oudwwijk
Digitaal erfgoed

Wim Koenen

01 januari 1942
Wim Koenen wordt gearresteerd i.v.m. verdacht stelen parachute uit neergestort geallieerd vliegtuid d.d. 28-12-1941.
Samen met H.G.Theissen die hem had moeten bewaken.
Beide worden overgebracht naar Arnhem. 7 januari
Theissen komt 8 januari vrij, Koenen blijft vast zitten.
Niet voor parachute, maar voor diefstal radio apparatuur uit vliegtuig.
Wim Koenen wordt later in vrijheid gesteld

Omgekomen Vught 04 september 1944

Boek: ‘Er was zoveel werk nog te doen’, Eppo Kuipers, blz.57

Lees verder

H.A.Stroes

 Herman August Stroes

  • Geboren   30 december 1899 – Winterswijk
  • Overleden   9 januari 1963, leeftijd bij overlijden: 63 jaar oud
  • Begraven   14 januari 1963 – Winterswijk
  • Kleermaker, manufacturier
  • Graf id-nummer:543768 Begraafplaatsnr.:1311
  • Zwager van Adriaan Kappers

Gehuwd   29 juli 1926, Winterswijk, met Geertruida Elisabeth Kappers, geboren   14 mei 1901 – Winterswijk, overleden   12 augustus 1981 leeftijd bij overlijden: 80 jaar oud , begraven   15 augustus 1981 – Winterswijk

Werkzaam voor ‘verzetsgroep’ Mevr. Kuipers-Rietberg.
Commandant van de O.D.

Gearresteerd 27 april 1943
28 april 1943 transport Den Haag
Verzet O.D.
gevangen in Oranjehotel van 28-04-1943 tot 10-11-1943, werd toen vrijgelaten

Boek Dr. Bos, blz.242

Boek: ‘Er was zoveel werk nog te doen, Eppo Kuipers, blz.44,45

Lees verder

Adriaan Carolinus Johan Kappers

Geboren: 06-03-1915
Overleden: 22-05-2003 Ede
Echtgenote: Willemien Wiggers
Zwager van H.A.Stroes

Werkzaam voor ‘verzetsgroep’ Mevr. Kuipers-Rietberg.
Contactman distributiekantoor en verzorging financiën.
Na arrestatie Dhr.en Mevr.Kuipers, plaatselijk leider.

Aantekeningen:
Ouders woonachtig Inslagstraat 2.
Opslag arsenaal verzetsgroep ‘Tante Riek’
(Boek ‘Er was nog zoveel te doen’ Eppo Kuipers, blz.46)

‘Zo helpen de ouders van Adriaan Kappers bij het onderbrengen van onderduikers’
(Boek ‘Er was nog zoveel te doen’ Eppo Kuipers, blz.44,45)

Lees verder

Herman Jan Hemink

Herman Jan Hemink
Geboren: 03-06-1913
Overleden: 27-05-1989
Boerderij Laarberg Corle
Echtgenote: Hillegonda Catharina Teekman 30-05-1919 – 24-07-2011

Werkzaam voor ‘verzetsgroep’ Mevr. Kuipers-Rietberg.
Verzorgen onderduikers, bonkaarten, joden en contact K.P.

Boek: ‘Er was zoveel werk nog te doen’, Eppo Kuipers, blz.34,44,45

Lees verder

Barend Willem Kruisselbrink

Geboren: 13-09-1909 Winterswijk
Overleden: 03-04-1979 Schmithers Canada
Echtgenote: Hilligje (Hilda) Visserman 15-12-1908 Kampen
onderwijzeres Emmaschool
Getrouwd:14-03-1940 Winterswijk
Woonadres: Boerderij ‘Buskers’

Werkzaam voor ‘verzetsgroep’ Mevr. Kuipers-Rietberg.
Verzorgen onderduikers, bonkaarten, joden en contact K.P.
Onderduikers: o.a. Sally Son en Zwagerman

Brinkheurne

Geëmigreerd naar Canada 1951

Postuum Verzetsherdenkingskruis 28 oktober 1983

Boek: ‘Er was zoveel werk nog te doen, Eppo Kuipers, blz.44,45

Lees verder

Kranten voor 1940

BERICHTEN 1940-1945 GERELATEERD.

27 JUNI 1930, Nieuw Israelietisch weekblad

WINTERSWIJK.
Ten bate van het Tehuis voor Joodsche Kinderen, de Bergstichting te Laren, had de afdeeling Winterswijk van de Vereeniging met denzelfden naam Woensdagavond in het feestgebouw een samenkomst georganiseerd.
De bedoeling van deze samenkomst was ook de harten der Winterswijkers warmer te doen kloppen voor het misdeelde Joodsche kind.
Daartoe hebben de heeren Schielaar en Ds. Reeser door hun warme, krachtige toespraken veel bijgedragen.
Circa 8 uur heette de heer Menco de vrij talrijke bezoekers welkom en bracht dank aan allen, die er toe hadden meegewerkt om den avond te doen slagen.
Daarna hield de heer Schielaar een korte inleiding tot den avond, waarbij hij aan de hand van een uitvoerigen brief van den Directeur van de Bergstichting een overzicht gaf van het ontstaan, het doel en streven der Vereeniging.
De Regelingscommissie verdient een extra woord van hulde voor het buitengewone werk, door haar verricht, de dames G. de Leeuw—Hoek,
E. Schielaar—Meijer en de heeren K. Nihom, J. Menco, M. Bamberg,
S.Philips en I. Cohen.
Ds. Reeser, daarna het woord verkrijgende, zegt met genoegen de uitnoodiging om een enkel woord te spreken, te hebben aangenomen, omdat de Christenen veel te danken hebben aan de Joden.
Hij wilde een kort woord zeggen naar aanleiding van het woord door God tot Abraham gesproken: Wees een zegen. Voordat we een zegen kunnen zijn, is het noodig, dat we zelf eerst gezegend worden. Laten allen dus eerst hun hart openstellen voor den rijken zegen, dien God schenkt en dan dien zegen uitdragen. Óm iets te kunnen doen, is noodig, dat we iets zijn.
’t Zijn is een kwestie van het hart.

[Van verschillende zijden bericht men ons met spijt, dat de leden der Winterswijksche Joodsche gemeente op dezen avond slechts in geringen getale aanwezig waren. Zij kunnen dit verzuim alsnog goedmaken, door lid te worden van de Berg-Stichting, de instelling die reeds zooveel goeds heeft gedaan en met aller medewerking nog zooveel goeds zal doen.
Red. N.I.W.].

Woningtoestanden in Winterswijk

MAANDAG 20 APRIL 1931, De Tribune
Sociaal democratisch weekblad

WONINGTOESTANDEN IN WINTERSWIJK

(Arcor) Met arbeiders kan je alles doen, zoo redeneert men blijkbaar op het gemeentehuis, Wat is het geval? Door de Gemeente zijn voor eenige jaren een aantal noodwoningen gebouwd. Een halvesteen met een bimcementplaat er tegen, een laag teeren dak, klaar is Kees. Kosten per woning f 7,50. De “inrichting” is in overeenstemming hiermede. De W.C. bevindt zich naast de broodkast. Een bergplaats moet door de menschen zelf gebouwd worden. De huur bedraagt echter – schrik niet lezer – f 2,- per week, zoodat de gemeente de kapitale rente trekt van 14 procent. Daarentegen zijn de heeren er wel bij , als er voordeeltjes te behalen zijn. Zoo was bij een der bewoners een klein brandje ontstaan, dat schade toebracht aan het houtwerk. Geen nood echter, een kwast verf over het verbrande hout en klaar is Kees. Of neen, eigenlijk  niet; de Gemeente deed nog iets, zij streek namelijk de brandassurantie-gelden op. Dergelijke toestanden zijn er in het democratisch en liberaal regeerde dorp Winterswijk. 
Kameraden, geef deze “heeren” het juist antwoord. Treedt toe tot de Communistische Partij. En kies Woensdag 22 April Communisten  –  Nr.1 van LIJST 1. Bezoekt de openbare vergadering op Maandag a.s., om 8 uur, in cafe Scheffer, Ratumschestraat. Spreker is G.Kobus, de lijstaanvoerder van lijst 1 en andere sprekers. De S.D.A.P.is voor debat uitgenoodigd. Debat is gewenscht. Alle burgelijke partijen poetsen in verkiezingstijd hun arbeidsvijandige daden zoo mooi op, met woorden van gemeenschapszin, dat een doodgewoon arbeider er met zijn hersens niet meer bij kan. De S.D.A.P. nam het kwalijk, dat de communisten met een eigen lijst in Winterswijk zijn uitgekomen. Dit is juist een bewijs, dat het klassenbewustzijn van de arbeiders groeit. Geen eerlijk arbeider kan in de verburgelijkte S.D.A.P. meer vertrouwen stellen. Vraag het maar aan de werkloozen met hun 30 cent per uur en die een krant thuis krijgt van de S.D.A.P., waarin gevraagd wordt aandeelen van 100 en 1000 gulden te koopen.

Een prachtige vergadering in Winterswijk

MAANDAG 27 APRIL 1931, De Tribune
Sociaal democratisch weekblad

EEN PRACHTIGE VERGADERING IN WINTERSWIJK
Voor een stampvolle zaal van 150 arbeiders spraken Maandag 20 April de pgten Schalker en Kobus. Kameraad Kobus besprak  meer de plaatselijke toestanden, terwijl kd.Schalker de internationale politiek behandelde. Er was  eenig debat van een soc.dem.arbeider, die echter ten genoege der vergadering, werd beantwoord. Het was een mooien avond, welke zeker haar vruchten voor het communisme  zal afwerpen. De collecte bracht f 4,29 op, terwijl er voor f 2,75 lectuur werd verkocht.

Ingekomen Brief V.D.

10 JULI 1931,Graafschap-bode

Winterswijk, 4 Juli 1931
Den Heer Voorzitter der S.D.A.P.
Raadsfractié, alhier.
WelEd. Heer, 

Namens de Vrijz. Dem. raadsfractie hebben ondergeteekenden de eér U mede te deelen, dat de V.D. raadsfractie bereid is met het College van B. en W. samen te werken met de S.D.A.P.
Het aanwijzen van een persoon laat zij over aan de S.D.A.P. Mocht echter de heer Van Dam worden aangewezen, dan vreest de V.D.-raadsfractie dat van behoorlijke samenwerking niet veel terecht zal komen, gezien zijn uitlatingen over de wethouder Bent en .fractie-voorzitter Dr. Bos.
Wanneer blijkt dat, ingeval de heer Van Dam wordt aangewezen, door persoonlijke antipathie tegenover onzen wethouder of fractie-voorzitter, de gemeentebelangen geschaad worden, dit zal komen voor rekening der S. D. A. P.

Het werkprogram der V. D. is als volgtsamengesteld:
1e. Het geheele streven zal er op gerichtzijn om onze begrootingen sluitend te houden, langs den democratischen weg, als in verband
met de finantieele toestand der gemeente wettigd is.
2e. Herziening Personeele belasting,
3e. Instelling van een Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
4e. Reorganisatie van weg en werken.
5e. Bevordering van landbouw, veeteelt en industrie.
6e. Doelmatige bebouwing der kom.

De V. D. fractie zou het ten zeerste op prijs stellen, indien zij voor 12 Juli a.s. van de S. D. A. P. fractie mocht vernemen of zij accoord gaat met een samenwerking in het college van B&W en met het door de V. D.-fractie vastgestelde werkprogram.

Van bovenstaande is afschrift gezonden aan alle S. D. A. P. raadsleden.

Inmiddels,

Met hoogachting,
Namens de V. D. raadsfractie:
w.g. Dr. BOS, voorz.
w.g. B. TOEBES, secr..

Communistische propagandisten

ZATERDAG 25 FEBRUARI 1933, Utrechts Nieuwsblad

Gisternacht zijn twee groote fabrieksschoorstenen te Winterswijk  van boven tot onder van communistische leuzen voorzien. Vermoedelijk komen de daders van over de grens, daar ze het woord ” Kommunismus” hebben gebruikt.

Oprichting N.S.B.Winterswijk

DINSDAG 6 JUNI 1933 

Krant 09 Juni 1933

De N.S.B. in Nederland had In Winterswijk dinsdagavond op uitnoodiging van enkele ingezetenen, een vergadering belegd in café Beskers, met de bedoeling om hier te komen tot oprichting van een afdeeling van deze Beweging. Als sprekers traden op de heeren v.d. Voort van Zijp uit Utrecht en Overwijn uit Rotterdam. 
De afdeelingsbesturen van de Communistische Partij Holland en de O.S.P. hadden vooraf  in een pamflet, dat huis aan huis bezorgd werd, de menschen opgeroepen om in massa te protesteeren tegen het fascisme. 
Reeds lang voor den aanvang van de bijeenkomst had zich een groot aantal personen verzameld in de omgeving van Cafe Beskers. De politie hield de nieuwsgierigen op een flinken afstand van den ingang van het vergaderlokaal.
Mede in verband met de incidenten die zich bij vergaderingen van de N.S.B. in andere plaatsen wel eens voordeden, had de politie uitgebreide maatregelen genomen. 
Zoowel op de Wooldsche- als Kottenscheweg stonden agenten geposteerd. Ook waren marechaussees gerequireerd om eventueel in te grijpen. 
Voor den aanvang der vergadering deden zich geen ongeregeldheden voor, ook in de zaal verliep alles rustig, doch na afloop was dat op straat niet het geval. 

In de zaal, welke zich langzamerhand met belangstellenden vulde, waaronder eenige Communisten en O.S.P.-ers, vertoonden zich reeds eenige personen in het zwarte hemd der N.S.B. 
Informeerende naar het fascistische idee, welke in ons land op zeer vele volksgenoten vat gekregen heeft, vernamen wij, dat als leidend beginsel het programma der N.S.B. aangeeft: 
Voor het zedelijk en lichamelijk welzijn van een volk is het noodig een krachtig Staatsbestuur, zelfrespect van de natie; tucht, orde, solidariteit van alle bevolkingsklassen en het voorgaan van het algemeen (nationaal) belang boven het groepsbelang en van het groepsbelang boven het persoonlijk belang. 
Het programma is naar het beginsel opgezet, dat men hoopt te verwezelijken, teneinde den Nederl. Staat en daarbij de Nederl. Natie zich zoo krachtig en gezond mogelijk te doen handhaven. De Nat.soc. beweging vormt tevens een politieke partij, die de beste krachten uit alle lagen der bevolking wil bereiken en tot zich wil trekken. 
De N.S.B. imiteert niet het Duitsche Nationaal-Socialisme (de N.S.B. is niet anti-semitisch), evenmin wordt het Italiaansche fascisme kant en klaar geimporteerd, doch zij streeft er naar de groote beginselen en de hervormingsgedachten, die beide bewegingen gemeen hebben, voorzoover deze kunnen leiden tot een krachtigen Nederlandschen Staat, in haar eigen nationalen geest te verwerkelijken. 

Inmiddels nam de vergadering een aanvang. 
Na een inleidend woord van den heer F.W.Wessels uit Utrecht, bij wie de leiding der vergadering berustte en die de aanwezigen begroette met de woorden: “Mijne volksgenooten”,  was het woord aan een der sprekers. 

De heer Overwijn begint met te zeggen, dat hij in verband met de nieuwe stroming in Nederland de vraag wil stellen: Hoe komen we hier? 
Deze vraag kan spr.gauw beantwoorden. Het nationaal-socialisme is hier opgekomen uit den nood der tijden, zooals ook elders in west-Europa en Italië. 
Het Nationaal-socialisme in Nederland is allerminst een filiaal van Hitler, het heeft wel den naam gemeen met de nieuwe richting in Duitschland, doch het is uit het eigen Nederl. Volk voortgekomen en is dus een product van eigen bodem.
Het  zal ons brengen de uitkomst, waarnaar allen zoo verlangend uitzien.De toestand wordt van jaar tot jaar slechter, de bedrijven gaan stuk voor stuk achteruit. De inkomsten verminderen op allerlei manieren. Het nationaal vermogen is van 5000 millioen gulden achteruit gegaan tot 1348 millioen, zoodar meer dan twee-derde ervan zoek is. De toestand wordt nog steeds onzekerder, ons bedrijfsleven is ondermijnd, terwijl de verhouding tusschen werkgever en werknemer steeds meer gespannen wordt.
Wil het bedrijf goed werken, dan moet er samenwerking zijn en die ontbreekt thans ten eenenmale. De klassenstrijd is funest voor allen. 
We zullen ons moeten aansluiten, aanpassen en kunnen niet blijven leven als in den tijd, die achter ons ligt. 
Zoolang een sterk wantrouwen stelselmatig gepredikt wordt, zoolang er wordt doorgegaan met het stelselmatig opruiën zal er geen verandering komen.
Wij zullen dus eendrachtig moeten samenwerken, elkaar de hand moeten reiken, ongeacht rang of stand, om Nederland te behoeden voor den val. Onze beweging streeft naar geestelijke eenheid der natie; het nationale besef heeft onze daden te beheerschen: wij willen een ware volksgemeenschap. Inplaats van den klassenstrijd, die aan de klassen zelf onberekenbare schade toebrengt en den staat vernielt, willen wij een zoo hoog mogelijk opgevoerde samenwerking van alle burgers, alle bevolkingsgroepen, krachtige onderlinge solidariteit van alle organen van ons nationale, sociale leven.
Onze moreele kracht moeten we terughebben. het Nederl.volk is wel meerdere crisissen te boven gekomen, omdat het moreel niet geknakt was. Als we onze nationale eenheid voelen, dan komen ook de nationale deugden weer op den voorgrond. Ons staatslichaam is ziek, dat moet eerst gezond gemaakt worden. Door hier en daar een pleistertje op de wond te leggen, wordt het lichaam niet gezond. Datgene wat ons over de crisis heen moet helpen is  de innerlijke geestelijke kracht. 

Het fascisme of nat.soc.is voortgekomen uit den sterken drang om de Nederl, volkskracht terug te krijgen voor de weder-opbloei van ons land. Dit kan niet door het internationalisme, hetwelk een grove leugen gebleken is. Alleen de zeer rijken kunnen de wereld rondgaan; geen arbeider kan over de grens arbeid vinden. 
We moeten verlost worden van de partij groepen, waarvan er bij de laatste verkiezingen niet minder dan 53 waren. 
Hierdoor kan ons land onmogelijk weer op de been gebracht worden, alleen van eenheid kan kracht uitgaan, waardoor ons volk gered wordt van ondergang. 
De voortdurende strijd onde ’t volk brengt ons meer naar den afgrond. Partij-politiek moeten we laten varen, ons nationaal gevoel zal er ons weer bovenop helpen. 
De bakens zullen verzet moeten worden, vasthouden aan verouderde ideeen is verkeerd, men kan aan Italië en Duitscland zien wat de N.S.B. kan doen. Onder het stokpaardje vrijhandel is onze industrie ten gronde gegaan. Wij moeten maling hebben aan het internationalisme, wij moeten ons beperken tot eigen land, de eigen welvaart en eigen opbloei bevorderen. 
Spr. eindigt met den wensch, dat we het verloren terrein langzaam maar zeker terugwinnen en dat het de N.S.B. gelukken zal Nederland weer groot te maken. 

Hierna werd eenigen tijd gepauzeerd, waarna de heer v.d. Voort van Zijp het woord verkreeg. 

Spr, begint met te zeggen, dat de N.S.B. niet komt met beloften. Zij belooft niets. Dit heeft men bij de laatste verkiezingen aan den lijve ondervonden.
Spr. wijst op den abnormalen tijd en er is niet veel hoop, dat er verandering in zal komen. men zal uit deze chaos niet loskomen, tenzij men zich er met een ruk van los maakt. Bij de laatste verkiezingen kwam geen enkele politieke partij met nieuwe gedachten, allen zijn gekomen met oude leuzen. de bittere strijd, die tegen elkaar gevoerd wordt, moet eindelijk maar eens ophouden. de tijd van den klassenstrijd is er geweest. De S.D.A.P. heeft veel bereikt, doch haar tijd is voorbij, ook de liberale partij en de rechterzijde hebben afgedaan. Van het internationale gedoe komt niets terecht en daarom doet de N.S.B.niet mee. 
Daarna behandelt spr. de verhouding tusschen ons land en zijn koloniën, de verrichtingen der rechtsche regeeringen in de laatste jaren (verdrag met België) en de verdeeldheid van ons volk. 
Eerbied voor den staat, voor de overheid en haar organen, gevoel van nationale eer en vaderlandsliefde dreigen geheel te loor te gaan. Wij, nationaal-socialisten, willen dezen eerbied herstellen en het staatsleven verheffen door den staat in zijn zelfstandige waarde te erkennen. 

Sprekende over het gezag, zegt de hr.v.d.Voort van Zijp, dat de N.S.B. het gezag hoog houdt, wanneer dit zoek is, gaat een volk ten gronde. 
het is dus ook gevaarlijk maar door te gaan met het stellen van eischen, die niet ingewilligd kunnen worden. Wij allen moeten met elkaar de handen in elkaar slaan. Met en voor elkaar te arbeiden, dat is de weg. Eendrachtig aan den opbouw werken en ons stellen in den dienst der samenleving.
Tenslotte roept spr.allen op, zich bij de N.S.B. aan te sluiten om hieraan met alle kracht deel te nemen tot heil van land en volk. 
Zijn rede werd af en toe door applaus doch ook door interrupties, onderbroken. Een der aanwezigen werd de zaal uitgezet. Naar verklaard wordt, zou deze persoon niet hinderlijk zijn geweest.
Hierna wordt gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen, waarvan o.m. door de heeren Dr.Bos, Eikmans, Lentink en Kobus gebruik werd gemaakt. De vragen werden door de sprekers beantwoord.
Na afloop werd gezamelijk met opgeheven hand het Wilhelmus gezongen, waarbij degenen, die niet mee wilden zingen of zich niet van hun zetels wilden verheffen, gelegenheid werd gegeven de zaal te verlaten. 
Eenige personen verlieten hierbij op rustige wijze de zaal. 

Toen de vergadering uiteenging hadden enkele politieke tegenstanders zich langs het trottoir opgesteld, zoodat de politie tot doorloopen moest manen. Er werd geschreeuwd en gejoeld, waardoor de politie zich genoodzaakt zag een charge uit te voeren. De politie sloeg er met getrokken sabels op in, waarbij eenige personen een slag kregen. Het publiek ging snel uiteen.

Na de openbare vergadering volgde een huishoudelijke bijeenkomst, waarin gelegenheid was zich als lid der N.S.B.te laten inschrijven.
Aan de pers werd meegedeeld dat een vrij sterke groep van de Nationaal-Socialistische Beweging was opgericht.

Off. N.S.B.Winterswijk

28 JULI 1933
Nationaal-Socialistische Beweging

Op de maandagavond gehouden vergadering van de reeds toegetreden leden en genoodigden is defnitief een Afdeeling Winterswijk, Groep 104 van de Nationaal-Socialitische Beweging opgericht. 
Na een woord van welkom hield de heer Wessels, propagandaleider, Utrecht, een bespreking, waarna gelegenheid tot vragen stellen werd gegeven, waarvan een druk gebruik gemaakt werd. Dit had aanleiding, dat weder 11 leden toe traden. 
De Afdeeling bestaat thans uit plm.100 leden, de geheime leden inbegrepen. Een groepsleider werd nog niet benoemd, terwijl de heeren Pecht en Joh.te Winkel, respectievelijk benoemd werden tot secretaris en penningmeester. 
Bij het sluiten der vergadering deelde de heer Wessels mede, dat de datum, waarop de heer Ir..A.A.Mussert, algemeen leider, alhier een propagandaavond zal houden is vastgesteld op Vrijdag 18 augustus. 

Vergadering N.S.B.in het Feestgebouw

22 AUGUSTUS 1933

Vergadering Nationaal Soc.Beweging in het Feestgebouw
Spreker: Ir.A.A.Mussert 

Donderdagavond had bovengenoemde vergadering voor een zoo goed als geheel gevuld feestgebouw plaats. Voor het podium stonden enkele leden der N.S.B. gekleed met het zwarte hemd.
De avond werd geopend door den heer F.W.Wessels uit Utrecht en de leider der N.S.B., Ir.A.A.Mussert betrad het tooneel. 
Deze sprak als volgt:

Mijne Volksgenoten! 
Wij Nat.Soc. in Nederland hebben op ons genomen een zending om u de boodschap te brengen van het Nationaal Socialisme. 
Het brengen van deze boodschap is niet altijd even aangenaam, vooral waar het gaat om het brengen der nieuwe gedachte. Wij worden door onze tegenstanders gehoond en bespot, maar dit is niets in vergelijking met het feit, dat duizenden reeds bij ons hooren. 
(Spreker haalt dan enkele voorbeelden aan, hoe het tot in alle lagen van ons volk reeds gevoeld wordt, dat het Nat.Soc.de redding kan brengen).
Boven persoonlijke belangen, staat het groote doel, de redding van het Vaderland. Een groote verantwoordelijkheid rust op ons en ’t is lang niet altijd gemakkelijk die verantwoordelijkheid te dragen. 
Als men bedenkt, dat er per week minstens twee van onze menschen in hospitalen moeten worden opgenomen omdat ze gewond of gekwetst zijn door ontevreden tegenstanders. Het wordt wel gezegd de politiek is een vuil zaakje. En dit is volkomen waar. In en door de politiek gebeuren er dingen, die niet door de beugel kunnen. Thans is het mogelijk dat door één regeeringsmaatregel een werk vernietigd wordt, waaraan 20 jaar of langer is gewerkt, maar ook is mogelijk dat zoo’n werk gesteund wordt en wordt omhoog gebracht met hulp der regeering, zoo moet het tenminste. Wij hebben het recht en de plicht, de welvaart van het volk te verzekeren. 

Het regeeringssysteem waarin wij nu leven is ontstaan tijdens de Fransche revolutie in 1789. Toen gold de leuze: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Er zou komen het geluk voor ieder persoon. Maar wat is er van terecht gekomen? Er kwam al heel gauw een kleine bevolkingslaag, die de teugels in handen nam en de massa begon uit te buiten. Werkdagen van 13 a 14 uur waren geen zeldzaamheid. En is het nu niet merkwaardig, dat er nu ruim 100 jaar later nog een partij is die wanneer ze elkaar ontmoeten als groet, hun vuist opsteken en roepen “Vrijheid!”
Eindelijk zei men dan, de groote massa zou helpen bouwen aan ons regeeringssysteem en de democratie was geschapen. 
Maar toen die democratie geleidelijk omhoog kwam, begreep men, dat dit ook weer niet de manier was. er kwam als reactie; het Marxcisme met zijn verdervelijken klassenstrijd, een systeem dat haat en tweedracht zaait. Neen, welvaart is alleen mogelijk door samenwerking van iedereen. We moeten het tegenwoordige regeeringsstelsel bestrijden, hiervoor is onze beweging. 

Hoe gaat het thans? Wanneer de verkiezingen komen, worden de diverse politieke programma’s voor den dag gehaald en opgepoetst, maar na de verkiezing, hoort men van de uitvoering niets. Het ministerie zelf, is dat een regeerend lichaam? 

De leiding van de regeering is afhankelijk van het parlement. het parlementair-democratisch regeeringsstelsel heeft zijn hoogtepunt bereikt. Ons volk wordt blijkbaar beschouwd als hoenders, die in verschillende kippenhokken zitten met voor ieder hok een baas, die eens in de 4 jaar commandeert:  “leg een ei!”
De eieren (aantal stemmen) worden geteld en de baantjes verdeeld. ik geloof niet, dat er nog velen in ons land zijn, die nog gelooven in en heil verwachten van het parlementair-democratisch regeeringsstelsel. er zijn twee opvolgers hiervoor, het communisme en het fascisme. 
Rusland, Italië en Duitscland kozen reeds en nu zijn wij aan de beurt om te kiezen. 
Rusland koos het ciommunisme en heeft getoond, dat te kunnen uitvoeren, maar dan op de Aziatische manier, met roof, moord en hongersnood. Het is mogelijk, dat het communisme in Azië een blijvende positie zal innemen. En wat wisten wij 8 of 10 jaar geleden van het fascisme?  De pers verwees ons naar italië, het was een stelsel, dat niet deugde. Mussolini was iemand, die in staat was heel Europa in vuur en vlam te zetten, maar thans weten we, dat Italië een land is, waaraan men in geheel Europa een voorbeeld kan nemen. In Duitschland is eveneens een volk opgestaan, dat heeft gestreden voor zijn fascisme, 14 jaar lang, toen is daar gekomen de revolutie, langs legalen weg. 

Maar in de pers wordt weer zoodanig over Europa geschreven, alsof de barbaren over Europa worden losgelaten, maar noem mij een revolutie, die zoo onbloedig is verloopen als in Duitschland. Op onze generatie rust de taak, Europa weer op te heffen. 
wanneer de teekenen niet bedrigen zal de 20e eeuw staan in het teeken der natie’s. 
Onze taak is Nederland, met zijn overzeesche gebieden een toekomst te verzekeren. Wij moeten vormen één geheel, één onverbrekelijk geheel, waarin voor ieder van ons een plaats is. 

Als onze natie thans niet goed is, dan is dit, omdat wij niet goed zijn. Wij moeten ons herzien. Er leven in ons volk nog zulke goede eigenschappen, er zijn er nog zooveel, die werkelijk talent bezitten, ook menschen met geringe positie’s. 

Wij moeten willen en onze plicht tot het uiterste vervullen. Maar, de geest van ons volk is “verpest” door de sociale onrechtvaardigheid, door uitbuiting, door de geest van den haat, die er op uit is ons volk te versplinteren en kapot te slaan. 
De goede eigenschappen, die in ons volk leven, is het kapitaal wat ons volk noodig heeft. 
Ons volk moet zijn zijn zelfrespect terug krijgen. Wat hebben we al niet meegemaakt?  gedenk o.a. maar aan de “pleziervaart” van de “Zeven Provinciën”, jaar en dag kunnen we “Teun de Klepperman” hooren en wanneer een hoogere ambtenaar uitgezonden wordt naar het buitenland om over een of ander te onderhandelen, dan is het resultaat nihil en als ze wel wat bereiken is het nog erger. 
In materieelen zin gaat ons volk hollend achteruit. Tienduizenden kunnen geen werk meer vinden, tienduizenden is ontnomen, waar ze jaren lang, dag en nacht voor gewerkt hebben. 

Zien we weer het Marxisme. Wat heeft dat in Duitschland aan de arbeiders gebracht? Niets! En daarvoor hebben ze nu vanaf 1919 de tijd gehad. 
Wanneer wij een goede toekomst tegemoet willen gaan, moeten wij niet bij de pakken blijven neerzitten. Er moeten offers gebracht worden. Er moet gestreden worden. In deze staat zijn de werkelijke machtshebbers, de partijbonzen, zij verdeelen de macht, zij verdeelen de baantjes. 
Het parlementaire stelsel belet de eenheid van een volk en daarom moet hiertegen stelling worden genomen, maar de ophitsing van volksgenoot tegen volksgenoot gaat gerust zijn gang. de klassenstrijd, het stukslaan van ons volk gaat voort. 
6,5 Millioen gulden hebben de organisatieklassen uitgeperst van de arbeiders en ze hebben uitgekeerd 3,5 millioen. Wel voordeelig!
Maar de strijd tegen het Marxisme alleen is niet voldoende, want aan de andere kant staat de burgelijke arrogantie.
Hieronder zijn er, die meenen, dat, om reden ze geld hebben, ze dan geen plichten hebben.
De fascist moet zijn eenvoudig maar fier en indien het kan godsdienstig, zonder de godsdienst te gebruiken voor politieke doeleinden. 
Naast plichtsvervulling eerbied voor het particuliere initiatief. Er moet voorop staan, dat de machine den mensch niet mag breken. 
De machine is er voor den mensch en niet het tegenovergestelde.
Alleen in en door een volk is het mogelijk een bestaan te verwerven. 
De opbouw van een economisch leven moet ontstaan uit nationalen grondslag. Wij als fascisten hebben als eerste plicht de werkloosheid te bestrijden. Wij moeten doen wat in ons vermogen is en de bedrijven in stand te houden.
Tenslotte onze opvatting wat betreft de bedrijven. Wij zien deze als de bestaansbronnen van ons volk. Van den directeur tot den loopjongen, ze hebben samen te werken, omdat ze den plicht hebben te produceeren voor ons allen, voor den staat. Allen voor één en één voor allen, dat is ons socialisme!
Ons nationalisme is gericht op de vorming van een stevige natie. En dan wat betreft de verderfelijke leuze van het Communisme, n.l. Indië los van nederland.
Ziet eens naar Twente, hoe voor de arbeiders daar de markt in Indië al voor een groot deel is kapot gemaakt en wat zou er gebeuren, wanneer wij onze overzeesche gewesten moesten missen?
Het is te begrijpen, waarom het Communisme Indië zelfstandig wil maken, omdat ze via ontevredenheid en wantoestanden hun doel trachtten te bereiken.
Het nationaal socialisme is een twee-eenheid van hooger orde: het dienen van Volk en Vaderland.

Een krachtig applaus klonk na afloop van deze rede, waarna 20 minuten gepauzeerd werd.
Na de pauze werd gelegenheid gegeven schriftelijk of mondeling vragen te stellen. Hiervan werd een tamelijk druk gebruik gemaakt.
De vergadering, welke met het gezamelijk zingen van het “Wilhelmus” werd besloten, had een kalm en ordelijk verloop. In de zaal hingen op verschillende punten zwart-roode vlaggen met het embleem der beweging.

Ingezonden stuk J.R.Verwers

25 AUGUSTUS 1933, Winterswijkse Courant

Winterswijk, 25 Augustus, 1933

Mijnheer de Redacteur,

Gaarne zag ik onderstaande opgenomen, waarvoor mijn besten dank. 
Ter voorkoming van verkeerde veronderstellingen, die gemaakt worden naar aanleiding van mijn vertrek uit het feestgebouw bij de vergadering van Ir.Mussert voor het zingen van het Wilhelmus, zou ik gaarne mijn motieven uiteenzetten. 
Ik ben altijd de meening toegedaan, dat het onjuist is in openbare politieke vergaderingen het Wilhelmus te zingen. 
Ons volkslied moet niet in den partijstrijd betrokken worden. 
Geen enkele partij moet zelfs den schijn op zich willen laden, dit lied voor politieke doeleinden te gebruiken. Reeds uit dezen hoofde zou ik bezwaar gehad hebben aldaar het Wilhelmus te zingen. 
Daar komt bovendien nog bij, dat ik van meening ben, dat de fascistische partij, gesteld zij kreeg grooten aanhand, een groot gevaar beteekende voor ons Nederlandsche volk. Bedenkt men dan ook nog dat de heer Mussert slechts afbrekende kritiek liet hooren op veel, wat mij, als democraat, dierbaar is en wat ik niet graag zou missen, dat hij niet vrij te pleiten was van het suggereeren van kwade trouw bij alle leiders van andere partijen dat hij de regeering slechts afkamde om haar niets-doen, terwijl hij zelf niets positiefs meedeelde, dan is het toch wel te begrijpen, dat het mij tegen de borst stuitte, om op last van dezen politicus wiens partij mij zoo onsympathiek is en waar ik zoo scherp tegenover sta, het Wilhelmus te gaan zingen en daardoor als het ware Broederschap met hem te drinken. Daarvoor is het Wilhelmus mij te goed.

Liever maakte ik toen gebruik van de vriendelijke gelegenheid mij geschonken, om voor het gezamelijk zingen de zaal te verlaten. het heeft dus niets te maken met het al of niet te revolutionair zijn van het Wilhelmus. Ik hoop door deze uiteenzetting tenminste de doodstraf (met bijl of minder germaansche guillotine is er niet bijgezegd), die men meende, dat ik verdiende, te zullen ontlopen. 

J.R.VERWERS

Ingezonden stuk N.S.B.

29 AUGUSTUS 1933, Winterswijk,

Aan den Res.-Kapitein bij de Landmacht en Inspecteur der Directe Belastingen den Wel.Ed.gestr.Heer Verwers

Hou Zee!
Eigenlijk zou het moeten zijn “Geeft acht”, dit naar aanleiding van het ingezonden stuk in uw blad van 25 augustus, waarin de res.-Kapitein Verwers zich poogt te rehabiliteeren. 
De res.-Kapitein en inspecteur der Rijksbelastingen voelt blijkbaar ‘nattigheid’, na de verontwaardiging, welke zijn demonstratief wegloopen opwekte toen het Wilhelmus door plm.1000 rustige, respectabele Volksgenooten werd gezongen op onzen propaganda-avond van 18 augustus j.l. in het Feestgebouw. 

Dat zingen van het Volkslied, Kapitein, had niet plaats op ‘bevel’, doch werd beleefd verzocht; zelfs was het niet noodzakelijk mee te zingen. 
Nadrukkelijk werd wel en terecht geëischt, dat men zich tenminste uit eeerbied voor ’t Volkslied van de zitplaatsen zou verheffen. 
Blijkbaar was dat nog te veel geeischt, in ’t bijzonder voor dezen democratischen Officier van het Ned.Leger, dus een voorstander van de macht aan de helft plus één en de beweging van de gebroken geweertjes. 

Of de Res.-Kapitein de Nat.Soc.beweging (partij is onjuist) sympathiek is, heeft daar niets mee te maken, ook os het geen “drinklied” , Kapitein, dat kunt U toch weten!!!
U hebt immers onder de tonen van dat plechtige lied met het Legervaandel in de linkerhand, met de rechterhand omhoog, trouw gezworen voor God, aan Koningin en Vaderland!
Misschien echter, dat U dezen eed vergeten zijt, doch het jaarlijksche tractement, dat het U oplevert, zal er U nog wel eens an herinneren!

De tijd zal eens andere officieren voortbrengen, dat kan hier laangzaam gaan, doch die tijd komt!!
Over sympathie gesproken, daar kunt U en Uw vooze partijtje van meespreken, gezien de dubbelzinnige houding van de leiding der V.-D h.t.p. in het geval vergadering  “Drentsche Agrarische Boerenbond”. 
Iets dergelijks zou in de Nat.Soc.Beweging ondenkbaar zijn. De schuldige personen zouden door onzen Leider direct, zonder pardon, overboord gezet zijn. 

Bij de Nat.Soc. Beweging, Kapitein, gaat het Algemeen Belang boven het Groepsbelang, en het Groepsbelang boven het Persoonlijk Belang.
Knoopt dat vooral in uw oor, want wij doen niet aan politieke huichelarij. Laat Uw partijtje, of welke andere ook, eens probeeren op één avond hier ter plaatse meer dan 1000 (precies 1078) menschen ter vergadering te trekken tegen een kwartje entree; de menschen komen bij U nog niet als U een kwartje toegeeft!

Een ander geval van sympathie is Uw persoonlijke bemoeiïngen inzake Uw inkoopen en gros van consumptie-artikelen, welke U onder Uw aanhang verdeelt. U stoot daarmee de reeds zoo zeer geteisterde Middenstanders het brood uit den mond, terwijl U zelf nog steeds Uw zeer behoorlijk salaris op peil wenscht te houden! Erg menschlievend nietwaar? 
Misschien behoort dat ook tot Uw dierbare democratie!

Wat Uw bloederige visioenen van bijl en guillotine betreft, voor een Kapitein- Vechtjas is dat toch niets, al hangt U ook het systeem aan van “Liever bloojan dan doojan”. 
Hou zee! 

NAT.-SOC.BEWEGING,Groep 104

‘Volk en Vaderland’

23 SEPTEMBER 1933

‘VOLK EN VADERLAND’, weekblad der NSB is verkrijgbaar bij:
H.J.P.Pecht, Weurden 59

Dr.Bos bedankt als raadslid

03 OKTOBER 1933

Naar we vernemen heeft dr.W.P.C.Bos, lid van den Raad, gekozen op de V.D.-lijst, bedankt als lid van den V.D.B.
Hij zal nog een raadszitting meemaken en dan ook bedanken als lid van den Raad. De opvolger op de lijst is de heer J.W.Renskers, wonende te Ratum.

Groot Luchtalarm oefening in Winterswijk

VRIJDAG 20 OCTOBER 1933 , Het Vaderland

LUCHTBESCHERMINGSDIENST-DE OEFENING IN WINTERSWIJK

Nederland heeft thans ook zijn oefening in den luchtbeschermingsdienst gehad. Winterswijk heeft op 19 october een prachtig voorbeeld gegeven. Toen wij omstreeks een uur des namiddags Winterswijk binnenkwamen, bleek reeds dadelijk aan het groote aantal auto’s en rijwielen dat er iets bijzonders ging gebeuren. Te 1.30 nm. had de burgemeester belangstellenden naar het gemeentehuis opgeroepen. Wij zagen daar o.a.: den minister van Defensie mr.dr.Deckers, den vertegenwoordiger van den minister van Binnenlandse Zaken mr. Spitzen, den Commissaris der Koningin in Gelderland, de territoriale bevelhebbers van Friesland enz.Overijsel enz., en Noord-Brabant enz.een vertegenwoordiging van de interdepartementale commissie voor de luchtbescherming en van de Studievereeniging voor luchtbescherming, het hoofd van het bureau luchtverdediging van den Generalen Staf, een zeer groot aantal burgemeesters en hoofden van den luchtbeschermingsdienst uit de provincie Gelderland en zelfs eenigen uit andere provincien, de divisie- en districtcommandant van Koninklijke marechaussee en de districtcommandant van de rijksveldwacht.
Na een woord van welkom aan autoriteiten en belangstellenden, uitgesproken door den burgemeester, kreeg het hoofd van den luchtbeschermingsdienst de gelegenheid de organisatie van dien dienst uiteen te zetten en het programma der oefening bekend te maken en toe te lichten. Te 2.00 nm.gingen de verschillende groepen autoriteiten en belangstellenden het stedeke in, ten einde achtereenvolgens een bezoek te brengen aan organen van den luchtbeschermingsdienst. Allereerst werd het bureau  van het hoofd bezocht, een ware radio-en telefooncentrale. Een der beide radiotoestellen was afgestemd op golflengte 810m, ten einde te luisteren naar de waarschuwingsseinen “luchtgevaar aanwezig” en ” luchtgevaar geweken”, het andere op golflengte 1070m met het oog op den radio-omroep. Telefoons gingen naar: den Luchtwachtpost, de bediening van  alarmfluiten – en sirenes van de hoofden van de hulpdiensten. Vervolgens kwam de luchtwachtpost aan de beurt, opgesteld op het dak van den Rijkslandbouw- winterschool. De bezetting zocht met kijkers alle windstreken af. Er was zelfs een meetinstrument aanwezig ter bepaling van de aanvliegrichting en de hoogte van naderende vliegtuigen. In de straten zagen wij de brandweeralarmposten, aangegeven door een roode vlag (lantaarn en richtingaanwijzers voor de ligging der openbare schuilplaatsen (kelders). Daar het te kostbaar zou zijn kelders als schuilplaatsen in te richten had de leider zijn toevlucht genomen tot den aanleg van een nauwe, diepe loopgraaf met banken en een schuilplaats. Deze maakte een uitstekenden indruk. Te 14.30 ging door het land het radiografische sein “luchtgevaar aanwezig”; dit bericht kwam vrij goed door en werd onmiddelijk door het hoofd doorgegeven aan den luchtwachtpost, die daardoor, als het noodig was, tot verscherpten uitkijk werd aangespoord. Te 14.46 klonk door den radio-omroep het bericht: “vliegtuigen naderen den Gelderschen Achterhoek”. Het hoofd beschouwde daarop Winterswijk als bedreigd en waarschuwde telefonisch de hoofden van hulpdiensten zich gereed te houden. Eenige minuten daarna kwamen de stoomfluiten en sirenes in werking, waardoor de bevolkinggewaarschuwd werd voor het dreigende gevaar. Op dit “luchtalarm” begaven zich de manschappen zoo snel mogelijk naar de hulpafdeelingen, die op vooruit afgesproken plaatsen werden geformeerd. Arbeiders verlieten hun werk, oudere scholieren hun school, doktoren  en andere ingedeelden hun huizen. De niet bij de hulpdiensten betrokken inwoners bleven getrouwelijk in hun huizen. Hulde voor zoo’n medewerking. De sirenes loeiden voort en intusschen kwam van den luchtwachtpost het telefonisch bericht van de nadering uit Oostelijke richting van een escadrille vliegtuigen.De vliegtuigen schoten met het seinpistool  teneinde den bomaanval te markeeren. Er vielen 1 gasbom, 1  scherfbom en 4 brandbommen. De leiding had dezen aanval prachtig in scene gezet. Op het ruime stationsplein stortte een huis in (afbraak en balken werden in no time in een straat neergeworpen), de waterleidingkraan werd opengezet voor het aangeven van een breuk in een wateraanvoerbuis, een emmer gele kalk uitgestort op het plaveisel gaf het mosterdgas aan, een voorraad oud materieel werd in brand gestoken om een ontstaan van een brand weer te geven, terwijl 9 personen de gewonden voorstelden. Een leger fotografen en een geluidsfilmoperateur maakten opnamen, zoodat weldra heel Nederland kan zien, hoe de werking is van een bomaanval  en op welke wijze de hulpafdeelingen in actie komen. Het hoofd, telefonisch en door middel van ordonnansen op de hoogte gebracht van de plaatsen en den omvang van de rampen, gaf daarop zijn bevelen aan de chefs van de hulpdiensten. De brandweer rukte uit, herstellingsploegen snelden toe, een dokter verleende de eerste hulp (de patienten waren van een kaart voorzien, waarop de aard der verwonding vermeld stond) de chef van de ontsmettingsploeg, met gasmasker en gasdichte kleeding uitgerust, onderzocht den aard van het gas, een transportcolonne vervoerde de gewonden, de ontsmettingsploeg de gaszieken. De oefening gaf een zeer goed beeld van de werkelijkheid. Te 15 uur 40 werd het waarschuwingssein “luchtgevaar geweken” gegeven, hetgeen door klokgelui ter kennis van de bevolking werd gebracht. Wij brachten nog een bezoek aan het ziekenhuis waar de gewonden waren ondergebracht en aan het R.K.ziekenhuis waar voor de gaszieken eenige lokalen in gereedheid waren gebracht. Wij hadden de overtuiging, dat, mocht ooit een ramp als deze Winterswijk treffen, de voorbereidingen voor gewonden en gaszieken op uitmuntende wijze zijn getroffen.

Over de van 20.15-20.45 gehouden avondoefening kunen wij kort zijn. Hier gold het in hoofdzaak de totale verduistering. Nadat sirens en stoomfluiten het “luchtalarm” hadden aangekondigd, werden de lichten gedoofd; de inwoners voldeden, zonder uitzondering, aan het te voren gedane verzoek om te zorgen, dat geen licht naar buiten uitstraalde. Het stationsemplacement werd nagenoeg geheel verduisterd; enkele seinlichten konden natuurlijk niet worden gedoofd. Trein 3702, die te 20.35 uit Winterswijk vertrok had een zeer beperkte verlichting. Thans is aangenomen, dat 4 bommen vielen in de buurt van het gemeentehuis. Met een seinpistool  werden daartoe van af den hoogen toren een viertal roode seinpatronen afgeschoten. Er ontstond brand – aangegeven door een grooten pot Bengaalsch vuur – en twee huizen aan weerszijden van de straat stortten in – aangegeven door puin en balken. Er vielen hierbij vier gewonden. Evenals de dagoefening kwamen ook nu de hulpdiensten in het geweer. Door de duistere straten snelden de van lataarns voorziene ploegen naar de plaatsen des onheils. De belangstelling der bevolking liet niets te wenschen over, er waren te veel menschen op straat, doch dat is bij een eerste oefening niet kwalijk te nemen. Wij bewonderden de verkeersagenten, die in de diepe duisternis toch het verkeer in goede banen wist te leiden. De minister van Defensie en de Commissaris der Koningin brachten, na afloop der avondoefening, een woord van warmen dank  en van hulde aan den burgemeester Bosma en het hoofd van den luchtbeschermingsdienst de Koster en verzochten dien dank en hulde te willen overbrengen aan alle medewerkers. Wij zijn uit Winterswijk vertrokken met de wetenschap, dat daar de juiste burgerzin heerscht. Leiders en toeschouwers hebben veel van deze oefening geleerd en wij zijn er van overtuigd, dat velen burgemeesters een licht is opgegaan. Een gemeentehoofd, dat in vredestijd nalaat de voorbereidingen voor de luchtbescherming te treffen, laadt een zware verantwoordelijkheid op zich.

Dr.Bos bedankt niet als raadslid

20 OKTOBER 1933

Het verzoekschrift aan Dr.Bos om niet te bedanken voor den Raad is geteekend door ca.2000 personen van allerlei richting. Dit is hem dezer dagen aangeboden. Dit verzoek is voor den heer Bos aanleiding geworden om op zijn aanvankelijk voornemen om wel te bedanken, terug te komen; hij blijft den zetel bezet. 

N.S.B.Leider en Propaganda-leider benoemd

31 OKTOBER 1933

In de gisteravond in cafe Beskers gehouden, druk bezochte ledenvergadering van de afd.Winterswijk van de nationaal Socialistische Beweging werd Ds.Reeser als propaganda-leider benoemd, terwijl Dr.W.P.C.Bos tot leider werd gekozen. 
Laatsgenoemde wenscht het leiderschap nog enkele dagen in beraad te houden. 

Overtreding Uniformverbod

17 NOVEMBER 1933

Door de politie is proces-verbaal opgemaakt tegen een lid van de Nat.Socialistische Beweging wegens overtreeding van het Uniformverbod.

Dr. Bos leider v. d. N. S. B.

20 NOVEMBER 1933, Graafschapbode

Dr. Bos heeft thans definitief het lidmaatschap der afd. van de N. S. B. aanvaard.
Naar we vernemen zal hij binnenkort plechtig geïnstalleerd worden.
Men zal moeite doen om Ir. .Mussert, alsdan naar Winterswijk te krijgen om deze installatie te doen geschieden.

Dr.Bos zelfsstandig raadslid

01 DECEMBER 1933

Bij de rondvraag deelde de heer Bos mede, dat, zooals bekend hij uit den Vrijz.Dem.Bond is uitgetreden, doch dat hij het niet moreel verplicht achtte, op grond van de vorige stemming en de 2000 handteekeningen, voor eenige maanden verzameld, als lid van den Raad te bedanken. De Raad diende hem niet meer te beschouwen als lid van de V.D.B., doch als zelfstandig raadslid

Uniformverbod

05 DECEMBER 1933

Vrijdag heeft de kantonrechter te Groenlo uitspraak gedaan tegen R., alhier, inzake overtreding van het uniformverbod (dragen van insigne N.S.B.) 
R. werd veroordeeld tot f 15,- , of 15 dagen hechtenis. beklaagde heeft hooger beroep aangeteekend. 

Kotten N.S.B Feestgebouw

VRIJDAG 8 DECEMBER 1933, Graafschapbode

KOTTEN N.S.B.

Groep 104 Winterswijk van de Nat.Soc.Bew. hield Donderdagavond te Kotten in ’t feestgebouw, een openbare verg, die druk bezocht was.
Ds.Reeser, de propagandist sprak een inleidend woord, waarin hij uitvoerig betoogde, dat de maatschappij lijdende is aan een catastrophale ziekte, waarin ten spoedigste en met kracht het mes gezet dient te worden. 
Dr. W.P.C.Bos, de leider van de Groep betoogde daarna dat alleen de N.S.B. op grond van haar program in staat zal zijn de arbeidersklasse, de middenstand en kleine boerenstand de plaats te verschaffen in de maatschappij, waarop zij recht heeft en geestelijk en maatschappelijk op een hooger peil te brengen.
De groep stelt zich voor in alle buurtschappen een lezing van gelijke strekking te houden en aan ’t eind de geheele uiteenzetting te publiceeren.

N.S.B.Openbare samenkomst Woold

08 DECEMBER 1933

Nationaal Socialistische beweging Propaganda-vergaderingen in de Buurtschappen.
De Nationaal-Socialistische beweging alhier, georganiseerd in groep 104, zal in de verschillende buurtschappen lezingen organiseeren. 
De groepsleider Dr.W.P.C.Bos zet op deze propagandavergaderingen haar beginselen uiteen, terwijl de bijeenkomsten er niet weinig toe bijdragen om alle mogelijke wanbegrippen, die omtrent de N.S.B. bestaan, uit den weg te ruimen. 
Om haar inzichten in een betere en gelukkiger samenleving meer bekendheid te geven, werd reeds in Kotten een vergadering gehouden, terwijl vrijdag in het Feestgebouw te Woold de tweede propaganda-lezing plaats vond. 

Deze vergaderingen zullen zeer zeker niet nalaten vruchten af te werpen, waardoor het ledental, dat, naar men ons mededeelt, ook in onze gemeente met rasche schreden vooruitgaat, wel weder uitgebreid zal worden. 
Te Woold had de ongunstige weersgesteldheid geen invloed op het bezoek, daar de zaal bijna geheel bezet was.
Op de achtergrond van het pdoium had men de rood-wit-blauwe vlaggen bevestigd, te midden waarvan de N.S.B.-vlag met embleem geplaatst was. 
Aangezien de strekking, die van de verschillende lezingen de grondslag vormt, dezelfde is, wil ’t ons voorkomen, dat ’t om verschillende redenen beter is, dat de menschen uit den mond van den spreker zlef eerst kennis nemen van den inhoud van zijn betoog, om dan aan ’t eind de argumenten, waarop het betoog is opgebouwd, nog eens in zijn oorzakelijk verband rustig na te lezen, waarom wij haar dan in zijn geheel in de courant zullen afdrukken. Zulks lijkt ons ook bevordelijk voor een rustige onderlinge bespreking en oordeelvorming. 

Wij zullen dus volstaan met in enkele trekken iets over deze zeer geslaagde vergadering mede te delen. 
Ds.reeser, propagandist van de N.S.B., sprak een inleidend woord, waarbij hij de vraag “wat is nu toch eigenlijk het nationaal-socialisme en wat wil het”  , beantwoordde met te betoogen, dat de maatschappij lijdt aan een catastrophale geestelijke krankheid, waarvna de oorzaken zijn: groote wereld-oorlog, de partij-strijd en het platvloersche materialisme, de stofvergoding en dat ’t de N.S.B.is, die het hart der menschen wil vullen met geestelijke waarden, opdat de mensch iets voor een ander kan zijn: één voor allen, allen voor één. 
Dr. W.P.C.Bos, de leider der groep besprak in een uitvoerig betoog de diep vernederende toestand, waarin de arbeiders, middenstanders en kleine boeren geraken, tengevolge van de verkeerde wijze, waarop het maatschappelijk radarwerk functioneert en verzuimde niet de middelen aan te geven, die de volledige ondergang van deze groepen kan voorkomen. 

In ’t bijzonder wees hij op de slechte gevolgen van den klassenstrijd, tegenwerking en wantrouwen, inplaats van samenwerking en vertrouwen. Maar ook even scherp werden door hem gehekeld de funeste gevolgen van ’t kapitalistisch stelsel, waarbij ’t persoonlijk belang staat boven ’t algemeen belang. 
De goed gedocumenteerde redevoering daar, waar noodig, met feiten gestaafd, werd met de grootste aandacht gevolgd. 

Na de pauze was er gelegenheid tot het stellen van vragen, waarvan 3 aanwezigen gebruik maakten. de vragen werden zeer naar genoegen beantwoord.
Ds. Reeser sprak een slotwoord, waarna de bijeenkomst werd beëindigd met gezamelijk te zingen het eerste couplet van het Wilhelmus, nadat hij vooraf hen, die meenden daaraan niet te kunnen meedoen, gelegenheid had gegeven de zaal te verlaten, waartoe echter geen enkele overging. 

N.S.B.bij ’t Lappenschaar

WOENSDAG 17 JANUARI 1934, Graafschapbode

Maandagavond hield groep 104 Winterswijk der N.S.B.bij ’t Lappenschaar in Henxel een openbare vergadering, die goed bezocht was.
Dr.W.P.C.Bos, groepsleider alhier, zette de beginselen der Nationaal Socialistische Beweging uiteen en vond een aandachtig gehoor.
Na de pauze werd gelegenheid gegeven vragen te stellen, waarvan een tweetal aanwezigen gebruik maakte en die door Dr.Bos werden beantwoord.

Ledenvergaderingen N.S.B.

27 JANUARI 1934, Volk en Vaderland

15 Jan. Openbare vergadering op Lappenschaar Huppel.
Spreker Dr. Bos en de Propagandaleider. De zaal was uitstekend bezet,
Enkele vragen werden gesteld. Eenige nieuwe leden gaven zich op.

18 Jan. Ledenvergadering van groep 104 te Winterswijk.
Groepsleider Dr. Bos wenschte allen een voorspoedig 1934 en memoreerde in ’t kort verschillende ‘.S.B. gebeurtenissen in ’t afgeloopen jaar.
Vele nieuwe leden werden geïnstalleerd.
Besloten werd o.a. een groepshuis te huren dat tegen Februari geopend zal worden.
Medegedeeld werd dat in Winterswijk voorloopig 300 exemplaren van „De Oranjepost zullen worden verspreid.
De opkomst was goed.

N.S.B. bijeenkomst Corle

23 JANUARI 1934

Propaganda-vergadering N.S.B.

In het Feestgebouw te Corle had vrijdagavond een propaganda-vergadering plaats van groep 104 van den N.S.B.
De zaal was slechts matig bezet, toen Ds.Reeser als propaganda-leider de vergadering opende. 
Spr.begon te verklaren, dat de N.S.B. “lef” had.
Wat de Fransche revolutie beloofde, dat wil de N.S.B., zij het in anderen zin, werkelijkheid maken. 
Het woord lef is ontstaan uit de initialen van de Fransche omwentelingsleuze: Liberté, Egalité et Fraternité.
Vrijheid (Liberté) wil de N.S.B. brengen, maar ’n vrijheid, die gebonden is aan Tucht, aan een boven ons staande norm, aan den godsdienst.
Gelijkheid moet den klassenstrijd vervangen (egalité)
Broederschap (fraternité) willen wij brengen; wij komen niet met de maag of met de bontjas, maar met het hart. 
Nationale eenheid en kameraadschap wil de N.S.B.
Spr.vergelijkt de geboorte van ’t fascisme in verschillende landen en nuanceeringen met het plotseling uitbreken van de Hervormingsgedachte na de middeleeuwen. 

Hierna verkrijgt Dr.Bos, kringleider, het woord, om het “technische gedeelte” van het N.S.B. program te behandelen. 
Dr.Bos wijst op den slechten roep, die de N.S.B. overal waar zij komt, vooraf gaat.
Val allerlei zijden komt bestrijding die bewijst, hoezeer men haar groei vreest. 
Zelfs is een Anti-fascistenbond opgericht met de leuze; Vrijheid, Arbeid , Brood. 
Het orgaan van dezen Bond noemde in haar kerstnummer de huidige maatschappij een gekkenhuis, waaruit blijkt dat zij, die gewoon zijn te liegen, soms groote waarheden kunnen zeggen. 
Wat te denken van een samenleving, waarin aan de eene zijde cumulatie van inkomens en pensioenen, aan den anderen kant armoede? 
terwijl alleen in Amsterdam 4 a 500 gevallen van dubbele gezinsinkomen zijn, worden 1200 onderwijzers op straat gezet. Kan het idioter?
Dit alles schrijft spr.op rekening van het demo-liberale regeeringsstelsel. 
Spr.levert scherpe kritiek op de samenstelling van partijlijsten bij verkiezingen, waarbij de groote bonzen zich van een veilige plaats voorzien. 

Op leugenachtige wijze wordt dan aan de kiezers een program voorgehouden, waarvan men de zekerheid heeft het nooit te kunnen uitvoeren. Men verwijt de N.S.B., dat zij persoonlijke vrijheid niet eerbiedigt. Op een N.V.V.-vergadering in Winterswijk werd den spr., zekeren heer Lindeman, een voor hem zeer penibele vraag gesteld. Wat deed deze voorstander van persoonlijke vrijheid?  Hij verklaarde den vrager communist en liet hem uit de zaal verwijderen. 
Op 15 December verklaarde Mr.van Dam op een vergadering van den V.D.-Bond, in Winterswijk, dat bij de N.S.B. vrijheid niet bestond. 
Jammer, dat deze spreker in Den Haag zijn trein niet verlaat had. Hij zou dan zijn partijgenoot, minister Marchant in de Kamer hebben kunnen hooren zeggen: Een ambtenaar is niet vrij. De ambtenaar mag zelfs geen N.S.B.- lid zijn. Spr. bracht hulde aan den S.D.A.P.-er Duijs, die na den heer Westerman interpelleerde over deze vrijheidsbeperking. 
Ook het optreden der regeering inzake N.S.B-ers bij de Burgerwacht, vond heftige bestrijding. Men had te kiezen tusschen Nederland en Oranje of Generaal Duymaer van Twist. 

En dat, terwijl S.D.A.P.-menschen wel ambtenaar kunnen zijn, die in 1903 ’t hegeele verkeer wilden ontwrichten, in 1918 een greep naar de macht deden en het onderwijs op verkeerde wijze trachten te beinvloeden. 
Hun vertegenwoordigers toonen geen eerbied voor ons Vorstenhuis. 
Ergelijk is, dat vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk niet bij de kamer-openingen kunnen zijn, omdat ze in de bajes zitten wegens het verspreiden van geschriften met staatsgevaarlijken inhoud. Een ander “volksvertegenwoordiger” zit als staatsgevaarlijk individu in het concentratiekamp van Boven-Digoel. 
wanneer een kermis-reiziger met een muizen-theater zijn kat als ordebewaarder aanstelt, verklaart men hem voor gek. In onze vaderlandsche politiek spreekt men in zulke gevallen van persoonlijke vrijheid. 

En dat terwijl een man als Mussert, die éénheid predikt onder het Pranjebewind, er uit moet, een burgemeester te Maartensdijk niet N.S.B.-lid mag zijn. 
Waarom? Zij zijn gevaarlijk voor de politieke belangen groepen. 
Spr. vergelijkt de opofferende daad van Mussert met de houding van den heer Colijn, die niets wenscht te offeren van zijn pensioenen. De groote Colijn is daar in heel klein geweest. 
Hoe ondeskundig wordt vaak gepraat in de overheidscolleges. Men ziet in sommige gemeenten onderwijsbelangen “verzorgen”  door menschen, die geen 10 woorden zonder fouten kunnen schrijven.
In den Winterswijkschen Raad werd het plan voor veeteelt-subsidie achtergehouden, omdat er eerst een commissie moest komen. De eenige deskundige in den Raad mocht daarin geen plaats vinden, omdat hij verkeerd was aangesloten.
De eerste Protestanten werden verbrand, de eerste nationalisten worden bedreigd met broodroof. En dat durft nog van persoonlijke vrijheid spreken.

Het internationalisme noemt spr.onzin.
Laat de beste vakman hier maar eens probeeren in het buitenland werk te vinden. Toch zingt hij dapper zijn Internationale. 
Internationaal is alleen het kapitalisme. Wie in het buitenland flink wat komt verteren, wordt er als meneer ontvangen. 
Doel van de N.S.B. is, iedere arbeider in zijn eigen land gelegenheid geven zijn brood te vinden, zonder onteerende werkverschaffing. Dat is waarlijk sociaal werk. 
Tegen te groote opeenhoping van eigendom in één hand dient gewaakt.
De Staat moet het recht hebben, aan particulieren eigendom een andere bestemming te geven, als dit niet ten algemeene nutte wordt aangewend.
Met erkenning van het goede, dat het Marxisme aan arbeiders en boeren heeft gebracht, laakt spr. de strijdwijze van deze beweging.
Haat, klassenstrijd, eigenbelang, staan voorop. Van de contributies van het N.V.V.  wordt 80% voor functionarissen en administratie uitgegeven. Geen wonder, dat men hier onze zuiveringsactie vreest. 
Uit zal het ook moeten zijn met onzinnige maatregelen als van de varkenscentrale, geboren in het brein van bacon-handelaars en -zouters. 
Resultaat was dat onze handel op België van 96% op 2% terug liep. Men duldde in België geen prijsregeling door Nederlandsche handelaren en wendde zich o.a. tot Denemarken. 
Goede gevolgen zouden er alleen zijn voor Mijnheer Zwanenberg en wie daar dicht bij zitten. Ook de Rundvee-centrale kan geen genade vinden in de oogen van spr. 
Was er niet zooveel vee ingevoerd, het afslachten van dragend vee zou niet noodig zijn geweest. 
De Crisis-Zuivelcentrale heeft bereikt, dat men thans in het buitenland voor onze boter niet meer betaalt wat wij voor margarine moeten uitgeven, die 75% buitenlandse vetten bevat. 
Eindeloos is er geknoeid. Als een margarinefabriek op last van den Minister gesloten wordt, dan is er wel iets gebeurd.
Intusschen worden van zoo’n fabriek de arbeiders en ’t kantoorpersoneel naar de werkverschaffing verwezen. Maar de heeren knoeiers krijgen f 1100,- per week.
Voor zulke toestanden is de regeering met haar systeem verantwoordelijk.
Liberalisme en democratie voeren tot communisme. De N.S.B. stelt hiertegenover de corporatieve staat, waarin alleen de president van den ministerraad als dictator verantwoording schuldig is aan de Koningin.

In tijd van nood beslist op ieder schip de kapitein. Daarom is het een schandaal volgens spr. dat ministers (zooals Marchant en Oud) door een partijvergadering ter verantwoording worden geropen. 
We dienen vakmenschen, door hun organisaties aangewezen, adviseerend en controleerend op te treden. 
Men verwijt de N.S.B.,dat deze militairistisch is. Uit welken hoek deze beschuldiging komt, kan blijken, dat de goed gediciplineerde A.J.C. niet militairistisch genoemd wordt. 
Dat de weerbaarheidsafd. reden van bestaan heeft, blijkt hieruit, dat gemiddeld per week 2 N.S.B.-ers naar het ziekenhuis gebracht worden. Wij moeten ons behouden voor een pak slaag. 
Het fascistisch Italié en Duitschland zouden oorlogszuchtig zijn. Maar het zwaarbewapende democratische Duitschland dan? 
En in Amerika is een stad, waar niets anders dan gifgassen gemaakt worden. 
De N.S.B. wil slechts, dat ons land zich moet kunnen verdedigen, zoolang nog een West-Europeesche staat het recht neemt zich op aanval te prepareeren. Wat deden de soc.in 1914? De eeuwige vrede Van Genéve zal nooit komen zoolang daar afgevaardigden komen van ’n partij en niet uit het volk. 
Was Vliegen vertegenwooridger van ’t Nederlandsche volk? 

De beschuldiging van anti-semitisme wijst spr.af. De N.S.B. wil in deze de Duitsche methodes niet toepassen. Nationaal voelende Joden kunnen zich bij de beweging aansluiten. Zionistische Joden worden als gasten beschouwd. Zij kunnen geen N.S.B.-lid zijn. 
Tenslotte roept spr. zijn gehoor op, mee te helpen aan de rgoote schoonmaak en zich aan te melden als lid van de N.S.B.

Na de rede van Dr.Bos konden vragen gesteld worden.
Bij beantwoording van deze vragen bleek, dat de N.S.B. streeft naar de totale macht. Zij denkt daarbij aan een meer geleidelijke overgang dan in Duitschland. Er zal meer erkenning zijn voor andersdenkenden. 
Een tegenstelling stad-platteland is in een N.S.B.-staat niet denkbaar. tweedrachtszaaiers worden uit de beweging gestooten. 
De N.S.B. is voor opheffing van het bankgeheim.
De N.S.B. wil een nationale school, dit is echter in de eerste jaren nog niet te bereiken. Slechts als de nationale N.S.B.-idee diep in het volk doordringt kunnen de bijzondere scholen verdwijnen.
De N.S.B.-school moet ruimschoots voorzien in gelegenheid tot godsdienstonderwijs voor iedere gewenschte richting, te geven door bevoegde kerkelijke personen. 
Nadat Ds.Reeser nog een slotwoord gesproken had, werd staande het Wilhelmus gezongen. 
Er werd gelegenheid geboden als N.S.B-lid zich aan te melden; voor zoover ons bekend werd daarvan geen gebruik gemaakt. 

Kringhuis Stationsstraat

VRIJDAG, 2 FEBRUARI 1934

N.S.B.
Naar wij vernemen heeft Groep Winterswijk van de N.S.B. de woning gehuurd aan de Stationsstraat 25, met de bedoeling deze in te richten als groepshuis.N.S.B.

Katholieken en de N.S.B.

13 FEBRUARI 1934

De Katholieken en de N.S.B.
Zondag is van alle kansels in de R.K.kerken van ons land een brief van de Bisschoppen voorgelezen, waarin ernstig wordt vermaand, zich niet aan te sluiten bij de N.S.B. De brief is in zeer voorzichtige bewoordingen gesteld en houdt niet een onmiddelijk verbod in om van deze organisatie lid te zijn of te blijven.
Wel is de organisatie verboden voor alle functionarissen in dienst der Kath.Kerk, verder kerkmeesters, armbestuurders, onderwijzend personeel enz.

Nazi-overval op P.G.Kobus

VRIJDAG 13 APRIL 1934, De Tribune
Communistisch blad

Onze makker in zijn bed overrompeld en neergeslagen

GELD EN KOSTBARE
MUZIEK-INSTRUMENTEN WERDEN GESTOLEN.

„In twee weken komen wij terug ….Dan vallen er dooden!”

De buurtschap Meddo, waar in de nacht van Woensdag op Donderdag een nazi-overval op partijgenoot Kobus werd gepleegd, ligt tusschen Winterswijk en de Duitsche grens. Het is een eenzame streek, waar
bosschen en roggevelden elkaar afwisselen.
Het huis van Kobus ligt op twee kilometer afstand van de Duitsche grens. Het is er stil en afgelegen.
Een plaats die zich buitengewoon goed leent voor een misdadige overval.
Woensdagavond waren de twee groote zoons van kd. Kobus, Albert en Gerrit niet thuis.
Gerrit zat in de nachtploeg op de fabriek in Winterswijk en Albert was met de Tribune in de stad aan het werk.
Kobus was zoodoende alleen thuis, met zijn vrouw en twee meisjes van 14 en 20 Jaar.
De ouders verwachten Albert tegen half twaalf uit de stad terug.
Toen de hond om een uur of elf aansloeg, verbaasde niemand zich daar dan ook over en dacht, dat de jongen huiswaarts keerde.
Nog geen twee minuten later bleek, dat men zich vergist had.
Plotseling voelde pg. Kobus, die met zijn vrouw in de voorkamer slaapt, een schrijnende pijn in zijn hoofd.
Hij dacht, dat hij zich gestooten had. Toen hij gestommel hoorde en opzag, keek hij in een viertal op hem gerichte zaklantaarns.

— Handen omhoog! — schreeuwt een van de indringers in het Duitsch kameraad Kobus toe, en meteen werd er weer geslagen.
Een van de vier kerels, die een masker droeg en die gedurende de geheele scène geen woord sprak, had de leiding van de mishandeling.
Een van de Duitschers eischte op hoogen toon de schrijf machine van Kobus.
— De schrijf machine is niet hier! Die is bij een kameraad in de stad — antwoordde Kobus.
— We gaan nog naar boven! Als wij de machine niet vinden, ga jij eraan!
Intusschen had een van de andere nazls zich meester gemaakt van vier horens van de schalmeien-kapel, die een waarde vertegenwoordigen van f 175.
Een van de anderen eischte, dat de plaats aangewezen zou worden, waar Duitsche illegale drukwerken verborgen waren.
Verder rukten zij een Tribune-plaat van de muur, benevens een portret van Ernst Thaelmann.
Brochures, die zij vonden,stopten zij in een meegebrachte jutezak.
Uit een van de kasten haalden zij uit een paar kistjes een bedrag van f 53.— van de Schalmeien-kapel.
De gemaskerde man trad daarop weer met zijn zware knuppel op het bed toe en gaf de vrouw van Kobus een harde slag.
Kobus is toen over zijn vrouw heen gaan liggen, om haar met zijn lichaam te beschermen.
De nazis hebben hem toen op een beestachtige manier afgeranseld.
Intusschen waren de meisjes wakker geworden. Toen zij naar beneden wilden komen, brulde een van de nazis hen toe:
„Als jullie niet boven blijven, schieten we!”
Meteen loste hij een schot. De meisjes vlogen toen naar de ramen en riepen in den nacht: „Moord! Help!”
Op deze afgelegen plaats was dit roepen echter tevergeefs. Niemand kon hen hooren.
Buiten ontdekten zij nog twee Duitschers, die op wacht bleken te staan.
Terwijl de indringers zich klaar maakten om weg te gaan, kwam de gemaskerde man nog even terug in de slaapkamer van de oude menschen. Hij bracht Kobus nog eenige harde slagen toe op hoofd en schouders en verklaarde daarbij, dat hij binnen twee weken terug zou komen.
Als de schrijfmachine er dan niet was, zouden er dooden vallen….
Daarop verdwenen de aanranders.
Om half twaalf kwam Albert thuis. Nadat zijn vader voorloopig verbonden was. is hij met hem naar de „buren” gegaan die tien minuten verder wonen.
Nadat deze gewaarschuwd waren, zijn twee boeren met hun jachtgeweren op de fiets door de bosschen van Winterswijk gegaan, om de politie te waarschuwen, en Kobus, die vermoedde, wie de gemaskerde man was, n.l. een Hollandsche fascist uit Winterswijk, verzocht de boeren de politie van dit vermoeden op de hoogte te stellen.
Twee agenten zijn dan ook ’s nachts naar het huis van de betrokken N.S.B.er gegaan en zij hebben zich door de vrouw van den man laten afschepen met het smoesje, dat haar man sedert acht dagen ziek te bed lag.
De agenten zijn toen niet naar binnen gegaan,
’s Nachts tegen half twee verscheen de politie met een auto bij het huis van Kobus.
Er werden geen foto’s of vingerafdrukken genomen, terwijl er evenmin voetsporen zijn opgenomen.
Eveneens weigerde de politie ondanks het dringende verzoek van Kobus om onmiddellijk in de richting van Vreede, een klein stadje, vlak over de grens, een onderzoek in te stellen.
Den volgenden morgen heeft men een naar de grens loopend spoor gevonden.
Uit de voetafdrukken in het mulle zand bleek, dat een groote groep mannen, waarschijnlijk van de SA van Vreede, ’s nachts aan de grens op de terugkomst van de aanranders gewacht heeft.
De politie van Winterswijk heeft in den loop van den dag te Vreede een onderzoek ingesteld.
Naar men ons mededeelde, heeft dit niets opgeleverd.
Het blijkt echter wel, dat er voorhands van ernstig politie-onderzoek geen sprake is.
De verontwaardiging in Winterswijk is echter buitengewoon groot.
Algemeen neemt men aan, dat de overval in samenwerking tusschen de plaatselijke afdeeling van de NSB en de Duitsche SA-bandieten is gepleegd.
Pg. Kobus heeft nog steeds een verband om het hoofd.
Hedenavond wordt door de afdeeling van de C.P.H. in Winterswijk een openbare vergadering belegd als protest tegen de fascistische overval.
De Comm. party roept per manifest de arbeiders op, tegen de fascistische benden en tegen de Colijn-regeering, die hen beschermt, het eenheidsfront van den strijd te vormen.

Twee NSB-ers gingen samen naar Vreden

MAANDAG 16 APRIL 1934, De Tribune
SOC.DEM.WEEKBLAD

Wat hebben ze daar gedaan?
De N.S.B. durft geen openbaar debat aan

(Van onzen specialen verslaggever)

Winterswijk, 16 april 1934
De N.S.B.-er V, tegen wie ernstige verdenking bestaat, dat hij de gemaskerde man was bij den nazi-overval op p.g. Kobus, is door de Winterswijksche politie wederom in verhoor genomen. Het eerste verhoor vond plaats bij zijn bed.
De man beweerde, dat hij zwaar ziek was en dat hij ook de nacht van den overval te bed gelegen had.

Het staat echter vast, dat V. den Zondag voor den overval met zijn vrouw naar Vreden, het Duitsche plaatsje vlak over de grens is geweest. Wat moest hij daar doen? Velen denken, dat hij daar met de nazi’s de laatste bijzonderheden ter voorbereiding van de misdaad heeft besproken.

Paaschmaandag is V. trouwens ook naar Vreden geweest. Hij ging toen in gezelschap van een anderen N.S.B.-er uit Winterswijk, een zekeren P.!
Men ziet, dat de fascisten hun aanslag lang van tevoren goed voorbereid hebben.
V. die beweert dat hij reeds eenige dagen ziek te bed lag, is Dinsdag op de slachterij van Zwanenberg geweest, waar hij door verschillende personen gezien is.
Donderdagavond, den dag na den overval, hebben anderen hem bovendien in Winterswijk op straat zien loopen.
Zaterdag j.l. hebben wij den man met eigen oogen op straat zien loopen, met een groot pak nummers van, “Volk en Vaderland” onder den arm.
Een paar uur tevoren hebben wij hem zelfs bij Dr.Bos, den plaatselijken kringleider van de N.S.B. zien binnengaan.
P.g. Kobus heeft den fascistischen schurk trouwens terstond herkend en onmiddelijk heeft hij dit aan de politie medegedeeld. De Winterswijksche politie heeft echter niet de moeite genomen om terstond te gaan onderzoeken, of de man zich den nacht van den aanslag thuis bevond.
Een van de dochters van Kobus heeft nog verklaard, dat de twee kerels, die tijdens den inval in het huis in de bosschen buiten op wacht stonden, dezelfde petten droegen, waarmee de S.A.-lieden uitgerust zijn. 

In sommige bladen heeft gestaan, dat eenigen van de gestolen voorwerpen aan de Duitsche grens teruggevonden zouden zijn.
Deze “voorwerpen” waren een dopje van een van de gestolen psitonhoorns van de Schalmeier-kapel en verder een hoeveelheid looden letters, afkomstig van de zetkast, die p.g. Kobus in huis had voor het drukken van ons plaatselijke partijblaadje “De Baanbreker”. 
Deze letters hadden de roovers in een zak gedaan, die blijkbaar onderweg stuk is gegaan.
Er zijn toen letters uitgevallen. Op deze wijze lieten de fascisten een spoor na, dat Kobus zelf ontdekt heeft. Dit spoor leidde naar de Duitsche grens. Het bracht tevens aan het licht, dat de roovers niet langs geheime paadjes, maar over den grooten weg naar Duitschland teruggekeerd zijn. Over de grooten weg die voortdurend zoo streng bewaakt wordt!
’t is duidelijk dat de fascistische grenswacht mee in het complot is geweest, anders zouden de kerels wel gegrepen zijn, toen zij terugkwamen met hun buit.

De afdeeling Winterswijk van de C.P.H. heeft den kringleider van de N.S.B., dr.Bos, uitgedaagd tot een openbaar debat over deze fascistische misdaad en over de vraag “fascisme of communisme”.
Dr. Bos heeft echter deze uitnoodiging afgeslagen

Geen wonder – in een openbaar debat zou voor het front van de arbeiders duidelijk aangetoond worden, dat zulke misdaden zeer goed passen in de politiek zooals de fascisten die overal voeren.
In Italie en Duitschland hebben de fascisten immers nooit anders gedaan. En daartoe durven de fascisten zich in het openbaar niet te verantwoorden.

De openbare vergadering, die de C.P.H.  Vrijdagavond j.l. gehouden heeft over deze zaak, heeft intusschen haar uitwerking niet gemist.
De stemming onder de arbeiders in Winterswijk is uitgesproken anti-fascistisch. Wij hebben thans de taak om van deze stemming gebruik te maken voor het winnen van werkers voor den strijd tegen het fascisme.

Zaterdag is gebleken, dat de roovers behalve de reeds gemelde voorwerpen, ook nog een fototoestel meegenomen hebben.
Geruimen tijd geleden had p.g. Kobus reeds aan den burgemeester van Winterswijk vergunning gevraagd voor het in huis hebben van een revolver, wat werkelijk niet overbodig is voor iemand, die zoo afgelegen woont en die elk oogenblik bedreigd wordt door de fascistische schurken uit nazi-land zoowel als uit Winterswijk zelf.
De burgemeester heeft dat toen, zonder opgaaf van redenen geweigerd. 

Van de politie kreeg Kobus echter te hooren, dat hem toestemming geweigerd was, omdat hij communist is!
Men is blijkbaar van meening, dat een communist zich maar moet laten afslachten door fascistische aanranders. 
De arbeiders in de grensstreek zullen zich echter weten te verdedigen – ondanks burgemeesters die hen dat willen beletten en ondanks politie, die aanranders laat ontsnappen

De man met het masker herkend

23 APRIL 1934, De Tribune, Soc.Dem.Weekblad

WINTERSWIJK, 20 April.
(Van onzen specialen verslaggever).

Vrijdagmiddag om half vier heeft ten huize van pg. Kobus, op wien in den nacht van 11 op 12 April door een bende Nazi’s een overval gepleegd werd, een confrontatie plaats gehad tusschen Kobus en twee van de vermoedelijke daders, namelijk den N.S.B.er Veugelers en den S.A.-man Haarhuis uit Bocholt.
De Winterswijksche politie, die de zaak de laatste acht dagen onder den druk van de anti-fascistische stemming onder de bevolking krachtiger aangepakt heeft, was hierbij met vier man aanwezig. Het hoofd van de politie te Winterswijk, inspecteur Feberwee, leidde de confrontatie persoonlijk. P. Kobus zoowel als zijn vrouw hebben hierbij In Veugelers definitief den man met het masker herkend.
De dochter van Kobus herkende in het stemgeluid van den Duitschen fascist Haarhuis, dat van den man, die tijdens den overval zijn spitbroeders tot spoed aanmaande met de woorden:
„Schnell! Los! Wir mussen weg! Los!”
Beiden bleven intusschen ontkennen iets van de zaak af te weten. 

Het is echter vast komen te staan,dat de Mussert-man Veugelers den dag na den overal weer naar Vreden is gegaan, d.w.z.
vlak na den nacht, waarin zijn vrouw aan de politie verklaarde, dat de man doodziek te bed lag!
Verder is thans ook aan het licht gebracht, waar de N.5.8.-er steeds heen gaat als hij zich naar Vreden begeeft. Hij brengt dan namelijk steeds bezoeken aan het beruchte nazi-café van zekeren Amelink aldaar. Daar zitten voortdurend allerlei plaatselijke leidertjes van het
nazl-geboefte bij elkaar, die onder het ledigen van vele glazen bier beslissen over het lot van de bevolking, uitmaken wie er
in Schutzhaft genomen en bepalen wie er in het concentratiekamp opgesloten moet worden.
Het Is duidelijk, dat hier ook de oplossing van den overval op p.g. Kobus gevonden kan worden. In dit café, waar
de N.S.B..-er Veugelers met partijgenooten regelmatig samenkomt, zijn de plannen tot den nazi-overval op het eenzame huis van p.g. Kobus hoogst waarschijnlijk uitgebroed en voorbereid.
Dat het, ondanks de aanwezigheid van al deze aanwijzingen, tot ontmaskering van alle daders zal komen, Is niet waarschijnlijk. De Duitsche politie Is een verlengstuk van den fascistische heilstaat en de misdaden van de nazi’s worden natuurlijk met den mantel van de fascistische corruptie bedekt. 
Voor de arbeiders is de heele zaak niettemin zoo helder als glas. Deze overval heeft weer eens duidelijk in het licht gesteld, volgens welke schurkachtige methodes het fascisme werkt en tevens, dat de N.S.B. de evenknie is van de Hltlerbende.
Den felsten strijd zullen de Hollandsche arbeiders overal tegen deze gevaarlijke misleiders voeren!

Kobus wil vuurwapen

23 APRIL 1934, De Tribune

B. A. weigert steun.
WINTERSWIJK, 20 April.
De burgemeester van Winterswijk heeft een hernieuwd verzoek van p.g.Kobus om een vuurwapen in huis te mogen hebben, afgewezen.
De man is blijkbaar van meening, dat een communist zich maar weerloos door de fascistische misdadigers moet laten neerslaan.
Verder heeft het Burgerlijk Armbestuur geweigerd om Kobus steun te verleenen, wat hij na den roof van zijn schamele bezit verzocht had.
De voorzitter van B.A is dr. Bos, tevens kringleider van de N.S.B, de partij van Veugelers…..

Overtreding Uniformverbod -Procesverbaal

26 JUNI 1934
Overtreding Uniformverbod

Door de politie is proces-verbaal opgemaakt tegen J.v.A., die op den openbaren weg, kleedingstukken droeg, aanduidende dat hij lid was van de N.S.B., zulks in strijd met artikel 435a van het Wetboek van Strafrecht. 

Communist lid N.S.B.

10 JULI 1934
Overtreding Uniformverbod.

Tegen den ex-fanatieken communist V., thans lid der N.S.B. is door de politie proces-verbaal opgemaakt, omdat hij kleedingstukken droeg waarmede hij uitdrukking gaf aan een staatkundig streven, n.l. dat der N.S.B.
Naar men ons mededeelde, wordt genoemde V. in “De Tribune”, gequalificeerd als “politieke spion”. 
’t Feit, dat genoemde V. geverbaliseerd is, duidt er toch wel op, dat deze niet in zekere relatie met de politie staat. 

De kous op den kop

ZATERDAG 20 OKTOBER 1934, Volk en Vaderland
WEEKBLAD DER N.S.B.

DE KOUS OP DEN KOP
Blijkens een bericht in De Oranjepost van 28 September, heeft zich te Winterswijk een terreur-geval voorgedaan, waarbij eenige spoorwegmannen de raddraaiers waren. Verschillende zakenmenschen ontvingen van hen aanzegging, dat zij voor de N.S.B. moesten bedanken op straffe van boycot.
Naar het schijnt, hebben de benadeelden het er niet bij laten zitten en overwogen, of zij tegenover den boycot door personeel der Ned. Spoorwegen niet een tegen-boycot zouden stellen.
De directie der Ned.Spoorwegen heeft althans deze dagen een dienstorder uitgevaardigd, waarbij zij aan het personeel meedeelt, dat dit zich heeft te onthouden van handelingen, waardoor de belangen der Ned.Spoorwegen worden geschaad.
De boycottende vrijheidsminnaars hebben dus de kous op de kop gekregen! 

Overtreding uniform-verbod

VRIJDAG 23 FEBRUARI 1934, Graafschapbode

VAN OVERTREDING UNIFORM-VERBOD VRIJGESPROKEN

G.H.R, kantoorbediende alhier, werd door de Rechtbank te Zutphen in hooger beroep wegens overtreding van het uniformverbod vrijgesproken.
Hij had een speldje gedragen van de N.S.B.

Overval Gradus Kobus

DONDERDAG 12 APRIL 1934, Het Vaderland

OVERVAL TE WINTERSWIJK.POLITIEKE MOTIEVEN?

Gisteravond omstreeks 11 uur zijn vier personen de woning binnengedrongen van een zekeren K., grintwinkelier in de buurtschap Meddo onder Winterswijk. K. lag reeds te bed en werd door de indringers wakker gemaakt. Zij eischten van hem de plaats aan te wijzen, waar zijn schrijfmachine stond, terwijl zij naar vlugschriften zochten  van communistische strekking, welke K. in zijn bezit zou hebben met het doel deze over de grens te brengen. K. beweerde, dat zijn schrijfmachine, niet bij hem was, doch bij een partijgenoot in Winterswijk – K.is communist -, waarop de indringers het huis doorzochten. Zij vertrokken tenslotte met medeneming van pamfletten en voorts van een bedrag van f 53, dat zij hadden gevonden. Een persoon keerde terug en heeft K. op ongenadige manier afgeranseld. De politie heeft nog gisteravond een onderzoek ingesteld en geconstateerd kon worden, dat men hier vermoedelijk met Duitschers te doen had. K. heeft namelijk kunnen vaststellen, dat alle vier hoog-Duitsch spraken, terwijl zij ook wat hun kleding betreft op Duitschers geleken.Het onderzoek met een politiehond wees uit, dat de vier indringers zeer waarschijnlijk zich hebben verwijderd in de richting van de Duitsche grens. De woning van K.ligt op ongeveer 1 kilometer van de grens. K. heeft zich moeten laten verbinden, doch zijn toestand is niet ernstig. Van de daders heeft men tot nu toe niets kunnen ontdekken.

N.S.B.-frases en werkelijkheid.

05 DECEMBER 1934, De Tribune

Raadslid overbiedt gemeente.
De winst was: 900%.
Dat de z.g. „Liefde”, die de N.S.B, zegt te koesteren voor het „algemeen belang”, slechts brutale demagogie is, bewijst op treffende wijze het volgende geval:
Midden in de gemeente Winterswijk ligt een stuk onbebouwde grond, de z.g. Balinkesch.
Reeds jaren bestond bij het gemeentebestuur het plan om dit stuk grond aan te kopen en Winterswijk uit te breiden. Reeds waren enige percelen nodig voor doorbraak en zijn er reeds een aantal aangekocht.
Toch werd er nog geen werk van gemaakt, voor het Rijk met een plan voor de bouw van een postkantoor voor de dag kwam.
Als de plaats, waar het nieuwe postkantoor zou komen te staan, koos men de Balinkesch, en daarmee kwam het oude plan weer in het volle daglicht te staan.
In een zitting van de gemeenteraad werd nu besloten op de in veiling staande percelen een bod te doen. Maar ook de N.S.B-er Dr. Bos, die raadslid is, had reeds van te voren hiertoe besloten.
Tijdens de behandeling in de raad verdween de makelaar van dit raadslid, die eveneens raadslid is, uit de zaal.
Toen het perceel in veiling kwam, bood dit raadslid in opdracht van Dr. Bos ƒ 1.53 1/2 per vierk. M. en bleef enkele centen boven het door de gemeente geboden bedrag, zodat Dr. Bos dus eigenaar werd.

De gemeente, die zonder wijziging het oorspronkelijke plan niet kon uitvoeren, vroeg toen aan Dr. Bos om die grond aan haar te verkopen. Inderdaad bleek Dr. Bos bereid de grond af te staan, nu echter voor de som van ƒ 15. —per vierk. M. Dat was voor hem dus een winst van 900%.
B. en W. hebben in een verklaring hierover hun scherpe afkeuring uitgesproken en het geval heeft vanzelfsprekend grote verontwaardiging gewekt.
Vooral de liberalen trachten er munt uit te slaan, en één der leiders stelde in een goed gedocumenteerd ingezonden stuk in een plaatselijk blad Dr. Bos en zijn z.g. partijbeginsel aan de kaak.
Dr. Bos trachtte zich hierop te verweren door er allerlei bijkomstigheden bij te halen, waarbij hij de hoofdzaak, dat de vraagprijs ƒ 15. — was en de wijze, waarop hij in het bezit van de grond kwam, heeft toegegeven.
Dat is nu ten voete uit getekend de werkelijke betekenis van de leus van de nazi’s: “Gemeenschap voor eigen baat”

N.S.B. – Groep Winterswijk

08 JANUARI 1935
N.S.B.- Groep Winterswijk 
In verband met het vormen van een kring Winterswijk, waardoor de oude groepsraad Kringraad is geworden, is als nieuwe groepsraad donderdagavond door den heer Overwijn geinstalleerd tot:

Groepsleider: Joh.te Winkel
Wnd.Groepslieder: H.Jansen
Secretaris: H.te Winkel
Penningmeester; W.Sloetjes
Buurtleider: W.Roerdink
Propagandaleider: J.A.B.Jansen
Tot leider van de propaganda-en verkiezingsactie werd benoemd de heer Dr.W.P.C.Bos. 

Plakkers bekeurd

VRIJDAG, 2 FEBRUARI 1935

PLAKKERS BEKEURD
Twee personen, leden der N.S.B. werden verbaliseerd omdat zij zonder toestemming van den rechthebbende reclame biljetten hadden aangebracht op een andermans deuren en ramen, waarvan men natuurlijk heeft af te blijven.

Mussert in Feestgebouw

8 MAART 1935, Graafschapbode

WINTERSWIJK.

Ir. A. A. Mussert, leider der N. S. B. spreekt voor de afdeeling Winterswijk.

Een stampvol feestgebouw.

Maandagavond werd in het feestgebouw een openbare vergadering gehouden van de afdeeling  Winterswijk der N.S.B., waar
de leider dier beweging, Ir. A. A. Mussert als spreker optrad.
Reeds vóór den aanvang was het groote feestgebouw tot in alle hoeken bezet en moest men zoeken om nog een plaats te bemachtigen. •

Dr.Bos leidde den spreker in, waarna deze het woord verkreeg. Spr. wees erop, dat de Nat.Soc.Béweging in ons land nog slechts 3
jaar oud is en dat de beweging snel tóeneémt.
Het scheen, dat het Nederlandsche volk was ingeslapen.Gelukkig zijn er thans die wakker zijn geworden en beseffen dat
wij bezig zijn weg te zinken in het moeras. Het is nu meer’dan tijd dat volk en vaderland gered moeten worden en het is de taak van de N.S.B.
dit te doen. Of wij dan nog niet wat moeten wachten? Neen.
Wij zijn met de Overzeesche gewesten ’n volk van 74 millioen zielen.
Zouden wij dan niets kunnen?

In de 17e eeuw telde ons land slechts 1 millioen zielen en de geheele wereld kende de Hollanders. Dat volk uit de 17e eeuw wist wat het wilde, doch wat is er van dat volk terecht gekomen?
Ons land is vruchtbaar en de bodemopbrengst is goed. Toch trekt het volk naar de groote steden. Dit leidt naar ondergang.

De werkloosheid en armoede nemen hand over hand toe.

Wij hebben te veel vleesch en het gebruik van 42 kg per hoofd in 1933 is achteruitgegaan tot 35 kg. Evenzo gaat het met het boterverbruik, en dit terwijl wij veel en veel te veel hebben. Men zégt: er is overproductie
Maar de oorzaak hiervan is dat er veel menschen niet kunnen koopen en honger lijden, niettegenstaande er te veel is
Eerlijke eenvoudige arbeid wordt in Nederland niet meer gerespecteerd. Slechts als men geld heeft wordt men geëerd.
Wij zijn in de periode van ordening. Spr. is voor ordening, maar,zooals deze thans wordt toegepast, is zij niet de juiste.

Met de veiligheid van ons land is het ook al treurig gesteld. Voor de naaste toekomst moet er gezorgd worden en ook voor de veiligheid
Wij willen niet onder de voet geloopen worden. Een volk dat zich zelf respecteert, heeft recht op veiligheid; Men zegt ook, dat wij ons niet kunnen verdedigen. Spr. vraagt waarom onze voorouders, die zoo gering in aantal waren, het dan wel konden.
Spr. waarschuwt er voor, dat Leiden op een goeden dag in last komt en dan zal ons rekenschap gevraagd
worden. Alles wat is nagelaten moet afgemaakt worden. Onze vrijheid is zoek. Er zijn streken in ons land. waar men niet naar een vergadering der NS.B. durft te gaan en aan de N.S B-ers is verboden om een zwart hemd te dragen.

Barmatt blijft in Holland en het zwarte hemd moet uit. Barmatt wordt in Nederland toegelaten, terwijl men hem het verblijf in verschillende landen heeft verboden. 
Als De Telegraaf over Barmatt schrijft, wordt deze veroordeeld tot een boete van f 1500,- 

Als spr. een blauw hemd aantrekt, hindert men hem niet, trekt hij echter een zwart hemd aan, dan is hij Staatsgevaarlijk.

Men zegt er is crisis. Dat is een leugen.

Dat het niet goed gaat is een gevolg van het verkeerde stelsel. Wij hebben alles wat wij noodig hebben, behalve moed en doorzettingsvermogen. Willen wij in de goede richting, dan moet het uit zijn met onze lamlendigheid.
Wij moeteh een volk zijn met opoffèringsgezindheid. Dat wij zoo laks zijn, zonder fut, licht in onze verkeerde opvoeding.’ Ons volk wordt niet opgevoed, doch afgevoed. Het is meer dan tijd, dat wij ons keeren tegen alles wat ondermijnt en kapot slaat. Hoe ver wij zijn gezakt blijkt uit de gedragingen van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, die op een vergadering de slachtoffers der “Zeven Provinciën” herdacht en door opstaan aan hen een stille hulde bracht.
Dit zijn nu de menschen die geroepen zijn om onze kinderen op te voeden. Dit alles gebeurt nog wel onder het Ministerie Colijn. 
Spr. noemt nog eenige voorbeelden van ondermijning van het zelfrespect, die een bewijs zijn van verwording. Er zijn verschillende politieke partijen geweest die veel beloofd hebben, doch nimmer hunne beloften hebben ingelost. De S.D.A.P. heeft 40 jaar den strijd gevoerd voor socialisatie. Niemand gelooft dat daar ooit iets van terecht zal komen.
Van het buitenland moeten wij het niet verwachten. De leuze van „Proletariërs aller landen vereenlgt U” heeft geen zin.
Ieder land zorgt voor zich zelf. Als een arbeider een voet over de grens heeft gezet, gelooft hij van het internationalisme niets meer. Als men echter uit gaat met de internationale kapitalisten, dan bemerkt men geen grenzen, want met geld is men overal welkom

De N.S.B. staat tegenover de partijen die zeggen .dat het volk zelf regeert. Dit is een leugen.

Het volk regeert zelf niet en zal ook nimmer regeeren.

Het komt er echter maar op aan, of wij geregeerd worden. Wij moeten een volk worden, zelfbewust, met respect voor ieders Godsdienstige opvatting. Wij moeten ons niet uit elkaar laten slaan door de politiek. ledere partij pocht op zich zelf en zegt, dat zij de ware is.
Als het publiek zoo stom is dit te gelooven, komt het bedrogen uit.

Het stelsel dat 51 menschen zeggen hoe het moet, terwijl de andere 49 niets te zeggen hebben, is verkeerd. Daarbij worden door hen de wetten gemaakt, terwijl zij daarvan geen snars verstand hebben. Zoo moet wel een staat te gronde gaan.

Er moet een corporatieve staat komen, waar alle groepen in vertegenwoordigd zijn. Zij, die verstand van een en ander hebben, moeten de zaken regelen. Hierdoor bouwt men op. Zooals het nu is, is het een janboel en wanorde.

Wonder is het, dat het nog zoo gaat als het gaat. De Minister heeft in de. 2e Kamer gezegd: „waar gaat het beter dan bij ons?”, doch spreker vraagt: „waar gaat het slechter dan bij ons?”. Wij zullen ons moeten plaatsen op den bodem der werkelijkheid. Allen moeten wij weten dat wij een taak in de samenleving te vervullen hebben Tegen zulke menschen wil spreker gaarne spreken.
Wij moeten de staat niet zien als onze vijand, doch als onze vriend.

Wij moeten zijn één volk met de vaste wil tot samenwerking.

Eerst moeten wij overgaan tot een grondige schoonmaak. Zooals dat maar eenmaal in de honderd jaar gebeurt.
Spr. en de zijnen zijn Nationaal en Sociaal. Van dat Nationaal heeft men veel misbaar gemaakt. Toch is het waar dat wij als Nederlanders bij elkaar behoren. Wij willen allen met elkaar een onafhankelijk Nederlandsch volk zijn, dat zijn onafhankelijkheid wil blijven handhaven.
Het wil geen oorlog, doch wil wel weerbaar zijn. Weer anderen zeggen dat de verdediging ons te veel kost, In vergelijking met andere landen is hier geen sprake van. Wij betalen per hoofd ƒ 6.22, Zwitserland ƒ 13.— en Frankrijk./ 20.— voor legeruitgaven.
Wij willen en moeten ons vaderland behouden en daarom moeten wij het met alle kracht die in ons is verdedigen. 
Nationaal beteekent liefde voor de natie.Sociaal is doen wat In ons vermogen is, ieder zijn deel te geven wat hem toekomt.. Zoolang er menschen zijn die honger lijden kunnen wij niet eischen dat zij zeggen dat zij met andere Nederlanders één volk zijn. Men behoort offers te brengen als het moet. Dit deed men in Italie ook toen Mussolini daar de 40-urige werkweek invoerde, om andere volksgenóoten aan wérk te helpen.

Het goud wordt nogal eens besproken. Wij zijn echter bezig een goudland te worden, waardoor wij een land van bedelaars worden.
Als wij maar doorgaan met geldleenen en nog doorgaan met meer menschen op de straat te zetten zal de toestand nog steeds slechter worden. Het Nat. Soc. is niet gebaseerd op goud doch op arbeid.

Door arbeid alleen zullen wij uit het moeras moeten komen.
Nu zal men vragen, waarom geen andere koers wordt ingeslagen. Spr. zegt, dit gebeurt als het Nederiandsche volk maar weet wat de N. S. B. wil.

Alle politieke partijen zullen in hun politieke toespraken die zij in Nederland met de verkiezingen der Prov. Staten zullen houden, op de  N.S.B. afgeven, daar is spr. van overtuigd. Want men is angstig. Men zegt: “Pas op voor de N. S. B.” want dan gaat de vrijheid
verloren”. Spr. wil wel de vrijheid van het slampamperen inperken doch de vrijheid om een onafhankelijk staatsburger en een nijvere arbeider te zijn, zal er zijn.
Het geloof heeft ook geen politieke partij noodig. Maar bij ons heeft de politiek een geloof noodig en als men het geloof dienstbaar maakt aan de politiek gaat het verkeerd. Er zijn zielherders en stemmenherders. Spr. vereert de eersten doch veracht de laatsten. Er moet een hoog religieus leven komen, tot heil van Nederland en zijn volk.

Als nu straks de verkiezingen der Prov. Staten zullen komen, zullen de politieke partijen zich weer aandienen en om het vertrouwen vragen. Men houdt er echter rekening mede, dat hoewel dit niet in de lijn van de N. S. B. ligt, deze toch ook met een lijst zal komen, waarop menschen uit alle standen en rangen voorkomen.

Spr. hoopt dat er een groote schoonmaak zal worden gehouden en dat een nieuwe maatschappij met een nieuwe toekomst zal worden opgebouwd, waar voor een ieder die wil werken. een plaats en brood zal zijn.

Nadat een half uur gepauzeerd was, werd gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen die schriftelijk moesten worden ingediend.
Een groot aantal vragers leverden hunne vragen in, die alle op zeer gedecideerde wijze werden beantwoord.

Na de bekende sluiting met staande het „Wilhelmus” te zingen, werd de vergadering om circa half twaailf door Dr. Bos gesloten.

Gestapo-spionnen in Holland

20 FEBRUARI 1935, De Tribune

Samenwerking met N.S.B.-fascisten
Pogingen om arbeiders uit te leveren.
Het is bekend, dat de Duitse Gestapo in Nederland een net van spionnen heeft, die voor nazi-Duitsland hier hun werk verrichten.
Deze lieden maken dikwijls gebruik van leden van de N.S,B., het agentuur van het Hitlerfascisme, om hun methodes van spionnage hier door te voeren. Een voorval van Winterswijk levert hiervan weer een duidelijk bewijs.

In Winterswijk kwam in het begin van September 1934 een zekere Lupschen zich melden bij een communistisch functionaris. Hij vroeg om materiaal, dat gebruikt kon worden om in Duitsland agitatie te voeren.
Hij beweerde in verbinding te staan met twee Duitse smokkelaars, die wel een 6000 bladen over de grens zouden weten te brengen en die op hun beurt in verbinding stonden met Duitse communisten in het Roergebied. Aangezien de verklaringen van deze Lupschen een beetje verdacht klonken, werd naar de handelingen van deze man een onderzoek ingesteld. En wat bleek toen? Het bleek, dat hij in verbinding stond met de N.S.B-er Veugelers. Deze N.S.B-er was zijn opdrachtgever. Er was hem bevolen met communisten in verbinding te treden, in Winterswijk en in Arnhem.

In Arnhem probeerde hij bijvoorbeeld exemplaren van „Die Rote Fahne” te kopen, die hij grif wou betalen. Nadat hij aan een scherp verhoor werd onderworpen, viel hij door de mand, en verklaarde hij, dat hij door Veugelers was gezonden, en dat deze Veugelers weer in verbinding stond met de Gestapo-spion Marley uit Botrop.
De bedoeling was te trachten in Holland illegaal propaganda-materiaal voor Duitsland te verzamelen en daarmee in Duitsland communisten in de val te lokken en aan de Gestapo uit te leveren. Nadat Lupschen door de mand was gevallen, verklaarde hij zich tenslotte bereid, de volgende erkenning van zijn smerig werk af te geven:

Ik verklaar hier, dat ik door W. Veugelers uit Winterswijk naar Arnhem gezonden ben, om Duits materiaal te halen, wat deze Veugelers gebruikt, óm Duitse Communisten aan de Gestapo over te leveren. Ik ben reeds 7 maanden met deze Veugelers in contact om dit te bereiken. Deze Veugelers onderhoud verbindingen met Marley in Botrop.
ARNHEM, 11 Febr. 1935
G. A. LUPSCHEN.

Uit deze verklaring van Lupschen blijkt dus, dat N.S.B-fascisten in samenwerking meT Gestapo-spionnen trachten communisten te vinden, om deze in Duitsland aan de Gestapo uit te leveren.
Deze lieden hadden echter ook nog andere plannen. Zij hadden zich voorgenomen in de komende verkiezings-actie de kerken in Winterswijk vol met sociaal-democratische leuzen te bekladden om daarmee de S.D.A.P. te compromitteren.
De soc.-dem. arbeiders zien hieruit, hoe de fascisten en hun Duitse rotgenoten zich ook tegen hen richten. Dat moet een aansporing voor hen zijn, om gezamenlijk met de communisten tegen het fascisme te strijden.
De Nederlandse „democratische” regering, die op het moment, overal anti-fascistische emigranten, die niets misdaan hebben, arresteert, laat deze Gestapo-spionnen en hun N.S.B.-aanhangers rustig hun gang gaan.
Zij denkt er niet aan, tegen hen op te treden.
De strijd tegen het fascisme, moet door de arbeiders gestreden worden.
Daarom, sociaal-democratische arbeiders, strijdt in één front met de communisten tegen het fascisme!


Van Geelkerken Feestgebouw

27 MAART 1935, Graafschapbode

N.S.B.-vergadering.

Onder leiding van Dr. Bos uit Winterswijk werd Maandagavond in het Feestgebouw een vergadering gehouden van de N.5.8..
Nadat de heer Bos de volksgenooten welkom had geheeten, werd het woord gegeven aan de alg. secretaris van de N.S.B., de heer Van
Geelkerken.
Om over het Nationaal Socialisme te spreken is nauwelijks meer noodig, zeide spreker, want alle couranten geven er telkens hun meening over en meestal is dit niet veel goeds. We worden staatkundige paniekzaaiers, beeldstormers en crisisgieren genoemd. In zekeren
zin is dit laatste waar en de 53 politieke partijen zijn onze prooi!

Spr. heeft niets tegen de Ministers Colijn,Marchant, Deckers,’ enz. als personen, maar wel tegen het stelsel dat deze laten voortduren.
Wat de houding van de N.S.B. tegenover de Kerk betreft, zegt spr., dat de Kerk haar roeping moet vervullen. Een volk zonder gods-
dienst moet vergaan.
Volgens spr. is het fascisme internationaal aan de orde. Na het liberalisme, marxisme komt nu historisch het nationaal socialisme.
Spr. wijst op de houding der regeering tegenover het fascisme. Geen Hollandsche vlag mag in een optocht meegevoerd worden, wel echter op 1 Mei een roode.
Een eenvoudige krans, door de afd. Baarn op den herdenkingsdag van het overlijden van H.M. de Koningin- Moeder gezonden, werd geweigerd!

Wat Indie betreft moeten we er voor zorgen dat het ons niet afgenomen wordt. Wanneer de Minister-president in de Staten over
de toestand van’lndië. preekt, is er zoo goed als geen belangstelling. Het parlementaire stelsel is fout. Uit de groepen der bevolking
zelf moeten mannen naar voren komen! Daar huldigen wij den corporatieven staat.
Spreker wekt dan op tot aansluiting bij den N.S.B. en eindigt met „Hou Zee”.

De boeiende rede werd met groote aandacht gevolgd. Na de pauze werden een 23-tal vragen uitvoerig beantwoord.
Dr. Bos dankte de aanwezigen voor de opkomst, waarna gesloten werd met het zingen van het Wilhelmus.

Ontsierende reclame

VRIJDAG 18 OKTOBER 1935, Graafschapbode

ONTSIERENDE RECLAME

J.G.M., wonende te Winterswijk, die op het land een bord had geplaatst met een verkiezingsreclame voor de N.S.B. en zich derhalve had schuldig gemaakt  aan overtreding der Verordening op de ontsierende reclame, werd heden door de Rechtbank te Zutphen met bevestiging van het vonnis van den Kantonrechter te Groenlo vrijgesproken.

Nsb-er gearresteerd wegens diefstal met braak

11 JANUARI 1936

WINTERSWIJK,
Dezer dagen Is de bekende en beruchte W. H.Veugelers op last van den Officier van Justitie gearresteerd als verdacht van diefstal van goederen uit de NV. Tricotfabriek alhier, verleden jaar gepleegd
Reeds eerder werd deze man hiervoor aangehouden, doch men moest hem wegens gebrek aan bewijs weer in vrijheid stellen Enkele weken geleden gelukte ’t echter de politie, in het naburige Duitse plaatsje Bocholt ten huize van een vriend van Veugelers, een flinke partij van deze gestolen goederen ln beslag te nemen. Deze vriend, zekere 0., bekende toen, in samenwerking met Veugelers, de diefstal te hebben gepleegd.
Er bestaat nu alle kans, dat ook in de andere „zaakjes”, zoals de bekende overval op pg Kobus ln April 1934, meer licht zal komen De arbeiders van Winterswijk volgen met aandacht de ontwikkeling van deze zaak. (Arcor).

Overval met politieken achtergrond ?

23 JULI 1936

Door indringer in zijn slaapkamer aangevallen.
WINTERSWIJK, 23 Juli.
Toen de heer K., wonende op den hoek van de Wilhelminastraat en de Gasthuisstraat te Winterswijk met zijn huishoudster gisteravond omstreeks middernacht van een verjaardagspartij thuis kwamen, bemerkten zij, dat het electrisch licht zijn dienst weigerde.
De heer K. begaf zich toen in het donker naar boven en kreeg daar plotseling een klap op het hoofd. Er ontstond een worsteling met een onbekenden indringer. De huishoudster sloeg een ruit stuk en begon „moord” te roepen.
Op het hulpgeroep schoten de buren toe en ook de dadelijk gewaarschuwde politie en marechaussee waren weldra ter plaatse. De indringer was inmiddels door een achterdeur verdwenen. Met gebruikmaking van een politiehond wist men echter zijn spoor te volgen.
Dit leidde naar een huis, bewoond door zekeren P., dat meteen door de politiemannen werd omsingeld. In de donkere huiskamer troffen zij zes personen aan. Van hen wees de politiehond zekeren F., Nederlander van afkomst, wonende te Bocholtz als de indringer in de woning van den heer K.aan. Het zestal werd in arrest gesteld.
K. heeft bij de worsteling verschillende verwondingen opgeloopen, welke opname in het ziekenhuis wenschelijk maakten. Zijn toestand was vanmorgen redelijk wel.
Aangezien alle arrestanten tot eenzelfde partij behooren en in de woning van den heer K. niets wordt vermist, heeft men den sterken indruk dat deze overval op den heer K„ die Israëlliet is, een politieken achtergrond heeft.

Dr. W. P. C. Bos te Winterswijk in de Prov. Staten?

07 OKTOBER 1936, Graafschapbode

De heer J. M. Honig, die; voor de N.S.B. zitting heeft in de Provinciale Staten
van Gelderland, heeft als zoodanig bedankt,
De heer H., die eerst kringleider. was voor Arnhem en daarna gewestelijk commissaris van de N.S.B., had enkele maanden geleden reeds deze functie neergelegd.
Als opvolger in de Provinciale Staten komt in aanmerking dr. W. P. C. Bos, dierenarts te Winterswijk.

Dr. Bos benoemd tot lid van de Prov. Staten.

14 OKTOBER 1936, Graafschapbode

In de vacature J. M. Honing (N. S. B.) is door den voorzitter van het Centraal Stembureau tot lid van de Prov. Staten van Gelderland benoemd verklaard de heer W. P. C. Bos alhier.
Dr. Bos heeft de benoeming evenwel nog in beraad gehouden.

Dr.Bos lid v.d.Prov.Staten

20 OKTOBER 1936 

De heer Dr.W.P.C.Bos heeft zijn benoeming tot lid van de Provinciale Staten voor de lijst der N.S.B.aangenomen. 

Bewogen raadszitting in Winterswijk

30 OKTOBER 1936, Graafschapbode

N. S. B. en de „Oranjepost”.
Felle critiek der raadsleden op de N. S. B.
Dr. Bos wordt verantwoordelijk gesteld.

Motie. De Raad der gemeente Winterswijk,
Kennis genomen hebbende van de weerzinwekkende manier, waarop herhaaldelijk in de „Oranjepost” in strijd met de waarheid wordt geschreven over gemeentezaken en over leden van den gemeenteraad; met verontwaardiging constateerende, dat genoemd blad zich niet ontziet in dat minderwaardig geschrijf familieleden van die bestuurders te betrekken; spreekt zijn groote verontwaardiging daarover uit en betreurt het in hooge mate, dat de leider van: den Kring Winterswijk der N. S. B. tevens lid van den Raad, geen maatregelen neemt, daaraan voorgoed een einde te maken.”

De motie was geteekend door alle leden van den Raad, behalve de heeren Walvoort, Slotboom en Dr. Bos.
De heer Te n ki n k merkt als oudste raadslid op, dat het geschrijf over vooraanstaande personen en huisgenooten in deze gemeente alles te boven gaat. De geheele Raad is erdoor beleedigd.
Spr. wil niet beweren, dat Dr. Bos de schrijver der artikelen is, maar hij stelt hem er wel voor verantwoordelijk.
De heer Bey e r s heeft met plezier de motie onderteekend. Spr. oefent felle critiek uit op de N. S. B. en merkt op, dat wat in den lande gebeurt, hier in Winterswijk geschiedt onder leiding van Dr. Bos.
Spr. kan zooiets wel verwachten van een arbeider, maar, niet van iemand, die een titel draagt, zooals Dr. Bos.
De heer Bent heeft zich ook geërgerd aan de artikels in de Oranjepost.
Spr. keurt het ten zeerste af, dat mej. Bosma, dochter van,den burgemeester, wordt aangevallen. Mej. Bosma heeft haar diensten aan de gemeente; aangeboden en haar werk geheel gratis gedaan.
De heer Weerkamp betreurt het, dat zooiets is gebeurd.
Spr. vraagt de toezegging van Dr. Bos, dat deze zorgen zal, dat zulke dingen niet meer voor zullen komen.
De heer ten Hage verdedigt de bekwaamheden van burgemeester Bosma als president-Kerkvoogd der Ned. Herv. Kerk.
Spr. is door de N. S. B. ook aangevallen als voorzitter van den Winterswijkschen Middenstand.
Weth. Priester stelt Dr. Bos persoonlijk verantwoordelijk voor het geschrijf in de „Oranje-post”.
De Voorz. is het te min om er iets over te zeggen. Mej. Bosma heeft alles pro Deo gedaan, alleen voor het in orde maken van den tuin van het Rusthuis heeft zij een honorarium gekregen.
Mag dat soms niet? Spr. zal er verder niets meer over zeggen, daar het hem te min en te laag is er een woord over vuil te maken.
Dr, Bos wenscht onder deze omstandigheden over deze kwestie niet het woord te voeren.
De heer Beyers: Dat is de N.S.B., wanneer er een punt aan de orde is, dan zwijgt zij.
Weth. van Dam heeft ook de twijfelachtige eer gehad een onderwerp van bespreking in de Oranjepost uit te maken.
Spr. merkt op, dat mej.Bosma geheel belangeloos voor de gemeente heeft gewerkt, zelfs heeft zij zelf haar reiskosten betaald.
De gemeente is haar dank verschuldigd.
De heer Walvoort wist niet, dat deze motie aan de orde kwam.
Het is bekend, dat de heeren Slotboom en Dr. Bos lid zijn van de N. S. B., maar spr. is dit niet .
Spr. vraagt, waarom „Gemeentebelangen” niet vooraf op de hoogte is gesteld van deze motie.
Het heeft alle schijn, dat men spr. ook schuldig verklaart aan het geschrijf in de Oranjepost.
Na nog eenige discussie wordt de motie in stemming gebracht, aangenomen met de stemmen van de heeren Walvoort, Slotboom en Dr. Bos tegen.

Bewogen raadszitting (2) in Winterswijk

01 NOVEMBER 1936, Telegraaf

31 Oct. — Reeds geruimen tijd verschenen af en toe in een propagandablad van de N.S.B. „De Oranjepost”, zeer felleartikelen, waarin scherpe aanvallen gericht werden op Winterswijksche gemeentelijke autoriteiten, o.a. op den burgemeester, dhr, heer J. A. R. Bosma.
Ook het gezin van den burgemeester werd daarbij niet ontzien.
Een recent artikel in genoemd blad-droeg tot opschrift: „Als je Pa maar burgemeesteris”. Scherp werd daarin gehekeld het feit, dat mej. Bosma, tuinarchitecte en dochter van den burgemeester, de plannen ontworpen had voor beplantingen aan diverse openbare werken.
De burgemeester legde in den Raad een verklaring af dienaangaande, waaruit bleek, dat alle werkzaamheden hier bedoeld gratis door mej. Bosma verricht waren.
Naar aanleiding van de beschuldigingen In„De Oranjepost” hadden nu veertien gemeenteraadsleden een motie van afkeuring ingediend, welke gericht was tegen dr. W. P. C. Bos, leider van den kring Winterswijk der N S B., die in den Raad zitting heeft voor een groep „Gemeentebelangen”. Namens alle raadsfracties; voerden sprekers het woord, om ten scherpste stelling te nemen tegenover dr. Bos, dien zij verantwoordelijk wenschten te stellen voor de publicaties in „De Oranjepost”.
De heer Bos zeide hierop onder algemeene beweging, dat hij in deze vergadering niet wenschte te antwoorden.

Beleedigende pamfletten

04 DECEMBER 1936, Graafschapbode

Voor de Rechtbank te Zutphen had zich te verantwoorden de koopman B. W. F., alhier, die alhier voor de Joden beleedigende pamfletten had verspreid.
De Officier van Justitie Mr. W. J. H. Stam, die den inhoud van de circulaire voor den Joden scherp beleedigend vond, eischte heden Vrijdagmorgen een maand gevangenisstraf. Uitspraak over 14 dagen.

Openbare vergadering N.S.B.

VRIJDAG 26 FEBRUARI 1937

Woensdag 3 Maart a.s. zal, blijkens in dit blad geplaatste advertentie, in de Societeit  “De Eendracht” alhier in een openbare vergadering voor de N.S.B. spreken de heer W.O.A. Koster.
Deze spreker is een bekend figuur in het Industrieele- en Middenstandsleven (oud-directeur van Chamottefabriek in Geldermalsen).
Men verzocht ons, in het bijzonder industrieelen en middenstanders er op attent te maken, dat het een leerrijke vergadering zal zijn. 

Vergadering N.S.B. Spreker: W.O.A.Koster

26 FEBRUARI 1937

Woensdag 3 maart a.s. zal blijkens in dit blad geplaatste advertentie in de Societeit “De Eendracht” alhier in een openbare vergadering voor de N.S.B. spreken de heer W.O.A.Koster.
Deze spreker is een bekend figuur in het Industrieele- en Middenstandsleven (oud-directeur van de Chamottefabriek in Geldermalsen)
Men verzocht ons in het bijzonder industrieelen en middenstanders er op attent te maken, dat het een leerrijke vergadering zal zijn.

Dr.Bos en de N.S.B.

DINSDAG, 6 APRIL 1937

Wij vernemen dat Dr.Bos weliswaar ernstig overweegt te bedanken als kringleider der N.S.B., doch dat dit bedanken nog niet heeft plaats gehad, in verband met de moeilijkheid om een geschikten opvolger voor den heer Bos te vinden.
Zijn drukke praktijk-werkzaamheden nopen hem evenwel den eveneens drukken werkkring van kringleider neer te leggen.
Een eventueele candidatuur voor het lidmaatschap der Tweede Kamer zal de heer Bos evenmin aanvaarden.

Een veroordeling

19 APRIL 1937, Nieuw Israelitisch weekblad

Een koopman te Winterswijk heeft pamfletten verspreid met een voor de Joden beleedigenden in houd. De Rechtbank te Zutphen veroordeelde hem wegens beleediging van een bevolkingsgroep tot ƒ5O boete subsidair 25 dagen hechtenis, en deze straf werd in hooger beroep door het Arnhemsche Gerechtshof verminderd tot ƒ3O of 15 dagen.

Dr. Bos verhuisd

19 november 1937

Met ingang van WOENSDAG 24 NOVEMBER  1937
VERHUISD naar BALINKESCH 
DR.BOS
Telefoon: 183

MUSSERT OVER DE N. S. B. (De radicalisering)

22-10-1938


„Zoolang de Joden geen eigen nationaal tehuis bezitten. .. .”

Ir A. A. Mussert heeft in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam voor zijn volgelingen de richtlijnen besproken voor den verkiezingsstrijd van 1939.
Spr. bestreed het verwijt dat de houding der N.S.B…landverraderlijk” zou zijn. Integendeel, zoo zeide hij. het stoken tegen Duitschland berokkent ons volk onberekenbare schade. Nederland moet vriendschappelijke betrekkingen tusschen de groole Europeesche volkeren met kracht bevorderen.
Inzake de betrekkingen tot de kerken, meende ir Mussert te moeten vaststellen, dat de bestrijding slechts van één zijde kwam, n.l. van die der kerken, waarbij hij de r.k. en de gereformeerde kerken noemde.
Wereldlijke macht is voor de kerken funest en moet het godsdienstige leven der natie schaden, zoo zeide hlj.
Volgens spr. wil de N.S.B. een christelijke volksgemeenschap en zal zij het terrein der kerk ten volle respecteeren. Noch van staatsabsolutisme, noch van kerkabsolutisme wll zij iets weten.
Indien, zoo zeide de heer Mussert verder, men de N.5.8., die uitsluitend het Nederlandsche volk wil dienen, en dus de Joodsche macht moet breken, daarom antl-semletlsch noemt reikt men zichzelf een brevet van anti Nederlandsch te zijn.
Naar zijn meening moet aan het opvoeden van de Nederlandsche jeugd en het rechtspreken over het Nederlandsche volk door Joden een einde komen. Zoolang de Joden geen eigen nationaal tehuis bezitten, zoo ging spr. voort, heeft leder volk den zedelijken plicht een deel van het Joodsche volk herbergen. Tegen de Joden, die hier vanouds ingeburgerd zijn en in goede harmonie met ons leven, heeft de N.S.B. niets.
De na 1 Augustus 1914 hier te lande binnengekomen Joden zullen te zijnertijd dienen te verhuizen op redelijken termijn. In de N.S.B. zullen voorlaan geen Joden meer worden opgenomen.
Die er reeds zijn. zullen als volwaardige kameraden gerespecteerd worden.
De heeren dr Van Genechten, C. van Geelkerken en graaf M. de Marchant. et d’Ansembourg hebben in deze bijeenkomst voorts korte toespraken gehouden.

Jodenhaat 11 November 1938

11 NOVEMBER 1938
Jodenhaat ook aan onze Oostgrenzen

Een correspondent uit Winterswijk meldt:
Ook in de Duitsche grensplaatsen Vreden, Borken en Bocholt kwam het Donderdag tot anti-Joodsche excessen.
In Vreden hebben we de verwoesting gadegeslagen. Bij alle vier en dertig daar wonende Joodsche gezinnen zijn de ruiten der woningen totaal verbrijzeld. Eenige winkels waren een ruïne. Met krijt was op de pui geschreven „Rache für Paris!”
Het was ten strengste verboden te fotografeeren; wij werden aan de grens nadrukkelijk ondervraagd, of wij ook een fototoestel bij ons hadden.
In den nacht van Woensdag op Donderdag heeft men ook in het achter Oldenzaal gelegen Nordhorn zijn haat gekoeld aan Joodsche ingezetenen. Een paar manufactuurzaken werden geplunderd en ten deele vernield, de synagoge werd voor een groot deel afgebroken.

Verhalen van de grens bevestigen volledig de vreselijke waarheid

17 NOVEMBER 1938, Zaans Volksblad

Dinsdag en vandaag hebben wij een tocht gemaakt langs de grensplaatsen van de Gelderse Achterhoek om te onderzoeken, of al of niet clandestien, Joodse vluchtelingen in ons land binnenkomen en of dit op grote schaal geschiedt.
Wij hebben geconstateerd, dat na de pogrom van de vorige week inderdaad Joden uit Duitsland ons land zijn binnengevlucht. Op grote schaal is dit niet geschied, tengevolge van de maatregelen, die zowel aan de Hollandse als aan de Duitse grens zijn genomen. Het juiste aantal is moeilijk vast te stellen, daar slechts een deel van de vluchtelingen bij de politie is geregistreerd. Als wij het aantal Joden, dat gedurende de laatste dagen in de Gelderse Achterhoek ons land zijn binnengekomen op 100 schatten, geloven wij niet ver bezijden de waarheid te zijn.
Naar bevoegde personen ons vrijwel overal mededeelden, had men een veel grotere toevloed verwacht. De algemene indruk is echter, dat men in Duitsland de Joden belet, uit te wijken. Wij hoorden de voorbeelden van Joden, die op de vlucht naar Holland waren, maar voor zij de grens bereikten, in Duitsland werden gegrepen en gearresteerd. Bovendien heeft men immers in vele plaatsen alle Joden tussen achttien en zestig jaar opgesloten.
Elders verzekerde men ons weer, dat Joden in Duitsland uit bussen en treinen naar Holland zijn gehaald, of op de wegen nabij de grens, in Duitsland zijn gevangen genomen. Aan een der douaneposten vertelde ons de dienstdoende ambtenaar, dat enkele uren tevoren een Hollandse Jood met een auto naar Duitsland was gereden om daar twee Duitse Joodse kinderen op te halen. „De vader is gevangen genomen, waar de moeder is, weet niemand”, voegde hij eraan toe. „De auto had al lang met de kinderen terug kunnen zijn.
Nu hij zolang wegblijft, geloof ik, dat men de kinderen niet wil laten gaan.” .
In verschillende plaatsen werd ons medegedeeld, dat ook Hollandse Joden in Duitsland niet meer toegelaten worden. De meeste Joden, die in de Achterhoek ons land binnenkomen, komen niet per trein en ook niet langs de grote weg. Zij weten, dat zij dan grote kans lopen in Duitsland nog gepakt en in Nederland teruggestuurd te worden. In de nacht trekken de ongelukkigen door de bossen of de weilanden naar de grens. Zij waden door sloten en moerassen, wonden zich aan prikkeldraad en duiken steeds angstig weg, als zij enig gerucht horen. Dodelijk vermoeid en uitgehongerd, vaak zonder enige bagage, komen zij Nederland binnen. Dikwijls zijn zij tot aan het middel bemodderd van de sloten, die zij hebben doorwaad. De meesten komen uit Borken en Boeholt. Anderen komen verder uit het binnenland. Zij zijn tot dicht bij de grens gereisd en vandaar ’s nachts te voet verder gegaan.
In de buurt van Düsseldorf en Essen schijnen nog veel Joden rond te zwerven door de bossen.
Wij hebben enkele der vluchtelingen gesproken en bijzonderheden vernomen over hun trieste vlucht en over de wandaden, die de bruine horden in hun woonplaats hebben bedreven.
Zo moet men in Wenen mannen naakt over de straat voor zich uit hebben gejaagd. Ook heeft men daar Joden naar de brandende synagoge gedreven tot vlak bij het vuur. De sadisten toonden zich daarna zogenaamd genadig en dreven de mensen terug, tot vlak aan de rand van het water.
Wij hoorden enkele staaltjes van mishandelingen, die wij op verzoek van de betrokkenen niet vermelden, in het belang van de nabestaanden, die in Duitsland achterbleven. Wij hoorden ook van hulp, tijdens de vlucht door Duitsers verleend
Niet-Joden, zelfs aangeslotenen bij de nazi-partij, boden de vervolgde Joden onderdak aan en gaven hun voedsel, hoewel dat verboden is. Men mag hun zelfs geen glas water geven, zo vertelden de vluchtelingen ons.

„Het is een bende sadisten die dit doet”
Vluchtelingenleed is niet onder woorden te brengen

„Het is niet het Duitse volk, dat ons vertrapt, bestolen en verjaagd heeft,” zei ons een vluchteling. „Het is een bende sadisten, die dit doet. Het is geen tien, misschien geen vijf procent van de bevolking. Het grootste deel der Duitsers keurt wat thans geschiedt, ten sterkste af.”
Met enkele voorbeelden illustreerde de man, die zelf van alles beroofd is, dit.
Hij vertelde ons verder o.a., dat de S.A. en S.S. te Essen, waar hij vandaan was gevlucht, het parool hadden gekregen: „Gij moogt doen, wat ge wilt. Gij hebt geen enkele rem.”
Men ging daar naar lijsten te werk bij de vernieling. Bij een Joodse familie, die gelijkvloers woonde, vroeg men naar het gezin X. Om tijd te winnen, verwezen de mensen de bruinhemden naar de eerste étage.
Prompt sloegen zij daar alles kort en klein, hoewel er „ariërs” woonden. Inmiddels namen de Joden de vlucht. Wat er van hun boeltje over gebleven is, weten zij niet.
De meeste Joodse vluchtelingen schijnen binnengekomen te zijn in Winterswijk. Wij hebben in die plaats een aantal bezoeken afgelegd. Vrijwel alle vluchtelingen zijn hier langs binnenpaden of door „het veld” gekomen. Zij worden opgenomen bij Hollandse Joden, die zich echter onmiddellijk met de politie in verbinding stellen. De „grensboeren”, waar de vluchtelingen zich vervoegen, bellen onmiddellijk den persoon op, die met de leiding van de Joodse hulpactie is belast. Deze verstaat zich dan met de politie. Wij zijn in zijn kantoor geweest en hebben ook daar met Duitse Joden gesproken.
In Winterswijk heeft de hulpactie alle mogelijke medewerking. Geregistreerde vluchtelingen zijn er in Winterswijk thans veertien.
Eén gezin is enkele dagen geleden over een binnenweg gekomen, de vrouw duwend achter een kinderwagen. Op het station te Zevenaar hebben
zich verschillende malen hartverscheurende tonelen afgespeeld. Ook in Aalten heeft men vier Joodse vluchtelingen geregistreerd, die zich iedere dag tweemaal bij de politie moeten melden. In Gendringen zijn
vier of vijf geregistreerde Joodse vluchtelingen. In Dinxperloo, waar de grens vrijwel midden door het dorp loopt en waar de bewaking aan beide zijden uitermate scherp is, zijn geen vluchtelingen geregistreerd, evenals in de grensplaats te ‘sHeerenberg. Er is hier althans niemand aangehouden of „voorgeleid”.
Overal ziet men langs de wegen in het grensgebied ambtenaren. Ook aan de overzijde van de grens wordt scherp gepatrouilleerd. Het lijkt mij thans onmogelijk aan de dubbele bewaking te ontsnappen. Ongetwijfeld worden de meeste vluchtelingen in Duitsland reeds gepakt. Terwille van hen, die hun beulen ontkwamen, zijn wij in het bovenstaande met het publiceren van onze gegevens zeer sober geweest.

De Regeringspersdienst meldt

17 NOVEMBER 1938, Zaans Volksblad

Ten onrechte blijkt hier en daar in het buitenland de mening te hebben postgevat, dat Nederland zijn grenzen voor Joodse vluchtelingen zou hebben opengesteld. Vanzelfsprekend is dit niet het geval. Zoals reeds werd bekendgemaakt, zal slechts een zeer beperkt aantal vluchtelingen in Nederland kunnen worden toegelaten. Voor elke persoon en voor elk geval afzonderlijk is een speciale beslissing van den minister van Justitie nodig. Elke binnenkomst zonder voorafgegane vergunning moet dan ook worden geweigerd. Mogelijk mede als gevolg van de verspreiding van geruchten In het buitenland, als zouden Joodse vluchtelingen op grote schaal hier worden toegelaten, wordt thans zodanige druk op onze grens uitgeoefend, dat het nodig is gebleken de grensbewaking opnieuw te versterken. Afgekeurd moet worden het gedrag van Nederlanders, die per auto of trein Joodse kinderen naar Nederland pogen over te brengen. Een dergelijke ongeordende aanvoer van vluchtelingen kan uiteraard niet worden geduld. Alleen een geordende toevoer is toelaatbaar en dan nog in zeer beperkte mate.

Kinderen aan de grens teruggestuurd

17 NOVEMBER 1938, Zaans Volksblad

Ontstellende mededeling van organiserend comité
Amsterdam,
Het „Comité voor hulp aan buitenlandse kinderen” vermeldt met grote dankbaarheid, dat het ontelbare aanbiedingen krijgt zowel van particulieren, die kinderen bij zich willen huisvesten, als van organisaties, die tehuizen beschikbaar stellen voor opneming van grote groepen. Het behoeft geen betoog, dat het aantal kinderen, voor wie het verblijf in Duitsland onmogelijk is geworden, deze aanbiedingen nog overtreft. Tot nu toe kon van de regering, aldus het comité, slechts toestemming worden gekregen voor het binnenbrengen van een dertigtal kinderen. Het comité moet tot zijn ernstig leedwezen hieraan toevoegen, dat heden nagenoeg alle kinderen, die getracht hebben de grens te passeren, door de autoriteiten werden teruggezonden.

Joodse vluchtelingen 1938

18 NOVEMBER 1938
Veertien uitgewekenen toegelaten

Marechaussee, gemeentepolitie, douane en militaire politie met het consigne: „niemand toelaten zonder voldoende bestaansmiddelen”, bewaakten gisteren het den laatsten tijd stille grensstation van Winterswijk. De treinen uit Duitschland kwamen meestal leeg aan, tot een der avondtreinen eindelijk een veertiental Joodsche vluchtelingen bracht, die, na veel getelefoneer met Den Haag, tot hun groote opluchting voorloopig toegelaten werden. —
In afwachting van nadere orders uit Den Haag wordt de trein streng bewaakt.

19 november 1938

Een milde gift

23 NOVEMBER 1938.

Door de ‘N.V. Kon. Tricot fabriek alhier is f 1000, geschonken voor de ondersteuning van Joodsche vluchtelingen.
Ook heeft genoemde Tricotfabriek gratis onderkleeding toegezegd aan de vluchtelingen, die in Winterswijk zijn ondergebracht.
Van genoemde f 1000, komt de helft ter beschikking van het plaatselijk comité, terwijl de andere helft wordt gestort in het Prof. Cohen-fonds.

Twee vluchtelingen vinden elkaar terug in Winterswijk

25 NOVEMBER 1938, Zaans Volksblad

Ontroerend weerzien van man en vrouw
Reeds voor de moord op Vom Rath dreigde Jodenvervolging Winterswijk, — Donderdag.
Een Joodse vluchteling vertelde ons zijn lijdensgeschiedenis. Zijn verhaal werpt een schril licht op het vreselijke, dat zich in de twintigste eeuw in Groot-Duitsland afspeelt.
De man was van geboorte een Rus, maar uit Polen was hij jaren geleden naar Duitsland gekomen, waar hij vrijwillig dienst nam in het Duitse leger, toen de wereldoorlog uitbrak. Door deze daad in het belang van Duitsland had de man zijn nationaliteit verloren. Ook thans is hij daardoor nog vaderlandsloos.
Ten dele invalide en versierd met een erekruis kwam de man uit de grote oorlog. Hij vestigde zich te Duisburg, waar hij trouwde met een Duitse Jodin. Hij was daar een geacht burger, hoewel hij vooral in de laatste tijd in toenemende mate te lijden had gehad van de hetze tegen de Joden.
Enkele weken geleden, voor de moord op Vom Rath, raadde een vriend van den man, die lid van de Duitse Nazi-partij is, en op de hoogte was van wat er ging gebeuren, hem aan te vluchten, daar een felle Jodenvervolging op komst was.
Onze zegsman nam de raad ter harte en besloot tot de vlucht. Hij reisde vooruit om nog enkele dingen in orde te maken. Zijn vrouw, die ziek was bleef voorlopig achter. Tijdens de afwezigheid van haar echtgenoot geschiedde de moord op Vom Rath en brak de pogrom los in al zijn hevigheid.
De zieke vrouw moest aanzien, hoe in haar huis alles kort en klein werd geslagen. De meubels werden van de trappen en uit het raam gegooid, de schilderijen van de muur gescheurd en de lamp van de zolder geslagen. In een volslagen ruïne bleef de vrouw achter.
Even later kwam de „heren” weer terug en nu voerden zij de vrouw mee, hoewel zij niets had misdaan en zich zelfs niet had verzet (hoe zou zij ook gekund hebben) tegen de wandaden.
Met behulp van een arischen kennis gelukte het de vrouw echter vrij te komen. Ze nam de vlucht naar Holland. Waar haar man was wist zij niet.
Ze had al enkele dagen niets van hem gehoord. Zij vermoedde het ergste.
In Duisburg zelf werden alle mannelijke Joden door de …… weggevoerd.
Een zieke vrouw vlucht in de nacht langs de grote weg in kou en mist.
Af en toe raast een auto voorbij en kruipt zij angstig weg achter een boom aan de kant. Later acht zij het raadzaam de grote weg te verlaten.
Een “ariër”, dien zij ontmoette, had haar gezegd: “Jodin, als uw leven uw lief is, blijf van de grote weg, vlucht door het veld, naar ander land, daar is misschien redding te vinden. De man, die heel wat te verduren zou hebben gehad als zijn bruine ‘volksgenoten’ hem betrapt hadden, wees de vrouw een pad, dat leidde naar ons land. Wij zullen de zieke vrouw, die vol angst zat over het lot van haar man, niet verder volgen op haar smartelijke tocht.
Zij kwam onopgemerkt in Winterswijk en kreeg toestemming daar tot nader order te blijven.
Op het vluchtelingenbureau had een onverwachts weerzien plaats.
Plotesling kwam de vrouw weer voor haar man te staan, die een week lang door de bossen en moerassen had gezworven en…. uitgeput zich voortslepende langs de weg ongeveer nabij Winterswijk ons land was binnen gekomen.
Op het moment dat hij niet meer verder kon had hij aangeklopt aan een boerenwoning en dacht nog in Duitsland te zijn, maar de boerenvrouw die hem de deur opende sprak hem in het Nederlands aan.
Zij bood hem koffie en voedsel aan en stond hem gaarne even toe rust te nemen. Ook hij werd voorlopig in Winterswijk ondergebracht.
Door het wrede lot dat de Joden treft werden man en vrouw in Duitsland van elkaar gescheiden. In Nederland bracht het toeval hen weer bij elkaar.
Thans wachten beiden, met nog meer dan …. andere vluchtelingen in Winterswijk af wat met hen gebeuren zal.
Men moet met deze mensen gesproken hebben om de ontzettende angst te beseffen, die zij bij zich hebben weer naar Duitsland teruggestuurd te worden. Wat zal er nu met deze vluchtelingen gebeuren?
Terugzenden naar Duitsland, verzekerde mij enkele dagen geleden iemand, die het weten kan staat gelijk met hen in de dood zenden.

Joods vluchtelingen comite

25 NOVEMBER 1938
Vergadering Joodsche vluchtelingen-comité.

De vergadering, welke Donderdagavond in de „De Eendracht” door het voorloopig comité was belegd, werd geleid door Ds. A.Wartena. 
Als predikant van de grootste Gemeente was hem verzocht den avond te leiden en hij deed dit gaarne. Zijn beide collega’s, Ds. Roobol en Ds. Kloots, die er beide mee instemmen, konden ambtshalve niet aanwezig zijn. Het doel van deze vergadering was niet om te spreken van de vreeselijke dingen, waarmede het hart vervuld is, maar uit menschenlievende overweging is ze belegd. Het is de vraag die gesteld werd, hoe kunnen wij deze menschen helipen die door deze catastrofe getroffen zijn. En daarom wil spr.direct overgaan tot de bespreking van maatregelen die genomen zullen worden voor die menschen die komen, zullen komen of kunnen komen, De weg leidt nog eenigszins in het duister en daarom stelde spr. niet voor de vraag, wat er in het Vaderland gedaan wordt.
Van verschillende kanten is er reeds georganiseerd om gelden bijeen te brengen voor die menschen, die hier reeds zijn of voor die nóg in grootere getale zullen kómen.
Zij zullen doortrekken om zich te vestigen in streken waar ze weer rust vinden Spr. kan zich heelemaal aansluiten bij de actie die georganiseerd is door de Jeugdvereenigingen om op 3 Dec. een groote collecte te houden in het geheele land. Nu wordt aan het plaatselijk comité voorgelegd de organisatie, hoe gedaan moet worden.
Het Bestuur moet nu weer een comité vormen, die samen alles regelen. Spr.acht het zeer noodzakelijk, dat deze collecte gehouden wordt en doet daarvoor een beroep op de Jeugdorganisaties die aanwezig zijn. 

Ds. C . C. de Maar deelde, hierna mede, dat namens het Instituut van Jeugdleiders, die het initiatief hebben genomen met de Prot., Chr., R.K. en Joodsche commissie, met aanbeveling van de Regeering een beroep op allen wordt gedaan.
De heer Wierenga stelde voor op deze vergadering een comité te vormen dat aan de Jeugdvereenigingen verzocht het werk ter hand te nemen en daarbij een hoofdcomite te vormen voor de controle dat boven de Jeugdcommissies staat.
Het comité van aanbeveling werd hierna samengesteld, waarvoor als eere-voorz. werd benoemd de heer Burg. J. Kneppelhout, verder Kapelaan Van Beek, Ds. A. G. Kloots, Ds. C. C. de Maar, Ds. J. W. Roobol, Pastoor A. M. J. Vink, Ds. Wartena en Ds. P. C. Zwaal.

De Commissie van Actie en Controle, dat zich verder met de Jeugdvereenigingen in verbinding stelt, werd samengesteld uit de heeren Stegeman, Ritsema, Nuys, Wiltey, Rietberg, Bekker en Kluppels. Deze commissie zal een vergadering op Maandag a.s. uitschrijven met de vertegenwoordigers uit de buurtvereenigingen. Hiervoor werden als vertegenwoordigers genoemd de heeren Nijveld voor Meddo, J. Tenkink voor Woold, Joh. Venink voor Kotten, W. A. Hofs voor Ratum, G. Kruiselbrink voor Corle, H. C. J. Rooscn voor Miste, H. J. ten Hagen” voor Huppel, P. W.Schotz voor Henxel en Z. G. v. Eerden voor Brinkheurne. 

Vervolgens werd uitvoerig besproken de huisvesting van de vluchtelingen om de stroom van menschen in verschilende localiteiten onderdak te verschaffen en waarvoor verzorging moet zijn. Op deze vergadering werd daarvoor, behoudens toestemming, voor aangewezen het oude Gasthuis en Postkantoor, hetwelk zoo noodig nog aangevuld kan worden met de Hermans Hoeve, waarvoor het comité zich dan ook in verbinding moet stellen met het Roode Kruis ter beoordeeling van de hygiëne, enz.
Dit comité van huisvesting werd gevormd door de dames: Kneppelhout, Ter Haar, Phiel, Commandeur, Brittijn, Menco, Nortmeier en de heeren Brittijn, Ph. Grimmelt en de dir. van sociale zaken, die ambtshalve hieraan zal worden toegevoegd.
Het comité zal zich nu verder met het Nat. Com. in verbinding stellen.

Dr. Bos stelt zich niet meer herkiesbaar.

30 DECEMBER 1938, Graafschapbode

Dr. W. P. C. Bos, lid der Provinciale Staten voor de N.S.B. en gemeenteraadslid van Winterswijk, stelt zich wegens drukke werkzaamheden voor de a.s. verkiezingen niet meer beschikbaar.

Joodse vluchtelingen

11 MAART 1939
Vrijdagmiddag (10-03-1938) arriveerde te Winterswijk met den Duitschen trein van 16.57 een 40-tal Joodsche vluchtelingen, meest jongemannen. Ze waren Donderdagavond uit een concentratiekamp bij Berlijn vrijgelaten en waren nu op doorreis naar Engeland.
Na visitatie begaven zü zich naar de wachtkamer, waar het Joodsche Vluchtelingencomité hun brood met koffie aanbood.
Met den trein van 17.59 vertrok het gezelschap naar Hoek van Holland.

Anti-semiet veroordeeld

VRIJDAG 24 MAART 1939, Nieuwsblad van Friesland

WEGENS HET INGOOIEN VAN RUITEN BIJ JODEN

Een 18-jarige jongeman uit Winterswijk is door de  Zutfensche rechtbank tot drie weken gevangenisstraf veroordeeld, omdat hij bij een Joodsch ingezetene een ruit had ingegooid.
De jongeman, die klompenmaker is van beroep, beriep zich er op, dat hij N.S.B.-er is en daarom anti-semiet, zoodat hij zich gerechtigd achtte, bij Joden de ruiten in te gooien. Hiervoor had hij eerst het huis van den rabbijn uitgezocht en daarna het huis van een anderen Israeliet.
De leiding van de N.S.B. heeft verklaard, dat het bedoelde jongmensch, terstond als lid der N.S.B.is geroyeerd, aangezien de N.S.B.daden als deze ten zeerste veroordeeld.

Ruit ingooier geroyeerd als lid der N.S.B.

VRIJDAG 31 MAART 1939, Volk en Vaderland

Naar aanleiding van een in de pers verschenen bericht omtrent een jongen klompenmaker uit Winterswijk, die wegens het ingooien van een ruit bij een Joods ingezetene aldaar op 22 Maart j.l. terechtstond voor den politierechter te Zutphen en die ter terechtzitting verklaarde N.S.B.-er te zijn, deelt het Hoofdkwartier der N.S.B.mede, dat bij een onmiddelijk ingesteld onderzoek is gebleken, dat het geval betreft een jongen man van achttien jaar, werkzaam op Duitsch gebied, die eerst zeer kort geleden, namelijk op 2 februari j.l. tot de N.S.B. is toegetreden.
Aangezien de N.S.B.daden als deze ten sterkste veroordeelt, is het in het bericht bedoelde jongmensch terstond als lid der N.S.B. geroyeerd.

E.Reeser

VRIJDAG, 31 MAART 1939. Winterswijkse Courant

SPREKERS VLEKKE EN REESER

De N.S.B.heeft Woensdagavond een druk bezochte openbare vergadering gehouden in societeit “De Eendracht”, waar als sprekers optraden de heeren Vlekke uit Overveen en E.Reesr, alhier.

De heer Reeser aan het woord.
Spr. begon met te wijzen op de vele “papegaaien”, die er in Nederland wonen. Van alle kanten worden de mensen gewaarschuwd; pas op voor de N.S.B.! De menschen weten niet wat ze zeggen, ze praten eenvoudig na; omtrent de beginselen der N.S.B. heerscht bij velen groote onbekendheid.
Spr. critiseert het pamflet van de E.D.D. en het krantje “De Blaasbalg”. Hij vestigde er den nadruk op, dat er in Duitschland geen enkele dominee in ’n concentratiekamp of gevangenis zit om zijn geloof. Men mag in Duitschland prediken wat men wel maar men mag niet afkondigen wat men wil. Ds. Niemoller heeft zich verzet tegen de orde en wetten der Evangelische kerk. Hij moest zwijgen op last van het bestuur van dit kerkgenootschap, dat tenslotte de hulp der politie inriep, omdat hij dingen afkondigde tegen het bestuur en beheer der kerk.
Rijkskanselier Hitler heeft zich met den kerkstrijd in Duitschland nooit ingelaten; hij heeft telkens gezegd: ik bemoei me er niet mee.
Voorts vestigt spr. er de aandacht op, dat de N.S.B. met Duitschalnd niets te maken heeft; er is tusschen Hitler en ons, aldus spr., gelukkig geen enkele verbinding.
Bewijzen dat de N.S.B. los van Duitschland staat, zijn o.m.
1e: De Jodenkwestie in verband met Duitschland. De leider Mussert heeft in ons nummer “Volk en Vaderland” d,d, November jl. zwart op wit verklaard, dat hij het optreden van verschillende Duitschers tegen de Joden scherp afkeurt.
2e: De Duitsche minister Rosenberg hield de vorige maand een rede, waarin hij o.a. wenschte, dat men buiten Dtsl. volkomen afzag van den naam nationaal socialisme, hij acht dezen naam een Duitsch monopolie. Hierover schreef de leider Mussert o.a., dat hij bij de oprichting der N.S.B., doelbewust de naam nationaal socialisme gekozen had en hierover waarlijk geen raad gevraagd heeft aan Duitsland. 

Hooger beroep aangeteekend

05 APRIL 1939, Graafschapbode

J. P. Klompenmaker alhier, die op 22 Maart j.l. door den Zutfenschen Politierechter tot drie weken gevangenisstraf werd veroordeeld, omdat hij bij enkele joden ter plaatse de ruiten had vernield als uiting van zijn politieke overtuiging (lid van de N.S.B), heeft van dit vonnis hooger beroep aangeteekend.

N.S.B. deelnemen Raadsverkiezing

07 MEI 1939

Naar wij uit goede bron vernemen, zal de N.S.B.alhier aan de Raadsverkiezingen deelnemen. Morgen wordt een beslissing over de candidatenlijst genomen.

INGEZETENEN

VRIJDAG, 9 JUNI 1939

Wij, een groote groep Kiezers, geen lid der N.S.B. stemden bij de laatste Gemeenteraadsverkiezingen op Dr.Bos, omdat wij in hem iemand zagen, die de politiek buiten den Raad hield en de Gemeentezaken beheerschte; wij zijn in hem niet teleurgesteld.
Zijn opvolger, de heer Slotboom heeft echter getoond politiek in den Raad te brengen en de Gemeentezaken niet te kunnen overzien.
Wij zullen daarom onze stem niet uitbrengen op den heer Slotboom en adviseeren onze geestverwanten hetzelfde.

VELE KIEZERS
w.o.veel oud-leden van “Gemeentebelangen”

LIJST 4

MAANDAG, 12 JUNI 1939, Winterswijkse Courant

GROEP WINTERSWIJK N.S.B.

DRINGEND wordt aan de leden en geestverwanten verzocht te

STEMMEN op een der candidaten van

LIJST 4
1. Slotboom W, Dorp
2. B……..,G.J.-Corle
3. TE W……, G.J.-Ratum
4. H……, D.J.-Meddo
5. B…,N.E.-Dorp
6. R…..,W.-Woold
7. D….,G.H.-Henxel

Naar aanleiding van de in Uw blad van Vrijdag 9 dezer geplaatste advertentie, onderteekend door “VELE KIEZERS. w.o. veel oud-leden van Gemeenteblangen” merken wij het volgende op.
Ons inziens wordt door deze advertentie weer eens gespeculeerd op de goedgeloovigheid der lezers en lezeressen.
De “VELE KIEZERS” zullen hun stem niet uitbrengen op den heer Slotoom en adviseeren hun geestverwanten het zelfde te doen.
Wie zijn nu die “VELE KIEZERS” en welke bedoeling hebben ze?
Een antwoord daarop kunnen wij nog niet geven, ofschoon wij wel vermoeden uit welke hoek de wind waait.
Maar voor ons staat vast, dat het in elk geval een of meer personen zijn, die probeeren den heer Slotboom of de N.S.B.een hak te zetten.
Heimelijk hopen en verwachten de “VELE KIEZERS”, dat de geestverwanten ( worden hieronder verstaan de met de N.S.B.sympathiseerenden?), nu wel zullen stemmen of blanco, of op een candidaat van een andere lijst. Wijselijk geven zij, de “VELE KIEZERS” hieromtrent geen advies, want dan zou de misleiding wel eens in de gaten kunnen loopen.
Of Dr.Bos het met deze “adviesgevers” eens is, mogen wij intusschen betwijfelen, gezien het feit, dat hij de betreffende candidatenlijst, zonder van eenig bezwaar te doen blijken, heeft onderteekend en door het zetten van zijn handteekening accoord is gegaan met de volgorde, waarin de candidaten daarop zijn geplaatst.
Ook heeft Dr.Bos aanvankelijk te kennen gegeven, dat het beter was om bij de a.s. Gemeenteraadsvekiezing de N.S.B. Met een eigen candidatenlijst te doen uitkomen.
In dit verband deelen wij ook mede, dat Dr.Bos niet is gepasseerd, maar dat hij voor een hem aangeboden candidatuur bij herhaling heeft bedankt, als reden opgevende, bij zijn drukke practijk niet langer raadslid te kunnen zijn.
En als er gezegd wordt, dat de heer Slotoom politiek in den Raad heeft gebracht, dan zou men bij het lezen hiervan haast gaan denken,
dat de andere raadsleden zich daarvan angstvallig hebben onthouden, en hij als eerste daarmee is begonnen.
Maar zoo is het niet, dat weten de “VELE KIEZERS” ook wel!
Dit praatje over het bedrijven van politiek door den heer Slotboom, is niet anders dan een dooddoener.
Wanneer onze tegenstanders niet anders weten te vertellen dan dit en, dat Slotboom de gemeentezaken niet kan overzien,
wat slechts een losse bewering is, die door geen enkel bewijs wordt gestaafd, dan gaat het nogal.
Van andere raadsleden zijn wel eens veel meer tekortkomingen opgesomd.
Neen, wanneer iemand zijn toevlucht gaat nemen tot anonieme schrijverij, om anderen te bestrijden, dan getuigt dit niet van ridderlijkheid, maar veeleer van lafheid. 
Of zou dit “in de politiek” zoo hooren?
Wij willen ons verweer besluiten met ook een advies te geven aan de “VELE KIEZERS”, natuurlijk niet om nu toch maar op den heer Slotboom te stemmen, maar wel om voortaan niet meer in de pen te klimmen, als
Gij uw stukken en brieven, om welke redenen ook, niet durft te onderteekenen.

Namens den groepsraad der N.S.B.
H.te W.

Centraal blad voor Israëlieten in Nederland

Centraal blad voor Israëlieten in Nederland, 13 juli 1939

Winterswijksche feesten afgelast.

30 AUGUSTUS 1939

De internationale toestand heeft ook zijn schaduw over Winterswijk geworpen. Het Wïnterswijksche Volksfeest, dat op 30 en 31 Augustus zou worden gehouden en waarvoor de plannen gereed lagen, is afgelast.De vermakelijkheden op het terrein blijven ook gesloten, zeer tot schade van de ondernemers, die reeds hun tenten hadden opgeslagen.Ook de opening van het Wintersvvijksche Vliegveld in Ratum, dat op 10 September plaats zou hebben, gaat niet door.
De burgemeester van Winterswijk heeft trouwens alle feestelijkheden afgelast.

Straatverlichting

WOENSDAG, 6 SEPTEMBER 1939

AFBAKENEN DER GRENS VOOR VREEMDE VLIEGTUIGEN?

Van overheidswege is den gemeentebesturen in de grensplaatsen verzocht, de straatverlichting ’s avonds door te laten branden.
Naar men weet, is het in Duitsland ’s avonds volkomen duister; geen enkel licht straalt door.
Bestuurders van vliegtuigen kan door dezen maatregel de grens worden aangeduid. 

Dekens voor Soldaten

VRIJDAG, 29 SEPTEMBER 1939

DEKENS VOOR DE SOLDATEN OPGEKOCHT

Verschillende winkeliers hier ter plaatse, die dekens verkoopen, kregen de laatste dagen bezoek van een officier en eenige soldaten, die wollen dekens vorderden. Vrijwel alle winkelvoorraden zijn door de militaire overheid overgenomen.

Kringhuis N.S.B.

VRIJDAG, 3 NOVEMBER 1939

Naar wij vernemen zal het Kringhuis van de Nat.Soc.Bew., thans gevestigd in de Spoorstraat, verplaatst worden.
Door de kring is thans gehuurd het pand Meddoschestraat 37 (voorheen dames Uwland).
Aan dit huis, gebouwd in 1711, is nog een historisch feit verbonden, t.w.: op zijn doorreis naar Holland heeft indertijd Louis Napoleon in dit huis overnacht.


Lees verder

Foto-album Algemeen 1940-1945

Klokken vordering 11 Februari 1943
Foto: Ecal/ G.Schut

Twee klokken terug augustus 1945 (Graafschapbode,07-08-1945)

Klokken vordering 11 Februari 1943
Foto:Ecal
Klokken vordering 11 Februari 1943
Foto:Ecal

‘De Klokke dee neet terugge kwam’

Klokken in onz’ olden toren,
Zing i’j wèèr oew hoogste leed,
Nao d’ellende van den oorlog,
Den bi’jkans oew den dood an deed?
Jao, was ’t neet in dree-en-veertig,
Dat’s vijands klauw oew hadd’ umklemd?
Umme dree van oew wied weg te slöppene,
Tot den smeltdood veurbestemd?

Maor i’j bunt deen dans ontsprongene,
Twee tenminste ontkwammen èr lot,
In Tilburg hew-we ze wèèr-e-vonnene;
Bloos de jongste, dee was vot.
Van èèn hewwe nooit meer iets vernommene;
God mag weten, waor ze bleef;
Möggelek ligt ze knats vergruzel
dOnder ’t puun gunds van den dreef.
B.Stegeman

Installatie J.F.Velle
Scheveningse Evacuee’s
Foto: Evert de Niet
Scholtenenk
Haitsma Mulierweg
Kloetenseweg
29 juni 1945
Augustus 1945
Foto: Ineke Renskers
Wooldstraat, augustus 1945
Foto: Ecal
Augustus 1945
Foto: Ecal
Schevenings evacuee’s Willinkpark
Lees verder

Operatie ‘Plunder’

Operatie  Plunder
24 Maart 1945

Een gigantische Geallieerde strijdmacht begon over een breed front aan de oversteek met o.a amfibische voertuigen over de Rijn bij Rees en andere Duitse steden en dorpen in het gebied van de zg. Niederrhein.
Tegelijkertijd werd in de ochtend van 24 maart de operatie Varsity uitgevoerd waarbij twee luchtlandingsdivisies ( Brits en Amerikaans) op de rechter Rijnoever werden gedropt in de buurt van o.a Hamminkeln, Wesel en nog een aantal andere dorpen daar in de buurt.
Het was de grootste luchtlandingsoperatie ooit uitgevoerd! Dus nog veel groter dan b.v bij Arnhem tijdens de operatie Market-Garden. 
Veel mensen hebben hier geen weet van omdat zich dit allemaal afspeelde op Duits grondgebied maar wel heel dichtbij de Achterhoek en wat nog belangrijker is was dit de aanzet tot de bevrijding van o.a Winterswijk op 31 maart 1945!

Bocholt is al op 22 Maart 1945 door de geallieerden gebombardeerd, waarbij 85% van Bocholt  vernield is.

Het resultaat was een schade van 2.133.000 Reichsmark. Voornamelijk veroorzaakten de brandbommen alles verwoestende bosbranden in het gebied Diepenbrockstraße, Stenernerstraße, Rebenstraße, Ravardistraße, Nobelstraße, Schanze und Gartenstraße. 


Vanaf het begin van de oorlog, 1939 tot 31 juli 1943, was in Bocholt 617 keer het vliegalarm en 158 keer het luchtalarm afgegaan.
De tragedie steeg van maand tot maand. 
In September 1944 werden de scholen gesloten vanwege het gevaar vanuit de lucht.
Van januari 1945 tot medio februari 1945 namen de lessen op de school tijdelijk aanvang.

Bombardementen hinderden het treinverkeer van Bocholt naar Munster, Wesel en Empel.’S nachts konden er nog wel wat treinen rijden. 
In die periode moesten de bewoners dag en nacht de schuilkelders opzoeken.
De totale vernietiging van Bocholt vond plaats op Donderdag 22 maart 1945 van 14.10 tot 14.35 uur.

Ongeveer 600 vliegtuigen van de Royal Air Force wierpen ongeveer 2.000 luchtmijnen en explosieve bommen en ongeveer 200.000 brandbommen boven Bocholt en zijn omgeving af.
Stad Bocholt centrum en sommige afgelegen gebieden werden volledig verwoest. De stad stond in lichterlaaie, gebouwen ingestort, rookwolken verduisterde de heldere, zonnige dag. 

Velen geloofden dat nu de laatste minuut van hun leven geslagen had.. Het was beven, er werd gehuild en gebeden. 
Als het na minutenlang van oorverdovende explosies weer stil wordt, komen de Bocholtse inwoners uit het puin weer te voorschijn. Sommigen konden nog enkele bezittingen redden.

Er ontstond een massale uittocht van de bewoners. De daklozen en al de anderen vluchtten naar de omliggende agrarische gemeenschappen.
De meesten brachten de eerste nacht door in het bos of in de openlucht.
De vele gewonden werden waarschijnlijk nooit geteld. 
Sommigen van hen werden naar het bos “hospital”gebracht, welke in februari 1945 al was opgericht als alternatieve locatie voor het ziekenhuis. 
De kamers in de barakken waren niet toereikend voor opvang en  bedden en stoelen werden zelfs buiten geplaatst. 
Zelfs ook in de vrije natuur en in de schuilkelders werden ze verpleegd. 
Het dodental was relatief laag, omdat weken er voor velen geevacueerd waren naar Oost-Westfalen en Sauerland. Vooral moeders en kinderen, 
Sommige bewoners namen onderdak bij familieleden en kennissen in de omliggende boerengemeenschappen.

Van 22 tot 24 maart 1945 zijn door de vele luchtaanvallen en artilleriebeschietingen 341 mensen omgekomen.
Woningen, ziekenhuizen, scholen, kerken, openbare gebouwen, commerciële gebouwen en fabrieken zagen er uit als 1 groot slagveld.
De water- en elektriciteitsvoorziening waren niet meer aanwezig. 
Er waren geen voorraden meer voor voedselvoorziening, aangezien ook de meeste bakkerijen allemaal waren vernield.
85% van Bocholt werden verwoest.
Bocholt kwam hierdoor weer helemaal terug bij af, maar degenen die het overleefd hadden, wilden verder leven en begonnen aan de wederopbouw.

Na enkele lichte luchtaanvallen in de Tweede Wereldoorlog ervaart Bocholt de eerste zware bombardementen tijdens de nacht van 31 mei 1942. 

Op 29 Maart 1945 zijn de geallieerden in Bocholt gearriveerd en twee dagen later werd Winterswijk bevrijdt.

Winterswijk is in de nacht van 30 op 31 Maart 1945 vanuit Bocholt via Woold bevrijdt.

PAGINA IN BEWERKING

Lees verder

Met de moed van de angst

Het was 5 augustus 1940, de verjaardag van prinses Irene. Het was een mooie zomeravond en zoals het gebruikelijk was, liep ik s’avonds even de straat op om een rondje te lopen en misschien nog een babbeltje te kunnen maken met een of andere kennis. Ik kwam langs hotel Stad Munster en daar werd op het raam getikt. Ik keek naar binnen en daar zaten vrienden van mij, de heer en mevr. Verwers, Koos en Wim Ververs, goeie vrienden van het operettegezelschap. Die zaten voor het raam en ze wezen met de vinger naar de drank die ze voor zich hadden staan. Ik kon het zo niet herkennen, maar ik ging naar binnen om ze te begroeten en toen bleek dat ze een oranjebitter met een klont voor zich hadden staan. 
Ik zeg: ”Wat doen jullie nou”? Het waren niet zulke drinkers. ‘Nou, je begrijpt toch wel, dat prinses Irene jarig is en daarom drinken we oranjebitter met een klont’. 
Ik vond het wel grappig. Ik ging d’r bij zitten en hoewel ik helemaal niet van dat goedje houd, bestelde ik ook een oranjebitter met een klont. We stootten aan met elkaar en terwijl we zo zaten te babbelen en naar buiten keken, kwamen er nog meer kennissen langs, die we naar binnen tikten. 
Na verloop van tijd zaten we met een groepje van een man of acht bij elkaar. Maar toen bleek dat achter in de zaal ook een aantal jonge mensen om een of andere reden bij elkaar zaten. Het was ook een gezellig groepje en toen was het tijd dat de boel verduisterd moest worden. 
Het bleek dat zij een beetje ongunstig zaten, ze kwamen dus dichter bij ons zitten. Zonder dat het de bedoeling was, bleek dat we met een man of twintig vijfentwintig bij elkaar zaten aan een hele lange tafel. Ik wist niet om welke bedoeling zij daar gekomen waren, wij waren er ook per ongeluk terecht gekomen, maar aangezien prinses Irene jarig was en dit voor ons toch wel een reden was om dit een beetje te vieren, was er een echte vrolijke stemming. Na verloop van tijd werd er al iets gezongen, zoals ‘Waar de blanke top der duinen’ en zo. 
Je had nog niet in de gaten in die tijd dat het allemaal een linke boel was, want het was tenslotte nog maar augustus. We wisten nog niet precies hoe fel de Duitsers konden reageren.
‘t Zal waarschijnlijk zo’n uur of elf geweest zijn, het was in ieder geval behoorlijk donker buiten, toen plotseling de deur opengegooid werd en een aantal Duitse militairen binnenkwam. 
Grenzpolizei. Ze gingen verschrikkelijk te keer, schelden en ‘schnauzen’. 
Wij hadden er helemaal geen idee van wat er zich daarbuiten allemaal afspeelde, want zoals ik zei was de boel verduisterd, gordijnen waren dicht. Maar het bleek dat er een massa mensen voor de deur stonden, die allemaal tuk waren op een of andere sensatie waarvan wij ons allemaal niet bewust waren. 
Toen wij in het donker naar buiten kwamen strompelen, bleek dat er wel een paar honderd mensen stonden. Wat ik in een flits zag, was dat die het dichtst bij de deur stonden mensen waren met laarzen aan, kennelijk N.S.B.-ers. Die probeerden ons beentje te lichten, maar dat lukte niet altijd. Toen er een laars naar mij uitgestoken werd, gaf ik er een flinke lel tegen aan. 
Toen we daar dus buiten waren, realiseerden we ons, dat wat we gedaan hadden, consequenties had. Ik heb er nog wel over nagedacht wat het allemaal voor gevolgen zou kunnen hebben. Maar er gebeurde verder niks, totdat de andere dag agent Bombergen bij ons kwam. Die vroeg naar mij en ik was achter bezig,ik ging naar de winkel en toen vroeg hij: ‘Zeg Meijler, jij was gisteravond toch ook bij Stad Munster? Of niet?!’
‘Ja, ik ben er wel even geweest. Hoezo?’antwoordde ik. 
‘Kijk’, zei hij, ‘er is mij opgedragen een onderzoek in te stellen. Ik wil wel-es weten, jullie hebben niet het Wilhelmus gezongen, hè?’
‘Nee, dat hebben we niet gedaan’.
‘En je bent er ook niet naar toe gegaan met het idee om daar feest te gaan vieren’.
‘Nee, helemaal niet’, antwoordde ik. 
Het verhoor leek meer op suggesties wat ik wel en niet moest zeggen. Hij gaf me de raad een paar weekjes met vakantie te gaan, omdat hij niet wist hoe dit af zou lopen. 
‘Smeer ‘m maar, dat lijkt me voorlopig het verstandigste’, adviseerde hij. 
Dat heb ik gedaan. Ik ben ‘s middags op de trein gestapt en ik ben naar Den Haag gegaan. 
Daar had ik voor de oorlog eens een half jaar gewerkt en ik had er dus kennissen, waar ik onderdak kon vinden. Dut duurde zo’n veertien dagen en toen bleek, dat alles weer rustig was en dat er geen gevolgen kwamen op die bewuste 5e augustus ben ik weer naar huis gegaan. Ik was dus wel een ervaring rijker.


De tweede keer dat ik geconfronteerd werd met de aanwezigheid van Duitsers (afgezien natuurlijk van de dagelijkse dingen: je mocht dit niet meer, en dat niet meer, de café’s waren voor Joden verboden, enz.) was in september 1941. We werden opgeschrikt door berichten uit Enschede dat Joodse jongens en mannen van hun bed gelicht werden en op transport gesteld naar Duitsland. En dat leek me een gevaarlijke zaak! Ik dacht: ‘Wat vandaag daar gebeurt, kan morgen hier gebeuren. Ik heb dus een onderkomen gezocht en gevonden bij een vriend van mij, de fotograaf Harmsen, toentertijd nog gevestigd op de Satinkplas. Later is in dat zelfde gebouw een museum gekomen. deze vriend van mij, Herman Harmsen, die had daar een fotozaak en een atelier en op dat atelier stond o.a. een ligbank en op die bak heb ik geslapen ‘s nachts. 
Ik ging ‘s avonds naar hem toe door de steegjes, zodat ik van achteren kon binnenkomen, zette m’n fiets in het schuurtje en ‘s morgens om een uur of acht via dezelfde route ging ik weer weg. 
D’r kraaide verder geen haan naar. Dat ik dit toch wel goed gezien had, bleek al een maand later, in oktober. Op een morgen om half acht begonnen de razzia’s. Alles wat Jood was, werd opgepakt. 
Op een morgen om half acht kwam Harmsen helemaal van streek bij me en zei: ‘D’r zijn razzia’s. Alle Joden worden opgehaald. verstop je en zorg dat ze je niet vinden’. Ik probeerde de zaak eerst eens op een rijtje te zetten en toen heb ik gebeld, naar huis. En daar bleek dat ‘s morgens om half zeven ongeveer bij ons thuis de telefoon was gegaan – slager Wassink was aan de telefoon – en die zei: ‘Maak dat je wegkomt, want er zijn overal wagens in het dorp. Ze halen alles op wat ze kunnen vinden. ‘

Mijn broer die thuis was, pakte z’n kleren van de stoel, stak de straat over en rende bij Kolthof, een kruidenierswinkeltje binnen. Mijn vader kon dat niet meer halen, want op het moment dat hij naar buiten wilde gaan, zag hij al een overvalwagen voor de deur staan en die vloog achteruit en verstopte zich achter een grote kolenkist die we achter het huis hadden staan. 
De vogels waren gevlogen, ik was niet thuis en op dat moment hadden ze bot gevangen. 
‘r Was een heel gevaarlijke situatie, je moest wel zorgen dat je weg kwam. 

Ik ben toen op de fiets gestapt en ben door allerlei steegjes richting Woold gefietst. 
Ik volgde zoveel mogelijk de binnenwegen en vandaar naar Miste. Miste- de Haart, op de Haart heb ik bij de molen ‘Venemans’ weer naar huis gebeld. Toen bleek gelukkig dat mijn broer en m’n vader safe waren, maar ik hoorde wel een stuk of tien namen van mensen die niet zoveel geluk hadden gehad en die afgevoerd waren. 
Ik heb toen mijn tocht voortgezet en ben in Amsterdam terechtgekomen waar een zuster van mij woonde en ergens in de kost was. Dat waren bijzonder fijne mensen, de familie van Geldere. En daar ben ik gebleven tot eind december 1941. Ik had nog steeds contact met Winterswijk via mijn toenmalige verloofde, nu al meer dan 35 jaar mijn echtgenote, en ik wist dus dat alles rustig was. 
Omstreeks  Kerstmis ben ik weer naar Winterswijk gegaan, heb natuurlijk nooit thuis geslapen. ik sliep toen in de Goudvinkenstraat bij schilder Frits ten Haken, waar mijn broer ook altijd sliep. De ruimte was nogal beperkt en ik ben toen naar de familie Bekker gegaan in de Tuinstraat, goeie vrienden en kennissen van oudsher. Overdag  ben ik gaan werken bij een boer en dat was Willem Oonk van de Morsker, ook een goeie vriend van me, want wanneer je – wat de Duitsers dan ‘nuttig werk’ noemden – o.a. landbouwwerk deed, had je minder kans dat je opgepakt werd, 
En dus werd ik boerenknecht. Dit werk is me niet helemaal vreemd, we hadden vroeger ook altijd vee waar ik goed mee om kon gaan. Het ging niet om de verdiensten, want er viel geen geld te verdienen, maar je was naar je dacht tamelijk safe, en bij vrienden thuis. 

Op zekere dag. ‘t was eind mei, werdik opgehaald door een agent van politie. 
‘t Bleek dat er ‘s nachts in Winterswijk biljetten waren verspreid, strooibiljetten en daar zochten ze de daders van. Ik wist absoluut van de prins geen kwaad en ik werd verhoord door Feberwée, de inspecteur van politie, en door Dr.Bos, de N.S.B.-burgemeester. Ik kwam gelukkig toch nog wel geloofwaardig over, want ik heb daar geen gevolgen van ondervonden. Ik kon weer gaan. Intussen had ik wel in de gaten dat ik nergens veilig was, want als er iets gebeurde dan werd je daar direct op aan gekeken al wist je nergens van. 

In juni kreeg ik een oproep om gekeurd te worden op het Arbeidsbureau voor de Arbeidsinsatz. De man die me keurde, was dokter Das. Op het scheenbeen van mijn rechterbeen had ik een soort bloeduitstorting, een soort spatader. Toen ik tegen hem zei dat ik last had van spataderen, zei hij: ‘Och laat maar zitten, afkeuren mag ik je toch niet. Trek je jas maar uit’. 
Toen heb ik gezegd: ‘Als je me toch niet mag afkeuren, hoef ik ook m’n jas niet uit te trekken. Dan weet ik het wel. Dag meneer Das’. 
En ik ben weggegaan. Maar toen wist ik wel dat het tijd was om te vertrekken. Ik ben toen ‘s middags op de fiets gestapt en ook weer via zoveel mogelijk binnenwegen, langs Lievelde naar de richting van het westen gegaan. Doordat ik niet de grote weg nam, behalve waar het even niet anders kon, was het een lange tocht en het was al een uur of zes dat ik Apeldoorn naderde. Toen moest ik op een gegeven moment de zandweg waarop ik me bevond en die alleen maar naar de grote weg leidde, verlaten. Daar aangekomen zag ik tot mijn schrik of vijftig meter afstand een Duitse militair en een Nederlandse agent van de politie. 
Ze waren iemand aan het ondervragen die daar kennelijk wilde passeren. Mijn eerste opwelling was omdraaien en terugreijden, maar ik zag dat ze mijn kant uitkeken en ‘t zou verdacht geweest zijn als ik dat inderdaad gedaan had. ik ben doorgefietst en werd aangehouden. Er werd naar mijn persoonsbewijs gevraagd. Er stond op mijn persoonsbewijs wel in plaats van dansleraar landbouwer, maar op dat persoonsbewijs stond ook de ‘J’ van Jood. 
Ik was op alle mogelijke manieren in overtreding: ik mocht niet fietsen, ik mocht niet op straat zijn, ik had de ster van m’n jas geplukt en die ster was er wel af, maar er bleek nog wel een gele vlek te zitten. Dus ik zar wel knap in de piepzak. Maar zoals zo vaak heb ik weer ontzettend veel geluk gehad. Ik deed eerst of ik mijn persoonsbewijs niet vinden kon, maar toen ik er niet langer om heen kon toen heb ik het toch maar uit mijn zak gehaald. terwijl ik het hem gaf, meteen omgedraaid waarop mijn personalia genoteerd stonden. En die Nederlandse agent vroeg: ‘Landbouwer’? Ik zei:’Ja’. ‘Mag ik je handen eens zien’? Nou, m’n handen waren wel goed, want ik had al maanden lang landbouwwerk gedaan. 
Als hij mijn persoonsbewijs zou omdraaien en de ‘J’ zou zien staan, was het gebeurd. Hij deed het niet. Hij gaf me mijn persoonsbewijs terug en zei ‘doorrijden’. 
Ik ben toen ‘s nachts bij de familie Leefsma gebleven, vrienden van vroeger, en ben toen uiteindelijk in Den Haag terechtgekomen. 
Weer in Den Haag, waar ik nogal bekend was. ik ging naar een vriend van mij, Chris Rengelink, die was bij de postcheque- en girodienst en woonde op het Hof(wijk)plein. Daar ben ik een paar weken geweest, totdat de getrouwde dochter van mijn kostjuffrouw op zekere dag met haar man binnenkwam, en vond dat er iets niet in orde was en die wist haar moeder onder druk te zetten, zodat zij vertelde wie en wat ik was. het gevolg was dat ik de volgende dag het bericht kreeg dat het voor ma te gevaarlijk was: ik moest maar vertrekken. Ik heb toen contact gezocht met Winterswijk en hoorde daar dat ik wel terug kon komen, de boel was ‘ogenschijnlijk’ veilig en er was kans op onderdak. Ik ben weer naar Winterswijk gegaan en toen bleek dat mijn broer en zijn vriend David Meijers contact hadden gehad met Uwland, de oppasser van het Korenburgerveen en die had hun beloofd dat wanneer zij op een bepaalde plek een onderkomen zouden bouwen hij daar niet zou komen, zodat hij net zou doen of hij nergens van af wist. 
Met behulp van Herman Vreeman (of Ganzeman), een ontstellend dappere man was dat, hebben ze toen een dubbelwandige directiekeet op de kop kunnen tikken en een groot kippenhok. Dat werd bij nacht en ontij in onderdelen naar het veen gebracht en toen ik daar dus kwam kijken toen lag het daar inderdaad. Ik was niet alleen in het veen, want een vriend van mij – Dolf Meijers – die in Amsterdam woonde, was daar in aanraking gekomen met de moffen en die was op transport gesteld naar Westerbork.Hij had kans gezien een kilometer of tien voor Westerbork uit de rijdende trein te springen en hij had zoveel geluk dat hij alleen maar een paar ontvelde knieën en een verstuikte pols had en verder niks. 
Die is ‘s nachts in hoofdzaak lopend en soms met een boerenkar meerijdend naar Winterswijk gekomen en aangezien hij dus gezocht werd, was hij alvast in het veen ondergedoken.
En samen met hem en natuurlijk met Herman Vreeman en ook met Elburg, ook een bewoner van de rand van het veen, hebben wij die keten opgebouwd met de bedoeling wanneer het noodzakelijk was met de families en hun gezinnen daar naar toe te trekken. 
Dat moest in augustus gebeuren. Een probleem was natuurlijk: hoe kom je daar met mannen, vrouwen en kinderen ( mijn broer had bijv. een baby van een half jaar) en hoe krijg je je huisraad daar. Het is een hele operatie geworden die achteraf gezien belachelijk goed is afgelopen.

Op een zekere middag ging mijn broer met zijn vrouw en kind een eindje wandelen. Ze gingen de Groenloseweg op en ze zijn niet meer in Winterswijk geweest, want ze kwamen uiteindelijk in het veen terecht. 
Wat onze huisraad betreft in de Goudvinkenstraat, die hadden wij al zoveel mogelijk in kisten gepakt. ‘s Avonds was ik alleen thuis en ik heb alles naar de winkel ( aan de straatkant) gebracht; gordijnen dicht natuurlijk want dat moest in verband met de verduistering en ‘s nachts om een uur of half twee – ik stond er op te wachten – hoorde ik een paard en wagen aankomen en dat was Willem Geurkink, de knecht van Kruisselbrink uit Corle. Het was een lange platte wagen, de paardenhoeven waren met zakken omwoeld en ook de kettingen van het inspan met zakken d’r om. Maar iedere stap klonk mij als een kanonschot in de oren, want het was in augustus, een prachtige warme nacht. Iedereen had de ramen open en daar kwam dat grote zware paard stap-stap aan. De wagen stopte voor de deur. Ik maakte de deur open, er werd alleen maar gefluisterd en Willem en ik, we waren maar met ons tweeën, hebben al dat huisraad, zoals uit elkaar gehaalde bedden, kasten, manden met glas en aardewerk, op de wagen geladen.

Drie kwartier later daar slofte het paard weg met zijn wagen volgeladen en ik was alleen in het kale huis. De wagen met goederen ging naar Bennink en de andere nacht van Bennink uit Corle naar het veen en daar werd het dan naar de hutten gebracht. Ik heb de andere dag gewacht totdat het avond geworden was en ben toen ook – per fiets- naar het veen vertrokken.
We zaten daar met 23 mensen. Er kwamen er later nog twee bij: dat was de familie Meijler, 
de familie David Meijers en de familie Philip Schwartz.
Een broer van mevr. Meijers kwam later ook nog in het veen evenals een zuster van mevr.Meijler, een meisje uit Enschede, dat ook in het nauw zat.

Het ging allemaal goed voor zover je dat ‘goed’ kon noemen, want je had altijd je angsten. we kregen op tijd eten. Ganzeman zorgde voor het een en ander en Elburg ging in het dorp boodschappen doen. we zorgden wel dat hij bonnen had, want via Ben Harwig, die op het distributiekantoor werkte, werden wij van bonnen voorzien. 
‘s Avonds gingen wij naar elburg die het dichtst bij woonde om de boodschappen op te halen en overdag moest het natuurlijk een beetje rustig zijn, oppassen dat je geen fornuis stookte wanneer de vliegtuigen overgingen. Je moest natuurlijk erg op je qui-vive zijn. Dat ging allemaal goed, tot in november! 
Op zekere morgen kwamen er tot onze ontzettende schrik twee heren vergezeld van Uwland het kamp binnenstormen, gewoonweg stormen, met grote sprongen, alsof ze bang waren dat we zouden vluchten. Het bleken een paar mensen te zijn van de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten. Die moesten de houtstand opnemen in het veen, want dat moesten ze leveren aan de Duitsers en terwijl ze zo het veen doorcrosten, werden wij ontdekt.
Ze gingen ontzettend tegen ons tekeer en gaven ons het bevel onmiddellijk op te stappen. 
Ja, je stapt zo maar op met een kind van een half jaar, kinderen van twee,drie; dat ging natuurlijk niet. 
Nou, we zaten verschrikkelijk in de penairie, maar goed, de mensen gingen weg. Nu hadden wij afgesproken met de familie Vreeman, Herman en zijn vrouw, dat ze ‘s avonds om een uur of zes bij ons zouden komen eten. Mijn schoonzus Ida die had het eten klaar en we dachten Herman en zijn vrouw zullen zo wel komen. En als een donderslag bij heldere hemel stond daar opeens Feberwée met een aantal agenten en marechaussées voor onze hut. 
En het bleek dat ze ook de andere hadden omsingeld, en de man ging ontzettend te keer: 
‘inpakken’ en ‘afmarcheren’. Het was een ontstellende consternatie natuurlijk, kinderen gilden, vrouwen huilden en vader greep een stoel om er op te slaan, maar die werd onmiddellijk vastgepakt. En mij flitste door het hoofd: ‘Ik moet hier uit! ik moet hier uit! 
Toen zei ik: ‘Als ik in moet pakken, dan moet ik m’n rugzak hebben’. ‘Waar heb je dat ding!’ ‘Die hangt buiten aan de hut’. 
Toen zei hij: ‘Bewaak die man!’ En ik ging dus naar buiten met Van der Zwart op m’n hielen, maar Van der Zwart heeft nauwelijks mijn rug gezien, want ten eerste heb ik helemaal geen rugzak dus had ik ook niks te zoeken buiten. het enige wat ik deed toen ik buiten was, onmiddellijk het veen instormen, waar ik dus enige maanden lang dagen rondgezworven had, waar ik ieder polletje gras kende. Van der Zwart is mij niet nagelopen, heeft ook niet geroepen. Ik was weg en ik ging direct door naar Vreeman, want die moest ik onderscheppen. En ik trof hem net op het moment dat ze de deur uit wilden gaan en ik vertelde hem dat alles verraden was en dat iedereen gearresteerd werd en dat ze weg moesten zijn. Daarna ben ik het bos doorgelopen, de spoorlijn gevolgd totdat ik op de Morgenzonweg kwam, want mijn volgende adres was Ben Harwig, want als ze gaan nazoeken en bonnen vinden…..
Hij had onze stamkaart in huis, dus heb ik Ben Harwig gewaarschuwd die onmiddellijk een gat in de tuin gegraven had en alles wat met ons te maken had daar begraven. 

Het touwtje aan de deur

Toen ben ik verder gegaan en kwam bij de familie Bekker. Ja, daar was natuurlijk ook iedereen ontsteld en ik durfde daar ook niet te blijven. Ik ben er maar vijf minuten geweest en heb mij toen opgeborgen op het schoolplein van de toenmalige ULO-school. Ik heb mezelf in een hoekje neergezet en ik heb getracht alles op een rijtje te zetten. Dat was niet zo eenvoudig, want er was nogal het een en ander gebeurd, maar toen de eerste paniek over was en je voor dat moment het vege lijf gered had toen ging je je pas realiseren wat er precies aan de hand was. 
En ja, waar moest je naar toe? Bij bevriende adressen kon je niet terecht, want al hadden ze je willen opnemen, was het te riskant; er was uitgelekt waar je geweest was. Toen schoot me te binnen dat aan de Roenhorststraat de familie Groot Wassink woonde. En die mevrouw Groot Wassink was een geboren Bollen. Onze zaak heette vroeger altijd firma ‘Bollen en Meijler’. Bollen was een compagnon van mijn vader en we hadden dus contacten met de familie Bollen en met de aangetrouwde familie Groot Wassink ook. Mijn vader die kwam daar ooit wel eens en ze hadden al eens tegen hem gezegd. ‘Als je in het nauw zit, kom maar hier’. 
En dat had hij thuis verteld, misschien een jaar geleden toen het nog niet zo urgent was allemaal. Maar als je zo zit te peinzen en te piekeren waar kan ik terecht dan schiet je dat weer te binnen. ‘t Was inmiddels een uur of acht half negen geworden toen ik bij de familie Groot Wassink aankwam. Ik klopte aan en Johan deed de deur open. 
‘t Was daar erg eenvoudig, want als je de voordeur opendeed stond je in de kamer, er was geen halletje, geen gang niets. de voordeur was ook de straatdeur en de kamerdeur. 
Ik kwam daar binnen en de mensen waren hevig met ons begaan. 

We hebben er geen moment over geprakkizeerd dat hun huis er totaal ongeschikt voor was om iemand te herbergen, maar ik kon blijven. Er werden wat voorzorgsmaatregelen getroffen. De buurvrouw kwam altijd zomaar achterin stormen, het waren gezellige mensen daar, het ging er niet zo precies. Als je bij iemand binnen kwam, dan kwam je binnen, je klopte niet, je belde niet, je kwam gewoon.
D’r werd wel een bezem tegen de deur aangezet, want als de buurvrouw binnenkwam, dat dan die bezem met een klap omviel zodat ik als een haas de bedstee in kon duiken. De bedstee was eigenlijk mijn verstek. Overdag kon je daar niet in de kamer zitten, ook niet in de keuken, want meer was er niet. ik heb daar enige weken in de bedstee gehuisd,

‘s Avonds na een paar dagen heb ik mij min of meer vermomd met een petje op van Groot Wassink en een wandelstokje, en alsof ik een oud mannetje was, ging ik de straat op, want ik moest meer zien gewaar te worden. 
Van mijn familie, wat er gebeurd was. het bleek dat alle mensen van het veen in een veewagen waren geladen en naar het feestgebouw waren vervoerd. Dolf Meijers, die vriend van me die naar Westerbork werd getransporteerd, was toevallig een week van tevoren naar Amsterdam vertrokken naar zijn verloofde. Die was er dus niet bij. Paul Roorman was ook vertrokken, maar 23 waren er nog over (met mijzelf inbegrepen). 
In het feestgebouw – ‘t was eind november en koud – kregen gemeentewerklieden de opdracht om kachels aan te maken. D’r werd een soort inspectie gehouden en Feberwée kwam daar tot de ontdekking dat ik er niet was. Hij had me toch inderdaad gezien; hij vloekte verschrikkelijk: ‘Nou was me die Meijler hun weer door de vingers geglipt’!  
‘t was eigenlijk al de tweede keer, Eén van mijn zusters, Leni, die heeft kans gezien (de kachels hadden lang niet gebrand en er ontwikkelde zich een enorme rook)  je zou zeggen ze heeft van deze schimmige situatie gebruik gemaakt door stiekem achter het toneel langs waarvan de gordijnen dicht waren naar de voordeur te gaan en heeft daar de zaak bekeken. Toen één van de agenten daar op wacht stond even naar binnen liep, is zij naar buiten geglipt. Mijn jongste zus Emmy, die is ook ontkomen. je had daar nooddeuren en hoewel die met draad omwikkeld waren, zelfs prikkeldraad, heeft ze toch kans gezien om één van die deuren los te krijgen en is via de achterkant het feestgebouw uitgekomen. Een van beide is bij juffrouw Rietema terechtgekomen, de directrice van de openbare leeszaal en dat was ook weer de directrice van mijn andere zus Jet die bibliothecaresse op de openbare leeszaal was. 
Mijn andere zus is bij Wim van Laar, onderwijzer, later hoofd van de Stegemanschool terechtgekomen. 
Die hebben haar liefdevol ontvangen, maar beiden waren eigenlijk niet in staat haar langere tijd onderdak te verlenen. Er werd contact gezocht met mijn zuster Jet die in de Ratumsestraat 
woonde en vandaar hoorden we dus dat de rest de andere morgen per trein weggevoerd was naar Westerbork. En je kon raden war er daarna gebeurde,

Die twee zusters van mij, Lenie en Emmy, die ontsnapt waren, zijn uiteindelijk in Vlaardingen terechtgekomen. En dat is een verhaal dat ik toch wel even vertellen moet om één geheel te krijgen. Toen inmiddels in oktober 1941 die overvalwagens verschenen toen zijn er dus een stuk of tien mensen opgepakt, maar ik denk dat er wel 40 of 50 ontsnapt zijn. En daartoe behoorde o.a. ook mijn zwager. De Leeuw, die samen met twee vrienden van hem, Philip Schwartz en Nathan Schwartz, in Rotterdam wisten te komen. Daar woonde de oudste dochter van Schwartz, getrouwd met een zekere Leefsma. Daar hebben ze natuurlijk onderdak gevonden, maar het leek niet zo veilig om daar te blijven. Ze hadden buren, waarvan ik de naam niet meer weet, maar waar ze goed mee omgingen en die werden ingeschakeld en om raad gevraagd. Bij die buren hadden ze ook een meisje, een dienstmeisje. Dat meisje heette Ida Knegt en die woonde in Vlaardingen, maar diende dus in Rotterdam. Zij bood aan: ‘Ik zal thuis eens vragen of ze bij ons thuis mogen komen’,. En dat was onmiddellijk goed. Bij de familie Knegt kregen ze onderdak. En toen na verloop van een week of vier, vijf de zaak in Winterswijk weer rustiger werd zijn die naar Winterswijk gegaan, maar ze kregen van de familie Knegt consigne mee ‘als er ooit wat is en je zit in ‘t nauw, het touwtje hangt aan de deur’. 
Als je je hand door de brievenbus stak, kon je aan het touwtje trekken en dan kon je de voordeur openmaken. Dat was dus in de familie bekend. 

En toen mijn beide zusters een paar dagen bij juffrouw Rietema en van Laar waren geweest, kwamen ze bij de familie Stroes. Meneer Stroes was onderwijzer aan de Wilhelminaschool, een prachtmens die veel gedaan heeft en ook veel durfde. Daar moesten ze overdag in bed blijven want er waren ook kleine kinderen; het was allemaal zeer moeilijk. Er werd contact opgenomen met mijn zus Jet, mevrouw e Leeuw dus en die nam contact op met Vlaardingen waar haar man al eerder was ondergedoken geweest en die zeiden: ‘Laat ze maar komen’. 
De heer Stroes is met de meisjes naar Lievelde gegaan, ik geloof per fiets, ze zijn daar op de trein gestapt en ‘s avonds of ‘s nachts in Rotterdam aangekomen, maar hadden toen geen verbinding meer met Vlaardingen. Ze zijn ‘s nachts in portieken gebleven, op straat lopen was onmogelijk, totdat de eerste tram ging en die hebben ze gepakt naar Vlaardingen. Ze zijn aangekomen aan de Jacob van Heemskerckstraat. Meneer Stroes is na zijn missie weer naar Winterswijk gegaan. Dat was dus wat betreft mijn beide zusters, die ook uit het veen ontsnapt waren. 

Voor mij werd de toestand ook précair, want altijd in de bedstee blijven, was ook niet zo ideaal. De buren zouden ook argwaan kunnen krijgen. Er moest een oplossing gevonden worden.
Ik probeerde contact op te nemen met Vlaardingen en kreeg toen als antwoord: ‘Als je voor een bed kunt zorgen, kun je ook komen’. Dit was een mogelijkheid. Het werd steeds moeilijker, want op zekere dag sloeg de bezem niet om en kwam de buurvrouw de keuken binnen en daar zat ik. gelukkig heeft ze nooit haar mond opengedaan, maar dit was toch wel een teken aan de wand, er moest iets gebeuren. ik moest weg. Ik heb weer naar Vlaardingen geschreven. 
‘dan moet je maar zonder bed komen’, schreven ze, ‘we zullen wel zien dat we een oplossing vinden’. 
Ik ben toen op een donderdagavond op de fiets gestapt en ben toen de tuin uitgefietst, nagekeken door Jannao en Johan Groot Wassink die me later verteld hebben dat ze er een nacht niet van geslapen hebben toen ze mij daar zo in de nacht hebben zien verdwijnen. 
Ik heb ik Lievelde de trein kunnen pakken en ben naar Amsterdam gereisd. In Amsterdam woonde Dolf Meijers die een week voor mij uit het veen was ontvlucht en van hem had ik het adres. Ik kwam er met de laatste trein aan en ik heb op goed geluk iemand gevraagd ‘Weet u ook waar die en die straat is?’ Ik moet diezelfde kant op, loopt u maar zo ver mee’. 

Het is allemaal goed gegaan, ik heb daar overnacht en de volgende avond ben ik van Amsterdam per trein naar Vlaardingen gegaan. Ik werd verwacht, want ze wisten dat ik kwam. 
Oom Kees,de heer Knegt met mijn oudste zuster, Leni, die zouden mij ophalen van de trein, tenminste dat hoorde ik later. Ik stapte uit de trein en ik wist dat een parallelstraat van de Jacob van Heemskerckstraat de Willem Barentszstraat was. Ik vroeg aan iemand van de spoorwegen: ‘Kunt u mij ook zeggen waar de Willem Barentszstraat is?’
Toen hoorde ik een syem naast me: ‘Loopt u maar met mij mee, want ik moet aan de jacob van Heemskerckstraat zijn en die is er vlak naast. 
Ik liep met de man mee en die zei: ‘Daar is de Willem Barentszstraat’. Ik dus de Willem Barentszstraat in, maar na tien meter natuurlijk weer omgedraaid en een straat verder de Van Heemskerckstraat in. Ik heb eerst gekeken of die man er nog liep, maar die was blijkbaar naar binnen gegaan of doorgelopen. Op nummer 7 stak ik de hand door de brievenbus, trok aan het touwtje en de deur ging open. ik ging de trap op naar boven. Er zaten een aantal mensen mij stomverbaasd aan te kijken, totdat één van die mensen bleek mijn jongste zus te zijn. Ze begreep niet hoe ik daar gekomen was, want ik zou afgehaald worden van de trein. Ik was eerder boven dan de mensen die me zouden afhalen. 

De familie Knegt heeft ons twee en een half jaar verzorgd, boven alle lof verheven. Fantastisch. In die dagen is er veel honger en kou geleden. Wij hebben geen kou geleden, maar honger was niet te vermijden. We hadden natuurlijk nog wel een aantal pannen en we hadden nog weckflessen met vlees, regelmatig werd er roggebrood gestuurd. Mijn vriend Hendrik Bekker, werkzaam op het postkantoor hier in Winterswijk, die verstuurde ‘s morgens in alle vroegte een groot roggebrood met als afzender Arendsen en dat kwam dan in Vlaardingen terecht, We zijn een hele poos aan het eten gebleven. Mijn vrouw, toen mijn vriendin Dien, met mijn assistente Bep Lammers zijn ook nog eens in Vlaardingen geweest. Die hebben ook koffers vol eten gebracht. In de hongertijd is de oudste dochter Ida nog twee keer per fiets naar Winterswijk gefietst en is met een vol beladen fiets teruggekomen.
Zo’n fietstocht, zeg maar sleeptocht, is op zich al een verhaal van uren. Het is allemaal goed gegaan. Ik ben één keer naar buiten geweest op straat. En dat was toen ik me geen raad wist van de kiespijn en via de benedenbuurvrouw Dien Bode, die in het complot zat, want dat moest wel, kwam ik bij de ondergrondse. Een zekere meneer Doorduin kwam mij ophalen en liep met mij naar een tandarts. Op een bepaalde manier belde hij aan. De deur ging open.

‘t Was donker. Er werd niets gezegd. Ik ging linea recta naar de stoel. Ik werd erin gezet. ‘Welke is het?’vroeg de tandarts. ‘Deze’, zei ik. Hij bekeek het even. Er werd niet gekeken of er geboord of geplombeerd moest worden. Onmiddellijk ging de tang er op en zonder verdoving d’r uit met dat ding. Binnen vijf minuten was ik weer buiten op weg naar huis. Dit is de enige keer dat ik buiten ben geweest. Ik kon overdag wel zien hoe het buiten was, want op het zolderkamertje waar ik het grootste gedeelte van de dag verbleef, was een uitzetraampje. Door dat raampje zal ik het topje van een boom. En dat topje van die boom heb ik drie keer groen zien worden, want op dat kamertje ben ik gebleven van december 1942 tot mei 1945.
‘s Avonds waren we natuurlijk wel beneden in de kamer bij de familie Knegt, die bijzonder goed voor ons was. D’r werd wat afgekaart, er werden hele gesprekken gevoerd vooral met oom Kees. Hij hield er zeer bijzondere theorieën op na en was verschrikkelijk anti-duits en die zei altijd ‘t Benne ook mensen’ als-ie het over Joden had en ‘je hebt er goeie en slechte onder, maar dat heb je overal.’
Dat was mijn geijkte standpunt. ‘s Zondagsmorgens zat hij vaak te timmeren op zolder bij de konijnen en dan was ik een hele zondagochtend bij hem. We moesten daar natuurlijk erg voorzichtig leven. Er was ook een jongen thuis die was vijftien jaar toen we daar kwamen, en dat was ook zó knap: hij heeft nooit één woord gekikt met zijn vrienden over het feit dat er andere mensen thuis waren. 
De muren waren blijkbaar dun, want je kon bij de buren alles horen, dus konden de buren ook van ons alles horen. Bij het afwassen werd niet gesproken. je ging als tante Stien een boodschap ging doen niet naar de W.C. en als je ging kon je niet doortrekken, want als we tante Stien de deur uit hadden zien gaan was er niemand thuis, want oom Kees was er niet en Joop was naar school. Je hele levensstijl moest er op aangepast worden, maar het is allemaal goed gelukt, want behalve de dames Bode, Dien en Annie, die beneden ons woonden en vanaf het begin op de hoogte waren van onze aanwezigheid heeft niemand van de buren ooit iets gemerkt. En toen wij met de bevrijding op straat kwamen was iedereen stomverbaasd dat er in hun straat twee en een half jaar drie mensen ondergedoken waren zonder dat iemand er ooit iets van gemerkt had. 
t Waren natuurlijk wel soms moeilijke tijden, vooral toen de jacht op mannen en jongens begon. U herinnert zich misschien wel dat de treinen vol westerlingen hier doorgekomen zijn op transport naar Duitsland. Er waren ook mensen uit Vlaardingen, Schiedam en omgeving bij. het werd zelfs zo erg dat er huiszoekingen werden verricht en voor mannen die zich niet gemeld hadden, moest een verstek gevonden worden. Dat werd voor mij gevonden boven een muurkast. Daar bevond zich een holle ruimte en die was met linnen afgeplakt waaroverheen behang, maar van bovenaf via de zolder door het wegnemen van een paar planken kon ik daar inzakken. Enkele nachten heb ik daarin doorgebracht. Dat was een verschrikking, want ik paste er niet goed in, ik moest er schreef in zitten, schuin. En als ik ‘s morgens tegen het licht worden eruit kwam, was ik geradbraakt. Enige weken later, Joop was inmiddels 17 jaar geworden, moesten ook jongens van 17 jaar zich melden. Er moest dus iets anders gezocht worden. En daarvoor moest op de zolderkamer – waar mijn beide zusters sliepen – het bed verplaatst worden, het vloerkleed opgenomen, planken doorgezaagd en tussen de balklaag daar schoof ik ‘s avonds in en een balk verder schoof Joop Knegt.
De planken gingen erop, vloerkleed erover heem, het bed erop, en daar lagen we ‘s nachts. Van tevoren moest ik eerst mijn zakdoek uit mijn zak halen en die bij m’n gezicht leggen, want als je er eenmaal in lag, kon je niet meer met je handen bij je broekzakken komen, zo benauwd en zo smal was het. Joop kon het niet volhouden, die begon midden in de nacht te roepen en te gillen om z’n moeder. Hij is er dus uitgehaald en we hebben met hem maar de gok gewaagd en later bij zijn zuster ondergebracht. Maar ik heb het enige weken volgehouden, en dat was wel erg, héél erg.
Het heeft ergens toe gediend, want we hebben een huiszoeking gehad en niemand heeft ons gevonden. Wat het eten betreft, op het laatst toen de spoorwegverbinding verbroken werd door de spoorwegstaking viel ook het contact weg met Winterswijk. Er kwamen ook geen zendingen meer binnen. We waren dus volledig aangewezen op rantsoenen, maar ja die rantsoenen waren vaak van dien aard, al had je een rantsoen, kon je het toch niet kopen, want er was niks. Het was wel erg in het westen. Joop moest soms met een emmertje naar de gaarkeuken en wat voor afschuwelijks daarvandaan kwam……
Maar we aten het wel op. Oom Kees had ook weer zijn connecties, kwam weleens met een litertje melk thuis. Hij had een of andere boer geholpen door iets te timmeren of zo, hij stal nogal eens wat kolen, briketten. Als hij dan ‘s avonds van zijn werk kwam met de ‘knijvezak’ op z’n rug zoals dat daar gebruikelijk was dan was het altijd ‘vol verwachting klopt ons hart!’
Wat zal d’r nou weer uit komen?  Soms was het melk en soms een paar aardappelen, maar meestal waren het briketten. En op de een of andere manier versierde Joop nog spoorwegbielzen. In ieder geval koud hebben we het nooit gehad. Honger hebben we wel gekend. Ik weet wel, hoe de suikerbieten smaken en de bloembollen. De bieten gingen nog, maar de bloembollen waren verschrikkelijk. 
Je werd wel mager, maar we bleven goed gezond gelukkig, want ziekte heeft zich niet voorgedaan. We hebben enorm geluk gehad.
En zo ging de tijd verder. ‘t Werd steeds moeilijker. Ik herinner me nog dat tegen het eind van de oorlog de vliegtuigen met Zweeds wittebrood boven kwamen. Dick Doorduin kwam een paar keer om een stuk kaas te brengen. Dat ging weer via de ondergrondse beweging. Een week voor de bevrijding kwam hij vragen of we nog geld hadden en ik heb toen tegen hem gezegd: ‘Deze week heb ik betaald en voor de volgende week heb ik nog f 25,-. 
Als er dan nog geen bevrijding is, zal ik een beroep op je moeder doen’.


De familie Knegt nam voor ons drieën f 25,- per week. dat was een lachertje. De mensen wilden niet de schijn wekken dat ze er ook maar iets aan verdienden, en dat deden ze dan ook absoluut niet. Mijn zusters waren er 14 dagen eerder dan ik en die betaalden ieder een tientje.
Toen ik kwam, vroeg ik wat ik moest betalen en ze zeiden: ‘Met z’n drieën f 25,-’. 
En of ik hoog sprong of laag sprong, maar meer betalen werd niet geaccepteerd. 
‘k Heb het wel moeilijk gehad om aan geld te komen, want de meisjes hadden niks en ik gelukkig nog wel wat. ik ben dus in de gelegenheid geweest om al die jaren zelf die f 25,- per week op te brengen. ik heb er wel via via mijn geluidsinstallatie voor moeten verkopen en een paar costuums waarmee ook weer vriendendiensten bewezen werden, maar ik heb gelukkig altijd zelf kunnen betalen.

Capucijners met spekvet

En toen kwam er eindelijk ogenschijnlijk een einde aan de verschrikkelijke tijd. 
( Ik kan je nog vertellen hoe intens je meeleefde met de gebeurtenissen aan de fronten, want Dien Bode had in de kelder van de elektrische centrale waar zij de kantinejuffrouw was en zodoende overal de weg wist, een radio. Er was een radiotoestel verborgen in het vertrek waar zij de sleutel van had en als dan de portier berichten kwam opnemen dan was Dien d’r bij en die werden dan gestencild. Wij hadden ze altijd uit de eerste hand en wij wisten precies hoe de situatie ervoor stond). 
Meer dingen die je zo elke keer te binnen schieten zijn natuurlijk wel het vertellen waard, maar de hoofdzaak is toch, dacht ik, dat we op een zekere avond, ik meende dat het de vierde mei was, in de kamer zaten bij het oliepitje dat op tafel stond en toen hoorden we in de verte een vreemd geruis, geroezemoes. Er klonken flarden van gezang tussen door en op een zeker moment herkenden we de tonen van het Wilhelmus. Je durfde de straat niet op en wij helemaal niet, eigenlijk niemand, want je mocht na achten de deur niet uit. Er werden verschillende voelhorens uitgestoken en inderdaad één van de buren van de achterkant die schreeuwde: ‘De bevrijding is er’! 
Je wilde dit natuurlijk niet geloven en je ging naar bed met de vraag ‘wat zou er van waar wezen’?  En de volgende morgen bleek dat het waar was.

Iedereen was opgetogen, iedereen stond op straat. Zouden we ons op straat durven wagen? ‘t Klinkt wat gek, maar ik wou zo ontzettend graag naar de kapper, want mijn haar was al die jaren met een nagelschaartje geknipt door mijn zus. En ik had haar geknipt met datzelfde nagelschaartje. En toen zei Joop: ‘Kom maar mee, d’r is niks aan de hand. ‘t Is feest, je kunt rustig de straat op. Ik weet wel een kapper in de buurt’. 

Ik waagde het dan en ging de trap af, deed de deur open en kwam op straat en ik viel met m’n rug tegen de muur. Ik werd verschrikkelijk duizelig en draaierig, ‘t was net precies of de huizen boven op me vielen. Dat was zo’n vreemde gewaarwording dat je voor het eerst na al die tijd weer op de begane grond stond en tegen de huizen op keek waar je anders van bovenaf  gekeken had. Dit was zoeits eigenaardigs, daar moest ik eerst een poosje aan wennen, voordat ik weer normaal lopen kon zonder het gevoel te hebben ‘ik draai om m’n as’. 

Enfin, ik wandelde met Joop naar de kapper. Joop vertelde meteen wie en wat ik was en de kapper was opgetogen en die wou geen geld van me hebben en ik werd geknipt en met een enveloppe met een cheque kwam-ie terug. ‘Hier’zegt-ie, ‘dat heb ik voor feestelijke gelegenheden bewaard, maar ik deel met U’. 
Dat was erg leuk natuurlijk. En toen gingen we weer terug via de Hoogstraat en in één keer een ontzettend lawaai en geschiet. Kogels ketsten over de straat. Wij doken het portiek in en wat bleek nu het geval te zijn; de Kriegsmarine die daar in Vlaardingen lag, waarvan die jonge kerels met Vlaardingse meisjes op pad waren geweest, die hadden ontdekt dat hun vriendinnetjes kaal geschoren werden. En dat gebeurde aan het eind van de Hoogstraat. Die waren daar op af gekomen en hebben daar ook iemand doodgeschoten. En dan heb je weer ineens in de gaten hoe je weer eens door het oog van de naald bent gekropen. de kogels ketsten gewoon op straat naast je voeten. Nou, toen de zaak weer een beetje rustig was, wij als de drommel weer naar huis. Je durfde de hele dag niet de straat meer op.

de volgende dag ging het gerucht ‘de Tommies komen’. op de Schiedamsedijk komen ze binnen via Schiedam. En heel Vlaardingen op de been naar de Schiedamsedijk. Wij ook natuurlijk. Wie er kwamen, geen Tommies. Maar wat wel gebeurde was, ik wou mijn fiets terug hebben. Mijn fiets die uit elkaar genomen was en die in onderdelen onder de elektrische centrale van het havenbedrijf in Vlaardingen-Oost verborgen was. En Dien Bode had daar de sleutel van. En Dien met Joop Knegt en ome Kees samen naar de elektrische centrale en mijn fiets opgehaald. En die werd thuis in elkaar gezet. ‘t Was op zondag, ik dacht dat het vijf of 6 mei was. 
En maandag s’morgens acht uur stapte ik op de fiets met een zwaarbeladen koffer achterop en nagezwaaid door de hele Jacob van Heemskerckstraat. En dat ging richting Winterswijk.


Ik zette waarschijnlijk veel te hard de sokken erin, want toen ik zeg maar 50 meter gefietst had, toen had ik wel in de gaten dat het zo niet ging. je moet niet vergeten, ik woog in die tijd nog net 50 kilo; ik was zo mager als een lat. En je zat wel vrij hard op je botten op dat zadel. 
Ik ben toen via Rotterdam naar het oosten gefietst. Allengs bleek dat er meer mensen met de fiets op weg waren richting oosten. Geleidelijk aan kreeg ik gezelschap, het groeide aan tot een man of acht. Allemaal richting oosten. We kwamen op een gegeven moment bij een brug en dat was zo’n vreemd gezicht, want die werd aan de ene kant bewaakt door een Duits soldaat en aan de ander kant door iemand van de Binnenlandse Strijdkrachten. Allebei gewapend, maar allebei lieten ze ons doorgaan. Wij vervolgden onze weg en hadden met moeilijkheden te maken van kapotte bruggen e.d. en kwamen toen langs een spoorlijn die naar het oosten ging. En die spoorlijn die volgden we, wanneer er dan een viaduct opgeblazen was, lieten we met een paar man een fiets zakken en gingen weer terug om de volgende fiets op te halen en dan werd die weer naar boven gehesen de ander kant op en doordat je met een aantal mensen was, was dat wel te doen. En we volgden die spoorlijn, totdat we laar in de middag toch wel dorst kregen. We kwamen bij een spoorwachtershuisje en daar wilden we graag war water drinken. Eén van onze mensen uit ons gezelschap had een paar bloemetjes geplukt die , ja, wel op oranje leken. We waren in een goeie stemming en we kwamen daar dat huisje binnen. Toen kwam er een vrouw achter uit en die zei: ‘Wat doen jullie hier?! Maak dat je weg komt!’ Wij waren stomverbaasd natuurlijk want we wilden alleen maar graag een beetje water hebben.’Weet u dan niet dat u in bezet gebied bent?’ Wat was nou het geval, de situatie was zo verward, bepaalde stukken waren nog niet door de Duitsers ontruimd en we waren – zonder dat we het wisten – weer in bezet gebied terechtgekomen. 
Dat was in de buurt van Amerongen. We hebben toch een slokje water gekregen en we zijn verder gegaan, totdat we iemand ontmoetten die zei: ‘Ja, je moet voorzichtig zijn want de Duitsers zitten hier nog en de Hollandse SS. zit hier. Je kan het beste naar het kamp gaan.’
En dat kamp bleek te zijn een kamp van noodwoningen en daar zaten evacuées uit de omgeving van Arnhem. Arnhem was indertijd geëvacueerd en daar zijn we toen naar toe gegaan. Daar werden we in diverse blokken opgenomen. Ik was ‘s morgens vertrokken met een stuk droog brood en daar was ik erg zuinig op geweest, want ik had nog een stukje voor ‘s avonds, maar daar kreeg ik geen kans voor. Ik kreeg daar volle melk en broodpap en brood met jam. Nou, dat was een traktatie natuurlijk. Ik heb daar geslapen ( de andere mensen hebben in andere blokken geslapen) en de andere morgen kwamen we weer bij elkaar, want we moesten verder. Maar de moeilijkheid was, hoe we ook gingen: we moesten door Veenendaal. En Veenendaal was nog bezet door de Nederlandse S.S. en die waren afschuwelijk fanatiek, d’r was geen doorkomen aan. Blijven wilden we ook niet. Dus we hebben het erop gewaagd. Ik heb me natuurlijk wel gedrukt, ik ben een beetje achteraan gebleven, want je hebt altijd het gevoel dat iedereen kan zien dat je Jood bent. Niemand wist het, maar ik wist het. Ee stapten op de fiets en we kwamen Veenendaal binnen en bij het eerste het beste kruispunt dat we naderden daar was een schuttersput gegraven en daar zaten een aantal Nederlandse S.S.-ers in met een machinegeweer en dat was op ons gericht. Het bleek dat het Nederlanders waren, maar ze vertikten het om Nederlands te spreken. Ze spraken alleen maar Duits met ons, maar aan het accent konden we toch wel horen dat het Nederlanders waren. We mochten er niet door. Nou, daar stond je met je goeie gedrag. Tot op het laatst heb ik me maar van de achterhoede naar de voorhoede verplaatst en ben een gesprek begonnen met die mensen. Dat ging dan in de richting van: ‘Mensen, wat maakt het jullie nou uit, wij nemen toch geen deel aan de oorlog. Als jullie de oorlog verder wilt voeren dan kun je dat toch wel doen, daar heb je ons toch niet voor nodig. Laat ons d’r nou door….. ‘
In ieder geval het resulteerde in het volgende: we mochten passeren maar we moesten lopen naast de fiets en het machinegeweer was op ons gericht en de eerste de beste die aanstalten maakte om te vluchten die werd neergeschoten. Nou, en daar gingen we, die hele lange straat door. En ik was weer de achterste. dat zat me helemaal niet lekker. Het is allemaal goed gegaan, we zijn die straat overgekomen. Die straat maakt een bocht en toen we die bocht om waren en dus uit het gezicht, toen zetten we bij afspraak onze fiets tegen de muur en we wisten ons het zweet af. We lekten van het zweet. En daar stonden we.
We keken om ons heen en we zagen in de verte de grote weg, de grote verkeersweg. 
En over die verkeersweg kon je duidelijk herkenbaar het geallieerde verkeer zien rijden. De Amerikaanse vrachtwagens met de ster d’r op, dus je wist: daar zit ik weer goed. Maar hoe kom je daar? Toen kwam er iemand naar buiten uit één van die huizen waartegen wij onze fietsen neergezet hadden en vroeg: ‘Moeten jullie die weg zien te bereiken? ‘Ja’, zeiden wij. ‘D’r is maar één mogelijkheid: kom maar mee hierlangs het huis en ga bij mij maar door de tuin en dan moet je die weiden oversteken. Er zijn wat sloten en er is wel draad, maar ja, je moet maar zien dat je d’r over komt’. Zo gezegd, zo gedaan. Wij langs de woning, de tuin door, de moestuin en vandaar de weilanden door met de zwaarbeladen fietsen. We hebben ze over de draden getild en over de sloten en we kwamen op de grote weg. We stapten op de fiets en we waren zó opgelucht, ontzettend. Maar we hadden nog geen honderd meter gefietst: ‘halt’! Binnenlandse strijdkrachten. ‘U mag er niet door. Het westen is afgesloten, er mag niemand naar het oosten vertrekken’. En toen kwam ik met mijn pasje dat ik van Dick Doorduin had gekregen en waarbij dan verzocht werd mij door te laten, getekend door de ondergrondse van Vlaardingen. Er hielp geen lieve vader of moeder aan. ‘Zal ik u ‘es vertellen, wij hebben zoveel avonturen beleefd, we zijn langs zoveel Duitsers gekomen, we komen net door Veenendaal en daar zijn we overal doorgekomen, door onze vijanden. Zouden onze vrienden ons nou tegenhouden/ Dat lukt u niet……
U moet maar doen wat u niet laten kunt.’
Ik ben op de fiets gestapt en de anderen met mij en we zijn doorgefietst. En hij heeft niks gedaan. 

Toen kwamen we in Ede. In Ede woonde één van de mensen van onze groep. Die nam ons mee naar zijn huis en daar kregen we brood met een ei. ik wist helemaal niet meer hoe zo’n ding d’r uitzag. We zijn daar gastvrij onthaald en van daaruit per fiets verder gegaan. Verschillende wegen waren niet berijdbaar en ik kwam over Otterloo. Voor Otterlo zag ik geallieerde soldaten, ik wist niet of het Engelsen, canadezen of Amerikanen waren, maar in ieder geval waren ze bezig een brug te herstellen, dus genietroepen waarschijnlijk. ik stapte van de fiets, ik stond er even naar te kijken en toen trok ik de stoute schoenen aan en vroeg of ze een sigaret voor me hadden. Toen vroegen ze me: ‘Heb je eieren’? ‘Nee’, antwoordde ik, ‘die heb ik niet, ik heb niks. Ik wou alleen maar graag één sigaretje’. Ik kreeg er twee. Die wou ik op de fiets niet oproken, want dat was jammer, dus ik stopte ze in m’n blousezakje en ik fietste verder en kwam in Otterlo. In Otterlo zag ik een slagerswinkel. Er was wel niks in die winkel. maat het was een slager en aangezien ik van huis uit ook slager ben, dacht ik dat is voor mij goed terrein. De winkel was op slot, ik ging achterom. Er waren mensen in de kamer. ik klopte en ging naar binnen, vertelde wie ik was en vroeg of ik daar mijn brood op mocht eten, want ik had nog een paar sneetjes brood meegekregen uit Amerongen. Dat mocht. ik kreeg een kopje thee en op m’n brood kreeg ik rookvlees. Dat was een ongekende weelde natuurlijk en toen wou ik van mijn kant ook wat doen en ik wou mijn gastheer een sigaret presenteren en laat ik nou beide sigaretten kwijt zijn, die ik zo zuinig bewaard had. 

Enfin, ik ben verder gefietst en ik kwam uiteindelijk terecht bij Zutphen, bij de Hoven. de brug in Zutphen was eruit en je kon daar blijkbaar niet door. Daar moest je weer een pas voor hebben. Ik vroeg aan iemand: ‘Weet u waar ik hier de ondergrondse kan vinden’?  Ik dacht met mijn pas van Vlaardingen kom ik er wel door. En daar komt die man net aanfietsen en dat bleek een opperwachtmeester van de marechaussee te zijn. Ik zeg: ‘Meneer, mag ik u wat vragen?’ Hij stapte van de fiets. Ik zeg: ‘Ik ben onderduiker, ik heb zo lang daar en daar gezeten. Hier hebt u mijn pasje, ik wou graag passeren. Kunt u mij daaraan helpen?. 
Toen zei die: ‘Ja, mijn dienst zit er op, kom over twee uur maar terug’. Nou, dat was natuurlijk een afschuwelijke domper. En ik wist eigenlijk niet goed hoe ik ermee aan moest. Toen deed zich weer iets héél vreemds voor. Ik liep met mijn fiets richting brug en ik kwam bij de uiterwaarden en daar stonden mensen van de Binnenlandse Strijdkrachten en ik was er nog maar een meter of tien vandaan toen riep één van die mensen; ‘Daar heb je Meijler! Waar kom jij in hemelsnaam vandaan…..? 
Ik weet vandaag nog niet wie het was, maar hij zei tegen mij: ‘Ga in Warnsveld maar bij mijn ouders aan, daar kun je wel overnachten’. Ik heb niet eens gevraagd wie zijn je ouders, want ik was verbouwereerd. Ik ben de noodbrug overgegaan, ik kwam Zutphen binnen en wie kom ik daar tegen?  Walter van Ast. Vroeger woonachtig in Winterswijk en nu in Zutphen, ik riep hem aan en hij herkende mij en ik vroeg hem: ‘Weet jij waar Bernhard Toebes woont?’ Bernhard Toebes was een voormalige Winterswijker 9 hij heeft in Winterswijk nog jaren in de Raad gezeten en zijn vrouw had nog als meisje bij ons gediend) en die kende ik natuurlijk dus goed. Ik wist dat ik daar welkom was.  En Van Ast zei:  ‘Ik zal je d’r naar toe brengen,  maar met me nee’. Ik kwam bij Toebes aan, ik belde, de deur ging open en Naatje deed zelf open. Ze viel bijna flauw toen ze me zag. ‘Ooooh, m’n jongen, m’n jongen….! Wat ben ik blij dat ik je zie. Kom d’r maar in’. 

Ik kon meteen aan tafel bijschikken en wat aten ze…. capucijners met spekvet. Moet je voorstellen wat ik in die tijd aan eten had gehad en wat voor zware kost daar op me toekwam, ik heb gegeten als een wolf. En ik heb er geen last van gehad. Bij de familie Toebes waren drie kinderen; twee jongens – een tweeling – en een meisje. Die tweeling had ik gekend als kinderen van praktisch zo uit de wieg en dat waren nou jongens van een jaar of vijftien. 
En die stapten mee op de fiets en die gingen mee tot Vorden. dat was op een woensdagmorgen. En woensdags tegen twaalf uur kwam in Winterswijk binnenfietsen. Op de ‘Kattenberg’ ontmoette ik de heer Bent, de wethouder Bent, later is zijn zoon wethouder geworden. Die herkende mij, stapte van de fiets en begon een gesprek en vertelde dat Aäron van Gelder bij hem thuis was geweest. ik had haast, ik moest en moest naar huis. Ook de mulder van de Kattenberg kwam naar buiten, maar ik had geen tijd meer, ik ben doorgefietst. 
Op de Groenloseweg kwam meneer Kappers, een boekhandelaar van voor de oorlog, naar buiten en iedereen wou wel met me praten, maar ik moest naar m’n verloofde. Maar ja, ik wist niet hoe de situatie daar thuis was, dus ik stapte eerst bij de familie Ruepert binnen – ook goeie vrienden – en daar zaten ze net aan de snert. De snert van mevrouw Ruepert mocht echt wel snert heten. ik heb daar meegegeten. Dien Gossink mijn toenmalige verloofde en nu al 35 jaar mijn vrouw werd opgehaald en ja u begrijpt, er was enige consternatie, want sinds het verbreken van de verbindingen als gevolg van de spoorwegstaking was er geen contact meer geweest. Niemand verwachtte mij, want iedereen wist dat het westen afgesloten was en dat er niemand meer door kon. Maar ik was blijkbaar door der mazen van het net geglipt. Vandaar ging ik naar de familie Bekker waar ik ook weer met open armen ontvangen werd en daar ben ik enige weken gebleven .
Toen ik ‘s middags op straat kwam kon ik een van de zoons van bakker Konings tegen en die zei: ‘We hebben een club. Wanneer kun je ons dansles geven?’  Ja, dat kan wanneer ik een zaal heb’. 
Vrijdags had ik de beschikking over een zaaltje bij Slats in de serre in de Ratumsestraat en daar gaf ik m’n eerste dansles weer. Op woensdag ben ik aangekomen. Ik ben enige weken bij de familie Bekker geweest en toen ik Winterswijk zo rondfietste, toen zag ik dat in de Tuunterstraat op nummer 7 een woning leegstond. 
Vroeger had daar de familie Menko gewoond, maar dat huis was beschadigd door bomtreffers en het was blijkbaar onbewoonbaar verklaard. Ik ging naar het woningbureau en vroeg of ik dat huis kon huren. Ik moest er voor bij meneer Droppers zijn, en die zei: ‘Dat kan ik je niet verhuren, want dat is niet bewoonbaar’.  ‘Maar als u het mij toch verhuurdt’, zei ik, ‘zal ik wel zorgen dat het bewoonbaar wordt’. Dat heeft-ie gedaan, tegen een zeer geringe huur. Samen met mijn vrouw hebben we naar dakpannen gezicht en die heb ik dan gevonden in Het Woold op de Rauwershof – een boerentimmerman – en die heeft het dak hersteld. ik heb oude schilderijen gekregen en gekocht, de ramen dichtgespijkerd, met openingen waarin dan een stukje glas in gezet werd van een oud schilderij. Ik heb bij de fabriek van Meijerink draadglas gekregen waarmee ik de srre dicht gemaakt heb eb toen kon ik daar het bed neerzetten en mijn vrouw heeft het huis opgeknapt en op 6 augustus zijn we getrouwd, 1945. 
En dit zou je kunnen beschouwen als het eind van mij avontuur in de oorlog ,ware het niet dat van alle mensen die uit het veen weggevoerd zijn niemand meer teruggekomen is. 
En wat Uwland betreft: achteraf heb ik gehoord dat toen Uwland met die beide mensen van natuurmonumenten weer naar het station liep – toen hij ze naar de trein bracht – toen hebben ze hem het vuur na aan de schenen gelegd en gezegd: ‘En je hebt maar te zorgen dat die mensen morgen weg zijn. ‘
En die Uwland die ook geen grote figuur was, letterlijk en figuurlijk, die wist zich geen raad en die ging naar dokter Jagerink. Dokter Jagerink had daar de jacht en die kende hij dus goed. Dokter Jagerink moest naar een spoedgeval, zoals hij zei en stuurde hem met een kluitje in het riet en zei; ‘Kom vanavond laat maar eens terug, ik heb nou geen tijd’. 
Maar Uwland zag het niet meer zitten en die ging naar de wachtmeester van de marechaussee Aalders. Dat was de man, die als hij een proces- verbaal opmaakte, dan deed Aalders dat voor hem. En Aalders wist ook niet wat hij ermee aan moest en die zei: ‘Laten we het maar-es aan de opper vertellen’. Maar de opper was fout en dat wist Aalders en de opper speelde het door naar Feberwée en Feberwée naar Bos en ‘s avonds tegen zes uur kam er een grote politie- en marechaussee -macht. Louter Winterswijkse politiemensen en marechaussee’s. Die hebben ons uit het veen gehaald. En dat vind ik een zeer zwarte vlek in de geschiedenis van de Winterswijkse politie.

Met de moed van de angst – Hartog Meijler
Schrijver: Henk Krosenbrink 
1981

Lees verder

Timmerman en Weidemann: brothers in arms

Een vergeten geschiedenis

Het leven is ongewis, ook in oorlogstijd. Maar het spreekwoord zegt: als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Zo ook in dit stukje waarin een jongen van zestien jaar, Pieter Timmerman, zijn hart volgt en daarmee grote risico’s loopt. Maar zijn redder is nabij in de persoon van Weidemann, niet alleen een goede Duitser maar ook een goed mens. Ook hij volgde zijn hart maar op het eind van de oorlog moest ook hij oppassen want een kogel was toen snel geschoten en zo kwamen hij en zijn gezin in het Woold terecht waar zijn zoon Leo na de tankslag aldaar de restanten zag van de lichamen van geallieerde soldaten die brandend uit hun transportvoertuigen, Kangaroos, waren gevallen, gedood door een Duitse sergeant met een buitenformaat mitrailleur.

Weidemann was een apart figuur. Zo verschafte hij aan dokter ter Haar, spoorarts die vele onderduikers hielp, een officieel papier waarop stond dat zijn auto door Weidemann gevorderd was. Ter Haar en Weidemann hadden de auto onder een hooiberg verborgen zodat die beschikbaar bleef voor het geval dat. Weidemann’s fraaie Chevrolets werden na de oorlog geconfisqueerd door de Binnenlandse Strijdkrachten.

In de woorden van de heer ter Haar (in het boek Winterswijk in de Tweede Wereldoorlog):
“Inmiddels waren de Duitsers begonnen met het stelen van dokters-auto’s; op de bewuste 15-de september waren mijn collega’s Manschot en Bekker hun wagens al kwijt! De hoogste tijd dus voor de anderen om hun wagen te verstoppen. Op de 18-de, ’s ochtends vroeg, verdwijnt de mijne onder een hoge berg roggestro op de boerderij ’t Voorde van de familie Havekes in Meddo Het was net op het nippertje. Zonder de hulp van de heer Weidemann, die de wagen “gevorderd” had (waartoe hij toen nog gemachtigd was) zou mij dit niet meer gelukt zijn.”

Pieter Timmerman zat op de HBS in Winterswijk en was niet gelukkig met de bezetting en om zijn zinnen te verzetten meldde hij zich aan bij de Ondergrondse in de persoon van Baretta, een van de verzetsleiders, die hem benoemde tot koerier en kort daarna onderdook wegens dreigend verraad. Ook was hij lid van een blokploeg om puin te ruimen na bombardementen. Er zaten veel verzetsmensen bij de blokploegen omdat ze, voorzien van een herkenningsteken om hun bovenarm, ook ’s nachts de straat op mochten. De geallieerde jachtbommenwerpers, Jabo’s genaamd, bombardeerden Winterswijk regelmatig vanwege de spoorlijn naar Duitsland, zodat er genoeg puin te ruimen was.
Dr. Bos, de NSB oorlogsburgemeester, had verordonneerd, dat in het kader van de Arbeitseinsatz alle beschikbare mannen van 17 jaar en ouder zich moesten melden om loopgraven en anti-tankgrachten te graven in Duitsland ten behoeve van de Westwall, een Duitse verdedigingslinie die grensde aan de Maginotlinie die de Fransen moest tegenhouden. Om onderduiken te voorkomen had hij 29 gerespecteerde burgers, waaronder de vader van Timmerman, van het bed laten lichten met de mededeling aan de bevolking dat ze doodgeschoten zouden worden als er niet genoeg spitters kwamen opdagen. Pieter Timmerman wist dit niet want hij was al ondergedoken in Meddo, in een hol onder de grond waar ook andere jongens verbleven die geen zin hadden om te gaan spitten.

Can you show me the way to the front?
Het dreigement van de burgemeester had geholpen. Er waren genoeg spitters gekomen en de vader van Timmerman werd vrijgelaten. Zijn zoon werd door de burgemeester op voorspraak van een kennis niet als spitter gevorderd maar bij een NSB boer tewerkgesteld. Echter, toen hij na de eerste dag op de boerderij terugfietste over het Kerkpad van Meddo naar Winterswijk, zag hij op het pad een man staan die hem vroeg: can you show me the way to the front. Hij bleek een Amerikaanse navigator te zijn, tweede luitenant Harold Fitzner, die op weg was naar zijn eenheid.
Hij vloog in een B-17, een flying fortress en werd als vermist genoteerd onder de vermelding “Missing in Action Munster 5/10/44. De navigator vormde de oren en ogen van de doorgaans negenkoppige bemanning. Hij staat op de vermistenlijst van de Amerikaanse luchtmacht 1944, de USAAF Incident & Accident Personel List. Het moet een behoorlijke tocht geweest zijn, in luchtmacht uniform van Münster naar Meddo. Hij was Prisoner of War van 5-10-1944 tot 10-8-1945 in Dulag Luft West. Hij werd geboren in 1922 in Michigan, overleed in 2006 en werd begraven op River Bridge Cemetery, Belding Michigan. Het is lang geleden maar niet lang genoeg om de mensen te vergeten die ons bevrijd hebben van de nazi-terreur. Deze gegevens heb ik gekregen van Sherman McGrew van de Amerikaanse ambassade in de Haag die nog vermeldde dat van de neergeschoten B-17 alle bemanningsleden het hadden overleefd hetgeen zeer uitzonderlijk was.

Wat te doen? De man diende aan een veilige schuilplaats geholpen te worden. Die werd gevonden in het Rommelgebergte. Maar niet van lange duur. Ze werden gepakt en naar de Duitse OrtsKommandatur in het Parochiehuis gebracht waar Timmerman na een doorwaakte nacht werd verhoord en afgetuigd door de plaatselijke politiechef Velle, een berucht NSB-er en lid van de SS. Vervolgens werd hij afgevoerd naar de Sicherheitsdienst in Bocholt. Hij had nog de gelegenheid om naar een kennis met de vlakke hand een snijdende beweging naar zijn hals te maken, een onderdeel van de inwijding bij de vrijmetselarij.

Zowel Baretta als vader Timmerman waren lid van de Winterswijkse vrijmetselarij en vader Timmerman was na de oorlog een van de oprichters van de Winterswijkse loge waarvan Pieter buitenlid was. Tijdens de oorlog was de vrijmetselarij verboden en hun bezittingen geconfisqueerd. Velen van hen geraakten in een concentratiekamp waar ze voorzien werden van een rode ster op hun bovenarm, het symbool voor een politieke gevangene, zoals dat ook het geval was met Gradus Kobus, een communist, die op transport gesteld werd naar Neuengamme en daar in 1941 aan zijn eind kwam. Ook Max van Dam, een joods kunstenaar met een grote toekomst voor zich overleefde in 1943 het kamp Sobibor niet.

In Bocholt werd Pieter Timmerman weer verhoord door een Gestapo luitenant en kreeg hij volgens hem zijn doodvonnis te horen. De dag daarna werd hij overgebracht naar de strafgevangenis in Borken waar het wachten was op het executiebevel van de rechtbank in Münster.
Dit is nogal onwaarschijnlijk. De Gestapo luitenant kon geen doodvonnis uitspreken, dat was voorbehouden aan de rechtbank in Münster. Dat blijkt ook uit een verhaal van de toen zestienjarige Willem Wesseler (in het boek: Winterswijk in de Tweede Wereldoorlog) die in juli 1942 gearresteerd werd wegens hulp aan Franse krijgsgevangenen, in Borken werd verhoord en in Munster in voorarrest werd geplaatst en tot tien maanden gevangenisstraf werd veroordeeld.

Wat wel gebeurde was dat het dossier van Timmerman in Münster verdonkeremaand werd zoals hierna volgt.
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij
De redding was echter nabij in de persoon van Weidemann die oorspronkelijk uit Bocholt kwam en na zijn studie aan de Textielschool in Mönchengladbach waar ook Jan Willink had gestudeerd, op voorspraak van zijn vader aan het werk ging bij de textielfabriek Meijerink & Co waarvan de eigenaar Lange Meijerink werd genoemd omdat hij behoorlijk lang was. Daarna werd hij mede eigenaar van een textielfabriek in Winterswijk genaamd de Hazewind, voorheen Weverij M.M.Poppers, een jood. Deze vroeg Weidemann in 1941 om zijn zaak voor 50% over te nemen en de firma verder te leiden tot de kust weer veilig was. Poppers overleefde vier concentratiekampen met als laatste Theresienstadt, 52 van zijn familieleden werden vermoord door de nazi’s.

Samuel en Meier Popper waren oorspronkelijk kooplieden maar richtten in 1864 een weverij op. In 1898 waren er 25 werknemers werkzaam en in 1915 95. De weverij stond bekend als de “Jödde”. De zaken gingen goed tot aan de oorlog. Zo vermeldt de plaatselijke krant op 29 september 1941: Firma M.M. Poppers, te Winterswijk, Hilbelinkspad 28; fabrieceeren van en handel in textielgoederen. Op grond van paragraaf 7 van de “Verordening tot verwijdering van joden uit het bedrijfsleven” is tot bewindvoerder benoemd: W.H. Weidemann te Winterswijk. De familie Poppers leefde, aldus een verhandeling van de Koninklike Nederlandse Akademie van Wetenschappen, getiteld “From Pedlars tot Textile Barons” van de hand van B.W. de Vries: a simple life…Labour relations in the enterprise were continously good and no strikes were reported.”

Weidemann beschikte aan beide kanten van de grens over goede contacten en heeft meerdere onderduikers een veilig adres bezorgd. En hij was bevriend met de heer Timmerman. Hij ging naar de Gestapo chef Berke in Borken en kreeg voor elkaar dat tegen vergoeding van een linnen uitzet voor zijn vrouw er iets geregeld kon worden. Weidemann verklaarde zich daartoe bereid waarop de Gestapo chef zich bereid verklaarde het dossier in Münster te laten vernietigen. Dat gebeurde en zo bevond Timmerman zich na een week in de auto van Berke die voor de grens bij Oeding meldde dat hij zich op de bodem moest verstoppen. Zo ging hij de grens over, ze stopten bij de fabriek van Weidemann, hij moest in een andere auto stappen en na een kwartier was hij thuis. Maar hij moest wel weer vetrekken want als dr. Bos erachter kwam zou die des duivels zijn. En zou werd hij spitter in Borken en omstreken en beleefde daar barre tijden.
Weidemann stierf in 1988 en werd begraven op het katholieke kerkhof in Winterswijk. In 1995 troffen zijn kinderen een bloemstuk aan op het graf van hun vader alsmede een brief die als volgt luidde:

Als dankbare herinnering aan W.H.W. Weidemann

Zachtmoedig, maar ook zeer moedig
Vriendelijk maar ook vastberaden
Menslievend, maar ook menshelpend
In donkere oorlogsjaren
Was hij een vriend van joden
Een helper van het verzet
Een redder van gegijzelden
Een toeverlaat voor wie in nood was
En
Een stille steun voor de gemeenschap

Dank zij hem leef ik
Pieter E. Timmerman
4 mei 1995

Met dank aan Huib Konings voor inzage in het manuscript van Timmerman, Leo Weidemann voor commentaar en aanvullingen en Sherman McGrew van de Amerikaanse ambassade voor informatie over Fitzner.
Frans Tolsma

Lees verder