oudwwijk
Digitaal erfgoed

Wat weet U van Winterswijk in de oorlog?

Als het gaat om de Tweede Wereldoorlog kunnen we niet genoeg met de neus op de feiten worden gedrukt. Ofwel, waarom een monument voor de onbekende Winterswijkse slachtoffers van de oorlog een prima idee is maar bovenal; hoe een mooi initiatief leidt tot een kleine geschiedenisles.

Door André Vis

Daar sta je dan, 1 augustus 1977, 18 jaar oud en bescheiden Winterswijker, op de drempel van de redactievloer van Dagblad Tubantia in Enschede. De man tegenover me had een stevige baard, keek me doordringend aan en zei: ‘Zo dus jij bent een van die nieuwe jongens die vandaag binnenkomen’. Ik: ‘Dat klopt. Ik ben leerling-journalist’. De man met de baard: ‘En jij komt uit Winterswijk’. Ik: ‘Ja meneer’. De man met de baard weer: ‘Je weet dat dat een NSB-dorp is?’ Ik: ‘Dat wordt gezegd, ja’. Hij weer: ‘En je vader, was die ook fout in de oorlog?’ Ik: ‘Hij komt niet uit Winterswijk. Hij is pas in 1950 in Winterswijk komen wonen’. De man met de baard knikte en zei: ‘Oké, dan mag je doorlopen’.

Die anekdote schoot me te binnen toen ik onlangs in De Gelderlander las dat Hans Tenbergen ijvert voor een monument voor de circa honderd vergeten oorlogsslachtoffers in Winterswijk. We hebben natuurlijk Tante Riek, we hebben een plek waar de omgekomen joodse mensen worden herdacht alsmede de gevallen militairen. Maar zij die bij toeval sneuvelden omdat ze brood gingen halen bij de bakker, op het verkeerde moment op de verkeerde plek waren, zo’n 110 in getal volgens Tenbergen, zij zijn uit ons collectieve geheugen verbannen.

Rehabilitatie
De rehabilitatie die Tenbergen voorstaat, is prachtig en verdient ons aller steun. Tegelijk deed het me afvragen wat ik eigenlijkzelf weet van het oorlogsverleden van mijn geboorteplaats, waar ik in twee fases iets meer dan twintig jaar verbleef en dat ik 35 jaar geleden definitief achter me liet. Het dorp dat lijfelijk niet meer bij me hoort, maar me met de dag dierbaarder wordt. Met het klimmen der jaren neemt het jeugdsentiment almaar toe zullen we maar denken.

Ik maakte de herdenking van 1970 mee, toen ons land uitgebreid vierde dat we 25 jaar eerder waren bevrijd. Op De Olm – het eerste jaar dat de school bestond –  hadden wij, vijfde klassers, een themaweek over de oorlog maar dat werd nationaal aangevlogen. We kregen net als alle andere scholieren in het land die de hoogste klassen bevolkten, een dun boekje dat tot op de dag van vandaag in een van mijn boekenkasten is terug te vinden. In mijn herinnering ging het die meidagen over het bombardement op Rotterdam, over Anne Frank, over de jodenvervolging, over de geallieerden, maar niet over Winterswijk in de oorlog.

Oorlog geen thema
Een kleine check bij (semi-)generatiegenoten leert dat ik niet alleen sta. De kinderen die na de eeuwwisseling opgroeien, worden geconfronteerd met het boek De Schuilplaats van Johanna Reiss. Ze interviewen hun opa of oma die nog eens vertellen over de oorlog. Ze bezoeken de synagoge of onderhouden de graven der geallieerde gesneuvelden. Maar in de jaren zestig, begin zeventig was dat in mijn jeugdig bestaan geen thema. De oorlog begon weer te leven toen Dr. L. de Jong zijn standaardwerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog voltooide, heb ik wel eens het idee. En vooral toen later geschiedenisprogramma’s als Andere Tijden de juiste snaar raakten.

Zo ben ik een onwetende als het gaat om mijn geboortedorp en de oorlog. En zo heb ik inderdaad altijd aangenomen dat het epicentrum van de Nationaal Socialistische Beweging, de NSB, zo ongeveer in Winterswijk lag. Zoals het communisme vooral was geconcentreerd in Oost-Groningen, te midden van het strokarton. Illustere plaatsnamen als Finsterwolde en Scheemda, mannen als Fré Meis; dat werk. Zoals Oost-Groningen model stond voor het communisme, zo was Winterswijk zo bruin als bruin maar kon zijn. Dacht ik. Niet dat het me belastte, maar het was wel mijn idee – ook toen ik op 1 augustus 1977 van het dorp naar de grote stad ging en de man met de baard me streng toesprak.

De werkelijkheid blijkt compleet anders. Ook dit heeft Hans Tenbergen uitgezocht en overtuigend bewezen. Op de onvolprezen site oudwinterswijk.nl staat onder het onderwerp De Tweede Wereldoorlog een subonderwerp De NSB in Winterswijk. Uit de stukken die daar staan, kunnen we constateren dat verdichting en werkelijkheid soms op onaangename wijze door elkaar lopen. Niet alleen had de NSB in Winterswijk veel minder leden en trok zij veel minder kiezers dan op grond van de verhalen mocht worden verondersteld, ook was zij opgehangen aan maar één man: de dierenarts Wim Bos. Dat laatste wist ik dan weer wel, ook al in 1977; dat de burgemeester in oorlogstijd een NSB-er was die luisterde naar de naam Wim Bos en eigenlijk dierenarts was. Maar dat hij in zijn eentje zo ongeveer de enige reden was waarom mensen zich aan de nationaalsocialisten verbonden en tegelijkertijd een gematigde NSB’er was; dat wist ik weer niet.

Groeispurt
In totaal heeft de Winterswijkse NSB in de jaren waarin de ledenregistratie plaats had (1933-1942) 572 leden gekend maar daar past al meteen een nuance bij. De hausse had plaats na de Duitse inval en werd gecreëerd uit de import. De Duitsers plaatsten veel NSB’ers in het dorp waardoor het ledental tussen mei 1940 (189) en april 1941 een enorme groeispurt doormaakte (499). Uiteindelijk zijn er in de meetperiode slechts 291 ‘autochtone’ Winterswijkers lid van de NSB geweest. En dat op een bevolking van een kleine 20.000 inwoners.

Ook de verkiezingen rechtvaardigen niet het beeld van een ‘massale steun voor het nationaalsocialistisch gedachtegoed’. Ten eerste de persoon van Willem Bos. Hij ging, als bestrijder van de klassieke christelijke en socialistische dogma’s,  voor de Vrijzinnig Democraten de gemeentepolitiek in en switchte in 1933 naar de NSB. Hij nam zijn populariteit als dierenarts mee en dat werd bewezen bij de Provinciale Statenverkiezingen in 1935 toen de NSB landelijk doorbraak met 8 procent. Winterswijk was de kroon op Musserts werk: 20 procent van de stemmen haalde de NSB in ons dorp (vooral dankzij de buurtschappen maar toch). Hier ligt zoals Tenbergen stelt waarschijnlijk de bron van de gedachte: Winterswijk is een NSB-dorp. Wie echter inzoomt op de cijfers ziet dat Winterswijk een Bos-dorp was. De man die eerder al van de Vrijzinnig Democraten de grootste partij van Winterswijk maakte, haalde 1207 stemmen op 8830 uitgebrachte stemmen. Hij stond nummer zes op de lijst van de NSB, de NSB an sich haalde nog 592 stemmen erbij wat de partij op 20,3 procent bracht. Daarmee was zij overigens niet de grootste want de SDAP haalde 24 procent. Vier jaar later stond Bos niet op de lijst en zakte de NSB terug tot onder de 10 procent. Je zag het later ook bij Fortuyn en de LPF; de anti-stem verdwijnt weer als de charismatische leider er niet meer is. Al speelden in dit geval ook de oplevende economie en de almaar harder wordende politiek van de nazi’s een rol in de slinkende aanhang van de NSB.

Monument
De dank aan Tenbergen is groot. Hij heeft een leemte in mijn bestaan gevuld. Bij toeval maar daarom niet minder waardevol, omdat ik nu meer weet over de werkelijke rol van de NSB in mijn geboortedorp. Dat monument voor de onbekende, gevallen burger; dat moet er natuurlijk komen. Niet om het NSB-verleden uit te wissen, wel om recht te doen aan de gevallenen. Opdat wij allemaal weten dat het gaat om de slachtoffers, met in ons achterhoofd de wetenschap dat het met ons bruine Winterswijkse verleden wel meeviel.

De vijftigpluskrant, 9 april 2019

Lees verder

Het Monument

Monument Mevr.Kuipers-Rietberg 
4 mei 1955

Ontwerper: Gerrit Bolhuis 

Het monument

Vorm en materiaal
Het monument voor ‘Tante Riek’ in Winterswijk is een standbeeld van een staande vrouwenfiguur die bescherming biedt aan een opgejaagd jong hert. Het beeld is geplaatst op een voetstuk met plaquette.

Teksten
De tekst op de zijkant van het voetstuk luidt: 

‘DE VIJAND WEERSTAAN’.

De tekst op de plaquette is een gedicht van de Winterswijkse predikant F.C. Zwaal en luidt: 

”T GELOOF HEEFT HAAR GEDRAGEN, 
DE LIEFDE GAF HAAR KRACHT, 
DE HOOP DEED NIET VERSAGEN, 
TOT REDDING WAS GEBRACHT’.

Symboliek
Het opgejaagde hert staat symbool voor de vervolgden die door mevrouw Kuipers-Rietberg (‘Tante Riek’) behoed werden voor deportatie.

Oprichting
De oprichting was een initiatief van het Comité Monument Mevrouw Kuipers-Rietberg. Uit heel Nederland kwamen indertijd giften binnen om het gedenkteken te kunnen realiseren.

Onthulling
Het monument is onthuld op 4 mei 1955 door Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina. Op 4 mei 1961 werd het gedenkteken opnieuw onthuld, omdat het beeld op een hoger voetstuk was geplaatst.

Locatie
Het monument is geplaatst in het plantsoen naast het gemeentehuis, gevestigd aan het Mevr. Kuipers-Rietbergplein te Winterswijk.

Lees verder

Mevr.Kuipers-Rietberg

Helena Theodora Kuipers-Rietberg (Winterswijk, 26 mei 1893 – Ravensbrück, 27 december 1944) was een Nederlands verzetsstrijder die een voorname rol heeft gespeeld in de Tweede Wereldoorlog. Zij was de grote en stille kracht achter de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. In het verzet werd zij Tante Riek genoemd.

Lees verder

P.O.D

Politieke Opsporings Dienst 


Uit Museum Nieuws Juni 2015

Mevr. Farla-Goorkate

Mei 2015:
Zeventig jaar geleden kwam er een eind aan één van de meest gruwelijke periodes in onze geschiedenis. In maart jongstleden tijdens de herdenking van de bevrijding van het concentratiekamp Auswitsch door de Russen, begin april bij de indrukwekkende herdenking in het kamp Westerbork en deze week (rond 20 april) bij een uiterst interessante lezing over de strijd op de grebbeberg in de meidagen van 1940, waarbij mijn man en ik aawenzig mochten zijn, dan besef je weer eens, tot welke vreselijke dingen de mens in staat is; dingen die je nooit kunt en mag vergeten. 

In de eerste weken na de bevrijding op 5 mei 1945 (Winterswijk op 31 maart), toen de eerste gruwelijke getuigenissen van mensen uit de kampen bekend werde, er foto’s werden gepubliceerd, gemaakt door de geallieerde en Russische troepen, toen ze de kampen bevrijden, begon pas goed tot ons door te dringen, wat zich in de bezettingsjaren in ons land heeft afgespeeld, niet alleen door toedoen van de bezetters, maar ook door de NSB-ers, Landwachters en nederlandse SS’ers.
Hoewel ik mij dit niet meer exact herinner, zal het bovenstaande ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, toen mij in juni 1945 werd gevraagd om te komen werken bij de P.O.D. Na vijf, overigens zeer leerzame, jaren op de Boterfabriek leek mij deze baan een enorme uitdaging. 

De opzet van de P.O.D. was in 1944 al door de regering in ballingschap in Londen uitgewerkt met richtlijnen voor de arrestatie van NSB-ers en andere verraders door de Binnenlandse Strijdkrachten (de B.S.) onder leiding van het Militair Gezag. 
Zodoende kon direct na de bevrijding worden begonnen met deze enorme klus. Verhoudingsgewijs waren er onde de Winterswijkse bevolking veel leden van de NSB.
De meest beruchte waren van Kooten, ds.Reeser, Feberwee en veearts dr.Bos, later burgemeester. 





Hier komt foto P.O.D.-team

Gussinkli, Diny Goorkate, B.J.Kuyper, De Jong, Wim Hofstra, Willy Nusselder, Gerda Nijland.
Staande van links naar rechts: Jos Konings, Hans Renshof, Kramer, Bekius, ??, B.Kruisselbrink, Tom Hakstege, ??, Chr.Slats. 


Hoofd was de heer De Jong, een politieman uit het evrzet, een bijzonder en aimabel mens. 
Verder was er de noodzakelijke afdeling Administratie, waar een vijftal mensen werkte. Dan was er een zeer uitgebreide afdeling Documentatie. 
Hier werd al het belastende materiaal van de politieke delinquenten gesorteerd en in dossiers gedaan, die, als een zaak compleet was, doorgestuurd werden naar het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem, waar berechting en veroordeling plaats vond. 

Het onderzoeksteam bestond uit twee burger- en twee politierechercheurs, die de verhoren van de delinquenten deden in de kampen of op kanroor. De gevangenen die in Kamp Vosseveld zaten, werden onder bewaking van de B.S.naar de P.O.D. gebracht. 

Direct na de bevrijding was men begonnen met de arrestatie van iedereen die “fout” was geweest, voor zover men niet naar Duitsland was gevlucht.
De vrouwen werden ondergebracht in de Openbare Leeszaal boven het toenmalige postkantoor aan de Balinkesstraat. De mannen gingen naar Kamp Vosseveld aan de Steengroeveweg. Dit was totaal vervuild door de Duitsers achtergelaten. Alle gevangenen werden onder leiding van de B.S.ingezet om het kamp zo spoedig mogelijk bewoonbaar te maken. 
De vrouwelijke gevangenen in de Leeszaal werden ook onder leiding van de B.S. her en der tewerk-gesteld. De Leeszaal was overvol. In de gezinnen, waarvan zowel de vader als de moeder vastzat ontstonden schrijnende toestanden. Daarom werden al spoedig verschillende moeders op vrije voeten gesteld met meldingsplicht.

We waren met vier stenotypistes, die bij alle verhoren de processen-verbaal tikten. Meestal gebeurde dit op kantoor, maar we waren ook vaak onderweg, soms luxueus met een auto, dikwijls op een oude legermotor, naar gevangenen die elders in het land waren opgepakt en bijvoorbeeld in Kamp De Kruisberg in Doetinchem, in Kamp Avegoor in Ellecom of op andere plaatsen in het land zaten. 
Ook keerden intussen veel vluchtelingen terug. Ze kwamen lopend bij een van de grensposten het land binnen en werden opgevangen in het Feestgebouw. Hier werd men ontluisd en verhoord. Tussen deze vluchtelingen en terugkerende dwangarbeiders waren ook diverse NSB’ers, die bij de nadering van de geallieerde troepen in het westen, de benen naar Duitsland hadden genomen. na verhoor werden deze mensen in Kamp Vosseveld geïinterneerd en naderhand overgedragen aan de betreffende P.O.D.-ers.

Na ruim een jaar waren de verhoren van de Winterswijkse delinquenten afgerond en werden de complete dossiers overgedragen aan het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem, een instelling van Bijzondere Rechtspleging, die speciaal in het leven was geroepen ter berechting van oorlogsmisdadigers. Ons werk in Winterswijk zat erop. Een deel van het personeel ging naar de Districts-P.O.D. in Doetinchem. Deze was inmiddels omgedoopt in Politieke Recherche Afdeling (.P.R.A.).
Mij werd gevraagd om, samen met twee politierechercheurs, mee te gaan naar Arnhem, hetgeen ik graag heb gedaan. 

P.O.D.Kantoor Wilhelminastraat 

Het Bijzonder Gerechtshof bestond uit enige Procureurs-Fiscaal (onder andere mr.Des Tombe), die rechtspraken.
Verder de Advocaat-Discaal mr.J.Kalff, die alle voorbereidingen regelde voor de berechting en bij wie wij kwamen te werken. 
In het land waren verschillende Officieren-Fiscaal. 
Dit waren veelal vooraanstaande mensen, die in het verzet en de illegaliteit hun sporen hadden verdiend en die vaak een adviserende stem hadden bij de processen. 

Ons kantoor bevond zich aan de Velperweg in een gedeelte van het Bejaardencentrum “Vredehof”, tegenover de residentie van mr. Des Tombe. Hier werd ook rechtgesproken.
Alle dossiers uit de provincie kwamen bij ons terecht. Ik herinner mij het “dossier” van een groot Gelders bouwbedrijf, dat een gehele wand in beslag nam. Dit bedrijf had in de oorlog enorme werken uitgevoerd ten behoeve van de Wehrmacht en de Organisation Todt. Dit werd dan ook een van de langste processen, mede door inzet van verschillende advocaten!!!!

Ook werd op Vredehof spreekuur gehouden, waar politieke delinquenten hun zaak met de Advocaat-Fiscaal konden bespreken. Zo werd mij op een dag door de parketwwacht een briefje overhandigd met de volgende inhoud: 

———————————

Geachte Mej.Goorkate,

Toen ik zooeven in de gang van “Vredehof” verscheen zult U mij wel herkend hebben. Mevr.R., had mij reeds medegedeeld, dat U hier was en mij bij U aanbevolen. Ik ben extra uit W. gekomen om Mr.Kalff te spreken en moest helaas vernemen, dat er heden tusschen 2 en 5 uur geen spreekuur is. 
Ik hoop dat U mij alsnog met Mr.Kalff een kort onderhoud kunt bewerkstelligen. Ik zou U uiterst dankbaar zijn als U dit wilt doen en blijf dan uw schuldernaar. Zooals U wel kunt denken gaat het om rechtsherstel en om het beheer van mijn zaak. In de kampen heb ik ondervonden, dat de R.K.kerk veel in ons belang doet. Ik hoop dat U even vriendelijk zult zijn als de Paters in de kampen, waarmee ik in aanraking kwam en hoop, dat u mij even te woord zult staan tegen 12 uur. 

Ik wacht Uw antwoord af om 12 uur op de weg voor Vredehof. Ik hoop maar dat u komen wilt. 

w.g.G.J.S.O. vh S.H.M.


————————————

Tot 1 december 1947 heb ik in Arnhem gewerkt. Het was een toch vaak rumoerige en emotionele tijd. 
Huisvesting was een probleem. Arnhem lag nog voor een groot deel in puin. Bij mijn eerste kostadres moest ik mijn eigen bed met toebehoren meebrengen. Bij de tweede familie heb ik het geweldig getroffen. Tot aan hun dood hebben we contact gehouden. 
In november 1947 werd ik gevraagd voor de functie van directiesecretaresse bij “De Batavier”. 
De procuratiehouder, de heer Wasser, wist, dat ik tijdens de oorlogsjaren mijn diploma’s Boekhouden en Handelskennis, Duitse en Engelse Handelscorrespondentie had gehaald. 
Hoewel het werk in Arnhem nog niet geheel afgelopen was, heb ik deze kans toch aangegrepen en ben teruggegaan naar Winterswijk. 
Ik had nog zoveel meer kunnen schrijven over mijn belevenissen en ervaringen in deze na-oorlogse jaren. 
Ik hoop echter met het voorgaande een redelijke indruk te hebben kunnen geven over het functioneren van de P.O.D. en de bijzondere Rechtspleging. 

Lees verder

J.Jansen

Omgekomen 02 december 1944 te Neuengamme

Ouders:
Gerrit Jan Jansen – conducteur
Wilhelmina Frederika Heuvelman



Zus:
Johanna (Annie) Jansen getr.28-10-1939 (21 jr.)

Zwager:
Abraham (Bram) Gossink getr.28-10-1939 (25 jr.)
Ouders:
Berend Willem Gossink 26-06-1890 en Catharina Hendrika Johanna Wansink (ovl.1958)



Lees verder

Dr.Benjamin de Hoogh

Geboren: 16 maart 1895 te Goes
Gehuwd: 31 mei 1921 met Johanna Wilhelmina Donner (ovl.21-03-1983)
Overleden: 5 december 1972 te Winterswijk
Stond in Winterswijk bekend als anti-NSB en anti-nazi

7 november 1940
Ir.B.de Hoogh (landbouwschool) wordt verzocht propaganda te maken voor SS. Hij weigert.

13 november 1940
Ir.B.de Hoogh wordt gearresteerd. Naar Arnhem ingesloten
11 december vrijgelaten

Juni 1941: ir.B.de Hoogh moet zich melden in Den Haag bij bureau Seys Inquart en wordt per 10 juni 1941 ontslagen (blz.183, boek Dr.W.P.C.Bos
10 juli 1941 (blz.218 boek Dr.W.P.C.Bos)
(In de Graafschapper van 21-07-1941 staat de Hoogh als dir.Landbouwschool vermeld)
(In Graafschapbode van 15-08-1941 staat Wennink als wnd.directeur vermeld)

09 april 1943:
Brief Dr.Bos aan Arbeutsamt om de heren Kneppelhout en de Hoogh aan het werk te zetten in Duitsland



Directeur Rijkslandbouwwinterschool en Rijkslandbouwhuishoudschool
1919-

Officier in de Orde van Oranje-Nassau

Districtcommandant der N.B.S. (Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten)

De Hoogh door Duitsche politie gearresteerd

16 JANUARI 1941, De Volksvriend

Mr. Theo. De Hoogh te Sheldon, ontving verleden week bericht uit Nederland, dat een oomzegger van hem, verbonden als leeraar aan de Landbouwschool te Winterswijk, prov. Gelderland, door de Duitschers was gearresteerd en te Arnhem in de gevangenis was gezet.
Waar zijn “overtreding” uit bestaat is niet bekend.
De jonge man heeft vrouw en kinderen.

Lees verder