 10 december 1944, in hun huis aan de Inslagstraat (!) 22.  Dat was een zondag. De zondag daarop, 17 december, werd ik in de Grote Kerk gedoopt en kreeg ik de naam van mijn grootvader Johan. Dat schept een band, ik nam zijn naam dus over en daarmee ook een stukje van hem. 

Mijn roepnaam is Hansje geworden, vernoemd naar een op 20 januari 1942 in Leeuwarden gebombardeerd neefje van ruim een jaar, zoontje van een oom Te Winkel, die zich ook bij de NSB had aangesloten. Dus de NSB zit dubbel –Johan en Hansje- in mijn naam. Dat heb ik vanaf mijn twaalfde, toen mijn vader mij vertelde van onze familie en de NSB, met me mee genomen.

Misschien is het vreemd, maar ik schaam mij daar helemaal niet meer voor. Integendeel eigenlijk: ik ben er wel ‘trots’ op die namen, Johan en Hansje,  te mogen dragen, wellicht beter: mee te mogen dragen. Want ook een ‘verkeerd’ leven –laat over de verkeerde keuze van mijn grootvader geen enkel misverstand bestaan- moet toch ergens meegedragen worden.

  1. Grootvader

Feiten

Mijn grootvader werd geboren op 28 juni 1880. Hij was van zijn vak timmerman. Na zijn huwelijk met Johanna Geertruida Meerdink werd hij kruidenier en ging hij een kruideniers- en porseleinzaak annex eierhandel leiden aan het Weurden 8.

Op 12 april 1933 sloot hij zich aan bij de NSB, hij kreeg stamboeknummer 2355. Toen op 28 juli 1933 de NSB-afdeling Winterswijk werd opgericht, werd mijn grootvader penningmeester. De voormalige predikant van de Hervormde gemeente Winterswijk, ds. E. Reeser, en de veearts dr. W.P.C. Bos, traden in oktober 1933 toe tot de NSB en werden diezelfde maand respectievelijk propagandaleider en plaatselijk leider.

Vanaf 1935 wordt Johan te Winkel eerst waarnemend kringleider en vervolgens kringleider van de NSB-Winterswijk. In 1937 gaan ook de gemeenten Aalten en Groenlo  behoren tot de Kring Winterswijk. Hij zal het kringleiderschap vervullen tot zijn dood op 10 december 1944.  Op 1 oktober 1943 wordt hij, samen met partijgenoot B. van Laar, door burgemeester Bos  benoemd tot wethouder. De Inslagstraat, waar hij en zijn tweede vrouw omkwamen, heette tot de bevrijding: Johan te Winkelstraat.

Een aantal van bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het monumentale boek van dr. G.A. Kooy over de NSB in Winterswijk (noot 2).

Niet geheel juist is wat Kooy schrijft over de kinderen van Johan te Winkel. Hij meent dat het gezin drie zonen telde, waarvan er een heel ontvankelijk was voor de NSB-overtuiging van vader en de beide andere, ofschoon enige tijd NSB-lid nooit enig werkelijk geloof bezeten hadden. In werkelijkheid kende het gezin van Johan te Winkel zeven kinderen, zes zonen en een dochter. Vier van hen hebben zich, wel met verschillende motieven, bij de NSB aangesloten en zijn na de oorlog ook korter of langer gedetineerd geweest.

Karakterschets

Kooy geeft ook een karakterisering van de kringleider en latere wethouder Johan te Winkel. Hij noemt hem een ‘topfiguur van de plaatselijke beweging, die ook door de Winterswijkse anti-nationaal-socialisten als mens alle achting wordt toegedragen’. En ‘een gelovig en kerks christen’. Johan’s jongere broer Hendrik was als leider van de ‘Groep Winterswijk’ ook bij het bestuur van de NSB betrokken. Kooy zegt dat het lijkt dat de beide broers ‘zeer veel gemeen’ hebben. En hij komt dan tot de volgende typering: ‘Integriteit en passie zijn wellicht hun meest kenmerkende gemeenschappelijke trekken.’ (noot 3)

Emiel Reeser 

  1. Te Winkel’s

Ik kan me uit mijn kindertijd nog goed de Te Winkel – verjaardagen heugen. Jaren vijftig. De ooms schaarden zich rond de rooktafel en na de koffie begon de discussie. Altijd over godsdienst, en altijd over de politiek en nooit waren ze het met elkaar eens, want dat hoorde zo in onze familie. Maar het ging altijd wel ergens over, over de wereld en over het leven. Ik zat er in een hoekje met rode oortjes bij. Het was natuurlijk niet toevallig dat ik later eerst een aantal jaren politicologie en vervolgens theologie heb gestudeerd…

Een generatie eerder ging het al niet anders. Grootvader Johan kwam uit een gezin van dertien kinderen, bijna allemaal jongens. Toen hij later de kruidenierszaak runde in het grote huis aan Weurden 8 werd dat voor de broers en zusters het Te Winkel – huis. Zondags gingen ze bijna allemaal ter kerke in de toenmalige Kapel aan de Spoorstraat. En daarna koffiedrinken bij mijn grootvader, dat was de vaste gang, Weurden 8 lag om de hoek. Alleen als ds. Emanuel Reeser preekte, gingen ze naar de Grote Kerk, want die preekte zelfs de engelen uit de hemel, bij hem kreeg het kerkvolk vleugels.. Sommige familieleden, van verder uit de buurtschappen, kwamen soms in zwarte koetsjes, ik ben zo oud dat ik het nog net voor me zie. Voordat ze aan de koffie gingen werden bij de mannen de pruimen uit de mond gehaald en op de schoorsteenmantel gelegd. Netjes op een rij, want ordelijk waren de Te Winkels ook.

En dan begon de discussie. Eerst altijd over de preek. En het ging dan maar om een vraag: Heffe het kruus eneumd ? Daar werd dominee op afgerekend Hij kon niet vaak genoeg het kruis genoemd hebben. Mijn vader zat er in een hoekje met rode oortjes bij.

En bij het tweede kopje koffie ging het steevast over de politiek. Grootvader Johan stemde, voordat hij NSB-lid werd, bij voorkeur op de kleine linkse Christelijk-Sociale Partij van mr. dr. A.R. van de Laar. Dat politiek linkse vond ik eerst wel opvallend voor hem. Maar het paste eigenlijk wel goed bij zijn sterke sociale besef en zijn christelijke overtuiging. Later bedacht ik dat de NSB –de S van NSB- zich ook altijd socialistisch genoemd heeft; een (te) weinig belichte kant van de partij (noot 4). Als je je familie recht wilt proberen te doen, is het goed ook die nuances te willen blijven zien.

Broers van opa stemden op de Christelijk-Democratische Unie, die in 1946 opging in de Partij van de Arbeid. Een van hen was in de jaren ’30 zelfs geruime tijd in Winterswijk gemeenteraadslid voor de CDU. Maar de meeste broers hielden het bij de Christelijk Historische Unie. Dus gelukkig discussiestof genoeg in de familie!

Na de koffie gingen bij de broeders de pruimen van de schoorsteenmantel weer in de mond. Ze wisten alleen niet dat de zonen van Johan te Winkel tijdens de discussies de pruimen verwisseld hadden. En dus ontstond een nieuwe discussie: Is dit wel de miene? Nee, ik geleuf toch dat dit de miene is… Boeiend toch!

Als ik nu op zondagmorgen na kerktijd naar het programma ‘Buitenhof’ kijk, moet ik meestal even denken aan die koffiemorgens op Weurden 8. Wat zou ik daar graag bij geweest zijn!

Johan te Winkel 

  1. Gebeurtenissen

Een enkele impressie.

Het prille begin van de NSB in Winterswijk was veelbelovend. Na de oprichting van de NSB-afdeling  in juli 1933 was de eerste activiteit van bestuurslid-penningmeester Johan te Winkel het mede voorbereiden van een propaganda-avond van de NSB op 22 augustus 1933. NSB-leider Anton Mussert kwam spreken, en er waren volgens een betrouwbare schatting maar liefst 1000 aanwezigen. Op een zelfde avond in maart 1935, voorafgaand aan de voor de NSB zo succesvolle Statenverkiezingen, kon dr. Bos in het Feestgebouw zelfs 1500 mensen begroeten. Ook hier sprak Mussert. Maar na hem was het Emanuel Reeser die met een beschouwing over het Wilhelmus ‘de zaal diep ontroerde’. Zelfs een tegenstander oordeelde: ‘Nog nooit heb ik zo’n prachtige uiteenzetting over ons volkslied gehoord, als die keer. Iedereen hing aan zijn lippen.’ (noot 5) 

In de hitte van de oorlog zijn de tonen anders, donkerder, feller. De ‘Nieuwe Winterswijkse Courant’ van 30 juni 1941 bericht uitvoerig over een ‘Nationaal-Socialistische  betooging op de Markt’. Het is een week na de Duitse inval in Rusland. Dat is ook de reden van de bijeenkomst. Ds. Reeser houdt een toespraak. Ook de Duitser dr. Reibele. Hij eindigt zijn rede met: ‘Wilt gij er toe meewerken, dat ook Nederland nationaal-socialistisch wordt, zorgt er dan voor dat het jodendom, de vrijmetselarij en het bolsjewisme vernietigd worden.’ Hendrik te Winkel, de jongere broer van Johan, en de groepsleider van Winterswijk besluit de bijeenkomst ‘met een driewerf houzee voor Mussert, waarna het 2de couplet van het oude Wilhelmus werd gezongen. Daarop volgde een Sieg Heil voor Hitler, het Duitsche volkslied en Horst Wessellied’.

Hier word ik bepaald niet vrolijk van. Het is ondenkbaar dat de kringleider Johan te Winkel hier niet bij aanwezig was. En hij zal ongetwijfeld met de teneur van de bijeenkomst ingestemd hebben.

De bestuurder

Het is niet zo eenvoudig een beeld te schetsen van Johan te Winkel als NSB-bestuurder (1933), kringleider (1935) en wethouder (1943). Daarvoor zijn de bronnen te schaars en te weinig substantieel.

Het NIOD in Amsterdam heeft geen gegevens over hem. En omdat hij tegen het eind van de oorlog bij een bombardement om het leven kwam, heeft hij nooit, zoals burgemeester Bos of ds. Reeser of zijn broer Hendrik, zich hoeven te verantwoorden voor een Tribunaal.

In het Nationaal Archief in Den Haag is een flinterdun dossier van hem te vinden, waar vooral feitelijke gegevens in vermeld staan. Ik heb er enkele van  genoemd in par. 2. Onder het kopje ‘Bijzondere gaven’, staat nog over hem vermeld: ‘Leiding gevend en organisatorisch aangelegd.’ En: ‘Bijzondere voorliefde voor: “Leidinggevende positie”.’

Over zijn bestuurderscapaciteiten werd wel verschillend gedacht. Tijdens de oorlogsjaren had hij zich opgegeven voor de Burgemeesterscursus van de NSB. Maar daarvoor werd hij afgewezen omdat men onvoldoende vertrouwen bleek te hebben in zijn leidinggevende vermogens. Hij ging tevergeefs in beroep, want daar werd de afwijzing bevestigd.

Heeft hij aan zijn wethouderschap van ruim een jaar enige nationaal-socialistisch kleur kunnen geven? Dat valt bij gebrek aan bronmateriaal niet goed na te gaan. We moeten het doen met een inschatting van Kooy. Hij vroeg zich af of Bos met de benoemingen van Van Laar en Te Winkel nu eindelijk een stap dacht te zetten in de door hem in 1942 beloofde nazificatie van het bestuur.                                                                                                                       Kooy: ‘Met een Reeser als Wethouder van Onderwijs zou dat misschien wel het geval zijn geweest. Met de ex-vertegenwoordiger Van Laar in die positie en met daarnaast de zeer idealistisch gestemde en (in christelijke zin) diep gelovige kruidenier Te Winkel in aanvullende positie is er, naar geleidelijk blijkt, geen sprake van’. Conclusie: ook het nu complete NSB-bestuur bracht voor het leven in bezet Winterswijk geen noemenswaardige verandering met zich mee. (noot 6)   

Belangrijker dan de vraag: hoe was hij als bestuurder,  is natuurlijk de vraag: wat was hij voor soort nationaal-socialist ?

Daar kunnen we wel enige indruk van krijgen.

Ik wil twee gebeurtenissen uit de oorlogsjaren noemen. De eerste is ook door Kooy gedocumenteerd, de tweede heb ik vernomen uit een mondelinge bron. Daarnaast wil ik nog ingaan op de groeiende ambivalentie die mijn grootvader ging koesteren, niet ten opzichte van de nationaal-socialistische ideologie, maar wel ten aanzien van de NSB.

Een incident in de kerk

Johan te Winkel werd in oktober 1934 weduwnaar. Na een korte ziekte overleed zijn vrouw Geertruida Meerdink. In 1938 hertrouwde hij met de zestien jaar jongere Bartha Bloten. Zij was gereformeerd en bleef dit ook na haar huwelijk. Af en toe ging Johan met haar mee om een dienst bij te wonen in de Gereformeerde kerk.

Zo ook, waarschijnlijk in de zomer van 1942. Een gastpredikant staat op de kansel. Hij neemt in de dienst scherp stelling tegen de NSB en het nazisme. Tijdens de preek verkondigt hij dat je als NSB’er geen gelovige kan zijn, omdat ‘je geen twee heren kunt dienen’. Uiteindelijk kan Johan zich niet meer beheersen, spring op en valt de predikant fel aan. Hij roept met luider stem dat de kansel voor de eredienst is en niet voor de politiek. (noot 7)

Kooy meldt vervolgens: ‘Het is een pijnlijk-schokkend incident, dat in deze Winterswijkse kerk plaatsvindt. De kringleider, heftig geëmotioneerd als hij was, zou de onvoorzichtige voorganger hebben kunnen aanbrengen bij de bezettingsautoriteiten. Waarschijnlijk heeft hij zelfs niet met de gedachte gespeeld.’ (noot 8)

Een handdruk aan de overkant

Schuin aan de overkant van Weurden 8, op de hoek van de Wooldstraat en de Willinkstraat, was het joodse slagersbedrijf Blom gevestigd, oftewel de ‘Geldersche Vleeschhal’. Het was een bloeiende zaak met tientallen personeelsleden. In de oorlog werd het bedrijf door de autoriteiten in beslag genomen. Willem Blom, de eigenaar, werd beschuldigd van ‘economische sabotage’, daarop gevangen gezet in Arnhem en vervolgens op transport gesteld naar Buchenwald, waar hij in 1942 werd omgebracht.

Het verhaal wat mijn vader altijd vertelde, was dat grootvader Johan, toen hij hoorde van het noodgedwongen vertrek van Willem Blom, afscheid wilde nemen van zijn overbuurman, met wie hij altijd een goede relatie gehad had. Hij ging naar de overkant, en zei tegen Blom: ‘Ik kom afscheid van je nemen en wil je het beste wensen’. Het was enige tijd stil. En toen zei Willem Blom tegen Johan te Winkel: ‘Je weet toch wel dat het door jouw partij is dat ik gevangen gezet wordt?’ Daar had volgens de overlevering mijn grootvader, meestal niet om een antwoord verlegen, geen antwoord op. Hoe kon hij ook. Of het tot een handdruk gekomen is vertelt het verhaal niet.

Bijzonder vind ik dat mijn grootvader wel naar de overkant ging. En even bijzonder vind ik het antwoord van buurman Blom. Daar moest Johan te Winkel het maar mee doen. (noot 9)

Groeiende ambivalentie, maar blijvende trouw

Na het incident in de Gereformeerde Kerk vindt er een gesprek plaats tussen Johan te Winkel en de kerkenraad. In de kerkenraadsnotulen is daar helaas niets van terug te vinden. Kooy bericht daar wel over, waarschijnlijk dus op grond van mondelinge bronnen.

Ik citeer: Johan heeft nadien een gesprek, waar ‘nog eens te meer blijkt, hoezeer deze man gegrepen is door het nazisme. Voor Johan lijdt het niet de minste twijfel, dat de wereld nationaal-socialistisch zal worden. Wel erkent hij ruiterlijk, dat het met de NSB droevig is gesteld. Zo heel weinig echte idealisten zijn er binnen de beweging en zo velen telt zij er in haar gelederen, die over de schouders van anderen naar boven willen klauteren, maar niettemin…’ (noot 10)

Twee jaar later, in september 1944, overweegt Johan uit de NSB te treden. Je kunt zeggen: september 1944, Dolle Dinsdag, dat is rijkelijk laat. Maar kennelijk leek de balans van blijven of weggaan toen om te slaan.

Kooy schrijft: ‘Een man, die sinds 1933 lid is en binnen de plaatselijke beweging een zeer invloedrijke positie inneemt, wil in september 1944 uittreden.’ En Kooy voegt eraan toe:  ‘Niet uit lijfsbehoud, maar omdat hij diep is gedesillusioneerd. Hem wordt gesmeekt te blijven: “Als mensen als jij het opgeven, dan ontaardt onze beweging zeker”, pleit de groepsleider met wie hij in al die jaren in diep geloof gebouwd heeft aan de beweging. Hij blijft.’ (noot 11) Kooy noemt hier geen naam, zegt alleen: ‘Een man..’. Maar uit de context en de gekozen bewoordingen van Kooy is het volstrekt duidelijk dat het om Johan te Winkel gaat. Uiteindelijk kiest Johan te Winkel ervoor om op zijn posten van kringleider en wethouder te blijven.

Op zondag 10 december komen hij en zijn vrouw om bij het bombardement in de Inslagstraat. In een rouwbrief in de Winterschwijkse Courant schrijft de NSB Groep Winterswijk: ‘Zijn lichtend voorbeeld zij ons een aanmoediging den strijd moedig voort te zetten.’  En burgemeester Bos schrijft namens B&W: ‘Zijn grondig gedocumenteerde adviezen, gepaard gaande aan onkreukbare eerlijkheid, zullen slechts noode gemist worden.’ Ds. Reeser leidde op 14 december de begrafenisdienst. De begrafenis van de eerste vrouw van Johan, in oktober 1934, had hij ook geleid. Er was waarschijnlijk tussen beide mannen een bijzondere band gegroeid. Op het kerkhof was het onrustig door overvliegende jachtbommenwerpers.

Kringhuis NS.B.

  1. Omgaan met een ‘foute’ grootvader

Op mijn twaalfde hoorde ik van mijn vader hoe het zat met onze familie en de NSB. Sindsdien heeft de Tweede Wereldoorlog mij niet meer losgelaten. In mijn HBS-tijd, in 1959, ik was vijftien, besloot ik een boek over de oorlog te gaan schrijven. Het moest het boek worden, alle andere zouden daarmee overbodig zijn. Ik ben toen ook een aantal keren per trein van Winterswijk naar Amsterdam gereisd, om bij het toenmalige RIOD verdere informatie op te doen. Daar heb ik enkele malen gesproken met Loe de Jong’s medewerker Harry Paape en zelfs een keer met De Jong zelf (zijn handtekening staat in ‘het boek’…). En in 1960 had ik een afspraak gearrangeerd met oud-premier Gerbrandy voor een ‘interview’, maar hij overleed voortijdig. ‘Het boek’ is er natuurlijk nooit gekomen. Dertig pagina’s tekst en uitgezochte foto’s en minutieus getekende kaarten kreeg ik bij elkaar. Alle oorlogsfilms in het Astoria- en het Luxortheater wilde ik zien. En ik had op m’n zestiende ontdekt dat als het een film ‘boven de achttien’ was, je met een briefje van je ouders via het politiebureau alsnog toestemming kon krijgen de film te zien…

Mijn bezig zijn met de oorlog bleef. Het boek van Kooy dat uitkwam in 1964, ik was nog geen 20 jaar, gaf een grote schok. Ik zie nog de vette kop in de Nieuwe Winterswijkse Courant: ‘Wie waren W.P.C. Bos, E. Reeser, Joh. te Winkel, W. Slotboom, H. te Winkel, G.J. Blekkink, B.W. Oonk en G.H. Damkot?’ Het boek ‘Ondergang’, van dr. J. Presser, over ‘de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom’, dat een jaar later verscheen, was een nog heftiger dreun. Dit boek tekende meedogenloos de onmenselijke ontsporing van de nationaal-socialistische ideologie. En dus ook van het gedachtengoed van mijn grootvader. Ik had alleen bij hem op schoot gezeten, ik had er nooit met hem over kunnen praten. Mijn boekenkasten vulden zich verder met boeken uit de oorlog.

M’n scriptie voor het predikantsexamen aan de Universiteit van Amsterdam was een eerste onderzoek naar een protestantse met de NSB verbonden organisatie: ‘De Orde van getuigen van Christus.’ In Winterswijk was ds. Reeser daarin actief. En met hem misschien ook mijn grootvader.

Ik ontdekte dat informatie opdoen en daarover communiceren helpt. Met de familie heb ik dat gedaan. Ook met de dochter van ds. Reeser, die vorig jaar in Museum Nieuws haar verhaal over haar vader vertelde. In die zin helpt het schrijven van dit artikel ook.

Epiloog

Ik wil afsluiten met een persoonlijke anekdote. Mijn grootvader van moederszijde heb ik, toen hij 79 was en ik 14, een paar keer meegenomen naar de vergadering van de gemeenteraad van Winterswijk. Dat vond hij wel leuk met zijn kleinzoontje. We zaten op de publieke tribune, het was 1958-’59, er was meestal niemand anders en we kregen koffie. Hij was de oudste daar ooit gesignaleerd, ik de jongste. Hij behoorde bij de CHU, ik was jeugdlid van de CHU, dat kon eigenlijk nog niet, maar dat was ik wel. Er was een grote vertrouwdheid en gemeenzaamheid tussen ons. Ik voel het nog.

Wat ik toen niet wist, wat ik me pas veel later ben gaan realiseren, is dat ik daar niet met deze grootvader had willen zitten, maar met mijn andere, met grootvader Te Winkel ! Grootvader Te Winkel was immers wethouder van Winterswijk in de oorlog. En dat ik hem had willen vragen: Waarom zat je daar, waarom bleef je daar, vertel het, zeg het, zeg op… !

Maar hij was er niet meer. En de andere grootvader wel. Die andere grootvader zou het niet erg gevonden hebben als hij had geweten dat ik daar eigenlijk met grootvader Te Winkel had willen zitten. Hij wist wel hoe dat was met Te Winkel’s. Zijn foto en die van grootvader Johan staan op mijn bureau.

Noten:

  1. 1.Over de briefwisseling met B&W en het contact met het Nationaal Comite 4 en 5 mei schreef ik een ingezonden stuk voor het ‘Bulletin’, het blad van de ‘Werkgroep Herkenning’, die hulpverlening behartigt aan o.m. kinderen en kleinkinderen van NSB-ers.
  2. 2.Dr. G.A. Kooy: ‘Het echec van een “Volkse” Beweging.’ Nazificatie en denazificatie in Nederland 1931-1945. Assen, 1964.
  3. 3.Kooy, p. 195- 196.
  4. 4. De socioloog en historicus dr. J.A.A. van Doorn schreef in 2007 het boek: ‘Duits socialisme’, waarin hij beargumenteerde dat het nationaal-socialisme ook een krachtige socialistische component had, die in het Derde Rijk voor velen aantrekkelijk bleek te zijn.
  5. 5.Chris van der Heijden: ‘Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog, 2001, p. 79; en Kooy, p. 60-61.
  6. 6.Kooy, p. 115-116.
  7. 7.Hester Klees: ‘1931-1945. De Nederlandse Hervormde Gemeente, de Gereformeerde Kerk, de Nederlands-Israelitische Gemeente en het nationaal-socialisme in Winterswijk’, HBO-scriptie theologie, 2004, p. 14. De schrijfster heeft met een aantal Winterswijkers uit de verschillende denominaties gesprekken gevoerd. In een noot (14) meldt ze: ‘Dat dit voorval bij menigeen een diepe indruk heeft achtergelaten, blijkt uit het feit dat verschillende personen dit verhaal uit zichzelf en vanuit hun eigen perspectief aanhalen.’                                                                              In haar scriptie schat ze in dat er bij elkaar ‘ongeveer 50 christen-NSB’ers’ waren, ‘voor wie het christelijk geloof en de ideologie van het nazisme met elkaar in overeenstemming gebracht konden worden’.8Kooy, p. 196
  8. 8. Henk Vis en Mirjam Schwartz: ‘We hebben ze allemaal gekend…’, bij de namen van de vermoorde joodse inwoners van Winterswijk, een gedenkboek, 2010.
  9. 9. Kooy, p. 196
  10. 10. Kooy, p. 178

Hans te Winkel           

Johan te Winkel, geboren in 1944, studeerde tussen 1962 en 1967 politicologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, daarna theologie in Utrecht, Nijmegen en Amsterdam. Hij was als pastor verbonden aan een Riagg en werkte als gemeentepredikant in Almelo en Emmen.

Hij is geboren, getogen en verbonden Winterswijker.

H. te Winkel, Valtherlaan 224, 7815 BH Emmen, telefoon 0591643564. Zijn e-mailadres is j.te.winkel@planet.nl.