Inleiding Er is veel geschreven over de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) in Winterswijk, maar over haar oprichting is nagenoeg niets bekend. De meeste (kranten-)artikelen beschrijven het feit dat Winterswijk een NSB-dorp zou zijn geweest of verhalen over één van de plaatselijke kopstukken, de veearts dr. W.P.C. Bos, maar hoe en wie de personen waren die de NSB in Winterswijk van de grond hebben gekregen, blijft onderbelicht. Ook Krozenbrink gaat in zijn boek over dr. W.P.C. Bos hier geheel aan voorbij en dr. G.A. Kooy vermeld in zijn boek ‘Het echec van een volkse beweging’, dat de eerste ontwikkelingen van de NSB in Winterswijk nogal fragmentarisch zijn. Na langdurig onderzoek in de archieven van NIOD is het mij gelukt om van deze fragmenten een samenhangend verhaal te maken en wordt hieronder beschreven hoe de oprichting tot stand is gekomen.
De oprichting (januari – april 1933)
Op het Weurden 8 woont de middenstander Johan te Winkel, die naast een kruidenierszaak in Koloniale Waren handelt in porselein en eieren. Een gelovig man, principieel in zijn opvattingen, sociaal bewogen en vanuit zijn geloofsovertuiging sterk verbonden met de Nederlandse samenleving en haar Oranjehuis. Maar eind 1932 maakt Te Winkel zich over die samenleving grote zorgen. Hij begint de gevolgen van de economische crisis te voelen en constateert met grote ergernis dat de gevestigde politieke partijen onmachtig zijn om deze crisis te lijf te gaan. Hij voelt zich door hen in de steek gelaten, want in plaats dat zij zich hard maken voor zijn belangen als middenstander houden zij zich bezig met politieke ruzies en gekrakeel. De crisis is niet de enige bron van onvrede bij Te Winkel, ook de sterke opkomst van de arbeiders-beweging met haar politieke partijen als de SDAP, OSP en de communistische CPH zijn hem een doorn in het oog. Wat Te Winkel vooral grote zorgen baart, is dat deze arbeidersbeweging niet alleen in Nederland maar ook in de Winterswijkse gemeenschap steeds meer invloed krijgt. De communistische activiteiten onder aanvoering van haar voorman Gradus Kobus zijn hem een gruwel en dat er onlangs in het gemeentebestuur van Winterswijk een socialistische wethouder is benoemd, is voor Te Winkel een absoluut dieptepunt. De politieke en economische situatie wordt op de zondag na de kerkdienst niet alleen met de familieleden besproken, ook op straat met bevriende overburen als de slager Johannes (Jo) Pecht en de rijwielhersteller Herman Feberwee bespreekt Te Winkel de gevolgen van de crisis. De middenstanders zijn het roerend met elkaar eens dat, wil er verbetering in hun situatie komen, er een andere wind in Nederland moet gaan waaien. Als Te Winkel op een ochtend kort na het eerste weekend van januari 1933 de krant leest, valt zijn oog op een artikel over een Landdag die door een nieuwe partij in Utrecht is gehouden. Die partij noemt zich de Nationaal Socialistische Beweging. Haar leider, een zekere ingenieur Anton Mussert, heeft het in zijn redevoering over het leidende beginsel van zijn beweging en wil streven naar een volksgemeenschap, waar orde, discipline en zelfrespect voor de natie centraal staan en waarin het geestelijke en zedelijke welzijn van de bevolking alleen bevorderd kan worden door het nationale belang boven het groeps- en persoonlijke belang te stellen. In het artikel leest Te Winkel eveneens de volgende passage uit de redevoering:
… Van eenzaam dolenden zijn wij actieve leden van de beweging geworden. Wij staan niet meer alleen; wij staan met elkaar verbonden. Het ligt alleen aan onzen plichtvervulling, aan onzen opofferingsgezindheid, aan onzin wil, om den dam op te werpen, die de vloedgolf van willoosheid, ongeloof en defaitisme zal keeren .[….] De opkomst van het Marxisme is een groot gevaar voor de Nederlandse samenleving: Ik zeg U: Iedere maal, dat de natie in nood zal zijn en zij al haar mannen behoeft, zal het marxisme haar van achteren bespringen. Zolang het marxisme niet is uitgeroeid zal dit gevaar alleen maar toenemen.
De redevoering van Mussert is Te Winkel uit het hart gegrepen, maar hij wordt vooral geraakt door de tweede spreker van de Landdag, de burgemeester van Maartensdijk Van der Voort van Zijp. Deze deelt zijn gehoor mee dat hij tot overtuiging is gekomen dat de parlementaire democratie in haar huidige vorm is vastgelopen en hij zich bewust bij de NSB heeft aangesloten omdat deze geen politieke partij maar een volkbeweging wil zijn die zich wil inzetten voor het gehele volk. Hij de roept de aanwezigen in de zaal op samen met hem hiervoor te strijden.
Na het lezen van het artikel moet Te Winkel tot de conclusie zijn gekomen dat deze beweging een antwoord is op zijn gevoelens van boosheid en onvrede en dat hij zich net als de burgemeester van Maartensdijk bij de NSB zou willen aansluiten om de beginselen van deze beweging uit te dragen. Maar tegelijkertijd komen ook de twijfels naar boven. In hetzelfde krantenartikel wordt de NSB vergeleken met de fascistische bewegingen in Italië en Duitsland en net als in Italië lopen ook de aanhangers van de NSB in een zwart uniform met koppelriem rond. Gaat zijn christelijke levensbeschouwing niet botsen met de uitgangspunten van deze beweging, die zegt te streven naar een ondemocratische samenleving en die het fascisme wil omarmen? Ook hier heeft Te Winkel het op straat over met zijn buurtgenoten maar zij kunnen hem daar niet bij helpen. Om antwoord op zijn vragen te krijgen, koopt Te Winkel nummers van het pas uitgebrachte weekblad van de NSB ‘Volk en Vaderland’, verdiept hij zich in de artikelen die daar in staan en leest aandachtig de discussies in de kranten. Als hij nog steeds niet overtuigd is of zijn christelijke geloof met het fascisme verenigbaar is besluit hij begin februari 1933 een brief te sturen naar burgemeester Van der Voort van Zijp. Deze ARP-politicus is tenslotte van christelijke huize en als hij op de Landdag zegt bewust voor de NSB te hebben gekozen dan wil Te Winkel graag van hem weten wat zijn argumenten daarvoor waren. Enkele dagen later, op 6 februari om precies te zijn, krijgt Te Winkel een uitvoerige brief van Van der Voort van Zijp terug. Daarin geeft hij niet alleen zijn beweegredenen weer waarom hij tot de NSB is toegetreden, hij laat deze ook vergezeld gaan van het programma en een uiteenzetting van de beginselen van de Beweging. Hij adviseert Te Winkel tenslotte om contact op te nemen met een kennis van hem, een zekere E. Hamer, die bij de politie in Winterswijk werkzaam is en net als Te Winkel het christelijke geloof heeft en sympathiseert met de uitgangspunten van de NSB. Te Winkel volgt dit advies op en nodigt Hamer bij hem thuis uit. De mannen kunnen het goed met elkaar vinden en na het eerste verkennende gesprek volgen er meer ontmoetingen, waarbij Te Winkel ook zijn buren Pecht en Feberwee uitnodigt. Langzaam maar zeker komt Te Winkel tot de overtuiging dat zijn christelijk geloof samen kan gaan met de grondbeginselen van het fascisme en eenmaal tot die conclusie gekomen, besluit hij zich als lid aan te melden bij de NSB. Een jaar later, in mei 1934, als Te Winkel om heel andere redenen een brief schrijft aan zijn Leider Mussert, blikt hij op die worsteling terug:
[…] langzamerhand, na herhaaldelijke uitingen van Uw alsmede voorkomende in Volk en Vaderland en door studie te maken van de Fascistische beginselen, wordt het mij steeds meer en meer duidelijk, dat Christendom en Fascisme bij elkaar behoren, ja durf ik zelf te beweren, althans voor mij, dat fascisme zonder Christendom geen inhoud heeft en ben ik het zo volkomen eens met de pas ontslagen burgemeester Graaf d’Assembourgh in zijn Christelijke levensbeschouwing in het nummer van 10 februari jl. Zoo kan ik dan thans gewichtig mijne verknochtheid aan U als Leider, als mede aan de Beweging betuigen en geef dan ook gaarne mijn krachten en talenten voor de Beweging tot heil van Volk en Vaderland, omdat ik weet en het mij meer en meer duidelijk wordt en het dagelijks gevoel, dat voor mij, ik de beginselen der NSB wil uitdragen, deze met mijn Christelijke beginselen parallel gaan en het een niet van het andere is te scheiden, dat geeft mij ontegenzeggelijk veel kracht en moed, in onze, vooral voor u als Leider, zwaren strijd en zal doen volgens mijn diepe overtuiging nog aanmerkelijk worden verzwaard.
Begin april 1933 laat Te Winkel zich inschrijven als lid van de NSB en met hem ook Pecht, Feberwee en Hamer. Enkele dagen later krijgen zij de lidmaatschapskaarten toegestuurd, waaruit blijkt dat Feberwee met stamboeknummer 2354, Te Winkel met stamboeknummer 2355, Hamer met stamboeknummer 2356 en Pecht met stamboeknummer 2357 per 12 april 1933 in het ledenregister van de NSB in Utrecht zijn ingeschreven. Met deze inschrijving zijn de vier niet alleen NSB’ers van het eerste uur maar zullen zij ook het initiatief nemen om de Beweging in Winterswijk verder van de grond te krijgen.
.
De opbouw (mei – juli 1933) Een week nadat de vier mannen zich als lid hebben laten inschrijven stuurt het Hoofdkwartier van de NSB in Utrecht een van haar medewerkers naar de Achterhoek. Het is de 41-jarige Frederikus Wilhelmus (Frits) Wessels, die in de functie van Gewestelijk Propagandaleider belast is met de opbouw van de NSB in de noordelijke provincies. Hij heeft tot taak gekregen om contact te leggen met de nieuwe leden in deze regio, want naast Winterswijk zijn er ook in Doetinchem, Bredevoort en Dinxperlo leden bijgekomen en is het Mussert er veel aan gelegen om de beweging in deze regio verder uit te breiden. Van wat er die dag op het Weurden is besproken zijn helaas geen verslagen of aantekeningen bewaard gebleven maar ongetwijfeld zal Wessels met de vier nieuwe NSB-leden hebben besproken wie er in Winterswijk nog meer sympathiseren met de NSB en hoe zij de beweging hier verder van de grond kunnen krijgen.
Begin mei 1933 moet Wessels opnieuw in Winterswijk zijn geweest om over de opbouw verder te praten. Ook van deze bijeenkomst zijn geen documenten bewaard gebleven maar zal Wessels het vermoedelijk met de initiatiefnemers er over hebben gehad om een openbare bijeenkomst te beleggen met als doel de aanwezigen uitleg te geven over de beginselen van de Beweging en na afloop proberen een NSB-groep in Winterswijk op te richten. Pecht verklaar zich bereid om namens de initiatiefnemers als contactpersoon op te treden en wil daarnaast op verzoek van Wessels, ook wel het agentschap voor ‘Volk en Vaderland’ in Winterswijk op zich nemen. Eind mei brengt de Gewestelijk Propagandaleider weer een bezoek aan de Achterhoek en doet hij eveneens Winterswijk aan. In een rapport aan het Hoofdkwartier in Utrecht legt hij over dit bezoek het volgende vast:
Winterswijk verzoekt nieuw groepsnummer. Onderhoud gehad met de heer Pecht en besloten op 6 juni een semi-openbare vergadering aldaar te beleggen. Liefst met Leider Mussert als spreker. Inmiddels een zaal voor dien datum vastgelegd en het is kaarten te laten drukken in Utrecht. Verder de heer Overweg fabrikant te Winterswijk gesproken, deze is nog Vrijheidsbonder, doch ik heb de overtuiging dat hij lid onzer Beweging zal worden. De zaak zal verder worden behandeld.
Dat de textielfabrikant van de Koninklijke Tricotfabriek zich bij de NSB wil aansluiten is een iets te optimistische inschatting van Wessels. Overweg had namelijk geen enkele behoefte lid van de NSB te worden en zou zich later als een tegenstander van het nationaal socialisme laten gelden. Wat wel doorgaat is de semi-openbare vergadering en de zaal waar Wessels het in zijn rapport over heeft, is zaal Beskers aan de Kottenseweg. Mussert is die dag al bezet maar belooft zijn Gewestelijk Propagandaleider in augustus naar Winterswijk te komen. In plaats daarvan weet Wessels gedaan te krijgen dat diens protegé Van der Voort van Zijp en de Kringleider van de NSB in Rotterdam, J.F. Overwijn die avond de aanwezigen zullen toespreken.
Aankondiging van de vergadering in Volk en Vaderland dd. 3 juni 1933
Er breekt voor Te Winkel, Pech, Hamer en Feberwee een drukke en spannende week aan. Entreekaarten moeten worden verkocht, publiciteit geregeld, de zaal ingericht en voorzien van NSB-propagandamateriaal en de sprekers worden opgevangen. Maar wat de initiatiefnemers vooral moet hebben beziggehouden is de vraag hoe de eerste openbare vergadering van de NSB in Winterswijk zal worden ontvangen en of het zal lukken om hier een afdeling van de NSB hier op te richten, want behalve dat zich de eerste sympathisanten hebben gemeld laten ook de tegenstanders van zich horen. In diezelfde week verspreiden aanhangers van de OSP en CPH namelijk huis aan huis pamfletten met de oproep massaal te protesteren tegen het fascisme
Het is die 6e juni een warme dag met temperaturen boven de 28 graden, maar dat hindert de nieuwsgierig geworden dorpsgenoten niet om ruim voor aanvang van de vergadering zich in grote getale naar de Kottenseweg te begeven in de hoop een glimp te kunnen opvangen van de eerste fascisten in Winterswijk. Het kost de eveneens aanwezige politie grote moeite om het publiek op afstand van zaal Beskers te houden, zodat de bezoekers van de vergadering ongehinderd naar binnen kunnen. Ook voor degenen die wel een toegangskaart hebben gekocht en in de zaal de vergadering bijwonen is de aanblik van enkele in zwarte blouse en broek geklede bezoekers even wennen. Wessels, die met de vier mannen heeft afgesproken dat hij deze bijeenkomst zal leiden, opent de vergadering en nadat hij de aanwezigen welkom heeft geheten geeft hij het woord aan de sprekers Overwijn en Van der Voort van Zijp die in hun spreekbeurt uitvoerig stilstaan bij de betekenis van het nationaal socialisme en het leidende beginsel van de NSB. Ondanks de toenemende hitte en de aanwezigheid van aanhangers van de CPH en OSP raken de gemoederen in de zaal niet verhit. Slechts een keer wordt de vergadering onderbroken als een jonge communist wegens ordeverstoring door de Marechaussee uit de zaal wordt gezet. Als de vergadering ten einde loopt en Wessels de aanwezigen verzoekt om het volkslied te zingen verlaten de tegenstanders demonstratief de zaal maar zien de overgebleven bezoekers voor de eerste keer dat de aanwezige nationaal socialisten gaan staan en met opgeheven hand het Wilhelmus inzetten.
Voor Te Winkel, Pecht en Feberwee en Hamer moet deze bijeenkomst een groot succes zijn geweest. Hoewel er na afloop van de vergadering op straat schermutselingen hebben plaatsgevonden tussen de politie en tegenstanders van het fascisme is de vergadering zelf rustig verlopen en heeft de zaal helemaal vol gezeten met bezoekers die kennis wilden maken met de NSB.
Oprichting van de NSB in Winterswijk (juli 1933)
Meteen na afloop van de bijeenkomst laat Wessels een persbericht uitgaan naar de lokale kranten met de tekst dat “een vrij sterke groep van de Nationaal Socialistische Beweging was opgericht”. Dat was iets te sterk geformuleerd want na het officiële gedeelte en het stellen van de vragen konden de aanwezigen zich aanmelden voor het lidmaatschap en daar hebben slechts een tiental bezoekers gebruik van gemaakt. Maar belangrijker voor Wessels was dat de NSB door deze bijeenkomst voet aan de grond in Winterswijk heeft gekregen. Nu is het zaak om deze verder uit te bouwen. Met de initiatiefnemers is hij het er over eens dat er zo spoedig mogelijk een nieuwe bijeenkomst moet worden georganiseerd, dit keer alleen voor de nieuwe aspirant-leden en genodigden die tijdens de vergadering hun belangstelling voor de NSB kenbaar hebben gemaakt. Die bijeenkomst vindt op 24 juli 1933, opnieuw onder leiding van Wessels, plaats in Het Kronenhuis aan de Markt. Hiervan zijn geen verslagen bewaard gebleven maar wel moet er een journalist van ‘De Nieuwe Winterswijksche Courant’ aanwezig zijn geweest want enkele dagen later leest men in deze krant het volgende stukje:
Op de maandagavond gehouden vergadering van de reeds toegetreden leden en genodigden is definitief een Afdeling Winterswijk Groep 104 van de Nationaal-Socialistische Beweging opgericht. Na een woord van welkom hield de heer Wessels, propagandaleider, Utrecht, een bespreking, waarna gelegenheid tot vragen stellen werd gegeven, waarvan een druk gebruik gemaakt werd. Dit had aanleiding, dat weder 11 leden toetraden. De Afdeling bestaat thans uit plm. 100 leden, de geheime leden inbegrepen. Een groepsleider werd nog niet benoemd, terwijl de heren Pecht en Joh. te Winkel, respectievelijk benoemd werden tot secretaris en penningmeester.
In dit krantenartikel komen twee zaken naar voren die nadere aandacht verdienen. Allereerst het aantal leden dat in het artikel wordt genoemd. Vermeld wordt dat met de nieuwe aanmeldingen en de geheime leden de NSB in Winterswijk circa 100 leden zou hebben. Dat lijkt een iets te optimistische weergave. Uit de bewaard gebleven weekrapporten die op het Hoofdkwartier van de NSB werden samengesteld blijkt dat op 29 juli 1933 in Winterswijk 35 NSB-leden zijn geregistreerd. Het aantal geheime leden wordt in dit weekrapport niet genoemd maar het lijkt niet aannemelijk dat Winterswijk naast haar gewone leden nog 65 geheime leden zou hebben gehad.
Uit het artikel blijk ook dat het de initiatiefnemers is gelukt om met de nieuw toegetreden leden een afdeling – in NSB-jargon een Groep – op te richten. Om zo’n Groep te besturen moet er een Groepsraad worden geformeerd en worden de initiatiefnemers gevraagd hierin zitting te nemen. De functies worden meteen verdeeld waarbij Pecht als secretaris zal optreden, Te Winkel als penningmeester en Feberwee, die in het krantenartikel niet wordt genoemd, als gewoon lid zitting zal nemen. Opmerkelijk is dat geen van deze mannen, terwijl ze toch de aanzet tot de NSB in Winterswijk hebben gegeven, de ambitie heeft om leiding te geven aan de Groep. Naar het waarom kunnen we slechts raden; misschien vonden ze zichzelf niet geschikt voor deze functie of was het niet te combineren met hun bedrijf. Feit is dat de Groep zonder Groepsleider zit en de leden van de Groepsraad op zoek moeten naar een man die de nationaal socialistische beginselen een warm hart toedraagt en tevens leiding kan geven aan Groep 104 van de NSB in Winterswijk.
Desalniettemin moet het Johannes Pecht, Johan te Winkel en Herman Feberwee veel voldoening hebben gegeven dat zij er, slechts drie maanden nadat zij zich als lid hebben laten inschrijven, in zijn geslaagd de NSB in Winterswijk van de grond te krijgen.
2. De benoeming van dr. W.P.C. Bos tot Groepsleider van Groep 104
AANTEKENING OUD-WINTERSWIJK
Betreft het hier? Egbert Hamer, geb.19-12-1932 te Zwolle. Woonachtig in Winterswijk van 12-08-1932 tot 06-04-1933. Van en naar vertrokken Amsterdam. Zover mij bekend niet in dienst geweest Winterswijkse politie. Hooguit als volontair. Woonadres: Groenloseweg 105
4 mei 2015. Dodenherdenking in Winterswijk. Ik sta er met mijn vrouw, zus en zwager. Het is 70 jaar na de bevrijding. De burgemeester vertelt dat er daarom dit jaar voor is gekozen ook de namen van de burgerslachtoffers in Winterswijk te noemen.
Ik stoot mijn vrouw en zus aan: dus ook de namen van onze grootvader en stiefgrootmoeder! We staan er opeens anders. Niet alleen maar als oud-Winterswijkers, maar ook als betrokkenen, als kleinkinderen van gebombardeerde grootouders.
De namen worden op alfabetische volgorde genoemd. Het zijn er veel. En het duurt lang voordat we aan de ‘W’ van Te Winkel toe zijn. Maar vlak voordat ‘onze’ namen hadden moeten klinken, stopt het. Geen Johan te Winkel en Bartha te Winkel-Bloten.
We kijken elkaar aan. We denken het wel te begrijpen. Onze grootouders waren wel oorlogsslachtoffers, maar mijn opa was ook bij de NSB. En hij was hoog bij de NSB: kringleider van Winterswijk en omgeving en later ook nog wethouder. Dan kun je wel gebombardeerd zijn, ook slachtoffer van de oorlog dus, maar dat telt dan niet meer, in elk geval niet genoeg om bij naam genoemd te worden. Mijn stiefgrootmoeder was trouwens helemaal niet bij de NSB, ze moest er zelfs niets van hebben.
Een correspondentie met B&W leverde helaas weinig op. Hun standpunt was en bleef dat voor namen van ‘daders’ op 4 mei geen plaats was.
Het ‘Nationaal Comite 4 en 5 mei’ dacht daar echter genuanceerder over, bleek uit een telefoongesprek: het gemeentebestuur had ook bij een collaborateur als mijn opa voor de invalshoek ‘slachtoffer’ kunnen kiezen, vonden zij.
Dat laatste luchtte wel op. Onze grootouders zijn dus ook officieel slachtoffers. (noot 1)
Kleinzoon
Wat ‘heb’ ik met mijn grootvader?
Ik ben op 13 augustus 1944 geboren en volgens de verhalen heb ik als ventje van enkele maanden nog op zijn schoot gezeten. Dat te horen deed me goed, want het gaat wel om je opa.
Ik ben naar mijn grootvader vernoemd. Mijn grootouders kwamen om bij een bombardement op 10 december 1944, in hun huis aan de Inslagstraat (!) 22. Dat was een zondag. De zondag daarop, 17 december, werd ik in de Grote Kerk gedoopt en kreeg ik de naam van mijn grootvader Johan. Dat schept een band, ik nam zijn naam dus over en daarmee ook een stukje van hem.
Mijn roepnaam is Hansje geworden, vernoemd naar een op 20 januari 1942 in Leeuwarden gebombardeerd neefje van ruim een jaar, zoontje van een oom Te Winkel, die zich ook bij de NSB had aangesloten. Dus de NSB zit dubbel –Johan en Hansje- in mijn naam. Dat heb ik vanaf mijn twaalfde, toen mijn vader mij vertelde van onze familie en de NSB, met me mee genomen.
Misschien is het vreemd, maar ik schaam mij daar helemaal niet meer voor. Integendeel eigenlijk: ik ben er wel ‘trots’ op die namen, Johan en Hansje, te mogen dragen, wellicht beter: mee te mogen dragen. Want ook een ‘verkeerd’ leven –laat over de verkeerde keuze van mijn grootvader geen enkel misverstand bestaan- moet toch ergens meegedragen worden.
Grootvader
Feiten
Mijn grootvader werd geboren op 28 juni 1880. Hij was van zijn vak timmerman. Na zijn huwelijk met Johanna Geertruida Meerdink werd hij kruidenier en ging hij een kruideniers- en porseleinzaak annex eierhandel leiden aan het Weurden 8.
Op 12 april 1933 sloot hij zich aan bij de NSB, hij kreeg stamboeknummer 2355. Toen op 28 juli 1933 de NSB-afdeling Winterswijk werd opgericht, werd mijn grootvader penningmeester. De voormalige predikant van de Hervormde gemeente Winterswijk, ds. E. Reeser, en de veearts dr. W.P.C. Bos, traden in oktober 1933 toe tot de NSB en werden diezelfde maand respectievelijk propagandaleider en plaatselijk leider.
Vanaf 1935 wordt Johan te Winkel eerst waarnemend kringleider en vervolgens kringleider van de NSB-Winterswijk. In 1937 gaan ook de gemeenten Aalten en Groenlo behoren tot de Kring Winterswijk. Hij zal het kringleiderschap vervullen tot zijn dood op 10 december 1944. Op 1 oktober 1943 wordt hij, samen met partijgenoot B. van Laar, door burgemeester Bos benoemd tot wethouder. De Inslagstraat, waar hij en zijn tweede vrouw omkwamen, heette tot de bevrijding: Johan te Winkelstraat.
Een aantal van bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het monumentale boek van dr. G.A. Kooy over de NSB in Winterswijk (noot 2).
Niet geheel juist is wat Kooy schrijft over de kinderen van Johan te Winkel. Hij meent dat het gezin drie zonen telde, waarvan er een heel ontvankelijk was voor de NSB-overtuiging van vader en de beide andere, ofschoon enige tijd NSB-lid nooit enig werkelijk geloof bezeten hadden. In werkelijkheid kende het gezin van Johan te Winkel zeven kinderen, zes zonen en een dochter. Vier van hen hebben zich, wel met verschillende motieven, bij de NSB aangesloten en zijn na de oorlog ook korter of langer gedetineerd geweest.
Karakterschets
Kooy geeft ook een karakterisering van de kringleider en latere wethouder Johan te Winkel. Hij noemt hem een ‘topfiguur van de plaatselijke beweging, die ook door de Winterswijkse anti-nationaal-socialisten als mens alle achting wordt toegedragen’. En ‘een gelovig en kerks christen’. Johan’s jongere broer Hendrik was als leider van de ‘Groep Winterswijk’ ook bij het bestuur van de NSB betrokken. Kooy zegt dat het lijkt dat de beide broers ‘zeer veel gemeen’ hebben. En hij komt dan tot de volgende typering: ‘Integriteit en passie zijn wellicht hun meest kenmerkende gemeenschappelijke trekken.’ (noot 3)
Emiel Reeser
Te Winkel’s
Ik kan me uit mijn kindertijd nog goed de Te Winkel – verjaardagen heugen. Jaren vijftig. De ooms schaarden zich rond de rooktafel en na de koffie begon de discussie. Altijd over godsdienst, en altijd over de politiek en nooit waren ze het met elkaar eens, want dat hoorde zo in onze familie. Maar het ging altijd wel ergens over, over de wereld en over het leven. Ik zat er in een hoekje met rode oortjes bij. Het was natuurlijk niet toevallig dat ik later eerst een aantal jaren politicologie en vervolgens theologie heb gestudeerd…
Een generatie eerder ging het al niet anders. Grootvader Johan kwam uit een gezin van dertien kinderen, bijna allemaal jongens. Toen hij later de kruidenierszaak runde in het grote huis aan Weurden 8 werd dat voor de broers en zusters het Te Winkel – huis. Zondags gingen ze bijna allemaal ter kerke in de toenmalige Kapel aan de Spoorstraat. En daarna koffiedrinken bij mijn grootvader, dat was de vaste gang, Weurden 8 lag om de hoek. Alleen als ds. Emanuel Reeser preekte, gingen ze naar de Grote Kerk, want die preekte zelfs de engelen uit de hemel, bij hem kreeg het kerkvolk vleugels.. Sommige familieleden, van verder uit de buurtschappen, kwamen soms in zwarte koetsjes, ik ben zo oud dat ik het nog net voor me zie. Voordat ze aan de koffie gingen werden bij de mannen de pruimen uit de mond gehaald en op de schoorsteenmantel gelegd. Netjes op een rij, want ordelijk waren de Te Winkels ook.
En dan begon de discussie. Eerst altijd over de preek. En het ging dan maar om een vraag: Heffe het kruus eneumd ? Daar werd dominee op afgerekend Hij kon niet vaak genoeg het kruis genoemd hebben. Mijn vader zat er in een hoekje met rode oortjes bij.
En bij het tweede kopje koffie ging het steevast over de politiek. Grootvader Johan stemde, voordat hij NSB-lid werd, bij voorkeur op de kleine linkse Christelijk-Sociale Partij van mr. dr. A.R. van de Laar. Dat politiek linkse vond ik eerst wel opvallend voor hem. Maar het paste eigenlijk wel goed bij zijn sterke sociale besef en zijn christelijke overtuiging. Later bedacht ik dat de NSB –de S van NSB- zich ook altijd socialistisch genoemd heeft; een (te) weinig belichte kant van de partij (noot 4). Als je je familie recht wilt proberen te doen, is het goed ook die nuances te willen blijven zien.
Broers van opa stemden op de Christelijk-Democratische Unie, die in 1946 opging in de Partij van de Arbeid. Een van hen was in de jaren ’30 zelfs geruime tijd in Winterswijk gemeenteraadslid voor de CDU. Maar de meeste broers hielden het bij de Christelijk Historische Unie. Dus gelukkig discussiestof genoeg in de familie!
Na de koffie gingen bij de broeders de pruimen van de schoorsteenmantel weer in de mond. Ze wisten alleen niet dat de zonen van Johan te Winkel tijdens de discussies de pruimen verwisseld hadden. En dus ontstond een nieuwe discussie: Is dit wel de miene?Nee, ik geleuf toch dat dit de miene is… Boeiend toch!
Als ik nu op zondagmorgen na kerktijd naar het programma ‘Buitenhof’ kijk, moet ik meestal even denken aan die koffiemorgens op Weurden 8. Wat zou ik daar graag bij geweest zijn!
Johan te Winkel
Gebeurtenissen
Een enkele impressie.
Het prille begin van de NSB in Winterswijk was veelbelovend. Na de oprichting van de NSB-afdeling in juli 1933 was de eerste activiteit van bestuurslid-penningmeester Johan te Winkel het mede voorbereiden van een propaganda-avond van de NSB op 22 augustus 1933. NSB-leider Anton Mussert kwam spreken, en er waren volgens een betrouwbare schatting maar liefst 1000 aanwezigen. Op een zelfde avond in maart 1935, voorafgaand aan de voor de NSB zo succesvolle Statenverkiezingen, kon dr. Bos in het Feestgebouw zelfs 1500 mensen begroeten. Ook hier sprak Mussert. Maar na hem was het Emanuel Reeser die met een beschouwing over het Wilhelmus ‘de zaal diep ontroerde’. Zelfs een tegenstander oordeelde: ‘Nog nooit heb ik zo’n prachtige uiteenzetting over ons volkslied gehoord, als die keer. Iedereen hing aan zijn lippen.’ (noot 5)
In de hitte van de oorlog zijn de tonen anders, donkerder, feller. De ‘Nieuwe Winterswijkse Courant’ van 30 juni 1941 bericht uitvoerig over een ‘Nationaal-Socialistische betooging op de Markt’. Het is een week na de Duitse inval in Rusland. Dat is ook de reden van de bijeenkomst. Ds. Reeser houdt een toespraak. Ook de Duitser dr. Reibele. Hij eindigt zijn rede met: ‘Wilt gij er toe meewerken, dat ook Nederland nationaal-socialistisch wordt, zorgt er dan voor dat het jodendom, de vrijmetselarij en het bolsjewisme vernietigd worden.’ Hendrik te Winkel, de jongere broer van Johan, en de groepsleider van Winterswijk besluit de bijeenkomst ‘met een driewerf houzee voor Mussert, waarna het 2de couplet van het oude Wilhelmus werd gezongen. Daarop volgde een Sieg Heil voor Hitler, het Duitsche volkslied en Horst Wessellied’.
Hier word ik bepaald niet vrolijk van. Het is ondenkbaar dat de kringleider Johan te Winkel hier niet bij aanwezig was. En hij zal ongetwijfeld met de teneur van de bijeenkomst ingestemd hebben.
De bestuurder
Het is niet zo eenvoudig een beeld te schetsen van Johan te Winkel als NSB-bestuurder (1933), kringleider (1935) en wethouder (1943). Daarvoor zijn de bronnen te schaars en te weinig substantieel.
Het NIOD in Amsterdam heeft geen gegevens over hem. En omdat hij tegen het eind van de oorlog bij een bombardement om het leven kwam, heeft hij nooit, zoals burgemeester Bos of ds. Reeser of zijn broer Hendrik, zich hoeven te verantwoorden voor een Tribunaal.
In het Nationaal Archief in Den Haag is een flinterdun dossier van hem te vinden, waar vooral feitelijke gegevens in vermeld staan. Ik heb er enkele van genoemd in par. 2. Onder het kopje ‘Bijzondere gaven’, staat nog over hem vermeld: ‘Leiding gevend en organisatorisch aangelegd.’ En: ‘Bijzondere voorliefde voor: “Leidinggevende positie”.’
Over zijn bestuurderscapaciteiten werd wel verschillend gedacht. Tijdens de oorlogsjaren had hij zich opgegeven voor de Burgemeesterscursus van de NSB. Maar daarvoor werd hij afgewezen omdat men onvoldoende vertrouwen bleek te hebben in zijn leidinggevende vermogens. Hij ging tevergeefs in beroep, want daar werd de afwijzing bevestigd.
Heeft hij aan zijn wethouderschap van ruim een jaar enige nationaal-socialistisch kleur kunnen geven? Dat valt bij gebrek aan bronmateriaal niet goed na te gaan. We moeten het doen met een inschatting van Kooy. Hij vroeg zich af of Bos met de benoemingen van Van Laar en Te Winkel nu eindelijk een stap dacht te zetten in de door hem in 1942 beloofde nazificatie van het bestuur. Kooy: ‘Met een Reeser als Wethouder van Onderwijs zou dat misschien wel het geval zijn geweest. Met de ex-vertegenwoordiger Van Laar in die positie en met daarnaast de zeer idealistisch gestemde en (in christelijke zin) diep gelovige kruidenier Te Winkel in aanvullende positie is er, naar geleidelijk blijkt, geen sprake van’. Conclusie: ook het nu complete NSB-bestuur bracht voor het leven in bezet Winterswijk geen noemenswaardige verandering met zich mee. (noot 6)
Belangrijker dan de vraag: hoe was hij als bestuurder, is natuurlijk de vraag: wat was hij voor soort nationaal-socialist ?
Daar kunnen we wel enige indruk van krijgen.
Ik wil twee gebeurtenissen uit de oorlogsjaren noemen. De eerste is ook door Kooy gedocumenteerd, de tweede heb ik vernomen uit een mondelinge bron. Daarnaast wil ik nog ingaan op de groeiende ambivalentie die mijn grootvader ging koesteren, niet ten opzichte van de nationaal-socialistische ideologie, maar wel ten aanzien van de NSB.
Een incident in de kerk
Johan te Winkel werd in oktober 1934 weduwnaar. Na een korte ziekte overleed zijn vrouw Geertruida Meerdink. In 1938 hertrouwde hij met de zestien jaar jongere Bartha Bloten. Zij was gereformeerd en bleef dit ook na haar huwelijk. Af en toe ging Johan met haar mee om een dienst bij te wonen in de Gereformeerde kerk.
Zo ook, waarschijnlijk in de zomer van 1942. Een gastpredikant staat op de kansel. Hij neemt in de dienst scherp stelling tegen de NSB en het nazisme. Tijdens de preek verkondigt hij dat je als NSB’er geen gelovige kan zijn, omdat ‘je geen twee heren kunt dienen’. Uiteindelijk kan Johan zich niet meer beheersen, spring op en valt de predikant fel aan. Hij roept met luider stem dat de kansel voor de eredienst is en niet voor de politiek. (noot 7)
Kooy meldt vervolgens: ‘Het is een pijnlijk-schokkend incident, dat in deze Winterswijkse kerk plaatsvindt. De kringleider, heftig geëmotioneerd als hij was, zou de onvoorzichtige voorganger hebben kunnen aanbrengen bij de bezettingsautoriteiten. Waarschijnlijk heeft hij zelfs niet met de gedachte gespeeld.’ (noot 8)
Een handdruk aan de overkant
Schuin aan de overkant van Weurden 8, op de hoek van de Wooldstraat en de Willinkstraat, was het joodse slagersbedrijf Blom gevestigd, oftewel de ‘Geldersche Vleeschhal’. Het was een bloeiende zaak met tientallen personeelsleden. In de oorlog werd het bedrijf door de autoriteiten in beslag genomen. Willem Blom, de eigenaar, werd beschuldigd van ‘economische sabotage’, daarop gevangen gezet in Arnhem en vervolgens op transport gesteld naar Buchenwald, waar hij in 1942 werd omgebracht.
Het verhaal wat mijn vader altijd vertelde, was dat grootvader Johan, toen hij hoorde van het noodgedwongen vertrek van Willem Blom, afscheid wilde nemen van zijn overbuurman, met wie hij altijd een goede relatie gehad had. Hij ging naar de overkant, en zei tegen Blom: ‘Ik kom afscheid van je nemen en wil je het beste wensen’. Het was enige tijd stil. En toen zei Willem Blom tegen Johan te Winkel: ‘Je weet toch wel dat het door jouw partij is dat ik gevangen gezet wordt?’ Daar had volgens de overlevering mijn grootvader, meestal niet om een antwoord verlegen, geen antwoord op. Hoe kon hij ook. Of het tot een handdruk gekomen is vertelt het verhaal niet.
Bijzonder vind ik dat mijn grootvader wel naar de overkant ging. En even bijzonder vind ik het antwoord van buurman Blom. Daar moest Johan te Winkel het maar mee doen. (noot 9)
Groeiende ambivalentie, maar blijvende trouw
Na het incident in de Gereformeerde Kerk vindt er een gesprek plaats tussen Johan te Winkel en de kerkenraad. In de kerkenraadsnotulen is daar helaas niets van terug te vinden. Kooy bericht daar wel over, waarschijnlijk dus op grond van mondelinge bronnen.
Ik citeer: Johan heeft nadien een gesprek, waar ‘nog eens te meer blijkt, hoezeer deze man gegrepen is door het nazisme. Voor Johan lijdt het niet de minste twijfel, dat de wereld nationaal-socialistisch zal worden. Wel erkent hij ruiterlijk, dat het met de NSB droevig is gesteld. Zo heel weinig echte idealisten zijn er binnen de beweging en zo velen telt zij er in haar gelederen, die over de schouders van anderen naar boven willen klauteren, maar niettemin…’ (noot 10)
Twee jaar later, in september 1944, overweegt Johan uit de NSB te treden. Je kunt zeggen: september 1944, Dolle Dinsdag, dat is rijkelijk laat. Maar kennelijk leek de balans van blijven of weggaan toen om te slaan.
Kooy schrijft: ‘Een man, die sinds 1933 lid is en binnen de plaatselijke beweging een zeer invloedrijke positie inneemt, wil in september 1944 uittreden.’ En Kooy voegt eraan toe: ‘Niet uit lijfsbehoud, maar omdat hij diep is gedesillusioneerd. Hem wordt gesmeekt te blijven: “Als mensen als jij het opgeven, dan ontaardt onze beweging zeker”, pleit de groepsleider met wie hij in al die jaren in diep geloof gebouwd heeft aan de beweging. Hij blijft.’ (noot 11) Kooy noemt hier geen naam, zegt alleen: ‘Een man..’. Maar uit de context en de gekozen bewoordingen van Kooy is het volstrekt duidelijk dat het om Johan te Winkel gaat. Uiteindelijk kiest Johan te Winkel ervoor om op zijn posten van kringleider en wethouder te blijven.
Op zondag 10 december komen hij en zijn vrouw om bij het bombardement in de Inslagstraat. In een rouwbrief in de Winterschwijkse Courant schrijft de NSB Groep Winterswijk: ‘Zijn lichtend voorbeeld zij ons een aanmoediging den strijd moedig voort te zetten.’ En burgemeester Bos schrijft namens B&W: ‘Zijn grondig gedocumenteerde adviezen, gepaard gaande aan onkreukbare eerlijkheid, zullen slechts noode gemist worden.’ Ds. Reeser leidde op 14 december de begrafenisdienst. De begrafenis van de eerste vrouw van Johan, in oktober 1934, had hij ook geleid. Er was waarschijnlijk tussen beide mannen een bijzondere band gegroeid. Op het kerkhof was het onrustig door overvliegende jachtbommenwerpers.
Kringhuis NS.B.
Omgaan met een ‘foute’ grootvader
Op mijn twaalfde hoorde ik van mijn vader hoe het zat met onze familie en de NSB. Sindsdien heeft de Tweede Wereldoorlog mij niet meer losgelaten. In mijn HBS-tijd, in 1959, ik was vijftien, besloot ik een boek over de oorlog te gaan schrijven. Het moest het boek worden, alle andere zouden daarmee overbodig zijn. Ik ben toen ook een aantal keren per trein van Winterswijk naar Amsterdam gereisd, om bij het toenmalige RIOD verdere informatie op te doen. Daar heb ik enkele malen gesproken met Loe de Jong’s medewerker Harry Paape en zelfs een keer met De Jong zelf (zijn handtekening staat in ‘het boek’…). En in 1960 had ik een afspraak gearrangeerd met oud-premier Gerbrandy voor een ‘interview’, maar hij overleed voortijdig. ‘Het boek’ is er natuurlijk nooit gekomen. Dertig pagina’s tekst en uitgezochte foto’s en minutieus getekende kaarten kreeg ik bij elkaar. Alle oorlogsfilms in het Astoria- en het Luxortheater wilde ik zien. En ik had op m’n zestiende ontdekt dat als het een film ‘boven de achttien’ was, je met een briefje van je ouders via het politiebureau alsnog toestemming kon krijgen de film te zien…
Mijn bezig zijn met de oorlog bleef. Het boek van Kooy dat uitkwam in 1964, ik was nog geen 20 jaar, gaf een grote schok. Ik zie nog de vette kop in de Nieuwe Winterswijkse Courant: ‘Wie waren W.P.C. Bos, E. Reeser, Joh. te Winkel, W. Slotboom, H. te Winkel, G.J. Blekkink, B.W. Oonk en G.H. Damkot?’ Het boek ‘Ondergang’, van dr. J. Presser, over ‘de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom’, dat een jaar later verscheen, was een nog heftiger dreun. Dit boek tekende meedogenloos de onmenselijke ontsporing van de nationaal-socialistische ideologie. En dus ook van het gedachtengoed van mijn grootvader. Ik had alleen bij hem op schoot gezeten, ik had er nooit met hem over kunnen praten. Mijn boekenkasten vulden zich verder met boeken uit de oorlog.
M’n scriptie voor het predikantsexamen aan de Universiteit van Amsterdam was een eerste onderzoek naar een protestantse met de NSB verbonden organisatie: ‘De Orde van getuigen van Christus.’ In Winterswijk was ds. Reeser daarin actief. En met hem misschien ook mijn grootvader.
Ik ontdekte dat informatie opdoen en daarover communiceren helpt. Met de familie heb ik dat gedaan. Ook met de dochter van ds. Reeser, die vorig jaar in Museum Nieuws haar verhaal over haar vader vertelde. In die zin helpt het schrijven van dit artikel ook.
Epiloog
Ik wil afsluiten met een persoonlijke anekdote. Mijn grootvader van moederszijde heb ik, toen hij 79 was en ik 14, een paar keer meegenomen naar de vergadering van de gemeenteraad van Winterswijk. Dat vond hij wel leuk met zijn kleinzoontje. We zaten op de publieke tribune, het was 1958-’59, er was meestal niemand anders en we kregen koffie. Hij was de oudste daar ooit gesignaleerd, ik de jongste. Hij behoorde bij de CHU, ik was jeugdlid van de CHU, dat kon eigenlijk nog niet, maar dat was ik wel. Er was een grote vertrouwdheid en gemeenzaamheid tussen ons. Ik voel het nog.
Wat ik toen niet wist, wat ik me pas veel later ben gaan realiseren, is dat ik daar niet met deze grootvader had willen zitten, maar met mijn andere, met grootvader Te Winkel ! Grootvader Te Winkel was immers wethouder van Winterswijk in de oorlog. En dat ik hem had willen vragen: Waarom zat je daar, waarom bleef je daar, vertel het, zeg het, zeg op… !
Maar hij was er niet meer. En de andere grootvader wel. Die andere grootvader zou het niet erg gevonden hebben als hij had geweten dat ik daar eigenlijk met grootvader Te Winkel had willen zitten. Hij wist wel hoe dat was met Te Winkel’s. Zijn foto en die van grootvader Johan staan op mijn bureau.
Noten:
1.Over de briefwisseling met B&W en het contact met het Nationaal Comite 4 en 5 mei schreef ik een ingezonden stuk voor het ‘Bulletin’, het blad van de ‘Werkgroep Herkenning’, die hulpverlening behartigt aan o.m. kinderen en kleinkinderen van NSB-ers.
2.Dr. G.A. Kooy: ‘Het echec van een “Volkse” Beweging.’ Nazificatie en denazificatie in Nederland 1931-1945. Assen, 1964.
3.Kooy, p. 195- 196.
4. De socioloog en historicus dr. J.A.A. van Doorn schreef in 2007 het boek: ‘Duits socialisme’, waarin hij beargumenteerde dat het nationaal-socialisme ook een krachtige socialistischecomponent had, die in het Derde Rijk voor velen aantrekkelijk bleek te zijn.
5.Chris van der Heijden: ‘Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog, 2001, p. 79; en Kooy, p. 60-61.
6.Kooy, p. 115-116.
7.Hester Klees: ‘1931-1945. De Nederlandse Hervormde Gemeente, de Gereformeerde Kerk, de Nederlands-Israelitische Gemeente en het nationaal-socialisme in Winterswijk’, HBO-scriptie theologie, 2004, p. 14. De schrijfster heeft met een aantal Winterswijkers uit de verschillende denominaties gesprekken gevoerd. In een noot (14) meldt ze: ‘Dat dit voorval bij menigeen een diepe indruk heeft achtergelaten, blijkt uit het feit dat verschillende personen dit verhaal uit zichzelf en vanuit hun eigen perspectief aanhalen.’ In haar scriptie schat ze in dat er bij elkaar ‘ongeveer 50 christen-NSB’ers’ waren, ‘voor wie het christelijk geloof en de ideologie van het nazisme met elkaar in overeenstemming gebracht konden worden’.8Kooy, p. 196
8. Henk Vis en Mirjam Schwartz: ‘We hebben ze allemaal gekend…’, bij de namen van de vermoorde joodse inwoners van Winterswijk, een gedenkboek, 2010.
9. Kooy, p. 196
10. Kooy, p. 178
Hans te Winkel
Johan te Winkel, geboren in 1944, studeerde tussen 1962 en 1967 politicologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, daarna theologie in Utrecht, Nijmegen en Amsterdam. Hij was als pastor verbonden aan een Riagg en werkte als gemeentepredikant in Almelo en Emmen.
Hij is geboren, getogen en verbonden Winterswijker.
H. te Winkel, Valtherlaan 224, 7815 BH Emmen, telefoon 0591643564. Zijn e-mailadres is j.te.winkel@planet.nl.
Op 3 mei 1891 werd Emile (Emanuel) Reeser in Den Haag geboren en groeide met zijn 3 jaar jongere zusje op in een welgesteld aannemersmilieu. Toen Emile 12 jaar was, ging hij naar de hbs. Hij was intelligent en vooral bij de meisjes populair. Hij stond graag in de belangstelling en trad regelmatig op de voorgrond door het houden van toespraken. Daarnaast was hij zeer muzikaal en speelde hij fantastisch piano. Door zijn moeder werd hij heel erg verwend, terwijl zijn vader daarentegen streng voor hem was. de wereld lag voor hem open. Dacht hij.
Na de hbs zag zijn vader hem graag als opvolger in het aannemingsbedrijf en hoopte dat hij een technische studie in delft zou gaan volgen, maar Emile was slecht in wiskunde en wilde liever arts of dirigent worden. Een bevriende predikant, die regelmatig met hem ging zwemmen, wees hem op de studie Theologie. Emile zag daar wel iets in; door predikant te worden kon hij zijn passie volgen: het spreken voor publiek. of hij zeer gelovig was, is twijfelachtig. omdat hij geen Latijn en Grieks had gehad op de hbs, moest hij deze talen nog bestuderen en uiteindelijk werd hij op 21-jarige leeftijd ingeschreven als student Theologie aan de Universiteit van Leiden. Ook daar waren weer meisjes, ook daar was veel afleiding, waardoor zijn studie aanvankelijk niet erg vlotte. Hij bleef in den Haag wonen, was spoorstudent, maar hij onthield zich geenszins van studentenfeesten, waar hij weer in het middelpunt der belangstelling stond door zijn humoristische verhalen en zijn pianospel. Hij was actief lid van de Haagse dispuutvereniging FORUM , maar echte vrienden had hij niet.
In 1921 behaalde hij zijn domineesexamen en deed hij zijn intrede in zijn eerste kerkelijke gemeente; Hoogland bij Amersfoort, een boerengemeente die grotendeels rooms-katholiek was. Hij was inmiddels getrouwd met een buurmeisje uit den Haag, dat hem in 1925 plotseling verliet voor een Hongaarse violist en Emile was daar niet bijster verdrietig om.
Emile vond de bevolking van Hoogland niet erg spannend, al werd hij zelf wel heel interessant gevonden door de kerkgangers. de kerk zat op zondagen stampvol, van heinde en verre kwamen de al dan niet gelovigen naar het kleine dorp. Zoals te verwachten was, werd hij aanbeden door het vrouwelijke publiek en hij knoopte met menige vrouw of meisje een relatie aan, zo ook in 1926 met de echtgenote van het hoofd der school. Met haar ging hij regelmatig met zijn auto op stap. Toen de relatie werd ontdekt door de bedrogen echtgenoot, richtte Emile zijn amoureuze pijlen op de dochter van de molenaar, een meisje van 16 jaar, dat – toevallig- tegenover het hoofd der school woonde. Emile was inmiddels 36 jaar, maar werd nog steeds met diverse meisjes gezien, die achterop zijn Harley Davidson zaten als hij door het dorpje denderde. Ook ging hij naar de bioscoop en naar sportwedstrijden, iets wat niet gepast was voor een predikant. Ondanks zijn escapades bleef de kerk vol, zelfs de koningin behoorde soms tot de aanwezigen, naast rijke dames uit Amersfoort en Soest. Inmiddels was er echter in 1926 rond hem commotie ontstaan, want hij werd verdacht van het schrijven van anonieme, beledigende briefkaarten die de naam van de directeur van een Amersfoorts kindertehuis door het slijk haalden. Ook kregen andere mensen, waaronder Emile zelf, kaarten met beledigende teksten.
In 1929 nam hij een beroep aan in Winterswijk. Hij was inmiddels verloofd met de 20 jaar jongere molenaarsdochter uit Hoogland. Winterswijk was een grotere gemeente en Emile zag op kerkelijk gebied een nieuwe uitdaging. Hij stortte zich aanvankelijk geheel op zijn werk als dominee en de Jacobskerk zat iedere zondag vol. Hij voelde zich erg verbonden met de jongeren van zijn nieuwe gemeente en richtte de Christelijke Jeugdvereniging ‘Advendo’ op. Deze vereniging groeide en bloeide en bestond uit diverse ‘clubs’: een zangclub, een muziekclub, een toneelclub (voor vrolijke een-of twee-actertjes), een debatclub, een religieuze club en een sport- en spelclub. Ook reed Advendo mee in het bloemencorso en werden er naast wandeltochten ook ‘instuiven’ en ‘pannenkoekenmaols’ gehouden.
In juli 1931 trouwde Reeser met zijn verloofde uit Hoogland en zij gingen wonen aan de Groenloscheweg 70-1. In 1932 werd hij tegen zijn eigen verwachting en die van vele Winterswijkers in gearresteerd vanwege de briefschrijverij in Hoogland, die nog steeds had voortgeduurd. Grafologen wezen hem als schuldige aan. Reeser hield bij hoog en bij laag vol dat hij onschuldig was. hij had zich zelfs in het geheim. slechts met medeweten van burgemeester Bosma, die stellig in zijn onschuld geloofde, elf dagen laten opsluiten bij een tuinder in Drenthe, waar hij niet de beschikking had over pen en papier en waar ‘s nachts de deuren werden vergrendeld. Zelfs toen nog werden er anonieme kaarten met dubieuze teksten verstuurd. Ook tijdens zijn huwelijksreis naar Duitsland ging de briefschrijverij in Hoogland door. Reeser werd in april 1933 veroordeeld tot een maand gevangenisstraf, die hij in Amsterdam uitzat.
Vanwege de veroordeling werd hij door de Nationale Synode geschorst als predikant. In het maandblad van Advendo schrijft hij: “De band die mij zoo aan Advendo bond, wordt doorgesneden… Deze scheiding doet mij echter des te meer pijn omdat zij onverdiend is….” In oktober 1940 kreeg hij zijn rechten als dominee terug, maar hij had toen reeds andere bezigheden, want in 1933 had hij zich aangesloten bij de NSB. Tijdens zijn gevangenschap in kamp Vught gaf Reeser tijdens een onderhoud met een psychiater aan, dat er in 1933-1934 door het vonnis van de briefschrijverij en door de ontzetting uit zijn ambt een breuk was gekomen in zijn leven. Hij voelde zich miskend en hij werd door velen in Winterswijk met de vinger nagewezen. Zijn vrouw zei later dat hij na het vonnis ‘geheel losgeslagen en ontworteld’ was. Hij zet dat hij de behoefte had zich weer te laten gelden; immers, hij was gewend veel in het openbaar te spreken en als predikant was hij een gevierd en begaafd spreker geweest.
Hij kon de volle kerken en zalen niet missen en hij wilde boven het alledaagse uitsteken. De NSB – waar hij echter niet meteen werd toegelaten, omdat hij een afgezette en gestrafte dominee was – bood hem de gelegenheid de hem zo geliefde werkzaamheden door het houden van spreekbeurten weer te vervullen. De dingen die hem in de NSB aantrokken waren het gezagsbeginsel, de eenheid, het aristocratische principe in de godsdienst en de strijd tegen het Bolsjewisme. Hij zag het Duits Nationaalsocialisme als een ‘middel in Gods hand’, al was hij het niet met alles eens. Hij werd een van de voormannen van de NSB in Winterswijk, naast burgemeester en veearts dr.Bos.
Als propagandaleider hield hij honderden toespraken, ook landelijk. Daarnaast schreef hij ochtenwijdingen voor de radio. Bij een bezoek van Mussert aan Winterswijk sprak hij in het voorprogramma. Wederom raakten veel mensen zeer ‘betoverd’ door zijn overtuigende redevoeringen en sloten zich bij de NSB aan. In april 1945 werd Emile Reeser, na eerst gevlucht te zijn naar Groningen, opgepakt en geplaatst in Fort Altena bij Sleewijk. In juni is hij naar kamp Vosseveld in Winterswijk overgebracht. Daarna heeft hij in diverse NSB-kampen gezeten, de langste tijd in Vught. Zijn vrouw heeft zes maanden in Winterswijk in een NSB-kamp voor vrouwen gezeten. Zij werd gerehabliteerd toen duidelijk werd dat zij nooit iets met de NSB te maken had gehad. In haar huis bleken andere mensen te wonen; al haar bezittingen waren weg.
Reeser werd aanvankelijk veroordeeld tot 5 jaar internering. Hij werd beschuldigd van de volgende feiten: lid te zijn geweest van de NSB (sinds 6 oktober 1933) en daarin functies als landelijk spreker, vromingsleider en Chef Dienst Kadervorming te hebben vervuld. Hij had zich als lid aangesloten bij de NVD, bij het Nationaal Socialistisch Studentenfront, het opvoedersgilde, de Nationale Omroep, de Nationale Jeugdstorm en bij de Germaanse SS als begunstigd lid. Daarnaast heeft hij blijk gegeven van Nationaalsocialistische gezindheid door zich te abonneren op bepaalde kranten, de gelofte van trouw aan Mussert af te leggen in 1941, de formule van de eed van trouw aan Adolf Hitler te ondertekenen, de inzegeningen van huwelijken van de leden der NSB te hebben vervuld en in 1943 een kaderkamp in Lunteren te hebben bijgewoond. Ook had hij overleg gepleegd met vooraanstaande leden van de NSB om te komen tot de oprichting van een Nederlandse Volkskerk. Bovendien heeft hij voordeel getrokken van de vijand onder meer door bemiddeling in te roepen van de plaatsvervangend leider Van Geelkerken, teneinde benoemd te worden als wethouder te Winterswijk, een functie die hij echter nooit heeft vervuld.
Tijdens een psychiatrisch onderzoek in Kamp Vught beschrijft Reeser zijn aard als rusteloos, druk en beweeglijk, iemand die altijd iets omhanden moet hebben. Hij vindt zichzelf gevoelig en gauw geroerd. Hij kan zich niet herinneren, ooit boos te zijn geweest, maar aan de andere kant is hij ook ongevoelig: onaangename dingen ‘sluit hij af’, Sommigen beschreven hem als ‘ijdel, een typische figuur, zeer begaafd, humoristisch, een begenadigd redenaar, geen leidersfiguur, maar een volger, gevarrlijk door zijn overredingskracht, een romanticus’. Terugkijkend op zijn verleden geeft hij aan de psychiater toe dat hij ‘penant werd door de volle kerken’ en dat het nodig was ‘dat hij een draai om zijn oren kreeg’. In een artikel van de Haagse Post van 25 juli 1964 gaf hij aan ‘op het verkeerde paard gewed te hebben en zag hij de rol van de NSB in de oorlog als een strijd die wij verloren hebben’. Hij had blijkbaar zelfs toen nog geen schuldbesef.
In februari 1949 kwam hij vrij en nam met zijn vrouw zijn intrek bij zijn vader in Den Haag. Hij zocht daar revisie van het vonnis over de briefschrijverij. Advocaat jonkheer De Brauw uit Den Haag adviseerde hem de zaak te laten rusten al was deze, zoals hij schreef, overtuigd van zijn onschuld. Reeser heeft toen met tegenzin de zaak maar als afgedaan beschouwd.
Nooit is er echt duidelijkheid gekomen over zijn rol met betrekking tot de briefschrijverij, al schijnt in 1949 de echte dader zich gemeld te hebben toen het vonnis was verjaard, aldus het Algemeen Dahblad van 12 december 1949. Hiernaar is geen verder onderzoek gedaan. Ook Emile’s allernaaste familie heeft nooit begrepen of hij hierbij betrokken is geweest of onschuldig was. Tot op zijn sterfbed verklaarde hij onschuldig te zijn.
In december 1949 werd hun enig kind, een dochter, geboren. Vanaf februari 1950 mocht Reeser zijn ambt als dominee weer oppakken, hij deed dat inderdaad en verhuisde in 1954 met zijn gezin naar een dorp in Noord-Holland. Op 6 september 1955 verliet hij zijn vrouw en kind plotseling voor een andere vrouw. Hij had die dag op zijn inmiddels vijfjarige dochter zullen passen, maar in de loop van de dag liet hij het kind alleen in de tuin zitten. Contact met zijn vrouw en kind zocht hij daarna niet meer en opnieuw werd hij afgezet als dominee. Alimentatie betaalde hij nauwelijks. Pas na enkele jaren ontdekte de dochter, waar hij woonde en uit een soort loyaliteit heeft zij hem daarna regelmatig bezocht. De bezoekjes duurden nooit langer dan vijf minuten, dan moest ze van hem weer vertrekken.
Soms werd de voordeur niet eens voor haar geopend. Mevrouw Reeser (een officiele scheiding was er nooit) was zo gebroken door de situatie, dat ze nooit over haar man kon spreken en meestal in bed lag. Op 21 juli 1970 is Emile Reeser overleden; er was niemand bij. Mevrouw Reeser overleed in 2004. Hoewel haar man haar volkomen kapot had gemaakt, is zij hem toch door alles heen altijd trouw gebleven. Hij bleef haar grote liefde. Ieder dag zat zij voor het raam te kijken of hij terugkwam. Maar hij kwam niet terug.
Geschreven door J.Reeser, zijn dochter (2015)
Mevr.Reeser-Ebing
Johanna Alberdina Ebing Adressen: Groenloseweg 70-1
Een verhaal dat veel (oud)Winterswijkers kennen, door vertellen, maar in werkelijkheid nooit is geweest. En wat nog veel ergerlijker is ook afgecheckt hebben. Ik dus wel. Regionale krant mei 1990: ‘Winterswijk was een Nederlands NSB-bolwerk voor en in de oorlog’ Nieuwe Winterswijkse Courant, 27 mei 1977: ‘Eens stemde een op de vijf Winterswijkers op de NSB’
Als je dan dit soort ‘Kopstukken’ leest, dan zal het wel zo zijn’. Maar was het wel zo? NEE, volgens mijn onderzoek is hier helemaal geen sprake van. Ik heb er een zeer uitgebreide studie van gemaakt en wil u hier laten zien waarom dit beslist niet zo is geweest.
We gaan terug naar 17 april 1935: Provinciale verkiezingen Winterswijk 20,37% NSB-stemmers. 1799 stemmen. . 9193 opkomst (94,43%) Aantal stemgerechtigden: 9735. Je mag dus eigenlijk ook zeggen: 18,48%. Dus: 81,52% NIET. Maar dat is een klein ‘puntje’.
Op wie stemde men toen IN Winterswijk eigenlijk op 17 april 1935 m.b.t.de NSB? 1. J.M.Honie : 716 stemmen 6. Dr.W.P.C.Bos Winterswijk : 1056 stemmen.
Maar wie is Dr.W.P.C.Bos? Willem Pieter Cornelis Bos werd op 30 mei 1897 te Rouveen geboren als zoon van hoofdonderwijzer Jacob Bos en Aaltje Berenschot. Wim had 1 zuster, Nellie. Hij trouwde op 13 november 1924 in Winterswijk met Johanna Geertruida (Jo) Heersink (1902-1983) uit Miste, met wie hij twee dochters kreeg. Willem Bos is overleden op 19 oktober 1961 in Bosch en Duin.
Willem Bos was een zeer kundig dierenarts en de boeren in Winterswijk konden zich geen betere wensen. Door zijn werk als dierenarts voelde hij zich ook nauw betrokken bij de ontwikkelingen m.b.t. het abattoir en het destructie-bedrijf. Hij kreeg politieke ambitie’s en kwam voor de Vrijzinnig democraten op de kieslijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van 11 juni 1931 als nr.4. De partij haalde een enorme overwinning en Dr.Bos haalt liefst 1053 stemmen binnen als nr.4, in vergelijking met nr.1 Bent, die 936 stemmen binnen haalde. De nr. 2: 142 en de nr.2: 39. Weer blijkt hoe mateloos populair hij is in Winterswijk.
De crisis in Europa en Nederland slaat toe. In 1933 komt in Duitsland Hitler aan de macht en in Nederland komt er in 1931 al een nieuwe partij bij. De NSB genaamd. Dr.Bos houdt zich naast de Winterswijkse politiek ook sinds 1933 bezig met de Boerenbond Landbouw en Maatschappij. Een Bond die zich sterk maakt voor de Nederlandse boer. Vele bijeenkomsten worden er georganiseerd in de buurtschappen, waar Dr.Bos uitlegt wat de Boerenbond voor hen kan betekenen. De bond heeft hier dan ook al snel 235 leden en zal enorm groeien in die tijd.
Op 28 juli 1933 wordt door drie Winterswijkers ook een Winterswijkse afdeling v.d. NSB opgericht. In september 1931 hebben ze 85 leden. Leden worden vooral boeren en kleine middenstanders. Twee groepen die zwaar getroffen werden door de crisis. Echter de NSB had nog geen plaatselijke leiders en in oktober/november 1933 stonden er daar twee voor op. Dr.W,P.C.Bos en Ds.E.Reeser (sinds 1929 in Winterswijk en geboren te Den Haag) Ds. Reeser was naar Winterswijk gekomen na problemen als ds.in zijn vorige plaats Hoogland. Ds.Reeser was eveneens populair binnen zijn kerkgemeenschap en was een zeer charismatische man. Dr.Bos bedankte als lid van de Vrijzinnig Democratische Bond en ‘wilde de raad verlaten’ , maar een handtekeningenactie met 2000 handtekeningen deed hem besluiten in de raad te blijven.
In 1934 zette de crisis zich flink door in Europa. Er moest wat gebeuren. In Duitsland, waar Hitler aan de macht was met zijn partij de NSDAP, kwamen de Joden steeds meer in het gedrang. Vele Joden vluchtten toen al naar andere landen. Zou de NSB in Nederland ook die kant op gaan? Die angst kwam bij velen naar boven. Echter de NSB weerlegde die angst bij de bevolking. Ze hadden wel veel punten over genomen uit het programma van de NSDAP, maar niet de anti-semitische en fascistische standpunten. ‘De Nederlandse Joden hadden niets te vrezen. Zij zullen altijd deel uit blijven maken van de gemeenschap, zoals het altijd is geweest’. Zelfs de Joden konden gewoon lid worden van de partij en dat gebeurde ook. Dr.Kooy zei hierover: ‘In die tijd hoefden wij nog niet zoveel angst te hebben voor de NSB. Het was een socialistische partij en beslist nog niet pro-Duits of antisemitisch.’ (Waar zegt Kooy dit)
Ook al probeerde Dr.Bos als eenmanspartij zich in 1934 in de raad nog in te zetten voor de Winterswijkse gemeenschap, andere partijen gingen hem steeds meer negeren. In 1934 zet Dr.Bos en ds.Reeser zich optimaal in voor de NSB. Vele bijeenkomsten worden er georganiseerd in de buurtschappen maar ook in Winterswijk zelf. Daarnaast zijn er ook nog veel bijeenkomsten van de Boerenbond. De Provinciale verkiezingen van 1935 kwamen eraan en Dr.Bos zou meedoen voor de NSB als 6e op de lijst. Ook al was de Boerenbond in noord en oost Nederland sterk gegroeid, het wilde zich niet vergelijken met de NSB, alhoewel veel vooraanstaande leden wel lid geworden waren v.d. partij. De N.S.B.had namelijk in haar programma wel veel punten overgenomen van de Boerenbond. De Boerenbond gaf echter geen stemadvies af voor de aanstaande verkiezingen.
‘Een prachtige partij, die in deze tijden van crisis, opkwam voor de boeren, niet anti-semitisch en niet fascistisch was- de NSB’
Zelf in Januari 1935 bij een bijeenkomst in de Harmonie van de NSB, had de Graaf d’Marchant zelf nog gezegd, dat iedere Jood het recht heeft als volksgenoot beschouwd te worden.
Toch was er wel argwaan op de NSB, maar het nam niet weg dat zelfs niet-leden van de NSB, de boeren toch adviseerden op ‘hun’ Dr.Bos te stemmen.
23 April 1935:
Nieuwe Winterswijkse Courant:
“Landbouwers, stemt op de adviseur Uwer boerenbonden, Dr. W.P.C.Bos, Lijst 3 no. 6
Een groep boeren. Niet leden der N.S.B.”
En daar is dan de uitslag: Provinciale Staten: 29 april 1935: Winterswijk, 20,37% NSB. In Winterswijk 716 FOUT stemmen op de nr.1 en 1207 FOUT stemmen op ‘onze eigen Dr.Bos’.
Ja, en die 20,37% lezen wij dan altijd terug, terwijl hier nog steeds sprake is van een ‘gewone’ partij. Grote krantenkop o.a. in 1977 ‘EENS STEMDE EEN OP DE VIJF WINTERSWIJKERS OP DE NSB’
De krantenkop klopt natuurlijk, maar leg daarbij dan uit wat de NSB toen op dat moment inhield. Hierboven geef ik u al een kleine uitleg daarvan, wat er in werkelijk gebeurde. Voor ‘Koppenlezers’ was het duidelijk: ‘Winterswijk is een NSB-dorp.
Mijn onderzoek gaat verder en ik zal u vertellen wat er vanaf toen gebeurde. Wij praten hier dus nog steeds 5 jaren voor de aanvang van de oorlog.
De gemeenteraadsverkiezingen staan voor de deur. 26 juni 1935.
Ook hier gaat Dr.Bos mee doen met een eigen partij, genaamd Gemeente Belangen. Alhoewel andere partijen hem direct betichtten dat dit een andere benaming zal zijn voor de NSB, ontkent Dr.Bos dit en zegt dat dit een plaatselijke partij is en die zich zal bezig houden met de plaatselijke politiek. Van de 9 raadskandidaten zijn er 5 lid v.d.NSB en 4 lid van de Boerenbond. De plaatselijke bevolking ziet over het algemeen ook niet dat het een ‘NSB-partij’ zou zijn. En weer blijkt Dr.Bos een stemmenkanon te zijn. Maar liefst 1585 (1747 stemmen totaal) stemmen weet hij achter zijn naam te krijgen en zijn partij eindigt als tweede partij, achter de SDAP van Aron van Dam. Gemeente Belangen haalt 19,6%.
. Na 1936 veranderde er veel.
De andere politieke partijen wilden niet samenwerken met Gemeente Belangen, zodat Dr.Bos in de gemeenteraad als tweede partij helemaal genegeerd werd. Dat frustreerde hem mateloos. In de Winterswijkse gemeenteraad zitten en niets kunnen betekenen voor de Winterswijkse gemeenschap. Maar wat de NSB betrof, daar volgde de grootste veranderingen. Vanaf 1936, economisch ging het alweer een stuk beter in Europa, nam de landelijke NSB steeds meer de anti-semitische standpunten over van de NSDAP uit Duitsland en de partij werd fascistisch. Ook de Joden mochten geen lid meer worden v.d. NSB. In Duitsland ontstond een grote vlucht van Joodse inwoners naar andere landen, waaronder ook Nederland. Gevolgd door de verschrikkelijke ‘Kristallnacht’ op 9/10 november 1938.
Bij de tweede kamer verkiezingen van 26 mei 1937 zien wij dat ook. Nu blijkt dat de NSB de anti-semitische en fascistische kant op gaat, zien wij dat ook terug in de plaatselijke uitslag. 1222 stemmen (12,85%). Met het eigenlijk totaal aantal stemgerechtigden is dat 11,9%.
Citaat Dr.G.A. Kooy
Op 26 mei 1937 lijdt de nsb ook te Winterswijk een zeer zware door velen verhoopte, maar door niemand
voorziene nederlaag . (blz.77)
Politiek gezien is het verder vrij rustig in Winterswijk. Wel zijn er enkele bijeenkomsten v.d. NSB, maar Dr.Bos speelt hier geen grote rol meer in. Sterker nog, hij meldt zelfs dat hij zich niet beschikbaar stelt voor de verkiezingen van de Prov.Staten 1939 voor de NSB, maar ook niet voor de Winterswijkse gemeenteraad. Gemeente-belangen gaat ook niet meer mee doen. Echter wel, komt de NSB zelf met een partij, waar nu Slotboom en Blekkink het stokje overnemen.. Ds.Reeser bleef zich als propagandist wel inzetten voor de NSB en sprak vaak tijdens bijeenkomsten.
De verkiezingen 1 april 1939 ZONDER Dr.Bos. Provinciale Staten: 11,63% = 1100 stemmen. Is al heel anders dan in 1935 In vergelijking met Aalten: 7,67%. Bij ‘omdenken’ in Winterswijk dus 88,37% niet. Waren het in 1935 vooral de boeren en middenstanders die NSB (Dr.Bos) stemden, in 1939 blijkt dat vooral de boeren massaal zijn afgehaakt.
14 Juni 1939:De NSB gaat in Winterswijk voor het eerst zelf mee doen aan de verkiezingen, maar ZONDER Dr.Bos. Gemeenteraadsverkiezingen 9,8% = 939 stemmen. Bij wederom ‘omdenken’ dus 90,2% niet. Dat is dus twee maanden later en weer blijkt de NSB verder in de vrije val te gaan. En nog steeds zijn wij ver van de aanvang van de oorlog verwijderd te zijn. Dit waren de laatste verkiezingen voor de oorlog. Hieruit kunnen wij dus geen gegevens meer aflezen. We gaan ons nu dan ook richten op de off.ledenlijsten van de NSB, welke bewaard waren gebleven.
Waren er in 1933 85 lid geworden van de NSB (de NSB zei toen ‘dat ze er al veel meer hadden), tot 1937 liep dit op naar de 259.. Ook vanaf hier zien wij dan evenals bij de stemmingen (1937 was ook bij de Kamerverkiezingen het al teruggelopen naar de 12,8%) dat het leden aantal eveneens daalt.
Op 10 mei 1940, bij aanvang van de oorlog blijkt de NSB ‘slechts’ 189 leden te hebben. (inwoners plm.19.500. Aantal inwoners dat lid, je moest 18 zijn, kon worden: 66% = 12.870 = 1,46% NSB-leden. (maatstaf lft.verdeling inw.1947) ‘Omdenken’: 98,54% dus niet. Dus hele andere getallen, dan voor een ‘NSB-dorp’ nodig zijn.
Citaat Dr.Kooy:
Er is dus in mei 1940 slechts sprake van een BETREKKELIJK KLEINE NSB- 189 van de ruim 19.500
Winterswijkers (blz.130)
Wie zij waren en nam het aantal toe of af tijdens de periode 1940-1945? Het ledental nam toe in de eerste jaren van de oorlog. Naast de echte aanhangers van het nazisme, veel meelopers (Meikevers) en profiteurs (brood-NSB-ers). Op zijn hoogtepunt, oktober 1941: 581 leden.= 4,5% v.d.inwoners.(12.870) We kunnen dus stellen dat 95,5% v.d. in Winterswijk woonachtigen geen NSB lid zijn geweest. Hierbij kun je dus geruststellen dat Winterswijk GEEN NSB-DORP is geweest.
Op 24 juni 1941 wordt de eerste Winterswijker gearresteerd (Gradus Kobus) en op 7 en 8 oktober 1941 vind de eerste razzia plaats in Winterswijk. 33 Joden dienden opgepakt te worden, 6 worden er gearresteerd. In november al blijken zij alle zes al om het leven te zijn gekomen. (‘op de vlucht neergeschoten’) In juni 1942 blijkt voor het eerst dat ook het ledenaantal van de NSB teruggelopen is. 540= 4,09% v.d. inwoners. 66% v.20.000=13.200
Dat de Winterswijkers niet massaal het Nationaal- socialisme aanhing blijkt ook uit de installatie-rede van Dr.Bos als burgemeester op 28 maart 1942. Hij waarschuwd hier vier groepen Winterswijkers: -De ambtenaren -Het politie-korps -De onderwijzers -De boeren (hier zag hij dus zelf ook dat zij massaal afgehaakt waren) Wel onder de kleine Middenstanders blijken veel NSB-leden te zijn.
De tweede helft van 1942 vind de eerste grote deportatie plaats van de Winterswijkse Joodse bevolking. Deze wordt vooral uitgevoerd door de S.D (Sicherheitsdienst). Winterswijkse NSB-ers zijn hier niet (of nauwelijks) bij betrokken. Begin 1943 (februari) vind de omslag in de oorlog plaats. De slag om Stalingrad. De Duitse legers worden hier door de Russen verslagen. Voorjaar april 1943 vind het laatste gedeelte plaats van de deportatie van de Winterswijkse Joden en kan Winterswijk ‘Judenfrei’ verklaard worden.
Was Dr.W.P.C.Bos terug als Burgemeester? Ja, nadat hij zich in 1939 ‘terug getrokken’ had uit de politiek en de Duitsers in 1941 Burgemeester Kneppelhout ontsloegen vanwege zijn anti-houding, solliciteerde hij naar de vrijgekomen functie van ‘Nazi-gezind’ burgemeester. Echter dit was achteraf, zoals hij zelf ook zei, een geheel verkeerde keuze. Hoopte hij de Winterswijkers te laten zien, dat hij de juiste man op de juiste plaats was, hij vergat hierbij dat het Duitse systeem veel sterker was. Hierbij heeft hij zich voor Winterswijk veel te zwak opgesteld en zelfs vaak laf. Hij heeft veel te weinig gedaan ter bescherming van de plaatselijke bevolking en zeker voor het Joodse deel. En zoals als Dr.Kooy het goed verwoord ‘Hij zal het allemaal zo niet gewild hebben, maar het systeem was sterker’.
Teruggaande naar de NSB:
De meeste leden melden zich dus aan vanaf 10 mei 1940 tot het echec van Stalingrad: 229 mannen en 80 vrouwen. Sympathisanten (NSB-aanhangers), Mei-kevers (meelopers) en Brood-NSB-ers (voor extra .voorzieningen). Op de ledenlijst welke tot 1943 werd bijgehouden tellen wij dus: 572 namen: 444 mannen en 128 vrouwen. Van deze mannen zijn er 242 in Winterswijk geboren en van de vrouwen 49. Als je weer om zou denken dan zijn dus 291 geboren Winterswijkers NSB-lid geweest. ( 2,2%) 66% van 20.000 = 13.200
We kunnen dus gerust stellen dat Winterswijk BESLIST GEEN NSB-DORP is geweest. Deze mythe kunnen wij met zekerheid weerleggen. Ook na complete bestudering van deze gehele periode, blijkt ook uit alles dat dit niet het geval is geweest. Honderden onderduikers hebben hier onderdak gevonden, het Winterswijkse verzet was groot. Tientallen namen zijn hier te noemen van actieve verzetsmensen. Ook een vertekend beeld: ‘Ja, er werd toch gezegd, dat de Winterswijkse politie fout was?’ Ja, als je het oorspronkelijke Winterswijkse korps (11 man-1 fout) uitbreidt met vele tientallen, door de bezetter, aangewezen Nationaal- socialistische agenten van elders, dan mag na 1945 de oorspronkelijke 10 man-1 fout is ontslagen) deze titel behouden. Zeer onterecht. Dr.Bos waarschuwde ook in zijn installatie rede het oorspronkelijke korps voor hun anti-houding. Daarbij was er ook nog de Marechaussee, uitgebreid van 6 in 1940 naar 20 in december 1940. (opgeheven maart 1943)
Betekent dit dan dat ‘Winterswijk schoon’ was? Zeker niet. Winterswijk had even als andere plaatsen fanatieke NSB-ers en smeerlappen die heulden met de bezetter. Maar Winterswijk had evengoed een zeer grote groep verzetsstrijders, honderden onderduikadressen (denk aan alle ondergedoken spoorwegmensen, tientallen ambtenaren, dwangarbeiders, maar ook politie-agenten).
Als je dan ook nog kijkt naar de ‘Kopstukken’ van de NSB blijken zij allen van elders te komen: Dr.W.P.C. Bos, geboren te Staphorst Dominee Reeser, geboren te Den Haag (1929 Winterswijk) Marechaussee-commandant Slotboom, geboren te Yerseke, 22-08-1894 (1939 Winterswijk) Korpschef Feberwee, geboren te Olst Landwachtkommandat Poelman, geboren te Gorichem. Landwachter van Kooten, geboren te Arnhem (1936 Winterswijk)
Daarnaast kwamen daaronder 5 plaatselijke inwoners, welke het Nationaal-socialisme aanhingen en daarbij zich met hart en ziel hiervoor inzetten.
291 geboren Winterswijkers (242 mannen en 49 vrouwen) zijn NSB-lid geweest in het tijdsbestek 1933-1945. Voor een gedeelte, korte tijd, voor anderen de gehele periode. (=2,2% van de totale bevolking)
Dat velen na de oorlog veel namen wisten te noemen is volkomen duidelijk. Iedereen waarschuwde ook in die tijd anderen, waarvoor men op moest passen. Daarbij werd de Achterhoek en met name Doetinchem en Winterswijk vanaf september 1944 overspoeld met NSB-ers vanuit het zuiden, welke gevlucht waren voor de geallieerden. Zij allen zochten het laatste half jaar van de oorlog hier onderdak ter voorkoming van arrestatie als landverraders. Voor de plaatselijke bevolking bleef alertheid geboden tot de laatste dag van de oorlog.