oudwwijk
Digitaal erfgoed

Een nacht uit het leven…………

Een nacht en dag uit het leven van een begrafeniskoetsier……….

Vrijdag, 30 maart 1945…
Winterswijk is nog steeds bezet en het dagelijkse leven gaat gewoon door. Alhoewel de vrijheid voor de deur staat.De Duitse bezetter is zenuwachtig en angstig en de Engelsen vliegen met talrijke vliegtuigen overdag over Winterswijk.En vanuit het Woold wordt de bevrijding ingezet.Maar het leven van de begrafeniskoetsier gaat gewoon door.In het Algemeen Ziekenhuis liggen vier doden die nog begraven moeten worden.


Omgekomen door ‘schieten en bommen’.
Met de dominees is afgesproken dat de gestorvenen ’s nachts naar het kerkhof gebracht worden i.v.m. bombardementen. Overdag ging niet meer. Regelmatig moest tijdens de tocht naar het kerhof de rit onderbroken worden, het paard uitgespannen worden en geschuild worden achter huizen en bomen, Wanneer het gevaar geweken was, kon de stoet zijn tocht weer hervatten richting de alg.begraafplaats.De dominees zouden nu dan ook ’s morgens zelfs naar het kerkhof komen om zo een begrafenis doorgang te laten vinden.

Maar goed, het is vrijdag 30 maart. Beskers, de koetsier moet naar het alg.ziekenhuis om alvast naamkaartjes te prikken op de dooskisten van de vier lijken.Aankomende nacht moest hij ze alle vier met paard en wagen naar het kerkhof vervoeren. Vier keer op en neer.Op zijn fietsje naar het ziekenhuis. ter hoogte van Bakker Ubbink, hoek Ratumsestraat-Vredensestraat wordt hij door een Duitse soldaat staande gehouden die zijn fiets wil hebben.Beskers zegt dat hij de fiets zelf nodig heeft en de Duitser is ‘akkoord’.
Voor alle zekerheid laat Beskers de fiets achter aan de overkant bij slager Wassink en zet zijn tocht richting ziekenhuis lopend voort.
Vlak bij het Alg.ziekenhuis hoort hij granaatvuur aankomen vanuit het Woold.
Deze kennis heeft hij opgedaan op de Grebbeberg en hij wist precies wat granaatvuur inhield.Snel ging hij tegen de trottoirband aanliggen om enigszins bescherming te vinden. Drie of vier granaten vlogen over hem heen en kwamen terecht bij de villa van Weideman.Overleefd……

De kaartjes kunnen geprikt worden aan de vier doodskisten.Vier?
Er zijn er maar drie gekist en voor de vierde is nog geen kist gearriveerd.
De kaartjes zitten erop, alles m.u.v. de vierde staat klaar voor vervoer van de komende nacht.Beskers keert weer lopens huiswaarts.’s Avonds gaat hij met Jan Kortschot en met zijn paard en lijkwagen aan het werk, om drie keer en misschien alsnog vier keer te rijden.
“Waar wil je met dat paard naar toe?” zegt een politie-agent.
“Ik moet vier keer rijden” , zei Beskers.
“Blijf met dat paard van de straat of anders ben je hem kwijt
”Nou, dat kwam slecht uit.


Dus het paard moest weer naar stal aan de waliensestraat.
Toen maar een handkar bij H.Willemsen geleend, want het werk moest tenslotte doorgang vinden.
Intussen was het al 3 uur ’s nachts.Witte handdoek over de arm voor de ‘veiligheid’ en door…..
Bij het alg.ziekenhuis aangekomen, de drie kisten (de vierde was er niet) op de handkar vastgebonden met Kortschot en lopens en duwend de kisten naar het kerkhof gebracht.
Daarna kon de handkar weer terug naar Willemsen.De klus zat er weer op voor de nacht.
Het was nog rustig in het dorp en al bijna morgen.Nog even de fiets ophalen bij slager Wassink, die nog altijd daar stond.
Bij Wassink aangekomen zag hij langs de muur van de Batavier hele andere soldaten.

TOMMIES Winterswijk was bevrijd…………..

Lees verder

Dolle dinsdag aan het spoor



TIEN JAAR GELEDEN DOLLE DINSDAG ,CHAOS OP STATION IN WINTERSWIJK

10 september 1954, Nieuwe Winterswijkse Courant

Het is al weer 10 jaar geleden, dat Nederland Dolle Dinsdag beleefde. Ook in Winterswijk ging deze dag niet ongemerkt voorbij. Vooral op het station was het een ongekende drukte.
Lange treinen, afgeladen met vluchtende mannen, vrouwen en kinderen, stonden urenlang op het perron te wachten.
Militaire treinen, treinen met gewonden, reden af en aan.
Het spoorwegpersoneel moest onder de meest moeilijke omstandigheden zijn taak verrichten; de chaos was volkomen.
Wij ontvingen van een beambte der Ned. Spoorwegen bijgaand artikel, dat een beeld geeft van hetgeen zich toen op en om het station afspeelde.

Het is de avond van de vijfde September 1944. De klok draait langzaam naar half tien. Het wordt tijd om naar het station te gaan voor de nachtdienst.
Het is een angstig dienstdoen in de donkere nacht. Alles is duister, aardeduister. Geen lichtstraaltje mag zichtbaar zijn.
Alles wat moet gebeuren vindt plaats in volslagen duisternis, met alle gevaren daaraan verbonden. Er is voortdurend en bijna onafgebroken luchtalarm over de telegraaf.
Dit betekent: alle lichten uit of zwaar afgeschermd. De geallieerde vliegtuigen vliegen af en aan. Met lood in de schoenen begeeft de spoorman zich naar het station.

Stil is het op straat, want niemand mag zich zonder papieren na acht uur buitenshuis bevinden. Na een paar maal controle nadert de spoorman het station. Daar is iets ongewoons aan de hand. Veel meer drukte is er dan anders. Het rangeerterrein vol, met wagens, oorlogsmateriaal. Langs het perron staat een lange trein vol met burgers, mannen vrouwen en kinderen.
Wat is dat toch allemaal? Dit belooft een nachtje te worden…. De kantoor- deur is gesloten. Toegang naar het kantoor door het bagagelokaal, want door het dikwijls opengaan van de kantoordeur straalde er licht naar buiten en dit mag onder geen voorwaarde.

Op het kantoor is het een grote chaos. Het zit vol met zenuwachtige mannen en vrouwen en huilende kinderen.
Ook de beide wachtkamers zijn vol.
Tussen de burgers lopen, hangen of staan tal van Duitse officieren.
Baby’s worden op de tafels een schone luier aan gedaan en een flesje gegeven… .
Het treinregistér staat vol met telegrammen van aangekondigde extra treinen, alle vanuit het zuiden via Winterswijk naar Duitsland. Op ieder station tussen Zutphen en Winterswijk staat een lange trein.
In Aalten staat ’n lange trein voor Winterswijk en in Varsseveld wachten 3 Duitse locomotieven, op vertrek naar Winterswijk.
Spoedig blijkt wat er aan de hand is. Vlucht voor de oprukkende geallieerde legers…. Daar komt de burgemeester van Enschede, een oud Winterswijker, vragen wanneer de trein vertrekt naar Borken.
Het antwoord is: „Niets van te zeggen”
Of zij dan met die trein mee kunnen, die voor het perron staat?
Neen, dat is een militaire trein.


Dan komen de burgemeesters van Eindhoven en Breda met dezelfde vraag en ze krijgen hetzelfde antwoord.
Het dienstdoen wordt ons onmogelijk gemaakt door de vele vragen die de vorm aannemen van smeekbeden. De mensen willen weg, naar Duitsland.
De militaire commandant wordt er bij gehaald.
„Overste. Zo kan ik de dienst niet doen, met al die mensen op het kantoor om mij heen en dat steeds maar vragen.
Dan is de boot aan ! De burgemeesters en hun dames worden afgesnauwd als honden en zijn in een minumum van tijd van het kantoor en mogen zelfs niet onder de kap blijven.
Zij zoeken zo goed en zo kwaad als het gaat een onderkomen in het rangeerders verblijf.
Zo behandelt de weermacht zijn geestverwanten.

De voorafgaande trein heeft Borken bereikt en de D-trein van het perron mag vertrekken. Déze is weliswaar op geen stukken na bezet, maar niettemin mogen er geen burgers mee. Misschien met een volgende trein, hopen zij.
Weer komt er een telegram overeen extra trein, ’t Is om 5 uur afgezonden uit Eindhoven en bereikt Winterswijk om 11.30 uur. Het is een ambulance-trein. De overste is niet met de militaire-trein meegegaan, maar moet in Winterswijk alles regelen. De treindienstleider stelt hem in kennis van de inhoud van het laatste telegram.

De ambulance-trein moet vóór alle andere treinen. Dus de trein van Lichtenvoorde en Ruurlo moet op het rangeerterrein ontvangen worden. De ambulance-trein komt langs het perron. Het is een lange trein met zwaar gewonden. Kleine blauwe lampjes branden in de afdelingen en in de loopgangen. De gangen liggen vol met bebloede lakens en slopen en verband. Het is een verschrikkelijk gezicht. Een beeld om nooit te vergeten. Daar ligt de bloem van het „Herrenvolk” te versterven en het „arisch bloed” bevochtigt onze bodem.


De begeleider van de trein komt vragen hoe lang hij hier moet wachten.
Niets van te zeggen, want er is een bomaanval gedaan op de lijn Borken en de lijn moet nu eerst geschouwd worden. De voorafgaande trein is nog niet in Borken en zolang die daar nog niet is aangekomen, mag de andere niet volgen. De treinbegeleider vraagt bergruimte voor 15 overleden soldaten. Als hiervoor geen ruimte beschikbaar wordt gesteld, zal hij de lijken op het perron leggen. Een oude goederenwagen wordt dan ingericht als lijkenhuisje. De wagen zal aan de trein gekoppeld worden.


Het seinhuis wordt opgebeld en de seinhuiswachter wordt gezegd dat de trein kan vertrekken; onmiddellijk zet het geval zich in beweging tot grote opluchting van de overste en van ons.


De voorafgaande trein is weliswaar niet in Borken, maar nood breekt wet. Zo gaat het de gehele nacht door, de ene trein na de andere, er komt geen eind aan. De volgende morgen is er nog meer achterstand dan ’s avonds.
De telegrammen worden niet meer ingeschreven. Er is geen touw meer aan vast te knopen. De trein in Aalten en de drie locomotieven in Varsseveld staan daar de volgende morgen om 10 uur nog.


De chaos is volkomen.
De N.S.B.-ers met hun vrouwen en kinderen zijn de wanhoop nabij. Zij doen geen oog dicht en hebben geen uitzicht. Zij willen weg, maar kunnen niet. Zo verloopt Dolle Dinsdag, op het station te Winterswijk

Lees verder

Jacob Hemelrijk

Geboren: 14-02-1888 Winterswijk
Overleden: 10-02-1973 Bergen (N.H.)
Ouders: Marcus Hemelrijk (1858-1942) en Dina Strausz (1860-1894)

Naar het verhaal van Leo Hemelrijk. IN BEWERKING

De brief in een spiegel

1988:
Een dame in Londen loopt een tweedehands winkeltje binnen en ziet daar tussen alle curiosa een prachtig ingelijste spiegel.
Ze besluit de spiegel te kopen en een mooie plaats te geven in haar woning.
Echter, bij het ophangen gaat het helemaal fout.
De spiegel dendert met een daverende klap op de grond en valt uiteen. Tussen de scherven vind ze een oude envelop met lange brief in het Nederlands.
De vrouw kon de inhoud echter niet lezen en ze borg de enveloppe op in een la.

1996:
De dame in Londen krijgt een vriendin op de thee en in het gesprek komt de al acht jaar in de la liggende brief met envelop la ter sprake.
De vriendin vertelde haar dat Liz Barnes van de BBC getrouwd is met een Nederlander, wellicht kan zij helpen met deze mysterieuze brief.
Aldus geschiedde en zo werd de inhoud van de brief bekend.
De brief was geschreven door Leo Hemelrijk, zoon van Jacob Hemelrijk. Jacob Hemelrijk is geboren in Winterswijk op 14 februari 1888.
Leo heeft de tekst geschreven in de brief, welke zijn moeder Dit hem dicteerde.
De brief kwam vanaf hun onderduikadres in Putten en was gericht aan Leo’s broer Jan in Amsterdam met de mededeling:
‘vader is gearresteerd is doodgemarteld’
De verdere details over het drama intrigeerde Liz Barnes zo zeer, dat ze besloot er een reportage over te willen maken en januari 1997 kwam ze met regisseur Simon Elmes naar Putten.

Ze wilde het verhaal weten achter de brief in de spiegel uit Londen.

In 1944 moest de Familie Jacob Hemelrijk (14-02-1988 Winterswijk) uit Bergen i.v.m. met de bouw v.d. Atlantic Wall onderduiken op de bovenverdieping in de d’ Eekhoorn op de hoek van de Pr.Hendrikweg en Emmalaan te Putten.
Het huis was geregeld door een broer van Dit de Jong, de vrouw van Jacob Hemelrijk.
De familie de Jong was niet van joodse afkomst.
Jacob Hemelrijk (56), Dit (56) en zoon Jaap (19-de jongste zoon) Leo (27). de andere zoon met zijn vrouw Vera en baby Miriam (2mnd) kwamen op 31 augustus 1944 aan op het onderduikadres en verbleven in het achterliggende piepkleine zomerhuisje, genaamd de Koepel.
Het was de eerste kennismaking van baby Miriam, het eerste kleinkind, met haar grootouders.
Zoon Jan (26), hoofd van een kleine geraffineerde verzetsgroep, bleef ondergedoken in Amsterdam.
Leo en zijn vader Jacob hebben de vrijdag en zaterdag (1 en 2 september) bijna uitsluitend met elkaar doorgebracht.
Luisterend om de beurt naar de goed verstopte radio in een dubbele muur en gepraat over de geallieerde opmars in Frankrijk tot aan de Belgische grens.
Het klonk allemaal heel hoopgevend.


Echter op 01 september 1944 had de vuile Opperwachtmeester Egbert Otter van de Marechaussee te Putten een anoniem briefje gekregen met de tekst: ‘Jood met radio houdt zich schuil Prins Hendrikweg 59’
Zaterdag 02 september, vlak na middernacht:
Er wordt geramd op de deur van d’Eekhoorn:
Opperwachtmeester Egbert Otter, vijf landwachters en een politiehond. Maar Jacob Hemelrijk zou Jacob Hemelrijk niet zijn, als bij een inval hij hier niet op voorbereid zou zijn.
Hij had voortreffelijke ‘officiële papieren’ geregeld met de naam:
Benjamin Jacobus Johannes Piekaar.
Niet van echt te onderscheiden. Maar heeft hij geen andere fout gemaakt, al in 1938?
In 1938 was hij ernstig ziek geweest en verbleef op medisch advies een tijd in Zwitserland. Ook had hij rekening gehouden met de liefdevolle brieven die hij in die periode aan zijn vrouw Dit had geschreven en deze laten verdwijnen, zodat ook deze geen roet in het eten kunnen gooien.
Maar de toen nog kleine Japie (13) heeft toen ook van zijn vader uit Zwitserland post gekregen.
Een foto van zijn vader, met op de achterkant geschreven:
‘Voor Japie, opdat hij zijn vader niet zal vergeten’.
En Japie heette Hemelrijk.

OPENEN

Zaterdag 02 september 1944, vlak na middernacht:
Er wordt geramd op de deur van d’Eekhoorn:
Opperwachtmeester Egbert Otter, vijf landwachters en een politiehond.
Met veel lawaai wordt de deur geforceerd en rennen ze de trap op.
Binnen werd ijlings de rollen aangenomen bij een eventuele inval.
Hier woonde Dit (Hemelrijk) de Jong met haar zoon Jaap en de bevriende logé van de familie Benjamin Jacobus
Johannes Piekaar (Jacob)Vader en moeder sliepen op twee smalle bedden op een v.d.vier kamertjes en snel ruilde vader Jacob met zijn zoon Japie van slaapplaats en heette vanaf nu Benjamin.
De radio moest gevonden worden en de Jood.
De vreselijke overval was begonnen.
Ze stormden de kamers in.
Dit en Japie op de ene slaapkamer en ‘Benjamin’ op de andere slaapkamer.
Opperwachtmeester Egbert Otter controleerde de persoonsbewijzen, waaraan weinig te op te merken was en verhoorde daarna eerst in het huiskamertje Dit en daarna ‘Benjamin’
Twee landwachters haalden alles overhoop op zoek naar de radio, maar tevergeefs.‘Waar is je radio, vuile jood? brulde Egbert Otter‘
Ik zal hem vinden al is hij nog zo goed verstopt’
Opperwachtmeester Otter raakte steeds meer gefrustreerd.
Schreeuwend en vloekend liep hij door het huis. ‘Waar is nou die radio? Niet alleen de radio was niet te vinden, ook Jaap (19) was verdwenen.
Zoon Jaap was op een onbewaakt ogenblik half naakt door het raam gevlucht, vier meter naar beneden gesprongen, rennend door het stormachtige bar slechte weer.
Zo hard als hij kon richting het bos, waar hij in het donker verdween,
Het barre weer van die nacht heeft hem daarbij geholpen. De landwacht buiten met de gevaarlijke zwarte politiespeurhond waren binnen gaan schuilen. Binnen ging de zoekactie door.
Alles werd grondig doorzocht. Maar geen radio.
Ook Jaap’s achtergebleven kleren werden doorzocht en daar vond Otter een notitieboekje en de foto van zes jaar geleden.
De foto van ‘Piekaar’ met ‘Voor Japie, opdat hij zijn vader niet zal vergeten’ Ook al ontkende ‘Piekaar’ dat hij het was op de foto, hij kreeg van Otter een harde klap in zijn gezicht, terwijl een landwachter hem gruwelijk in zijn rug trapte.
Er kwam een einde aan de drie uur durende inval en ‘Piekaar-Jacob’ werd geboeid afgevoerd naar het politiebureau.
Niets wordt daarna meer vernomen van Jacob Hemelrijk.
Tot 11 september 1944:

Het bericht komt binnen, dat Jacob Hemelrijk in gevangenschap is doodgeschoten. Er rest Jacobs vrouw niets anders dan de kinderen op de hoogte te brengen:
12 september 1944:‘Lieve kinderen, Het zal hoogstwaarschijnlijk alles al achter de rug zijn:
Vader is dood. Dineke heeft gisteren ten einde raad Abas van de Joodse Raad in Arnhem laten bellen naar de marechaussee-kazerne, waar hij Otter of Feenstra aan de lijn kreeg,
‘Hebt u een meneer Hemelrijk gehad? ‘ ‘Ja’: ‘Wat hebt u met hem gedaan?’ Die hebben we doodgeschoten’

Jacob Hemelrijk werd dezelfde zaterdag 02 september 1944 meegenomen naar het politiebureau op de hoek Achterstraat-Voorthuizerstraat.
Daar werd Jacob uitvoerig verhoord in gezelschap van de vijf landwachten.
Deze vijf waren vermoeid, lurkten aan hun sigaret en hingen slaperig over hun stoel.
Bij het zien van deze vijf dacht Jacob: “Er is een weg naar de vrijheid, een zeldzame collectie onnozele misdadigheid”
Daarna werd hij naar zijn arrestantenhok gebracht.

Zondagmorgen 03 september werd Jacob uit zijn cel gehaald en in zijn bijzijn overlegden opperwachtmeester Otter en Oosterink met een Duitse politieman over Jacobs identiteitsbewijs van Benjamin Piekaar.
De Duitser constateerde: “ganz und gar in Ordnung”.
De Duitser wendde zich tot Egbert Otter: “Rufe die Gemeinde an und wenn es stimmt, so lass ihn gehen”.
Otter antwoordde: “Das geht vandaag niet, maar morgen wohl,” in zijn eigen Duits. “ Es ist jetzt Zondag”

Jacob Hemelrijk werd daarop teruggebracht naar zijn cel.
Daarna gaat het helemaal fout. Er wordt door een actief lid van een verzetsgroep, de plm.23-jarige Loek Lansdorp, een poging ondernomen Jacob te bevrijden uit het politiebureau, maar Oosterink weet dit te voorkomen en ook Loek Lansdorp wordt hierop gearresteerd.
Nog dezelfde zondagavond werden Jacob en Loek, aan elkaar geboeid afgevoerd naar Arnhem.
Het verzet sliep niet en onderweg van Putten naar Arnhem zou nog i.s.m.de chauffeur, die ook betrokken was bij het verzet, een bevrijdingspoging gedaan worden, echter hiervoor kwam men te laat.
Nog voor middernacht werden Jacob en Loek naar de sadist overste Jacob Feenstra gebracht, gewestelijk politiecommandant en hier begint een ware hel.
Daar werden beide onbarmhartig, nog steeds aan elkaar geboeid, met een gummiknuppel afgerost, door Feenstra, Egbert Otter, de a.s.schoonzoon van Feenstra Huizinga en wachtmeester Lanting.
Het bloed stroomde Jacob daarbij van zijn hoofd en gutste uit zijn neus, als een open kraan.
Daarna pas werden beide gescheiden en werd Jacob in de naastgelegen keuken gelast plat op twee stoelen te gaan liggen, waarna de mishandelingen doorgingen.

Het was inmiddels maandagmorgen 04.00 uur en beide, Jacob was zo goed als bewusteloos, werden overgebracht naar het S.D.-kantoor aan de Utrechtseweg.
Daar werden Jacob en Loek met hun gezicht naar de muur verder verhoord door een Duitse politiechef, bijgestaan door een op en neer lopende Duitse beul met houten hamer.
Daarna werden beide naar de cellen in de kelders gebracht.
Bij het naderen van de diepe trap, voelde Jacob aan dat hij naar beneden geschopt zou worden en als een opgerolde kat duikelde hij naar beneden. Zwaar gehavend werden beide in een aparte cel geduwd.
Ze zullen elkaar daarna nooit meer terugzien . (Loek is overleden of gefusilleerd 3-5 september)

Jacob is geheel gebroken in zijn cel. Eenzaam op de stenen bank, dat tevens als bed diende, haalde hij uit zijn broekzak de twee buisjes die Dit, zijn vrouw had meegegeven.
Met een stomp nagelschaartje sneed hij zo goed en zo kwaad dat ging zijn beide polsen open.
Op de grond verschenen twee bloedplassen. Daarna slikt hij alle tabletten uit de beide buisjes weg: 8 slaappillen en 12 aspirines.
Hij strekte zich uit op de stenen bank en doezelde in slaap……………………………

IN BEWERKING

Jacob Hemelrijk is geheel gebroken in zijn cel. Wetende welk lot hem als jood in Duitse moordenaarshanden te wachten stond, had hij met een stomp nagelschaartje zo goed en zo kwaad dat ging zijn beide polsen open gesneden. Op de grond verschenen twee bloedplassen. Daarna slikt hij alle tabletten uit de beide buisjes weg: 8 slaappillen en 12 aspirines. Hij strekte zich uit op de stenen bank en doezelde in slaap.A U F S T E H E N…………………….maandagmorgen 04 septemberVerdwaasd kwam Jacob even bij, realiseerde dat hij niet dood was en om zijn beide polsen verband was aangebracht. En hij zakte weer weg in een diepe bewusteloosheid.Toen Jacob weer bij kwam ,bemerkte hij dat hij vervoerd werd in een vrachtwagen, liggende tussen meerdere gevangenen.Het was inmiddels woensdagmorgen 06 september 1944, 02.00 uur.‘Bijna twee dagen was Jacob bijna geheel van de wereld geweest.Houd je rustig’, fluisterde een gevangene, ‘we komen misschien vrij’ De gevangene putte waarschijnlijk zijn hoop uit de geallieerde opmars. Een dag eerder was namelijk Dolle Dinsdag 05 september en de angst was de Duitse bezetter van het gezicht af te lezen. Velen van hen sloegen op de vlucht evenals de massale volksverhuizing van N.S.B.-ers vanuit het zuiden naar het oosten, noorden en Duitsland.In alle tumult arriveerde de vrachtwagen in het concentratiekamp Vught en de Winterswijker Jacob Hemelrijk werd op een draagbaar naar binnen gebracht.Concentratiekamp Vught was in rep en roer door de geallieerde opmars.Op grote schaal waren de Duitsers hier begonnen met fusillades van o.a.verzetsmensen en andere gevangenen.Jacob zal die woensdagmorgen niet geweten hebben dat hier nog maar net twee Winterswijkse verzetshelden zijn gefusilleerd. Wim Koenen (23), maandag 04 september en Henk Baarschers (24) 05 september. Ook ‘Tante Riek’ (Mevr.Kuipers-Rietberg) zit in kamp Vught opgesloten.De Duitse bezetter wilde kamp Vught zo snel mogelijk ontruimen, voordat de geallieerden het kwamen bevrijden. Naast de vele fusillades in Vught(Dolle Dinsdag alleen al 747) werden de gevangenen in overvolle treinen naar de concentratiekampen Ravensbrück en Sachsenhausen gebracht.‘Tante Riek’ donderdag 07 september naar Ravensbrück Jacob Hemelrijk donderdag 07 september naar Sachsenhausen.11 september 1944 heeft de familie Hemelrijk: Dit en de kinderen Leo,Jan, Dineke en Jaap, het bericht gekregen van de bezetter dat Jacob is doodgeschoten.Het leven gaat door, de oorlog gaat door en de Familie Hemelrijk, zo goed als zo kwaad het kan, moet de draad weer oppakken.Om lang stil te staan bij het overlijden van hun vader is weinig tijd. Op 01 oktober 1944 wordt er een aanslag gepleegd in Putten op een auto met Duitse officieren en er komt een verschrikkelijke vergeldingsmaatregel van de bezetter. Zoveel als maar kan worden de mannelijke inwoners van Putten gearresteerd en afgevoerd naar concentratiekampen (honderden (552 zullen het niet overleven). Ruim honderd huizen worden plat gebrand in Putten.Ook de kinderen Hemelrijk: Leo (28), Jan (26) (inmiddels ook in Putten) en Jaap (19) slaan met 9 anderen op de vlucht het bos in. Op hun vlucht horen ze in de verte geweerschoten en blaffende honden…………………….

De broers Leo, Jan en Jaap Hemelrijk vluchten naar aanleiding van de afschuwelijke razzia in Putten met ongeveer nog 9 anderen naar het Pinetum bos.De familie Oudemans van landgoed Schovenhorst, die de fam.Hemelrijk al vaker geholpen had deze oorlog, bracht de gevluchte mannen soep en dekens voor de nacht.Terugkomen was geen optie. De Duitse bezetters gingen als barbaren te keer in Putten.Mannen werden afgevoerd, huizen in brand gestoken en vrouwen en kinderen verjaagd.Ook de broers Hemelrijk met hun lotgenoten voelen zich de volgende dag niet meer veilig in het bos en besluiten verder te vluchten naar het gehucht Drie, op 10 km.afstand.Daar doken ze onder in een hooiberg bij een boerderij. Die maandagmiddag 02 oktober 1944 zagen ze vandaar uit boven Putten grote zwarte rookwolken Twee nachten verbleven ze in Drie, totdat ze woensdag 04 oktober 1944 vernamen dat de Duitsers het verwoeste Putten verlaten hadden.De mannen besloten terug te keren.Dit, Vera en de kleine Miriam en Dineke waren gevlucht naar de fam.Oudemans die buiten de bebouwde kom woonden op landgoed Schovenhorst en hun huis was gespaard gebleven. Veel vrouwen en kinderen uit Putten, de meesten waren gevlucht naar Nijkerk,troffen bij terugkomst slechts de puinhopen aan van hun afgebrande huis en moesten vernemen dat hun man en grote zoons waren weggevoerd.659 mannen waren op 2 oktober 1944 afgevoerd naar eerst kamp Amersfoort, 58 zijn er daar vrijgelaten om gezondheidsredenen.601 mannen gingen op 11 oktober naar Neuengamme. Na de oorlog keerden er slechts 48 terug, waarvan er nog 5 overleden en gevolge van de doorstane ontberingen.Putten verkeerde na de razzia in shock, zo goed en zo kwaad als het ging, probeerde men de draad weer op te pakken. Ook met de hongerwinter voor de deur erbarmelijke tijden.December 1944 waren de rantsoenen al gehalveerd en het eten werd ‘met de dag minder’ in de gaarkeukens. Leo Hemelrijk probeerde via de radio nog op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen van de geallieerde opmars. Hij genoot als er weer veel geallieerde vliegtuigen over kwamen richting Duitsland. Plm.half december komt Dineke hijgend (21), de zus van Leo, Jan en Jaap, in een razend tempo naar huis gefietst, Bij kennissen in Velsen, die ze had gesproken, was iemand op bezoek geweest die vrijgelaten was uit concentratiekamp Sachsenhausen en die had verteld dat er in Sachsenhausen over een meneer Hemelrijk werd gesproken en misschien had hij hem zelf wel gezien. Maar hij wist het niet allemaal meer zo precies.Dineke had een groepsfoto van de klas van haar vader aan het gymnasium in Alkmaar en besloot met de foto waar haar vader ook op stond de vrijgelaten man op te zoeken. Toen ze haar vader aan wees op de foto zei hij: ‘Ja, die heb ik daar gezien, maar hij is wel helemaal kaal geschoren’ . Dit en de kinderen kregen een sprankje hoop, maar ook echt maar een sprankje. Vader was vol-jood, klein en vrij zwak van gezondheid en onder het barbaarse regime leek het hun onmogelijk dat vader dat zou overleven, mocht hij het al wezen.

De hongerwinter was begonnen in Nederland en ook in Putten.Veel te eten was er niet meer en wat evt. te eten was, werd op een houtkacheltje gekookt bij de fam.Hemelrijk.Leo bleef geestelijk op de been door te luisteren naar de BBC,De Russen waren in februari al steeds dichter bij Berlijn en in het Westen begonnen de geallieerden in maart 1945 weer met de opmars richting Duitsland en Noord-Oost en West Nederland.De frustraties door de hongerwinter waren ook toegenomen bij de fam.Hemelrijk, met de meerdere onderduikers in huize D’Eekhoorn. Leo, Vera en dochtertje Miriam besloten eind maart 1945 te verhuizen naar een ander onderduikadres in Putten, welke Vera gevonden had.Was Winterswijk al bevrijd op 31 maart, op 17 april vernam Leo via de BBC dat nu de Veluwe aan de beurt was.Op de terugtocht van een wandeling die dag stuitte Leo op vluchtende Duitse troepen.Leo voelde zich niet meer bang en ook hadden de Duitsers geen aandacht meer voor Leo. De gedesorganiseerde troep angstige Duitse soldaatjes hadden wel wat anders aan hun hoofd.Ook hadden de Duitsers het pension waar Leo met zijn gezin ondergedoken zat bezet en gebruikten de keuken voorbereiding van het eten. Ze waren bezig met het braden van verrukkelijk riekende grote stukken vlees.Leo mocht ook niet meer het pension in en had geen andere keus dan om te keren.Met de voortdurend over vliegende Engelse jachtvliegtuigen liep hij maar wat terug naar het kampement van de vluchtende Duitse soldaatjes.Plotseling riep een Duitse soldaat: ‘De Tommies sind durch gebrochen’ In slechts 15 minuten was het hele kamp opgebroken en waren ze vertrokken met alles wat ze nog hadden. Wat eens het machtige Duitse leger was, was nu een aftocht van een desgeorganiseerd bijeen geraapt zooitje.Terugkomende in het pension die avond hadden de Duitsers in alle haast al het heerlijke voedsel achter moeten laten en Leo en anderen hebben zich daar heerlijk te goed aan gedaan. In vijf jaar hadden ze niet zo heerlijk gegeten.Waren ze al aardig in de stemming dat de bevrijding daar was, opeens hoorden ze het inslaan van granaten in de omgeving en met een tiental anderen werd de schuilkelder opgezocht. ‘s Avonds pas tegen elven werd het weer rustig. De volgende morgen, de 18de April was Putten bevrijd en iedereen vierde het feest, dagen lang. Steeds kwamen er mooie berichten: Hitler en Goebbels dood, Göring is gevlucht, Mussert is in Utrecht gevangen genomen . Dinsdag 8 mei 0m 15.00 uur kondigde Churchill officieel het einde van de oorlog aan.Alles was nu voorbij…………………….De Familie Hemelrijk was aardig goed de oorlog doorgekomen, alleen vader Jacob Hemelrijk had het niet overleefd.Woensdagmiddag 9 mei, daags na de zegenrijke volledige capitulatie rustte Leo eindelijk uit van de vermoeienissen van de afgelopen dagen. In vrijheid. INEENS………………………rent een Oom van Leo de trap op:‘LEO WAAR BEN JE?’ ‘LEO JE VADER LEEFT NOG’Het is omgeroepen in Eindhoven over Herrijzend Nederland. Een hele groep gevangenen is daar aangekomen uit Buchenwald en ook de naam van Jacob Hemelrijk uit Bergen is omgeroepen.Vader Jacob, de vol-jood, klein en vrij zwak van gezondheid had het barbaarse regime overleefd,Leo kon het niet bevatten.De volgende dag al vond de hereniging plaats en was het gezin Jacob Hemelrijk weer compleet.Wat een onverwacht weerzien, wat een ongelooflijk HAPPY ENDING van een vreselijke nachtmerrie.


De Familie Hemelrijk

Jacob Hemelrijk
14-02-1888 – 10-02-1973
Doctor – Schrijver
Rector Murmellius Gymnasium Alkmaar


Dit Hemelrijk – de Jong
16-11-1887 – 12-11-1985
Onderwijzeres

——————————————————

Leo Hemelrijk
22-12-1916 – 30-09-2009
Redacteur verslaggever ANP


Vera Hemelrijk
10-01-1919 – 03-01-2010
Later gescheiden van Leo Hemelrijk


(Baby) Miriam Groeneveld – Hemelrijk
1944 –


Jan Hemelrijk
28-05-1918 – 16-03-2005
Verzetsstrijder Prof.-Doctor
Hoogleraar TH Delft en Universiteit Amsterdam


Dineke Hemelrijk18-11-1923 – 17-10-2017


Jaap Hemelrijk20-08-1925 – 01-06-2018
Doctor Klassiek archeoloog
Promoveerde 1956 aan de Universiteit van Amsterdam
Directeur Allard Pierson Museum




Jacob Feenstra, de man die Jacob Hemelrijk en Loek Lansdorp zo verschrikkelijk mishandeld had. Jacob Hemelrijk kon er niet meer tegen, sneed zijn polsen door en nam de twee buisjes met tabletten. Jacob Feenstra arresteerde zeer veel verzetsstrijders, onderduikers en Joden, gedurende 1942-1945.In februari 1946 stond hij terecht voor het Bijzondere Gerechtshof te Arnhem. En wie verscheen daar als getuige? Die kleine, jood met zijn zwakke gezondheid.Jacob Feenstra werd ter dood veroordeeld en hij was nr.3 op rij in Nederland. Voltrokken 29 augustus 1946.



Voordat we morgen het laatste deel krijgen over de Winterswijker Jacob Hemelrijk, hoe verging het zijn zussen en halfzus, allen tevens geboren in Winterswijk. Zijn twee jaar oudere zus Mina (ovl.1965) heeft het overleefd, zijn jongere zussen Amalia (ovl.1986) en en Martha (ovl.1981) ook. Lea, zijn jongste zusje niet. Zij wordt op 31-08-1943 vermoord in Auschwitz.Zijn latere halfzusje Dina (ovl.1985) heeft de oorlog tevens overleefd. Zijn moeder en stiefmoeder waren beide al overleden en zijn vader Marcus werd op 84 jarige leeftijd op 18-11-1942 uit het bejaardentehuis gehaald te Arnhem en vermoord op 27 november 1942 te Auschwitz.


1908:Jacob Hemelrijk (20 jaar) is twee jaar onderwijzer en krijgt een baan aan School L. in de Tuinstraat. Jacob, die nog ervaring moest op doen in het onderwijs is verbaasd over de klas naast hem. Daar staat een juffrouw voor de klas, zij had een magnetische kracht waarmee ze de kinderoogjes tot zich trok, de vingertjes leidde zoals ze wou en de mondjes liet rusten en spreken al naar haar wens.Maar nu niet meer alleen over de kindertjes, maar ook over Jacob

Haar naam was Juffr. Dit de Jong……………… 21 jaar. En ze woonde op kamers in een pension aan de Wooldstraat. (Later Knook) Jacob was verliefd, maar juffrouw Dit, maakte hem duidelijk dat hij zich geen illusies hoefde te maken. Dan kent ze Jacob nog niet…………………

LATER MEER

Lees verder

Hendriksen

Ratum
Boerderij Mensinknijenboer E48

Onderduik Anton Meischke uit Driebergen
Bij fam. J.W Hendriksen Landbouwer en klompenmaker.
Boerderij Mensinknijenboer E48
Op 14 juli 1949 is Anton Meischke
Geb: 15-12-1916 Driebergen
Ovl: 31-03- 1985 Driebergen
getrouwd met Dora Harmina Hendriksen te Winterswijk
Geb: 03-08-1921 Winterswijk
Ovl: 30-08-1990 Den Dolder

Geholpen door Ninaber van Eijben
Behoorde tot de L.O. , evenals ‘Tante Riek’ en Frits Slomp

Lees verder

Aantekeningen geallieerde slachtoffers

Harold Philip Calvert
Whitley Squadron 17 augustus 1941 time: 02.30
Neergestort:
Alle 4 inzittenden overleefd.
Sgt Basil Sidney Craske (POW)
Kamp: Stalag Luft F6 Heydekrug
Sgt Harold Philip Calvert (ovl.20-05-1942)
Kamp:
Sgt A.E.King (POW)
Warrant officer
Kamp:
Sgt .Alexander Bruce Antony Robertson (POW)
Kamp: Stalag Luft F6 Heydekrug

Sgt Calvert is reported to have been involved in a mass escape bid from Stalag IIIE in May 1942 and was shot by civil Police at Dresden on 20 May 1942. He is buried in the 1939-1945 War Cemetery at Berlin.

Narrative:
Operation – Köln, Germany. Took off from RAF Leeming at 22:03 hrs.
The aircraft was coned by searchlights and at 01:43 attacked by Oberleutnant Wolfgang Thimmig of the 2./NJG 1, who was flying a Bf 110 from Venlo airfield. At 02:30 hrs, it crashed.

Aantekening:
Craske wordt door de gestapo gevangen gezet in de burcht van Oeding en overgebracht naar Munster.
Wat volgt is 3 jaar en 10 maand gevangenschap. Hij overleefd
1994 zou hij de boerderij hebben bezocht en de kinderen ontmoeten: Derk Jan en Johann Willem Hesselink


Lees verder

Scheveningse evacuees

Notities uit het dagboek van wijlen de heer Th. J. H. Hendriks,

Toenmalige hoofd van de Evacuatiedienst –
„ledereen werkte tegen” – Alle dagen klachten en moeilijkheden –
„Toch volbrachten vele ingezetenen hun menselijke plicht: verdreven
Nederlanders helpend

Winterswijk heeft in de bezettingstijd nog een bizondere periode meegemaakt, die de meeste Nederlandse gemeenten niet gekend hebben: n.l. de inkwartiering van enige honderden Scheveningse gezinnen.
Ze waren door de bezetter van huis en hof verdreven en moesten bij Winterswijkse gezinnen worden ondergebracht. Dat gebeurde begin 1943, en tot nog langere tijd na de bevrijding heeft deze inkwartiering geduurd. De „Scheveningers” waren een bekende verschijning geworden in onze huizen en straten. Het is niet allemaal zonder zorgen en moeilijkheden gegaan. Daarvan vertelt een uitvoerig dagboek, dat onze oud-plaatsgenoot, wijlen de heer Th. J. H. Hendriks over deze gebeurtenis naliet.
De heer Hendriks, toen nog Ambtenaar der gemeente, werd belast met de leiding van de inkwartiering der Scheveningers. Wat hij meemaakte, heeft hij uitvoerig in zijn dagboek beschreven. In 1944 vertrok hij naar Wageningen, waar hij hoofdcommies le klas ter sekretarie van deze gemeente werd.
Door de vriendelijke medewerking van zijn echtgenote, mevrouw H. Hendriks-Kremer, zijn wij in de gelegenheid onderstaande herinnering op te halen, die we ontlenen aan het dagboek van wijlen onze oud-plaatsgenoot de heer Th. Hendriks.

IN DECEMBER 1942 kwam er een weinig plezierig bericht bij het toenmalige gemeentebestuur van Winterswijk binnen: deze plaats moest zich voorbereiden op de huisvesting van vele honderden Nederlanders, die elders door de bezetter uit hun huis verdreven zouden worden.
De opdracht luidde kortweg: bereidt de inkwartiering van évacué’s uit de kuststreken van Nederland voor. Het was een opdracht van de bezetter. Maar de medewerking die geëist werd, gold de verzorging van Nederlanders, die uit hun woonplaatsen verdreven zouden worden. Het was vanzelfsprekend, dat deze mensen geholpen moesten worden worden, en dus zette het gemeentelijk apparaat zich aan het werk, om de inkwartiering van deze komende verjaagde Nederlanders voor te bereiden.

BEGONNEN WERD met de beschikbare woonruimte in Winterswijk te inventariseren. Nagegaan moest worden, wie een gemeubileerde slaapkamer en zo mogelijk ook een zitkamer over had, om er de geëvacueerden in onder te brengen.
„Kwartier-lijsten” werden aangelegd en daarmee begon de ellende!
Een deel der Winterswijkse bevolking toonde duidelijk de goeden niet te na gesproken hoe weinig begrip en medeleven er was voor de-van hof en huis verdreven eigen landgenoten; een groot deel probeerde aan de inkwartiering te ontkomen!
„Op enkele gevallen na, schrijft de heer Hendriks in zijn nagelaten memorandum „stootte ik overal op sterke tegenstand en onwil.
Men probeerde de évacué’s bij voorbaat al buiten de deur te houden, zonder dat men nog iets van deze mensen wist, behalve dan, dat ze verdreven zouden worden, in nood zouden komen en onderdak moesten krijgen.” Maar wat gebeurde?

MENIGEEN probeerde de inkwarieringslast op anderen af te schuiven. Toen de kaarten begin januari 1943 aan de betrokkenen werden toegezonden, met de mededeling hoeveel personen men kreeg in gekwartierd, regende het klachten op het evacuatiebureau ten gemeentehuize.
Daar waren gegronde klachten bij; maarde meeste klachten waren gezocht, waren onbetekenend, alleen maar bedoeld om van de inkwartiering af te komen. Dat betekende natuurlijk: iemand anders die last toeschuiven. Menigeen probeerde de inkwartiering af te schuiven op z’n buurman of zelfs op de beste kennissen! „Gaat u daar maar eens kijken, die heeft meer ruimte dan ik.”
Een paar dagen later op 7 januari 1943 arriveerde de eerste trein met évacué’s. Het waren vermoeide en ontdane mensen, in hoofdzaak uit de Scheveningse vissersbevolking afkomstig.

HUN WERK, hun zee, hun huizen èn hun meubilair hadden ze achter moeten laten.
Hun mannen en zonen waren vaak al weg: opgeroepen voor de ;,Arbeits‘ einsatz” in Duitsland, Frankrijk óf Noorwegen.
En velen vreesden, dat ze doorgezonden zouden worden naar de beruchte Duitse kampen. Maar dat viel mee!
Ze konden dus in Winterswijk blijven en zouden bij de Winterswijkse bevolking, bij de eigen landgenoten, ingekwartierd worden.
Het waren 400 mensen, die eerst naar de omliggende cafézalen bij het station gedirigeerd werden, waar ze brood en koffie kregen.
Een 50-tal Winterswijkse jongens stonden op deze sneeuwdag met hun sleetjes klaar, om de koffers en andere bagage (kooien met kanariepietjes poesen en honden) naar de kwartieren te brengen, waarheen de évacué’s zelf al spoedig eveneens gebracht werden.
Een aantal a-socialen onder hen zagen er onverzorgd uit en zaten onder de vlooien en luizen die gingen eerst naar de toenmalige Jeugdherberg (het tegenwoordige politiebureau) om gereinigd te worden.
De zieken werden naar de ziekenhuizen gebracht.
En zo was de „evacuatie” in Winterswijk een feit geworden.

ZOUDEN DE Winterswijkse kwartiergevers en hun gedwongen gasten elkaar leren verstaan en elkaar bijstaan, om door de moeilijke tijden heen te komen!
Al spoedig bleek, aldus weer het rapport van de heer Hendriks, dat dit in zeer veel gevallen niet zo zou zijn..
Het begon en het bleef klachten regenen. De kwartiergevers waren vaak stug en onwillig tegenover de hun opgedrongen logé’s, en deze logé’s waren nerveus, vaak lastig ook en ze bleven de nog al „gesloten” vissersbevolking die ze waren. Ze wilden hun eigen .leefwijze blijven volgen, konden of wilden zich niet aanpassen bij de regels van het huis, zoals deze bij hun gastvrouw en gastheer golden kortom, de botsingen en konflikten bleven niet uit.

ELKE KLACHT werd door de evacuatiedienst, meestal door wijlen de heer Hendriks persoonlijk, onderzocht
En zoals te verwachten was, lag de „schuld” vaak bij beide partijen, maar ook wel alleen bij de kwartier-verstrekker (die b.v. z’n évacué’s trachtte „weg te pesten”) of alleen bij de évacué’s (die zich ongepast gedroegen).
Het dagboek van de heer Hendriks, Hoofd van de Evacuatiedienst, staat vol voorbeelden van de dagelijkse moeilijkheden die er waren en die door hem moesten worden opgelost.
Daar was de meneer en de mevrouw uit het grote mooie huis, dat aan de évacué’s de kleinste en slechtste kamer had gegeven; het eten voor hen werd op de trap neergezet daar konden ze het komen halen om op
hun zolderkamertje zonder licht en zonder „verwarming” op te eten; er was zelfs geen tafeltje.


DAAR WAS de boerderij, waar ’n yrouw en twee kinderen het kleinste kamertje kregen, waar de bedden tegen elkaar stonden,- maar de „mooie kamer” die ongebruikt stond en voldoende ruimte bood, werd niet afgegeven! Het gezin kon zich op de deel wel wassen en moest de hele dag op de boerderij meewerken. Men bedenke hierbij, dat de kwartiergevers een voor die dagen ruime vergoeding kregen voor het verschaffen van onderdak en voedsel; verplichting tot meewerken was er dus niet, al werd het wel gewaardeerd,
Dit soort gevallen werden meestal na enige bezoeken van de heer Hendriks tot tevredenheid van alle parijen op een meer menselijke wijze opgelost. Groter nog was het aantal gevallen, waarbij de evacué’s zich misdroegen. Daartoe droeg vooral het feit bij, dat zich onder hen nog al wat a-sociale gezinnen bevonden. Dan was het voor de kwartier-verstrekker wel een hele opgaaf, om met deze mensen op goede voet te blijven; deze mensen, die zich b.v. nooit wasten die er allerlei smakeloze gewoonten en taal op nahielden, die zich vrijpostigheden in het gastgezin permitteerden, die niet te pas kwamen, enz.
Hoe velen waren er zo?

UIT HET RAPPORT van wijlen de heer Th. Hendriks blijkt dit niet.
Maar hij verklaart uitdrukkelijk, dat de meeste gevallen van inkwartiering redelijk goed verliepen, al waren er wel spanningen en klachten;
En ook waren er gevallen, waar de gedwongen samenleving in bijzonder goede harmonie verliep.
Er waren zelfs ingezetenen, die b.v. kinderen uit een a-sociaal gezin hadden toegewezen gekregen en die deze kinderen vrijwillig zo lang mogelijk wilden houden, om ze goed op te voeden.
Evacué’s, die zich blijvend slecht gedroegen, werden wel eens een paar dagen in het politiebureau opgesloten hetgeen meestal de gewenste uitwerking had.
De Scheveningers, die niets te doen hadden, liepen natuurlijk veel op straat en hadden zoals ze in Scheveningen de haven als rendez-vous hadden in Winterswijk de hal van het postkantoor, of bij mooi weer het plantsoen als plaats van samenkomst.


De hal van het postkantoor heette toen wél hun „klaagmuur”; alle klachten, die ze meenden te hebben tegen hun kwartiergevers of tegen het evacuatiebureau, werden hier uitgepraat.

IN’ JULI 1943 kwam van Duitse zijde het onheilspellend bericht, dat er woningen gevorderd moesten worden voor Duitse gezinnen uit de gebombardeerde steden. Deze Duitse gezinnen mochten niet als de Scheveningers ingekwartierd worden, maar moesten een compleet gemeubileerd huis ter beschikking krijgen.
Toen dit bekend werd, kwamen heel wat Winterswijkers vrijwillig inkwartiering van Scheveningers vragen.
Liever dit, dan hun hele huis te moeten afstaan!

HET WAREN moeilijke tijden. De grote meerderheid van de bevolking zegt de heer Hendriks in zijn dagboek had begrip voor de moeilijkheden en volbrachten als goede Nederlanders hun plicht, óók wanneer het soms ’n drukkende plicht was; want ook daar, waar de inkwartiering dragelijk verliep, was ze niet altijd plezierig.
Maar ook vele burgers lieten zich van hun slechtste zijde zien, schrijft de heer Hendriks. Zij probeerden niet alleen de inkwartieringslast op buren en goede vrienden af te schuiven. Zij bezochten ook Duitse en NSB-instanties en speelden daar mooi weer mee om van de inkwartiering af te komen.
Zij probeerden het hoofd van de Evacuatiedienst met geld, met véél geld soms, of met geschenken en voedsel om te kopen (in zo’n geval volgde altijd direkt inkwartiering, schrijft de heer Hendriks). Zij roddelden en spraken kwaad van de ambtenaren, belast met de evacuatie.

„Mensen, die ik heel goed kende, groetten mij niet meer, nadat ze inkwartiering hadden gekregen”, aldus de heer Hendriks, die daarbij verzucht, dat dit alles moreel een zware strijd voor hem was.
Maar gelukkig had hij goede vrienden, waarmede hij zijn morele moeilijkheden kon bespreken.
Hij zegt er van: „Deze steun en de wetenschap dat ik steeds naar eer en geweten zo goed mogelijk de belangen van de Winterswijkse bevolking èn van de V/interswijkse bevolking èn van de verdreven Scheveningers heb gepoogd te behartigen, gaven mij telkens weer een hart onder de riem”

Nieuwe Wint.Courant, 3 mei 1965

A,Bal en W.Bal-Spaans 1973: 55 jaar getrouwd

Gisteren was het precies 55 jaar geleden dat de heer A. Bal en mevrouw W. Bal-Spaans samen in het huwelijksbootje stapten.
Zowel meneer Bal als zijn vrouw komen oorspronkelijk uit Scheveningen. In zijn jeugd voer de heer Bal op de grote vaart en heeft daarom al heel wat van de wereld gezien. Nadien was hij visser.
In 1943 is de familie Bal op bevel van de Duitsers naar Winterswijk geëvacueerd.
Na de oorlog viel het voor de heer Bal niet mee passend werk te vinden, vooral niet omdat hij een vrij beroep als visser gewend was.
Tenslotte kwam de heer Bal bij Meijerink & Zonen terecht.
De familie Bal heeft in Winterswijk op talloze adressen gewoond, onder andere woonden ze in het wachtposthuisje 55 bij het Korenburgerveen.
Toen het bejaardencentrum de Pelkwijk in oktober 1972 geopend werd trok men daar heen.
„Het is hier precies een hotel, beter kun je het niet hebben”, aldus de heer Bal die het met zijn vrouw in de Pelkwijk volledig naar zijn zin heeft.
Ondanks hun al hoge leeftijd, meneer Bal is 79 en zijn vrouw 78, zijn beide nog erg aktief.
Meneer Bal fietst nog erg goed en mevrouw Bal is druk met het schrijven van haar memoires.
Zij heeft nu haar jeugd al bijna beschreven en het is al een werk van over de honderd bladzijden geworden.
Dat de heer en mevrouw Bal in Winterswijk erg gezien zijn blijkt wel uit de vele brieven, bloemstukken en visite die men gisteren ontvangen heeft.

W.V.C. 1946

W.V.C. naar Scheveningen.
Naar wij vernemen heeft het le elftal van W.V.C. een uitnodiging ontvangen om van 1 t/m 3 Sept. a.s. enige dagen de gast te zijn van de v.v. ‘„Scheveningen”, dat dit jaar het tweede klasserschap der K.N.V.B. behaalde en dit op 1 Sept. op feestelijke wijze wil vieren.
De geelzwarten vallen daar dus met “de neus inde boter..
Door deze sympathieke geste wil de v.v. „Scheveningen” uiting geven aan haar dankbaarheid jegens Winterswijk voor de vele en goede zorgen die zij in bezettingsjaren en daarna besteedde aan de Scheveningse evacué’

Echtpaar Schipper- Zuid-Beveland – 1970

Echtpaar Schipper 50 jaar getrouwd

Woensdag was het 50 jaar geleden dat het echtpaar M. Schipper en J.Schipper-van Hekke in het huwelijk trad. De beide echtelieden, die respectievelijk 79 en 73 jaar zijn, stammen oorspronkelijk uit Zuid-Beveland.
Inde laatste wereldoorlog kwamen zij als evacué’s naar Winterswijk, waar zij na de bezettingsjaren bleven en thans in de Goudvinkenstraat 49 wonen. Hoewel de heer Schipper voor zijn huwelijk als kok op de grote passagiersschepen van de Holland-America-lijn de wereld afreisde, werd hij na het huwelijk eèn echte landrot en vestigde zich als bakker-kruidenier.
Het gouden echtpaar heeft één zoon en vier dochters gehad.
Een dochter is op jeugdige leeftijd overleden. Verder heeft het echtpaar tien kleinkinderen. De heugelijke dag werd woensdag onder meer gevierd met een receptie in sociëteit De Eendracht.

G.W.Massin-Mertens en P.A.A.Massin overleden

Heden overleed in het Algemeen Ziekenhuis te Winterswijk, na een geduldig gedragen lijden van 4 maanden, mijn innig geliefde Vrouw Gerardina Wilhelmina Massin-Mertens
in de ouderdom van ruim 73 jaren.
P. A. A. MASSIN.
Winterswijk, 13 Juli 1945.
Evacuatie adres:
Groenloseweg 19.
De teraardebestelling heeft plaats gehad Maandag 16 Juli 1945.



Na een geduldig gedragen lijden, overleed in het Algemeen Ziekenhuis
onze beste Evacué-huisgenoot, de heer
P. A. A. MASSIN
weduwnaar van G. W. Martens,
in de ouderdom van bijna 69 jaren.
Fam. B. TEN PAS.
Winterswijk, 15 Sept. ’45. Groenloseweg 19.

Nelly Speyer

NWC, 29-05-1945
Evacué biedt zich aan voor eenvoudig naai- en verstelwerk aan huis, zoo spoedig mogelijk.
Nelly Speyer, Plataanlaan 17.

Husser, N.W.C, 27-06-1947

ÉVACUÉ
Bij mijn vertrek uit Winterswijk naar Den Haag, groet ik al mijn bekenden. Weduwe HUSSER.
Ravenhorstweg 10.

Lees verder

Klaas Schepel

Geb: 08-11-1899 Slochteren
Kleermaker
Echtg: 25-06-1926 Winterswijk
Martha Wröbel
Geb:17-07-1905 Buer (Dld)

Hulp aan Duits-Joodse vluchtelingen

Op 10-10-1939 wordt door de politie rapport opgemaakt van het binnensmokkelen van de familie Frankel, bestaande uit man, vrouw en kind, die in Amsterdam werden aangetroffen. Hierbij hebben Klaas Schepel en caféhouder Scholten [zwager] uit meegewerkt en een zekere Goossens,
accountantsklerk in Amsterdam.
Het gevolg voor Schepel, van beroep kleermaker en wonend aan de Kottenseweg, is, dat hem op 16 november het verblijf in het grensbewakingsgebied wordt ontzegd. Dit op bevel van de commandant van de Rijkspolitie en de Rijksrecherchecentrale.
Hij wordt op diezelfde dag door twee agenten buiten het bewakingsgebied gebracht, tot aan de grens van Lichtenvoorde.
Later blijkt, dat de politie te voorbarig is geweest omdat het ontzeggingsbesluit pas op 23 november ingaat. Schepel mag nog een week blijven

Op 11-05-1940 aangehouden in Amsterdam, woont Kottenseweg 5, Winterswijk, zou zich verdacht hebben gedragen na verhoor heengezonden

Op 12-03-1943 wordt Schepel in een brief aan het arbeidsbureau nog een keer genoemd. Schepel is kennelijk in Vught beland.
Op 21-09-1943 schrijft Burgemeester Bos, dat hij van Vught naar Köln-Deutz is gestuurd. Volgens zijn echtgenote werkt hij nu als kleermaker
in de Göbenkazerne in Koblenz. De brief is gericht aan de Duitse Staatsanwalt der besetzten niederländischen Gebiete.
Waarom deze inlichting gevraagd wordt, is niet bekend.
Bron: E.Kortschot

Lees verder

Johanna Jansen

Dienstmeid Aron David van Gelder.
Waarschuwde na inval bij Aron David van Gelder andere Joodse familie’s

Lees verder

Jan de Hoop

Waarschuwde Aron David van Gelder dat ook zijn vrouw en kinderen nu diende onder te duiken.
Met hulp van Burg.Bos werd dit gerealiseerd.

Lees verder

Grimmelt, Th.

Aron David van Gelder wekelijks voorzien van het laatste nieuws tijdens zijn onderduikperiode

Lees verder