oudwwijk
Digitaal erfgoed

Rechtzaken en veroordelingen


Te Zutphen, Groenlo en Arnhem werden Achterhoekers veroordeeld welke in de oorlog Duits gezind waren. 
Veroordelingen van inwoners van o.a. Aalten, Lichtenvoorde, Groenlo, Eibergen, Ruurlo, Borculo, Neede

Na klachten uit de samenleving dat deze rechtszaken veel te lang op zich hebben laten wachten, had te maken met het feit dat de Nederlandse staat de rechtszaken grondig wilden voorbereiden en het gehele rechtsapparaat hiervoor nog opgebouwd diende te worden.

Voor de politieke delinquenten welke nog vast zaten, hoefde dit niet verkeerd te zijn, anders waren velen ook al ‘openbaar’ berecht’.

‘Wat een ongelukken, wat een niet verantwoord leed zou er begaan zijn aan onschuldigen, die slechts het slachtoffer waren van persoonlijke wraakoefenins.
Thans treedt het bezonken oordeel van zich van hun verantwoordelijkheid bewust zjjnde mannen in de plaats van een overhaaste wraakoefening, hetgeen een al te snelle afdoening van deze politieke zaken anders geworden zou zijn.'(N.W.C. 26-03-1946)

Na aanklachten werd eerst en onderzoek ingesteld door juristen en niet-juristen.
Lichte gevallen werden administratief afgedaan, zwaardere gevallen door tribunaal en zeer zware gvallen kwamen voor het gerechtshof.

Wij hebben voor u een aantal Winterswijkse veroordelingen verzameld, om uw een indruk te geven wat een ieder op zijn kerfstok had. 

Het Tribunaal kan straffen opleggen:
– tot 10 jaar internering
– geheel of gedeeltelijke verbeurdverklaring van bezittingen
– tijdelijk ontzetten uit het recht om bepalde functie’s uit te oefenen.

In die periode werden de verdachten voluit met naam en beroep in de krant vermeldt. 

Eerste openbare zitting Tribunaal Groenlo 27 maart 1946





Ze zweeg in alle talen- Hendrika B.O-B uit Corle

10 MEI 1946 NWC

Als eerste trad voor het hekje, Hendrika B.Blekking, geb.12-01-1900, echtgen. van de molenaar H.W.Oonk te Corle.
Haar wordt ten laste gelegd: het lidmaatschap van de NSB, van de N.S.V.O., waar ze tevens groepsleidster van is geweest, verder dat ze NSB vergaderingen heeft bijgewoond en regelmatig gecollecteerd heeft voor de winterhulp. Verdachte erkent de ten laste gelegde feiten.
Op een vraag van den voorzitter hoe ze tot dit alles gekomen is zwijgt de verdachte en haalt de schouders op, een houding waarin ze bijna voortdurend blijft volharden. Tenslotte komt er dan bedeesd uit, dat ze er iets goeds van verwachtte.
Ook op de vraag of ze nooit ingezien heeft dat ze verkeerd heeft gehandeld blijft ze het antwoord schuldig.
Ze erkent overigens ook van haar zoon, die bij de Waffen-SS was ingedeeld f 40,- per week te hebben ontvangen en andere voordelen te hebben genoten als extra kolenbonnen en levensmiddelen toewijzingen.
De verdediger, Mr.Gresnich, bepleit clementie, in verband met de huiselijke omstandigheden en acht de 13 maanden die verdachte in voor internering heeft doorgebracht de juiste strafmaat, waarbij de voorzitter nog opmerkt, dat het rapport van de G.O.L.W. vermeldt dat ze als een fel en vurig N.S.B.-ster bekend stond.
De uitspraak luidde: 1 jaar en 9 maanden internering met aftrek, zodat verdachte 13-04-’47 weer in vrijheid gesteld kan worden, met ontzetting uit de beide kiesrechten.(blz.270)

Smid G.ten D.

10 MEI 1946

De tweede die op het matje komt is Bernardus G.ten Damme, smid.
Hem wordt het volgende ten laste gelegd: lidmaatschap van de N.S.B., waarvan hij tijdelijk in oorlogstijd waarn.blokleider is geweest en lidmaatschap van de N.V.D., oefenmeester horenblazers Jeugdstorm, gecolporteerd met Volk en Vaderland, vergaderingen N.S.B.bijgewoond en vrijstelling van radio.
Verdachte erkent deze feiten en zag ook in de beweging een instelling die verbetering in de toekomst zou brengen. Hij zou wel eerder bedankt hebben, maar de angst dan in krijgsgevangenschap gevoerd te zullen worden voor andere represaillemaatregelen hebben hem daarvan weerhouden.
Om dezelfde reden nam hij de diverse functies maar aan, De voorzitter kenschetste deze verdachte als iemand die bijzonder weinig karakter heeft getoond en op het verkeerde paard gewed heeft. Evenals in het vorige geval pleit de verdediger verzachtende omstandigheden en verzoekt het Tribunaal een straf op te leggen gelijk aan de tijd doorgebracht in voor-internering.
Hij wordt veroordeeld tot 1 jaar en 6 maanden internering met aftrek, zodat hij op 31 jan.1947 weer naar huis toe kan gaan, ontzetting uit de kiesrechten en verbeurdverklaring van het radiotoestel, waarbij het Tribunaal in overweging nam, hier niet zozeer te doen te hebben met een politiek misdadiger, dan wel met een karakterloos en slap mens, terwijl het rapport van de G.O.I.W., over dezen man niet ongunstig luidde.
(blz.270)

Landbouwer W.te K.

10 MEI 1946

Willem te Kronnie, geb.31-08-’98 van beroep landbouwer was vanaf begin 1941 tot aan de bevrijding lid gewest van de N.S.B., voorts van de Ned.landstand, had vrijstelling van radio inlevering verzocht, was voorts door bemiddeling van de N.S.B. in het bezit geraakt van een jachtgeweer en zou huis aan huis Voja en Vaderland verspreid hebben. Dit laatste ontkende verdachte. Het waren volgens verdacht maar 10 kranten eens in de 8 a 10 weken geweest. De voorzitter merkte op dat ze in elk geval verspreid en verkocht waren, al was dit dan niet in uitgebreiden zin. Ook al vanwege de slechte tijden, blijkt verdachte er toe gekomen te zijn toe te treden tot de beweging, hetgeen de voorzitter deed opmerken dat hij nogal reden tot ergernis had gegeven, bekend stond als een felle N.S.B.-er en dat er van hem verteld werd, dat men zich voor hem in acht moest nemen. Verdachte was zich daar niet van bewust.
Het Tribunaallid, de heer Jansen wilde wel eens graag van hem weten, of verd. meende rechtvaardig gestraft te zijn of dat hij dit alles niet verdiend had. Verdachte meende dat hij wel enigszins straf verdiend had.
De verdediger bracht de invloed van de voorm.N.S.B.-burgemeester Bos op de landbouwers en dus ook op dezen man naar voren en voerde verder aan dat de tijden toenmaals inderdaad niet zo bijster gunstig waren voor de boeren zodat vele boeren zich door de mooie propagandapraatjes hebben laten misleiden. Hij legde voorts een voor verdachte gunstig pleitend rapport over, ondertekend door 50 personen, uit de omgeving van verdachtes woonplaats.
De uitspraak luidde: 1 jaar en 4 maanden internering met aftrek. 11 november van dit jaar is de dag dat hij weer vrij is, maar dan met ontzetting uit de beide kiesrechten en verbeurdverklaring van radio en jachtgeweer.

Keuringsarts Das uit Winterswijk veroordeeld

25 OKTOBER 1946 Graafschapbode

Het Tribunaal te Groenlo heeft de zaak behandeld tegen den arts J. Das te Winterswijk, die in de Gewestelijke Arbeidsbureaux te Winterswijk en Doetlnchem Nederlanders voor Duitschland keurde.
Ook was hij o.a. lid van de N.5.B., Medisch Front en N.V.D.
Das voerde aan, dat hij de menschen in het algemeen niet lichamelijk onderzocht, maar afging op het briefje van den huisarts.
Na raadkamer luidde de uitspraak: interneering gelijk aan de voorintemeering, met ontzetting uit de kiesrechten en ontzetting uit het recht als arts een functie in overheidsdienst of semi-overheidsdienst te bekleeden.

Een slordige kompaan – Gottlieb Hermann P.

05 FEBRUARI 1947
De genaturaliseerde Duitser Gottlieb Hermann P., monteur te Winterswijk zag veel goeds in het nationaal socialisme en had zich in 1938 al bij de N.S.B. aangesloten en was dit tot het einde gebleven. Aanvankelijk had verd. wel willen bedanken, daar hij zich met enkele excessen in de beweging niet kon verenigingen, doch had dit uit slordigheid nagelaten.
In de rang van kompaan bij de nat.jeugdstorm bekleedde hij de functie van streeksportleider. Eenmaal per week gaf hij aan de jeugdstorm gymnastiek oefeningen voor hun gezondheid.
Geldelijke steun had verd, aan het Huizen-en Propagandafonds verleend en zijn wijsheid geput uit het Districtsblad “Gelre”
Zijn baantje en recht op pensioen was verd. reeds kwijt, waarna het tribunaal hem de navolgende maatregel oplegde: internering gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht, ontzetting der kiesrechten, alsmede verbeurdverklaring van f 3000,– van zijn vermogen en de radio. (blz.305)

Met Dolle Dinsdag bedankt- Hendrik Jan W.

05 FEBRUARI 1947

Ten tweede male verscheen de Winterswijkse expediteur Hendrik Jan W. voor het tribunaal. Alsnog moest worden nagegaan wat verd. bij de V.C.D.had uitgespookt. Het onderzoek had uitgewezen dat hij 4 weken bij deze dienst was aangesloten geweest. Verd, wist echter niet wat de doelstellingen van de V.C.D. waren. Men had hem wijs gemaakt dat het een functie bij het Departement van Waterstaat was. Ook had hij als lid van de V.C.D. bij de secretarie van staat der N.S.B. een verzoek ingediend ter verkrijging van rijwielbanden. Na Dolle Dinsdag, toen verd. wel inzag dat alles misging, bedankte hij als lid van de partij. Het tribunaal veroordeelde hem tot een internering voor de tijd van 1 jaar en 11 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ontzetting der kiesrechten. (blz.305)

De Führer van Henxel stond terecht

07 FEBRUARI 1947

Gerrit Hendrik D., bijgenaamd de Führer van Henxel, landbouwer te Winterswijk, had zich voor het tribunaal te verantwoorden tijdens de bezetting. Reeds in 1934 had verd. zich bij de N.S.B.aangesloten op grond dat de boerenstand het zo slecht had en de N.S.B. hierin verbetering zou brengen. Verder was verd. lid van diverse mantelorganisaties en bekleedde in de beweging meerder functies of verrichtte daar werkzaamheden voor.
Schandelijk was het dat verd. twee geallieerde piloten, die zich bij zijn buurman S. bevonden aan de politie overleverde. Wel was S. in deze de hoofdschuldige, door D.met het verblijf van twee vreemdelingen, die ze niet konden verstaan, op de hoogte te brengen. Doch dit neemt niet weg, dat verd. zijn zoon, de S.S.-er, alles heeft gedaan om deze piloten in handen van de Winterswijkse politie te spelen. Voor zijn misdragingen legde het tribunaal hem een internering op van 3 jaar en 3 maanden, met aftrek van voorarrest, ontzetting der kiesrechten alsmede verbeurdverklaring van radio en f 1000,– van zijn vermogen. (blz.306)

Pro of Anti? -Adolf K.

10 FEBRUARI 1947

In 1933 was de Winterswijkse textielarbeider Adolf K. door slechte economische omstandigheden lid der N.S.B. geworden. Na in 1938 voor de partij bedankt te hebben, werd hij in 1941 weer lid op aandringen van zijn vrienden, alsmede omdat verd. nog steeds voor N.S.B.-er werd aangezien.
Bij het uitbreken van de oorlog tegen Rusland had verd. op aandringen van de leiding een vrijwillige verbintenis aangegaan bij de Waffen S.S., werd naar Duitsland gezonden, doch had er al gauw spijt van. Zijn enigste redding was weigering tot ’t afleggen van de eed van trouw aan Hitler, wat hij ook deed, waarvoor hij 3 maanden gevangenisstraf opknapte, met als gevolg dat hij naar Holland werd teruggezonden.
Daar hij nu geen inkomsten had werd hij gedwongen naar Duitsland te gaan werken. Hier ging het verd. al niet veel beter en werd wegens ondermijnende arbeid en anti-nazi-propaganda in hechtenid genomen.
Voor deze handelingen zou hij terecht moeten staan voor het Sondergericht te Bieleveld. Door angstaanjaging wist men verd. zo ver te krijgen, dat hij buiten vervolging werd gesteld, onder voorwaarde dat hij een verbintenis aanging bij de Weermacht, hetgeen hij deed en als kok- sanitäter in dienst werd gesteld bij de Wasserschutzpolizei-Kommando IJsselmeer. Als lid van de Duitse Weermacht kreeg hij van de N.S.D.A.P., Ortsgruppe Winterswijk, extra rantsoenen kolen.
Als maatregel legde het tribunaal hem op: internering voor de tijd gelijk aan de voorinternering met bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling alsmede ontzetting der kiesrechten. (blz.307)

De spion-N.S.B.-er- Seine M.

10 FEBRUARI 1947

De chauffeur Seine M. uit Winterswijk had volgens zijn verklaring in samenwerking met H. spionagediensten ten gunste van ons land verricht.
Teneinde zich te dekken en toegang te krijgen tot diverse nazi-huizen in Duitsland had hij zich bij de N.S.B.aangesloten. De waarheid in deze is echter moeilijk te achterhalen, daar H. gearresteerd is en men sedertdien niets meer van hem vernomen heeft. Financiële moeilijkheden deden hem als lid toetreden tot de V.C.D. die onder gezag stond van de Motor W.A.
Doch toen hij kennismaakte met de praktijken van deze georganiseerde bandietenbende en zag dat hun enigste doel was: ‘organiseren’, bedankte hij er voor.
Verder bewaakte verd. het distributiekantoor te Lichtenvoorde en gaf toe dit gedaan te hebben ter voorkoming van sabotage. Teneinde moeilijkheden te voorkomen in verband met zijn bedanken als lid van de V.C.D. en zich aan tewerkstelling in Duitsland te onttrekken, trad hij als chauffeur-monteur in dienst bij de N.V.D.
Ook had verd. een verzoek ingediend voor extra rantsoenen levensmiddelen en rijwielbanden op grond van zijn werkzaamheden bij de V.C.D en bewaker van het distributiekantoor. Rapporten omtrent verdachte waren niet ongunstig, zodat het tribunaal hem een internering oplegde gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht met bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling, alsmede ontzetting der kiesrechten. (blz.307)

H.J.H. veroordeeld

12 FEBRUARI 1947

De 55-jarige los-werkman Herman Jan H. uit Winterswijk maakte geen erg snuggere indruk.
In 1941 was verdachte als sympathiserend lid en in 1942 als lid tot de N.S.B. toegestreden en dit tot het einde gebleven. Armoede was ook hier weer de drijfveer om tot de beweging toe te treden. Verder had verdachte vrijwillig dienst genomen bij de Landwacht Nederland in vaste dienst. Als Stormman had hij deelgenomen aan corvee,patrouille-en bewakingsdiensten. o.a. had hij deelgenomen aan de expeditie naar het Woold, waar Lammers door de Landwacht was gehaald. Verdachte had daar slechts op de rijwielen van zijn kameraden moeten passen. Men had daar in een kippenhok bedden voor onderduikers gevonden. Als Landwachter verdiende hij f 50,– per week. Ook had hij een abonnement op het streekblad “Gelre”.
Het Tribunaal veroordeelde hem tot een internering gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht met de last tot onmiddellijke invrijheidstelling, ontzetting uit de kiesrechten en verbeurdverklaring van f 100,– van zijn vermogen. (blz.309)

Kapper B. voor rechtbank

14 FEBRUARI 1947

De kapper Peter Johannes Antonius Franciscus B. uit Winterswijk was in verband met de slechte economische toestanden en vooral in verband met zijn eigen slechte financiële positie lid van de N.S.B. geworden; men had het hem zo mooi voorgespiegeld en daardoor verklaarde verd. er ingelopen te zijn.
Als kapper had verd. geen werk en zodoende ging hij, toen men bij het Vrijwilligerslegioen een kapper vroeg, daarbij een vrijwillige verbintenis aan, waarbij hij f 50,- per week verdiende. Als legionair verrichtte hij diensten in Polen, doch hier heeft hij zich af laten keuren en kwam naar Nederland terug, waar hij toen een verbintenis aanging bij de Wachtdienst Niedersachsen. Verder was verd. lid van het N.A.F., was vrijwilllig in Duitsland gaan werken en zond de N.S.B. burgemeester Dr.Bos bij diens benoeming een schriftelijke gelukswens.
In October 1946 was verd. weer in vrijheid gesteld, doch het Tribunaal gaf hem er nog een half jaartje internering bij, ontzette hem uit de kiesrechten en verklaarde zijn radio verbeurd. (blz.308)

Molenaar O. voor rechtbank

14 FEBRUARI 1947

De molenaar Berend Willem O. uit Winterswijk was uit religieuze overtuiging lid van de N.S.B. geworden. Verd. had graag gezien, dat in Nederland slechts 1 partij zou bestaan. Verder was hij lid en wijkhoofd van de N.V.D. en lid van het Nederlandse Boerenfront geweest. Extra kolen- en levensmiddelenrantsoenen ontving hij van de Ortsgruppe Winterswijk der N.S.D.A.P., omdat zijn zoon bij de S.S.was.
Verd. gaf toe toestemming aan zijn 17-jarige zoon te hebben gegeven tot het aangaan van een vrijwillige verbintenis bij de S.S., na lang zeuren van die jongen was hij er uiteindelijk voor bezweken.
Deze jongen had zich bij Dr.Enklaar voor de S.S. laten keuren, die hem er nog op gewezen had, dat hij in vreemden krijgsdienst trad en daardoor een landverrader werd, waarvan vader en zoon schriftelijk aangifte bij de politie hebben gedaan, wat tengevolge had, dat Dr.Enklaar door leden van de S,D, gearresteerd werd en te ‘s-Gravenhage voor een Duits gerecht veroordeeld werd tot negen maanden gevangenisstraf.
Het Tribunaal achtte alle hem ten laste gelegde feiten bewezen en legde hem een internering op voor de tijd van 2,5 jaar met aftrek van voorarrest, ontzetting der kiesrechten, verbeurdverklaring van radio alsmede een bedrag van f 4000,- van zijn vermogen. (blz.308)

Winkelier B. voor rechtbank

14 FEBRUARI 1947

De winkelier Jan Willem B. uit Winterswijk was in 1933 uit zakelijke overwegingen reeds lid van de N.S.B. geworden. De klanten drongen er nu eenmaal op aan en daarom deed hij het maar. Verd. verklaarde dat de tijd hem wel bewezen had, dat hij een dood lid was, daar men hem. omdat hij nergens aan mee deed, in 1942 als lid der N.S.B. royeerde.
Verder was hij lid van het Ned. Middenstands Front, Front Nering en Ambacht en het Economisch Front, terwijl hij geldelijke steun verleende aan het Huizen- en Propagandafonds, het Bouwplan Lunteren, de N.V.D. en das Winterhilfswerk des deutschen Volkes. Zijn wijsheid putte hij uit het districtsblad “Gelre”, waarop hij een abonnement had.
Een kamer van zijn woning had verd. vrijwillig beschikbaar gesteld voor de leden van de Gestapo, Bekl. voegde hieraan toe, dat deze voor een ieder, zowel goede Nederlanders als N.S.B.-ers beschikbaar was. Verder heeft verd. deelgenomen aan een drinkgelag met de leden van de Gestapo onder leiding van Berke, chef van de Gestapo te Borken.
Het Tribunaal legde hem een internering op gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht, met bevel tot onmiddellijke invrijheidstelling, ontzetting der kiesrechten, verbeurdverklaring van radio alsmede f 8000,– van zijn vermogen. (blz.308)

Van A.veroordeeld

19 FEBRUARI 1947

De drukker-uitgever J. M. van A. uit Winterswijk was in juli 1942 lid van de NS.B. geworden en dit tot het einde gebleven. Verder was verd. lid van het Economisch Front, Front Nering en Ambacht en het N.A.F. in welke laatste beweging hij de functie van medewerker Handel en Ambacht bekleedde.
In 1941 richtte hij een verzoek tot de Materiaaldienst der N.S.B. om in het door hem uitgegeven dagblad: “de Winterswijkse Courant” een advertentie te doen plaatsen, welke reeds door deze dienst in andere bladen geplaatst was. In november 1941 riep hij de bemiddeling in van de beauftragte van de Rijkscommissaris te Arnhem, Dr.Schneider, voor het verkrijgen van drukorders van de Duitse Weermacht en andere Duitse instanties. Een schrijven aan de Wehrmachtcommandantur te Arnhem ter verkrijging van drukorders sloot verd. met “Heil Hitler”.
Verd.verklaarde een overtuigd N.S.B.-er te zijn geweest, maar durfde er niet voor uit te komen. Hij steunde dan ook in het geheim de beweging. Aan de Afd.Pers en Propaganda van de N.S.B. beval hij zijn krant voor propaganda aan. Ook verzocht hij in Februari 1944 aan het Departement van Economische Zaken in aanmerking te mogen komen voor drukwerkopdrachten. Geldelijke bijdragen verleende hij aan het Huizen- en Propagandafonds en de Nationale Jeugdstorm.
Storm, SS, Vova, Nationaal Dagblad en Gelre waren zijn studie-bladen.
Van A. zou voorts abonnee’s voor het blad Storm SS geworven hebben en aan Kooimand, de N.S.B.-directeur van het Arbeidsbureau, ongewenste inlichtingen omtrent de heer v.Zutfen verstrekt hebben, o.a. dat deze res-officier was, waarop maatregelen van Kooimans volgden, die de heer v.Zutfen noopten, onder te duiken; ook zou hij mevr.v.Zutfen bedreigd hebben met een concentratiekamp, dr. Jagerink bespioneerd hebben enz.
Al deze punten werden evenwel niet bewezen geacht.
Aan de S.D. te Arnhem verstrekte hij een opgave betreffende het teruglopen van het aantal abonnee’s van de Winterswijkse Courant en deelde daarbij mede, dat degenen die hun abonnement hadden opgezegd, behoorden tot de Vrijmetselaars, Unie-leden, pro-Engels gezinden, ambtenaren en gepensioneerde ambtenaren.
In 1941 kreeg van A. een opdracht ban het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten om de nieuwsvoorziening in de Gelderse Achterhoek te verzorgen door het uitgeven van een blad met nationaal-socialistische tendens. Als zelfstandige en voor de inhoud alleen verantwoordelijke uitgever heeft hij het blad: “de Winterswijkse Courant” gedrukt en verspreidt of doen verspreiden en in dit blad onverplichte pro-Duitse en nat.socialistische propaganda artikelen, geschreven door Ds.Reeser, H.A. Goedhardt, kerkmeester eb Hilda Bongertman, allen leden der N.S.B. en radiopraatjes van Max Blokzijl opgenomen. (blz.309)

DE UITSPRAAK

Het Tribunaal legde aan v.A. op: een internering gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht met de last tot onmiddellijke invrijheidstelling, ontzetting van de beide kiesrechten, verbeurdverklaring van zijn radio en f 12.000,- van zijn vermogen.
Bij zijn uitspraak hield het tribunaal rekening met het feit, dat de Perszuivering hem reeds 12 jaar ontzet heeft uit het beroep van uitgever en journalist, zodat hij gedurende de tijd geen courant, tijdschrift of ander periodiek werk mag drukken. (blz.309)

19 mei 1948, Staatscourant

Herman G. voor rechtbank

21 FEBRUARI 1947

De agent van politie Herman G. uit Winterswijk was in augustus 1940 lid van de N.S.B. geworden, was tot de beweging toegetreden omdat zijn ouders en vijf broers lid waren, doch de N.S.B. heeft hem nooit gebracht wat hij er zich aanvankelijk van had voorgesteld. Door werkloosheid naar Duitsland getrokken en aldaar te werk gesteld in een Rustungsbetrieb kon hij zich hiermede niet verenigen. Ging naar Holland terug en werd toen voor de keus gesteld gedwongen naar Duitsland en solliciteren voor de politie, welke laatste hij deed.
Aanvankelijk bij de gemeentepolitie moest hij later een opleiding volgen bij het Politie Opleidingsbataljon te Schalkhaar en werd vandaar geplaatst bij het Politie Bataljon met als standplaats Amsterdam. Doch toen hij daar enige tijd werkzaam was werd het gehele bataljon overgeplaatst naar Westerbork ter bewaking van het concentratiekamp voor joden.
Hier voelde verd. niets voor en wist door zich ziek te melden en een kleine operatie te ondergaan daaraan te ontkomen. Dolle Dinsdag was hij wederom te Winterswijk, doch toen men daar van oordeel was dat verd. niet naar Amsterdam terug kon werd hij bij de gemeentepolitie geplaatst.
Eenmaal heeft hij aan een huiszoeking deelgenomen, n.l. bij Hijink, als ondergeschikte en de laagste in rang was hij wel verplicht mede te gaan om een opdracht van de opperluitenant der Staatspolitie van Egmond te gaan uitvoeren. Ook hier heeft verd. weinig meer gedaan dan buiten een beetje de wacht gehouden. Verder was verd. vrijwillig lid van de W.A. geweest, dit had men hem mooi voorgeschilderd, waarbij nog kwam dat het mooie pakje hem erg trok. Bij de overval op Sally Meijler te Aalten had hij ook slechts wachtdienst buiten verricht, was met de commandant der W.A. Poelman meegegaan ter incassering van enig geld, doch nooit had hij geweten dat zich daar een dergelijk drama zou afspelen.
Beklaagde stond nogal gunstig bekend- wat hij ook heeft doen blijken- toen 2 Duitse officieren de politiewacht ‘s-morgens binnen kwamen, ter controlering of naar de Engelse zender werd geluisterd, waarbij zij op heter daad werden betrapt en hij het voor zijn collega’s niet N.S.B.-ers opnam.
Het Tribunaal legde hem dan ook een internering op gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht alsmede ontzetting der kiesrechten.(blz.310)

Ingezonden bericht (1)

26 FEBRUARI 1947

Mijnheer de Redacteur
In Uw blad van Vrijdag 21 Febr. trof ik een verslag aan over een zitting van het Tribunaal te Groenlo, onder het hoofd: ‘Politie-agent op het matje’.
In dit verslag wordt de waarheid wel enigszins te kort kort gedaan, met name waar wordt verteld dat G. slechts eenmaal aan een huiszoeking heeft deelgenomen. Op 15 Januari 1945, ’s nachts om ongeveer 23.30 uur ben ik door een gezelschap van 4 N.S.B.-ers, waaronder G., uit huis gehaald en ingesloten. Bij deze gelegenheid werden 2 radiotoestellen in beslag genomen. Een dezer toestellen werd door G. ontdekt in een muurkast, waarin het was verborgen. Indien hij zulks gewild had, had hij het kunnen laten zitten.
Dat een beklaagde zijn handelingen in een gunstig daglicht probeert te stellen is zijn goed recht, doch de Heren van het Tribunaal kunnen beter weten, wij hebben althans onze rapporten vroegtijdig bij de P.O.D. ingediend.
Hoogachtend
P.Dijkstra
Morgenzonweg 26 Winterswijk (blz.311)

Ingezonden bericht (2)

05 MAART 1947

Mijnheer de Redacteur
Ik meen goed te doen nog een aanvulling op het ingezonden stuk van de heer Dijkstra. De heer Dijkstra heeft G., ex-politie-agent in het juiste licht gesteld. Ook ik heb met G. als politie een affaire gehad. Toen ik ondergedoken was op het Komkommerpad, nu Kortestraat 10, en ik opgejaagd werd door 4 politieagenten, was G. de aanvoerder van deze groep en heeft G. zelf mij nageschoten op mijn vlucht. Een uur na het schieten was G. bij mijn ouders en vroeg waar hun zoon was, onder bedreiging met een pistool. Hij liet zich nog uit dat mijn ouders er wel meer van zouden horen, daar hij dacht, dat ik gewond was door een schot van hem! Zo ziet deze ‘onschuldige N.S.B.-er’ er uit.
Dankend voor de plaatsruimte
J.Wicherink
Parallelweg 40 (blz.314)

Ingezonden (3)

07 MAART 1947

J.Wicherink werd niet om politieke redenen, doch wegens diefstal gezocht.
Mijnheer de Redacteur,
De voorstelling van zaken, die J. Wicherink, Parallelweg 40, geeft in zijn ingezonden stuk in Uw blad van 5 maart j.l. is geheel in strijd met de feiten.
De juiste toedracht is als volgt:
Bij de opperluitenant van Politie van Egmond alhier, kwam een schrijven binnen, waarin werd medegedeeld, dat J.Wicherink meerdere diefstallen van rijwielen en konijnen had gepleegd en dat hij die goederen naar Duitsland smokkelde en daar verkocht.
In die brief werd verder medegedeeld, dat J.Wicherink verbleef ten huize van zijn broer aan het Komkommerpad.
Hoofdwachter Lukassen kreeg opdracht om J.Wicherink re arresteren met assistentie van ondergetekende en de wachtmeester van politie J.Renskers.
Bij de woning van de broer van J.Wicherink gekomen gingen Lukassen en ondergetekende naar binnen; Renskers bleef buiten op wacht.
Lukassen en ondergetekende gingen naar boven en hoorden iemand zich verwijderen naar een naastgelegen zolder.
Lukassen sommeerde die persoon die zij niet zagen te staan, daar hij anders zou schieten. Daar niemand zich vertoonde deed Lukassen – niet ondergetekende- een waarschuwingsschot in de richting van het dak.
Daar zij niemand gevonden hadden gingen zij naar buiten, waar Renskers hen attent maakte op voetsporen vanaf de woning van Wicherink’s broeder.
Ondergetekende en Renskers kregen van Lukassen opdracht de sporen te volgen; deze leidden naar de woning van de ouders van J.Wicherink.
Aan de vader van J.Wicherink werd gevraagd of zijn zoon thuis was; deze zeide, dat dit niet het geval was. Hem werd toen medegedeeld dat wij opdracht hadden zijn zoon te arresteren op vermoeden van diefstal.
De ouders van J.Wicherink zijn niet bedreigd met een pistool.
De volgende dag heeft J.Wicherink zich gemeld op het politiebureau; na verhoor kon hij heengaan.
J.Wicherink heeft een klacht tegen ondergetekende ingediend bij de P.O.D.
Deze heeft de zaak onderzocht en geen termen gevonden ondertekende ter zake te vervolgen, daar het hier niet ging om arrestatie wegens vermoeden van diefstal.
Uit het feit, dat J.Wicherink na zijn verhoor kon heengaan blijkt ook wel duidelijk dat hij niet als onderduiker werd gezocht.
Zo ziet het geval van de ‘onderduiker’ J.Wicherink er uit.
H..G. (blz.314)

Joh.van N. Politiek delinquent

24 FEBRUARI 1947

Hij trok zich van het Beheersinstituut niets aan en zit nu weer opgesloten.
Aan de politieke delinquent Joh.van N. was de oude woning van voorheen weer aangewezen als verblijfplaats. De aangrenzende winkel viel echter nog onder het Beheersinstituut en om deze reden was de verbindingsdeur tussen woon- en zakenpand door dit instituut afgesloten en aan de fam.van N. de toegang tot de zaak ontzegd. Men nam daar echter geen genoegen mee, forceerde de afgesloten verbindingsdeur en opende de zaak. Naar later is komen vast te staan gebeurde dit met medeweten en zelfs op advies van N’s advocaat uit Harderwijk.
De politie werd met het geval in kennis gesteld die er op uittrok om van N. wegens huisvredebreuk te arresteren. Deze werd ontvangen een een brutale mond en van N., die zich terugtrok in de woning, ontzegde de politie de toegang daartoe. Ze kwamen terug met een schriftelijke lastgeving tot betreding, desnoods met geweld en mede door het tactisch optreden der politie is men toen zonder geweld te behoeven te gebruiken tot arrestatie kunnen overgaan.
Inmiddels had zich het Beheersinstituut tot de procureur-fiscaal te Arnhem gewend en deze van een en ander op de hoogte gebracht.
Deze gelastte onmiddellijke overbrenging naar Arnhem. Waarschijnlijk zal hij nu wel weer in het kamp terecht komen, waar hij dan de gelegenheid kan vinden om na te denken hoe men zich als politieke delinquent te gedragen heeft. (blz.310)

Adviseur afd spitten – Gerrit Hendrik H.

17 MAART 1947

De 28-jarige landbouwer Gerrit Hendrik H. uit Miste was door de slechte economische toestanden van de boeren in Januari 1941 lid van de beweging geworden, menende dat de N.S.B. hierin verbetering zou brengen.
Ook was zijn gevoel voor de beweging aangewakkerd door propaganda van de N.S.B.-leden in zijn omgeving. Verder was hij blokleider van het blok Miste. Via het collecteren voor W.H.N.had Dr.Bos verd. wijkhoofd van de N.V.D. gemaakt. Verd. verklaarde nooit lid v.d. N.V.D. te zijn geweest.
Ook had Dr.Bos hem lid van de Buurtboerenraad van de Ned.Landstand gemaakt. Verd. had hierin zitting genomen teneinde bij het bureau arbeidsinzet, afd. spitten, van advies te kunnen dienen, welk advies echter niet steeds opgevolgd werd.
Beschuldigde zag hierin geen bezwaar, daar hij in de veronderstelling leefde, dat nu het wegzenden voor de arbeidsinzet naar recht geschiedde.
Later bleek hem wel dat hiermee erg geknoeid werd.
Het Tribunaal veroordeelde hem tot een internering gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht, ontzetting der kiesrechten en verbeurdverklaring van radiotoestel.(blz.317)

Rijwielhandelaar Berend M.jr.

17 MAART 1947

De rijwielhandelaar Berend M. Jr. uit Winterswijk was wel een erge slappeling. Het terugvoeren in krijgsgevangenschap deed hem in juli 1943 toetreden als sympathiserend lid der N.S.B., niettegenstaande hij zich niet voor de beweging geporteerd voelde.
Na een jaar vrijwillig te Borken in een garage gewerkt te hebben, kwam verd. naar Holland terug, uit angst dat hij verder Duitsland ingezonden zou worden. Nu nam hij zijn toevlucht tot de Verkeers-Contr.dienst en diende zich daarbij aan als monteur. Als lid van de V.C.D. moest verd. te Schalkhaar bij de P.O.B. voor de rijksverkeersinspectie een cursus volgen voor de z.g. A.B.S. papieren. Toen de V.C.D. te Winterswijk opgelost werd moest verd. of mee naar Assen of bij de landwacht, wat hij echter weigerde en waarvoor men hem in de landwachtkazerne vastzette. Na een verblijf van 4 dagen in arrest werd verd. weer op vrije voeten gesteld en werd als monteur te werkgesteld bij de N.V.D.
V.C.D.en N.V.D. verschaften hem een inkomen van plm. f 50,- p.week.
Wat de aanvragen betreffende extra rantsoenen levensmiddelen en rijwielbanden op grond van zijn werkzaamheden bij de V.C.D. betreffen, dit kon verd. zich niet meer herinneren. Wel wist hij dat hij nooit iets gekregen had. Verd. was wegens nierziekte reeds op 30 juni 1945 uit het interneringskamp Vosseveld ontslagen. Rekening houdende met zijn ziekte veroordeelde het tribunaal hem tot een internering gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht, ontzetting der kiesrechten en verbeurdverklaring van f 1500,- van zijn vermogen. (blz.317)

Smid Gerrit Jan B.

21 MAART 1947

De Winterswijkse smid Gerrit Jan B. was reeds in 1934 lid van de N.S.B.geworden. In welke beweging hij tot aan de bevrijding de functie van groepsleider vervulde. Beschuldigde had gedacht dat door het nationaal socialisme betere sociale toestanden zouden komen.
Daar men verd. had aangezocht pm burgemeester te worden, doch hij zelf voelde dat hij hiervoor de capaciteiten niet bezat en er geenszins geschikt voor was, wilde hij toch tonen een goed N.S.B.-er te zijn en gaf gehoor aan de oproep van Seyffart door zich te melden bij het Vrijwilliggerslegioen Nederland en zich te doen inzetten aan het Oostfront. Ook zijn zoon ging mee naar Duitsland. Voor zijn vertrek verkocht hij zijn smederij en kocht daarvoor van de ANBO (Algemeen Nederlandse Beheer van Onroerende Goederen) 2 woningen, een te Borculo en een te Winterswijk, resp. van de Jodenfamilie’s de Vries en de Leeuw voor f 8000,-
Te Lunteren had verd. een vormingscursus voor N.S.B.-functionarissen gevolgd.
Verder was verd.geabonneerd op ’t Districtsblad Gelre en het Nationaal Dagblad, had de eed van trouw aan Hitler afgelegd en had NSB-propagandabiljetten voor de ramen van zijn woning aangebracht.
Nu zag hij in dat hij verkeerd gehandeld had, verklaarde niemand persoonlijk enig leed aangedaan te hebben en uit overdreven idealisme naar Rusland te zijn gegaan.
Het Tribunaal veroordeelde hem tot een internering voor de tijd van 4 jaar met aftrek van voorarrest, alsmede ontzetting der kiesrechten.(blz.317)

Manufacturier Jan Hendrik te W.

21 MAART 1947

De manufacturier Jan Hendrik te W. uit Winterswijk was in 1933 uit economische motieven bij de partij gegaan en daarbij tot het einde gebleven, In de beweging vervulde hij de functie van wnd. groepsvertegenwoordiger sociale zaken. Verder was hij lid van de N.V.D. en van het Front nering en Ambacht, de W.A. met de functie van wnd. Vendelcommandant in de rang van vaandrig en postcommandant bij de Ned. Landwacht Hulpdienst.
Zijn lectuur bestond uit Vova, Nat, Dagblad, Gelre en de Zw. Soldaat, met welk laatste blad verd. colporteerde. Verzoeken had hij ingediend ter verkrijging van de wederverkoop van uniformkleding van de Nat. Jeugdstorm, alsmede in bezit te worden gesteld van extra rantsoenbonnen voor levensmiddelen.
Geldelijke bijdragen verleende hij aan het Huizen- en Propagandafonds, collecteerde voor de W.H.N., controleerde persoonsbewijzen ter opsporing van onderduikers en personen die zich aan de arbeidsinzet onttrokken hadden, nam deel aan de bewaking van uit Duitsland ontvluchte Nederlandse arbeiders, aan huiszoekingen en arrestaties, bij 1 huiszoeking werden zelfs 21 personen gearresteerd, leverde joden uit aan de S.D. te Enschede.
Dit alles zo verklaarde verd. geschiedde op opdracht. Het Tribunaal vond verd.’s optreden dan ook zeer onwaardig en onverantwoordelijk, waarvoor deze hem een internering oplegden van 4,5 jaar met aftrek van voorarrest, ontzetting der kiesrechten en verbeurdverklaring van de radio. (blz.317)


Jan Hendrik te Wieske, manufacturier te Winterswijk, geb. 28 Aug. 1902, geïnterneerd te „Vosseveld”, werd in 1933 lid van de N.S.B. en bleef dit tot aan de bevrijding met de functie van wnd. groepsvertegenwoordiger Sociale Zaken.
Ook was hij lid geweest van de N.V.D. en Front Nering en Ambacht, de W.A. der N.S.B. met de functie van wnd. vendelcommandant* en de rang van vaandrig, en de Nederlandsche Landwacht Hulpdienst met de functie van Postcommandant. In de Landwacht heeft hij zich niet zoo erg best gedragen. Hij heeft deelgenomen aan huiszoekingen bij J. Simmelink, J. A. Lammers, Grevers, Baarschers, en Brethouwer, allen te Winterswijk, en in Hotel „Stad Munster” te Winterswijk.
Bij Grevers hebben zij een clandestien geslacht varken meegenomen, en bij Simmelink een fiets. Ook had hij deelgenomen aan de arrestatie van 21 personen te Neede, waaronder zich twee Joden bevonden, welke aan de S.D. te Enschede zijn overgeleverd. Ook had hij deelgenomen aan een bewaking vanuit Duitschland ontvluchte Hollandsche arbeiders.
Het Tribunaal vond zulk een optreden meer dan onverantwoordelijk en legde hem ’n interneering op van 4,5 jaar (tot 4 Oct. 1949).
Zijn radio werd verbeurd verklaard en de beide kiesrechten werden hem ontzegd.

Architect Johannes Jacobus P.

21 MAART 1947

Door de propaganda was de architect Johannes Jacob P. uit Winterswijk in 1940 lid van de N.S.B.geworden. Als leider van de Ned.Padvinders voelde hij zich steeds tot de jeugd aangetrokken en toen deze dan ook opgeheven werd, ging hij over naar de Jeugdstorm en werd daarbij Streekleider in de rang van Hopman.
Verdachte verklaarde veel voor de jeugd gedaan te hebben. In Aalten sprak hij de leden van de jeugdstorm toe, wees hen op hun plichten en maande hun aan steeds netjes en correct te zijn.
Met de jeugdstorm heeft hij een studiereis gemaakt naar diverse jeugdherbergen, o.a. Berlijn, Danzig en in Polen.
Verd. was verder nog lid van de Landjeugd, het Technisch Gilde en het Economisch Front, terwijl zijn lijfblad Gelre was. Geldelijke bijdragen verleende hij aan het Huizen-en Propagandafonds.
Over de twee Russische krijgsgevangenen verklaarde verd. het navolgende:
Ik was met de Jeugdstorm in het Woold aan het oefenen. Op een gegeven ogenblik zag ik 2 ellendig geklede mannen in gebukte houding op ons toe komen; ik dacht dat het landlopers waren, die deze streek onveilig maakten en daarom waarschuwde ik de politie.
Later bleek mij, dat het ontvluchte krijgsgevangenen waren. Ik heb ze niet met opzet opgegeven en heb nimmer de bedoeling gehad ze aan te brengen.
Het Tribunaal kwam dan ook wel tot de overtuiging dat verd. de waarheid sprak en legde hem een internering op van 2 jaar en 3 maanden, met aftrek van voorarrest, ontzetting der kiesrechten en verbeurdverklaring van f 500,- van zijn vermogen. (blz.317)

Zij tracteerde de Duitsers-Frederike Wilh.R.

02 APRIL 1947

Frederike Wilhelmina R. uit Winterswijk gaf toe lid v.d. N.S.B. en de N.S.V.O. te zijn geweest. Ook verklaarde zij op 10 mei 1940 de binnentrekkende Duitsers op chocolade en sigaretten onthaald te hebben.
Wat de huiszoeking bij de buren betreft, dit zou meer de schuld van de landwachters zijn. Deze waren eens bij haar aan de deur geweest, doch daar zij op reis was en de landwachters geen gehoor kregen, trapten deze de deur in. Toen ik de volgende morgen terug kwam, zag ik dit. Ik verdacht er n.l. de buren van, wat ik ook aan mijn man vertelde, die hiervan aangifte deed bij de politie, tengevolge waarvan dan ook de huiszoeking bij H. plaats had. Daar verd. bang was bij overvliegen van geallieerde vliegtuigen, werden de buren door tussenkomst van de groepsleider Damkot en de N.S.B.-burgemeester Dr.Bos gedwongen tijdens het overvliegen bij haar woning te posten, later kwam het zelf zover, dat de buren een schuilkelder voor haar moesten bouwen.
Het Tribunaal veroordeelde haar tot een internering gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht, ontzetting der kiesrechten, alsmede verbeurdverklaring van f 100,- van haar vermogen. (blz.318)

Voor de tweede keer op het matje- Johannes Theodorus H.

02 APRIL 1947

Voor de tweede maal verscheen de 40-jarige loswerkman Johannes Theodorus H. uit Winterswijk voor het Tribunaal.
In juli 1942 was verd.sympathiserend lid en in 1944 lid van de N.S.B.geworden. In de vorige zitting ontkende hij reeds in augustus 1940 tot de partij te zijn toegetreeden en lid te zijn gebleven tot sept.1941.
Nu men hem het bewijs voorlegde verklaarde verd. het zich niet meer te herinneren. In 1944 was hij tot de landwacht toegetreden, ook had hij wachtdiensten bij het distributiekantoor en de landwachtkazerne verricht.
Patrouille lopen, persoonsbewijzen controleren en een transport verplichte spitter naar Varsseveld begeleiden waren zijn verder werkzaamheden.
Dat verd. zijn medewerking heeft verleend bij de arrestatie en overbrengen van een aantal personen die zich niet voor de arbeidsinzet hadden gemeld naar het desbetreffende bureau te Winterswijk, ontkende hij, welk punt dan ook vervallen werd verklaard. Nieuws putte hij uit Vova en het Districtsblad Gelre.
Zijn bewering in de vorige zitting als zou hij geen extra rantsoenen levensmiddelen op grond van zijn lidmaatschap bij de landwacht hebben aangevraagd, herriep verd. en verklaarde zelfs, dat hij deze gehad heeft.
In aanmerking genomen, dat zowel verd.als zijn overleden echtgenote de Duitse nationaliteit hebben bezeten, doch door naturalisatie het Nederlanderschap hebben verkregen, legde het tribunaal hem een internering op van 2 jaar en 2 maanden en ontzette hem tevens uit de kiesrechten. (blz.318)

Leider Arbeidsbureau Cornelis K.

04 APRIL 1947

De 44-jarige rijksambtenaar Cornelis K. uit Winterswijk was reeds in 1934 lid der N.S.B. geworden.
Doordat hij als ambtenaar te werk werd gesteld op de afd.rijksondersteuning voor de behoeftige Nederlanders in het buitenland te Arnhem, moest hij als lid der partij bedanken, maar trad in juni 1940 weer als lid van de beweging toe, waarin hij de functie kreeg van groepsadministrateur en penningmeester. Als motief van zijn toetreding tot de N.S.B. gaf hij op veel armoede en ellende in Duitsland, waar hij vele jaren was geweest, te hebben gezien en zich daardoor tot de beweging aangetrokken te hebben gevoeld. In april 1944 werd verd. begunstigend lid van de S.S. en verder lid van de N.V.D. en de cultuurkamer, welk laatste lidmaatschap hij ontkende. Verd, gaf toe dat hij mej. T.V. de Ru te Arnhem, typiste op zijn kantoor, bedreigd had, omdat zij een vaas met oranje bloemen voor het portret van H.M. de Koningin had staan en een speld droeg van uitgezaagd kwartje.
Als N.S.B-er kon hij dit niet dulden. Voor zelfverdediging had hij zich een revolver aangeschaft. In verband met de opheffing van de afd. ondersteuning riep hij de bemiddeling in van hoge N.S.B. functionarissen en kreeg op die manier een baantje als leider van het bijkantoor van het Rijks Arbeidsbureau. Voor het in huur verkrijgen van een woning te Zevenaar tegen de wil van de bewoner riep verd. de hulp in van de Leiter der Aussenstelle der S.D.
Colporteren met Vova en collecteren voor W.H.N. ging hem goed af.
Verd, gaf toe veel namen te hebben doorgegeven aan zijn broer die als functionaris bij de S.D. te Arnhem, voornamelijk de zaken van contractbreukers behandelde en daardoor ook in het algemeen in contact kwam met de S.D.
Als leider van het bijkantoor Winterswijk-Zevenaar van het gewestel. arbeidsbureau was hij het die zijn volle medewerking verleende bij het doen wegvoeren van Nederlanders naar Duitsland voor arbeidsinzet. Door een Duitse commissie werden de mensen aangewezen en dan was verd, belast met de opsporing, welke opdrachten hij nauwkeurig uitvoerde en waardoor vele mensen het slachtoffer zijn geworden.
Het tribunaal vond zijn handelswijze afschuwelijk en legde hem dan ook een internering op van 8 jaren, ontzette hem uit de kiesrechten en uit het recht om functies te bekleden in overheids- of semi-overheidsdienst en verklaarde voorts zijn radio verbeurd. (blz. 318)

Slagersknecht Gerrit Jan S.

11 APRIL 1947

De slagersknecht Gerrit Jan S. uit Winterswijk was nooit vrijwillig bij de N.S.B. gegaan. De N.S.B.-er Lize, bij wie hij in ’t cafe werkzaam was, had zoveel moeite voor hem gedaan om hem bij de beweging te krijgen, dat het zeer goed mogelijk was dat hij er op die manier bij bijgekomen was.
Contributie had hij dan ook nooit betaald en in januari 1942 had hij de beweging dan ook te kennen gegeven er niets mede te maken te willen hebben. Anders was het echter met de SS gelopen. Het huwelijk van zijn zuster, waarvoor hij van het Arbeidsambt in Dorsten- waar hij vrijwillig als landbouwer werkzaam was- had hem geen 4 dagen verlof gegeven om dit feest mede te maken.
Niettegenstaande deze weigering was hij toch naar Holland vertrokken.
Doch de Ortsbauernfuhrer had zijn afwezigheid hoogst waarschijnlijk al ter kennis gebracht van het Arbeitsamt, die daarvan de politie weer in kennis had gesteld.
Deze gelastte aan zijn woning dat hij zich bij terugkomst onmiddellijk op het bureau moest melden.
Angst om naar een straflager gezonden te worden, deed hem een vrijwillige verbintenis aangaan met de Waffen SS.
In september 1943 vertrok hij reeds naar Sennheim, in Ober Elzas om aldaar politiek geschoold te worden. Vandaar vertrok hij naar Graz in Oostenrijk waar hij zijn opleiding als Panzer Grenadier bij de Waffen SS ontving.
Te Praag werd een divisie gevormd en werd hij vandaar uit in December 1943 in de eerste frontlinie te Oranienbaum bij Leningrad ingezet, waar hij munitie moest vervoeren.
Januari 1944 stortte het front aldaar in, vanwaar teruggetrokken werd op Narwa, waar het front opnieuw werd opgebouwd. In juli 1944 werd verd. gewond en door het Duitse Rode Kruis vervoerd naar Schwinemünde.
Van de Amerikanen die hem bevrijden, kreeg hij, na gecontroleerd te zijn, vergunning naar Nederland terug te keren, alwaar hij in augustus 1945 geïnterneerd werd. Vanaf die datum verlengde het tribunaal de internering met een tijd van 2 jaar en zes maanden en ontzette hem tevens van de kiesrechten.(blz.319)

Ex-Bata vertegenwoordiger Fredericus Johannes B.

21 APRIL 1947

De ex-Bata-vertegenwoordiger Fredericus Johannes B. uit Winterswijk was nooit lid van de N.S.B. geweest, wel hadden zijn vrienden getracht hem er bij te krijgen, doch dit was nooit gelukt. In 1939 werkloos geworden, moest hij wel in verband met zijn gezin in de steun worden opgenomen, waar hij het echter steeds slecht heeft gehad. Bij het uitbreken van de oorlog nam hij zijn kansen waar en ging in Duitsland werken, eerst als administratieve kracht in en bouwbedrijf en later als landbouwer.
In 1943 was het grensganger-leven voor hem afgelopen, daar hij door het arbeidsbureau verder Duitsland in zou worden gezonden. Uit angst om in Schwidemünde terecht te komen ging verdachte op aanraden van een kennis een vrijwillige verbintenis aan bij de Nederlandse Oost Compagnie, waarbij hij veel verdiende en een gemakkelijk leven had. Via deze instelling ging hij vanuit de Oekraine naar Kedahn in Litauen, waar hij als enigste Hollander onder de Duitsers op een distributiekantoor te werk werd gesteld.
Door siekte van zijn chef bracht hij het hier zelfs tot leider, doch toen de Duitsers in augustus 1944 door de Russen werden teruggeslagen, werd de zaak snel opgebroken en trokken zij naar Duitsland terug. Na een tijdje in Duitsland te zijn geweest, kreeg verd.vergunning naar Holland terug te keren. Doch hier was de totale arbeidsinzet in volle gang. Om hieraan te ontkomen, stelde hij zich in verbinding met de N.S.B.burgemeester Dr.Bos, die hem als bakker in een Duitse bakkerij te Winterswijk wist te plaatsen.
De laatste 2 maanden voor de bevrijding verrichtte hij werkzaamheden in het Sammeigenraterpark. In januari 1943 sloot verd. zich aan bij de N.V.D.
De zaak betreffende de politie-agenten Kortbeek en de Vries die lange tijd in burger in de woning van de jood Philips zouden zijn geweest, en die door toedoen van de Opperluitenant der Staatspolitie Feberwee ter verantwoording zijn geroepen bij de Befehlhaber der Ordnungspolizei Nietsche te Arnhem, ontkende verd. Nooit had hij voornoemde agenten aangebracht en ook zijn vrouw had dienaangaande nooit een brief aan de politie-administrateur Plekenpol voor Feberwee meegegeven.
Wel verklaarde hij dat het hier een zwarte handel affaire betrof, waarin zowel hij als Philips waren betrokken, welke zaak op het politiebureau met Feberwee en het hoofd van de C.C.D. besproken was en waarbij de kwestie van voornoemde politiemannen wel besproken zou kunnen zijn, herinneren kon hij het zich echter niet meer.
Het tribunaal veroordeelde hem tot een internering gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht en gelastte onmiddellijke invrijheidstelling.(blz.319)

Van ruiterclub via bereden W.A. naar de Landwacht Gerrit Jan te S.

25 APRIL 1947

Reeds op 18-jarige leeftijd was de Winterswijkse landbouwer Gerrit Jan te S. lid geworden van de N.S.B.
Waarom hij eigenlijk toegetreden was kon hij niet zeggen.
Politieke ontwikkeling had hij nooit gehad, doch wel had hij veel omgang gehad met N.S.B.vrienden. Als lid van de Winterswijkse ruiterclub, was hij mee overgeheveld naar de bereden W.A., waarbij hij de functie van hulp-administrateur had en de rang bekleedde van constabel.
Later, nadat hij geweigerd had te tekenen voor het Oostfront, werd verd. gedegradeerd tot weerman. Als lid van de landjeugd – jongeren afdeling van de landstand – werden excursies gemaakt en ontwikkelingscursussen gegeven voor de jonge boeren.
Toen de N.S.B. haar leden aanspoorde lid van de landwacht te worden ter bestrijding van de zwarte handel, had ook verd. zich hierbij aangesloten, doch hoe bedrogen kwam hij uit. Naar zwarte handel werd weinig gekeken. Ook verd. kreeg andere opdrachten, n.l. persoonsbewijzen controleren, controle op de avondklok, oproepingen rond brengen voor de arbeidsinzet, zelfs als gids dienen voor 8 Duitse militairen die een razzia hielden naar spitters, bewaken van gearresteerde spitters en deelnemen aan huiszoekingen voor opsporing van personen die zich aan de arbeidsinzet ontrokken hadden.
Geldelijke bijdragen verleende hij aan het Huizen- Propaganda-fonds. Als hulplandwachter verzocht hij om in het bezit te worden gesteld van extra rantsoenen levensmiddelen.
Daar verd. in het bezit was van een grote jachtacte en zijn jachtgeweer niet voor gebruik geschikt was, riep hij de bemiddeling in van de N.S.B. om een nieuw geweer te krijgen, wat hem ook gelukt is.
Het tribunaal veroordeelde hem tot een internering voor de tijd van 2 jaar en 3 maanden met aftrek van voorarrest, ontzetting der kiesrechten alsmede verbeurdverklaring van 2 jachtgeweren en f 300,- van zijn vermogen.(blz.320)

Een “verkeerde” belastingambtenaar -Gerrit Jan B. 

30 APRIL 1947

De 55-jarige belastingambtenaar G.B. uit Winterswijk vervulde in de N.S.B. de functie van kring-administrateur en groeps-materiaalbeheerder. 
Verdachte scheen nogal een vurig aanhanger van het nationaal-socialisme te zijn geweest. 
In Mei 1940 bracht hij tenminste de Hitlergroet aan de voorbijtrekkende Duitse troepen. 
In Juli ’41 legde hij de belofte en in Juni ’42 de eed van trouw op Mussert af. 
Dat hij een vurig bewonderaar van de Duitse denkmethode was, bleek wel uit zijn abonnement op de Deutsche Zeitung fur die Niederlanden. 
Financiele bijdragen verleende hij aan:  de nationale Jeugdstorm, het Huizen- en Propagandafonds en het bouwplan Lunteren. 
In zijn functie als belastingambtenaar hing verd. in strijd met de voorschriften een reclameplaat van de N.S.B. in het wachtlokaal der belastingen op en toen dit door de ontvanger K.H. verwijderd was, diende verd. een schriftelijk rapport hierover in bij de groepsleider te W. met het verzoek dit te willen doorzenden. 
Gezien het feit dat verd.uit zijn functie bij de belastingen is verwijderd zonder toekenning van en recht op later enig pensioen – terwijl hij reeds 39 dienstjaren had – legde het tribunaal hem een internering op gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht en gelastte zijn onmiddelijke invrijheidsstelling. 
Verder werden hem de kiesrechten ontzegd en werd zijn radio verbeurd verklaard. (blz.321)


Een verkeerde klompenmaker – Marinus P.

16 MEI 1947

Een verkeerde ondernemer

De 21-jarige M.P. uit Winterswijk ontkende zich als lid van de N.S.B. opgegeven te hebben. Het zou even goed mogelijk kunnen zijn, dat zijn vader dit voor hem gedaan had, maar dat wist hij niet zeker. In 1944 moest hij zich melden voor de N.A.D. , die dan naar Polen gezonden zouden worden. 
Daarom meldde hij zich voor 4 maanden bij de Landstorm Nederland en werd toen als koerier bij Arnhem ingezet. Bij Arnhem werd hij aan de pols door een granaatscherf gewond. Van Februari tot Mei 1945 werd hij in de Betuwe bij de SS Landstormbrigade ingezet en werd later als wapenmeester in de Bommelerwaard ingezet. 
Dat hij in April 1944 te Groningen aan razzia’s had deelgenomen ontkende verd. Hij had aan zijn broer die bij de SS was geschreven, dat zij ’s nachts te 2 uur te Groningen een razzia gehouden hadden, waar het wemelde van onderduikers en dat zij een heel dorp doorzocht hadden. 
Het Tribunaal legde hem een internering op voor de tijd van 4 jaar en 9 maanden met aftrek van voorarrest, ontzette hem uit de kiesrechten en ontzegde hem het recht bij de gewapende macht te dienen. (blz.321)


Twee jaar voor SS-er -Johannes Antonius H.

21 MEI 1947

Twee jaar voor SS-er

Daar de 29-jarige J.H. uit Winterswijk aldaar niet genoeg verdiende, ging hij vrijwillig als grensganger in Stadlohn werken, doch kwam na enige tijd toch weer bij zijn oude firma terecht. 
In 1942 werd hij met andere personen naar Duitsland gezonden, doch hiermede kon verd.zich niet verenigen en vluchtte.
Doch na een tijd ondergedoken te zijn geweest te Groenlo en Meddo gaf hij aan een oproep gehoor en vertrok naar Obendorf in Duitsland, waar hij typhus opliep. Na zijn herstel werkte hij maar een gedeelte van de dag, de resterende tijd gebruikte hij om levensmiddelenbonnen voor zijn kameraden op te scharrelen. 
Doch toen de Gestapo hier achter keek werd hij gearresteerd en gedreigd met opzending naar een Straflager, tenzij hij tekende voor de Waffen SS, wat hij dan ook deed. Na te Stuttgart goedgekeurd te zijn werd hij te werk gesteld bij de landwirtschaft van de SS, doch toen deze werkzaamheden af waren, moest hij een SS opleiding volgen. 
Op 5 december wist hij hierbij met 2 Hollanders te ontsnappen en de volgende dag werd hij reeds gepakt en veroordeeld wegens vluchten tot 2 jaar SS Straflager, uit welke gevangenschap hij op 20 april ’45 door de Amerikanen werd bevrijd. 
Het tribunaal legde hem een internering op van 2,5 jaar met aftrek van voorarrest en ontzette hem tevens uit de kiesrechten. (blz.321)

Landbouwer Hendrik Jan L.

23 MEI 1947

In het voorjaar 1940 was de 28-jarige landbouwer Hendrik Jan L. uit Winterswijk door de propaganda die de N.S.B. maakte tot de partij toegetreden.
Uitsluitend de mannelijke linie was naar deze beweging overgegaan. Eenmaal lid zijnde zonk verd. steeds dieper in het moeras weg.
Bij de W.A. bekleedde hij de rang van wachtmeester, doch werd later omdat hij niets voor de SS wilde betekenen tot weerman gedegradeerd.
Verder was verdachte lid van de landjeugd, lid van de vrijwillige hulppolitie, waarvoor hij een cursus heeft gevolgd bij het Duitse politiebataljon te Tilburg, lid van het Huis, rottenleider van sectie V, enz.
Als W,A,-man colporteerde hij met Vova en de Zwarte Soldaat en collecteerde voor het W.H.N.. In 1942 volgde hij een SS opleiding te Weert, die tot doel had de W.A.-mannen te leren omgaan met vuurwapens.
Een transport spitters begeleidde hij naar Varsseveld, bracht oproepingen rond voor de arbeidsinzet en arresteerde de desbetreffende personen, nam deel aan huiszoekingen, razzia’s en diverse controle’s, maakte bij de achtervolging van drie onderduikers te Eibergen gebruik van zijn vuurwapen, met het gevolg dat deze gearresteerd werden, waarvan er 2 in een straflager in Duitsland terecht kwamen. Al deze mooie praktijken had de N.S.B. propaganda hem geleerd.
Verd. was reeds zo laag gezonken dat hij met zijn kameraad de B. in burgerkleding, zich uitgevende voor onderduikers aan de Directeur van de Rekkense inrichtingen te Eibergen om onderdak vroeg, met het doel te onderzoeken of zich in deze inrichting onderduikers ophielden.
Doch de Directeur had hun dadelijk door, zodat deze poging totaal mislukte.
De kwestie betreffene de arrestatie van 2 Franse krijgsgevangenen, waarbij verd. ook betrokken was, doch waarover verd. volgens de mening van het tribunaal geen zuiver beeld gaf, was dan ook de aanleiding deze zaak voor onbepaalde tijd te schorsen, teneinde nog een nader onderzoek in te stellen.
(blz.322)

Radiohandelaar Jan Willem B.

23 MEI 1947

Als deskundige op het gebied van grammofoonversterkers kwam de Winterswijkse electricien-radiohandelaar Jan Willem B. in aanraking met de N.S.B., kreeg alzo een idee van de propaganda van de beweging en hoopte dat deze voor hem als middenstander ook verbetering zou brengen, waardoor hij zich in Febr.’41 bij de N.S.B. aansloot.
Verder was verd. lid van de N.V.D, Front Nering en Ambacht, economisch front. In verband met financiële moeilijkheden sloot hij zich aan bij de transportactie om in geval van oorlog mede te helpen aan het transport van gewonden, later ging deze afd.over naar de beruchte verkeerscontrole-dienst, die dan weer geleidelijk aan werd ingelijfd bij de N.S.K.K..
Verd. verklaarde echter dat hij nooit een vrijwillige verbintenis bij de N.S.K.K. had aangegaan. Aan kameraad Dr.Bos had verd. verzocht mede te mogen helpen aan het onklaar maken van radiotoestellen, hieraan zou hij ook begonnen zijn als hij niet had mee gemoeten naar Austerlitz voor het verrichten van dienst bij de N.S.K.K.
Vanuit Austerlitz begon het georganiseerd plunderen. In opdracht van zijn commandant moest verd. in het geëvacueerde Wageningen ten behoeve van de M.S.K.K. een accu omvormer halen, bij een volgende tocht kwam hij met een bioscoopapparaat terug, waarvan in het kamp dankbaar gebruik werd gemaakt. Verd. was nog zo naïef, dat hij meende dat deze geroofde goederen, later teruggebracht zouden worden.
Het feit als zou verd. J. Hilboldt bij de politie hebben aangebracht, dat deze het hem toebehorende radiotoestel type 292 V aan de inleveringsplicht zou hebben onttrokken, waardoor deze door het Landgericht te Den Haag werd veroordeeld tot 6 weken gevangenisstraf en f 250,00 boete werd vervallen verklaard. Het tribunaal legde verd. een internering op gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht en gelastte onmiddellijke invrijheidstelling, terwijl hij tevens uit de kiesrechten werd ontzet. (blz.322)

Groentehandelaar Everhard Theo Johan B.

30 MEI 1947

De 24-jarige groentenhandelaar Everhard Theo Johan B. uit Winterswijk kan geen reden opgeven waarom hij lid van de NSB geworden was.
Verd. was verder lid van het NAF, van de WA, later motor-WA, van de transportcolonne, de latere verkeers-controle-dienst, waarvoor hij een 10-daagse opleiding had gevolgd bij de POB te Schalkaar. In verband met zijn lidmaatschap bij de landwacht had verd. extra rantsoenen levensmiddelen aangevraagd. Aan diverse huiszoekingen had hij deelgenomen.
(blz.323)
LATER MEER


Een ambacht, dertien baantjes

27 JUNI 1947

Een ambacht, dertien baantjes

De ondernemer W.H. was in November 1940 lid van de N.S.B. geworden en dit tot het einde gebleven. 
Verder was hij lid van de N.V.D., van het N.A.F., waarin hij de functie bekleedde van plaatselijk leider, leider van de dienst sociaal economische zaken, lid van de Germaanse SS, vendelcommandant, banvormingsleider en vaandrig van de WA, lid front nering en ambacht,enz. 

Voor de Germaanse SS, waarvoor hij zich had aangemeld werd verd. afgekeurd. Omdat hij zich hiervoor gemeld had, moest hij de eed van trouw aan Hitler afleggen. Aan zijn minderjarige zoon had hij toestemming gegeven tot de nationale jeugstorm toe te treden. 
Aan de oproep zich te melden voor de vrijwillige hulppolitie had verd.geen gehoor gegeven, terwijl hij tevens ontkende plaatsvervangend commandant van de Ned.landwachthulpdienst te zijn geweest, welke punten dan ook vervallen werden verklaard. 

Huiszoekingen verrichtte hij veel met Poelman en Vossers, op deze strooptochten werden o.m. een schrijfmachine, stencilmachine en een mototrijwiel meegenomen. 
Met de Ortskommandant te Arnhem had verd. een bespreking gevoerd teneinde te komen tot gemeenschappelijke schietoefeningen te Winterswijk van de WA en NSDAP.
In verband met zijn functie bij de landwacht had verd. extra rantsoenen levensmiddelen. 
Nieuws putte hij uit de Deutsche Zeitung in den Niederlanden, VOVA, de Zwarte Soldaat, Nat.Dagblad en Distr.blad Gelre. 
Door bemiddeling van de ANBO had hij een jodenwoning aan de Misterstraat gekocht voor plm. f 7000,–

Het tribunaal legde hem een internering op voor de tijd van 3 jaar en 9 maanden met aftrek van voorarrest, ontzette hem uit de kiesrechten en verklaarde zijn radio verbeurd.


Als 17-jarige op verkeerde politieke pad

02 JULI 1947

Als 17-jarige op het verkeerde politieke pad. 

Zeventien lentes telde B.D. pas toen hij besloot op avontuur uit te gaan. Stilletjes tekende hij vrijwillig voor de Arbeidsdienst en dat was al verkeerd, maar erger werd het toen hij besloot het uniform van de landstorm Nederland aan te trekken en de vijand te dienen. Ten slotte werd hij nog SS-grenadier. 
Dat hij ‘desbewust” de belangen van het Nederlandse volk met voeten heeft getreden, wilde hij niet toegeven. 
“Ik was nog erg jong en was mij niet bewust, dat er nog sprake was van oorlog tussen Nederland en Duitsland”, zo beweerde hij voor het Tribunaal, waar hij al zijn spraakzaamheid gebruikte om zijn wandaad in een verzachtend licht te plaatsen. 
Hoewel hij met de Duitse troepen of met wat daar als Hollands sprekend voor doorging in Belgie, aan de Waal en bij Veenendaal in Nederland aan het front stond, beweert hij nimmer gevochten te hebben en zelfs ging hij zover te beweren, dat dat ook nimmer zou zijn gebeurd. 
Hij had in zoverre geluk gehad dat hij in Belgie gewond geraakte en overigens veel ziek is geweest. 

“Dat ziek zijn doet er weinig toe” vond voorzitter mr.Lion, “want als je niet gewond, of ziek was geweest dan had je wel gevochten.”
“Dat is niet zo”, beweerde D”.  dan zou ik zijn ondergedoken”. 
“Dat had je moeten doen, voordat je naar het front ging” , merkte mr.Lion op. 
“Dan hadden de Duitsers mijn ouders last bezorgd en dat wilde ik tegen elke prijs voorkomen”, was het antwoord van verdachte. 
“Zo’n vaart zou het niet gelopen hebben”, vond de voorzitter. 

Sinds 8 mei 1945 zit D. achter prikkeldraad en dat bevalt hem slecht. Hoog gaf hij op van zijn vele weldaden aan Belgische en Nederlandse burgers bewezen, hetgeen aan mr.Lion de opmerking ontlokte: 
“Misschien ben je een heel best mens geweest, maar een slecht Nederlander was je pertinent.”
Het Tribunaal zal over twee weken uitspraak doen


Ds.E.Reeser voor Rechtbank

19 SEPTEMBER 1947

Ds.E.Reeser voor het hekje

Zijn anti-Nederlandse gedragingen beboet met 4 jaar en f 2000,–

Voor het tribunaal te Groenlo had zich woensdagmiddag te verantwoorden de uit de geruchtmakende affaire van de anonieme brieven, maar niet minder uit de bezettingstijd bekende predikant Ds.E.Reeser, thans gedetineerd in het kamp Wezep bij Zwolle. 
Het tribunaal was als volgt samengesteld: 
President Mr.J.J.van Delden; leden:J.Jansen uit Winterswijk en A.J.te Raa, Borculo.
De belangstelling voor deze zaak was vooral van de zijde der Winterswijkers zeer groot, zodat de publieke tribune geheel was uitverkocht. De lange lijst der beschuldigingen hebben we reeds, zij het in enigszins verkorte vorm, in een vorige editie gepubliceerd.

Reeds in october 1933 was Ds.Emanuel Reeser lid van de N.S.B. geworden. Geschorst als predikant door de synode en in 1932 door een gerechtelijke beslissing in verband met het schrijven van anonieme brieven aan diverse personen als predikant ontslagen, kon verd.niet meer als spreker optreden. 
Hierdoor zocht verd. zijn heil bij de Nationaal Socialistische beweging, en heeft daar de gelegenheid gekregen om te werken en te spreken. Dat hij zich voor de beweging nog al druk gemaakt heeft blijkt wel uit het lidmaatschap van vele mantelorganisatie’s. 
Wij noemen slechts de N.V.D., het Nationaal Socialistische studentenfront, het opvoedersgilde, de nationale omroep en de nationale jeugdstorm. 
Begunstigend lid der SS was verd.geworden, omdat deze de strijd aangebonden had tegen het communisme. 
Verd.trad verder op als landelijk spreker, vormingsleider, chef van de dienst kadervorming en gemachtigde van de commissaris voor niet commerciele verenigingen en stichtingen. 
Vova, Nat.Dagblad, Gelre, Ontwaken Volk, de Zwarte Soldaat, Storm en Estonieuws waren zijn voorlichtingbladen. Ook heeft verd.de gelofte van trouw aan Mussert afgelegd en de eedformule van trouw aan Adolf Hitler ondertekend. 

Wat de inzegeningen van huwelijken van N.S.B.-ers betreft, welke door andere geestelijken waren geweigerd te verrichten, verklaarde verd. dat deze huwelijken op de normale wijze voltrokken waren, in bijzijn van Kerkeraad en in de kerk. 
Het tribunaal verklaarde dit punt van de dagvaarding dan ook als vervallen, evenals zijn ten lastelegging; als zou hij het kaderkamp te Lunteren hebben bijgewoond, wat hij pertinent ontkende en overleg gepleegd zou hebben met vooraanstaande leden van de N.S.B. om te komen tot de oprichting van een Nederlandse Volkskerk; ook dit verklaarde hij nooit gedaan te hebben. 

De anthraciet verklaarde verd.had hij niet gekregen in zijn kwaliteit van N.S.B-er, maar als goede buur van de rijksduitser Oening. Wel had de kreisleiter der N.S.D.A.P. hem toegestaan om op het electrische net aangesloten te mogen blijven, doch dit in verband met zijn drukke werkzaamheden. 

Verd.gaf toe aan de plv.leider van Geelkerken en de kringleider Nijdeken verzocht te hebben om het baantje van wethouder van Winterswijk. Dit had hij gedaan om een baan, daar hij al de redevoeringen gratis deed.
Verd. voelde zoch overal uitgestoten. De pres. achtte het een geluk dat dit baantje niet was doorgegaan, wijl verd.anders nog meer Nat.Socialistische politiek in Winterswijk gebracht zou hebben. Toen besch. daarop zeide dat hij geen verstand van politiek had, liet de pres. hem voelen dat hij daar niets van geloofde. 

Geldelijke bijdragen verleende hij aan het huizen en propagandafonds, het vierduitenfonds, frontzorg, het bouwplan Lunteren en het Winterhilfswerk des deutchen Volkes. 
De razzia na de dienst in de Ger.Kerk te Aalten, op een zondag, waarbij besch. de organist, de Winterswijker J.Geurkink zou hebben verraden, vormde daarna een uitvoerig punt van bespreking. 
Besch.zou daarbij aan de politieagent v.d. Swart op het bureau te Winterswijk hebben medegedeeld, dat genoemde Geurkink, die een onderduiker was, zich daar bevond. Toen besch.echter bemerkte dat de agent hier niet op reageerde, zou hij zich tot kapitein Feberwee gewend hebben. De president noemde het een geluk voor besch, dat de agent kans gezien had G. nog bijtijds te waarschuwen. Besch,verweerde zich met zulks loslippigheid te noemen, doch de preisdent vond, dat hij geweten moet hebben bij kapitein Feberwee dan wel aan het verkeerde adres geweest te zijn. 

Op een vraag van de president, hoe hij er toch toe was gekomen om zich te gaan oefenen in het pistoolschieten antwoordde verdachte dat er destijds veel aanslagen werden gepleegd en besch. ook was gewaarschuwd. Dikwijls keerde hij des nachts per rijwiel terug van vormingsavonden en er liepen vaak verdachte personen om zijn huis. 

Veel manuscripten heeft verdacht geleverd voor de Nationale Omroep, waaraan hij dan ook f 4000,– verdiende. Door de commissaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten werd hij benoemd tot beoordelaar van boeken en manuscripten. 

In 1942 stelde hij in opdracht van burgemeester Dr.Bos in de openbare leeszaal een onderzoek in of de na 10 mei 1940 aangeschafte boeken al of niet een nationaal socialistische tendens hadden.

President en ook de andere tribunaalleden wezen besch.er op dat hij door zijn gedrag veel zwakkelingen aan de verkeerde kant heeft gebracht, hetgeen besch.toegaf. Het was, aldus besch. echter steeds zijn bedoeling geweest, de mensen op een geestelijk hoger niveau te brengen en dat hij zich met hand en tand verzet zou hebben tegen alles wat er zich in de concentratiekampen had afgespeeld, wanneer hij dit geweten had.

De verdediger. Mr.Hogerzeil uit Zutphen schetste besch. als een gebroken man en verzocht het tribunaal deze man niet de gelegenheid te ontnemen ooit nog weer predikant te kunnen worden. De publieke belangstelling wijtte spr. aan de destijds nogal geruchtmakende anonieme briefschrijverij, waaraan besch. ook blijkens meningen van hogere ambtenaren van het gerecht onschuldig ts geweest. Besch. heeft inmiddels veel geleerd en spr. hoopte dan ook dat de onvoorwaardelijke straf tot een minimum teruggebracht zou worden. 

Het tribunaal legde hem een internering op voor de tijd van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, ontzette hem uit de kiesrechten en verklaarde f 2000,– van zijn vermogen en zijn radio verbeurd.


Landwachtonderofficier J.ter H.voor Rechtbank

29 SEPTEMBER 1947

Landwachtofficier J.t.H. voor het Bijzonder Hof 
Eis: 8 jaar Rijkswerkinrichting met aftrek voorarrest. 

Geheel ten voeten uit verscheen de figuur J.t. H niet voor de ogen van de leden van het Arnhemse Bijzondere Gerechtshof, waarvoor hij zich vrijdagmiddag had te verantwoorden, want veel van zijn antecedenten liet het hof rusten. 

De openbare aanklager had genoegen genomen met een kleine bloemlezing uit t..H.’s onvaderlands gedrag, maar dat was voldoende om deze figuur in al zijn onfrisheid te tekenen. 
Een groot man is J.t.H. evenwel niet geweest bij NSB en Landwacht, dat bleek ook, ondanks het feit dat hij bij de onsympathieke Landwachtersorganisatie nog wel de rol van “onderschaarleider” speelde. 
Hij was en bleef, zoals zijn verdediger uitdrukte, geen NSB-er ……..
Overigens een gevaarlijk meeloper, want vaak kon men t.H. vinden onder de landwachters, die onder Poelman of onder de ongure Doesburgse Heshusius zich telkenmale opmaakte om schrik en ongeluk te brengen onder de ingezetenenen van Winterswijk en wijde omgeving. 
Huiszoekingen, met name jodenjacht waren de karweitjes, waarvoor t.H.werd uitverkoren door zijn commandanten. Het waren dan ook dit soort zaken, gepaard gaande aan arrestatie, welke de dagvaarding uitmaakten. 

Hoe het bij Rougoor toeging. 
Op 22 aug.1944 verscheen t.H. met 4 andere landwachters op het erf van de landbouwer H.Rougoor te Sinderen. Rougoor zelf vertelde het Hof daarover. 
“Poelman informeerde waar ik de Joden verborgen had: hij noemde die bij naam en toen ik ontkende iets van deze Joden af te weten, sloeg Poelman mij tot ik bewusteloos werd, aldus deze getuige, die op de vraag van de President, mr.Baron de Vos van Steenwijk, of hij zeker weet of H. bij deze onvriendelijke visite is geweest, eerst een onzeker antwoord gaf. 
Maar toen hij t.H. in het verdachtenbankje eens nader bekeek tot de conclusie kwam dat t.H. er bij was. 
“Hij stond voor het varkenshuisje. Ja, nu herinner ik het mij”, zeide Rougoor. 
Maar wat t.H. precies uitvoerde kon getuige zich niet meer herinneren, 

t.H. beweerde dat hij was weggelopen van zijn post bij het huis omdat Poelman en de anderen er zo’n rauwe vertoning van hadden gemaakt bij Rougoor. Overigens had hij niet geweten dat het bij deze huiszoeking om Joden ging: daarvan had Poelman hem niets verteld. De President informeerde bij getuige Rougoor nader of t.H. in het huis was geweest. 
Getuige: “Zover ik weet niet. Ik kreeg de indruk dat t.H. naast de woning op wacht stond.”
President: “Waar zaten de Joden verborgen. Hadden ze een goede plaats?” 
Getuige: “Ja, in het hooi, boven de mestvaalt. Ze hebben de Joden niet gevonden.”
President: “Weet u zeker dat het de landwachters om de Joden te doen was?” 
Getuige: “Ja, ze zeiden: Hier zitten Dina van Gelder en haar 5-jarig dochtertje, die moeten we hebben.” 

Toen getuige een ontkennend antwoord gaf, waren de landwachters erg hardhandig opegtreden. Niet alleen getuige maar ook diens zoon en dochter waren mishandeld of op ergelijke manier gedreigd. 

Daarover gaf t.H., hierna verhoord, nadere bijzonderheden toen hij herhaalde dat hij uit protest tegen de mishandelingen van het huis was weggelopen naar de auto, welke een eindje verder stond. 
“Ik zag dat B. (een collega-landwachter) met het meisje uit Rougoor’s huis kwam” , vertelde t.H,
“Het meisje was geblinddoekt. B. ging hardop tellen en schoot toen in de lucht om het meisje schrik aan te jagen….
Later zag ik Rougoor op een ladder naar buiten dragen, bewusteloos was hij.  Dat vond ik dat te ver ging”., beeindigd t.H. dit deel van zijn verhaal. 

Arrestatie van gijzelaars
Het tweede deel van de dagvaarding betrof de medewerking van t.H. aan de arrestatie van ’t schoolhoofd G.J.Meinen en de manufacturier W.Wolterink, die beide op de Markt woonden. De twee heren zijn met nog 26 anderen in de nacht van 25 op 26 september 1944 van hun bed gelicht, naar de kegelbanen van Hotel “Boer Balink” gebracht en vandaar als gijzelaars naar Aalten getransporteerd.  
Een dag of veertien hebben deze gijzelaars bij Zevenaar graafwerk voor de moffen moeten verrichten, waarna zij huiswaarts konden gaan onder de mededeling dat zij met hun leven borg waren voor het gedrag van de Winterswijkse bevolking. 
Getuige Meinen schtetste de arrestatie in korte trekken voor het Hof.
t.H. is ook in zijn woning geweest, maar gedroeg zich kalm, al was overigens het gedrag van de landwachters onfatsoenlijk. Een hunner liep zelfs  naar de slaapkamer mee. 
Verdachtes raadsman vroeg getuige of deze de indruk had dat t.H. wist waarom getuige mee moest naar “Boer Balink”? 
“Getuige kon dat niet zeggen. Zijn vrouw had aan de landwachters wel wat gevraagd maar verder dan een geruststellend antwoord dat de gearresteerde wel spoedig terug zou komen, was er niet gegeven.”

Verdachte: “Ik wist niet dat het om gijzelaars ging. Had ik dat vooruit geweten, dan had ik mij teruggetrokken, want ik was principieel tegenstander van het arresteren van gijzelaars……
Procureur-Fiscaal: “Maar u wist toch drommels goed dat ’t verrichten van landwachtersdiensten hulp aan de vijand was?”
Verdachte: “Pas later besefte ik dat, vandaar dat ik mij toen direct heb laten afkeuren.”
Ook getuige Wolterink verklaarde dat t.H. zich kalm bij de arrestatie heeft gedragen. 

Ook in Aalten op de Jodenjacht. 
Iets dergelijks vertelde de 58-jarige Aaltense metselaar B.K.Rots, die op 21 augustus 1944 visite van een landwachtersbende heeft gehad. 
Enige landwachters kwamen plotseling door de tuindeuren naar binnen stappen, Het was hun om de drie Joden te doen. 
En Rots verborg: Abr.van Gelder, diens vrouw en de vrouw van S.van Gelder.
Hoewel de Joden goed verborgen zaten onder een kast boven de schuifdeuren, was de schuilplaats ontdekt, omdat een plankje niet goed was gelegd, De Joden zijn meegenomen en nimmer heeft men meer iets van hen gehoord. Ook bij deze arrestatie – t.H. kwam pas nadat de Joden ontdekt waren het huis binnen – had verdachte zich rustig gedragen. 
“Een grote verantwoordelijkheid voor de dood van de drie Joden rust op uw hoofd” vermaande een der raadsheren, 

t.H. voelde dat niet zo aan. Verantwoordelijk voor deze arrestatie was volgens hem zekere D, die gearresteerd was door de landwacht wegens zwarte handel en die zich wilde vrijkopen door Joden te verraden. De commandant had verdachte niets van te voren verteld en hem alleen opgedragen om D. , die mee genomen was naar Rots huis te bewaken, 

Heel oppervlakkig nam de President even ’t dossier t.H. verder door. 
Er staan nog meer assistenties bij arrestaties in zijn staat van dienst bij de NSB, waarvan hij al in 1935 lid werd, de nationaal socialistische opvoeding van zijn twee dochters. 
Bij de landwacht was hij fourier en had de rang van onderschaarleider. Bij de NSB  ging hij omdat zijn zaak slecht rendeerde. Toen hij lid der NSB  was geworden, was het beter gegaan, omdat verscheidene NSB-ers klant waren geworden.

President: “Als ik het dossier zo bekijk, dan blijkt dat u de hele oorlog door aan de zijde van de vijand stond  en overal aan hebt meegedaan”. 

“Ik erken fout te zijn geweest”, besloot verdachte. Uit het kamp kwamen goede rapporten en zelfs is er een advies om t.H al dan niet voorwaardelijk in vrijheid te stellen. 
“Daarvoor voel ik niet veel, want u hebt erge dingen gedaan, al was u niet de ergerlijkste landwachter” vond de President. 
De Procureur-Fiscaal zeide dat t.H. als landwachter ongunstig bekend stond, al dee t.H. niet mee aan de mishandelingen e.d. 
Toch nam hij ook deel aan het terroriseren van medemensen en arrestaties. 
Acht jaar Rijkswerkinrichting met aftrek van het voorarrest was de eis. 
Mr. Schadd uit Arnhem, die t.H. verdedigde vroeg een milder oordeel. Dit was geen “zware” landwachter, zoals de proc.-fiscaal verdachte schetste. Pl. wees er op, dat enige kornuiten van t.H. voor de Tribunalen terecht hebben gestaan -B. b.v.kreeg 4 jaar – en was van mening dat een zekere willekeurigheid kenbaar wordt bij de verdeling van landwachters over Hof en Tribunaal. 
Over twee weken zal het Hof sententie doen. Blz.345


Als 15-jarige bij de Landwacht

06 OKTOBER 1947

Als 15-jarige kwajongen kwam H. bij de Landwacht

Vijftien jaar was J.H. uit Winterswijk in Juli 1944 toen hij tot het misdadige gilde van de Landwacht toetrad. Hij gedroeg zich niet opvallend slecht, maar een enkele keer kreeg hij de terroristische mentaliteit van zijn bende genoten te pakken. Wat dat bertreft trof de Winterswijkse steenhouwer Jan Greven het niet. Die had al eens kennis met deze H. gemaakt bij Zevenaar toen daar een gracht voor de moffen gegraven werd en hij zich bij een luchtaanval “drukte” van het onsympathieke werk. 
H.Jr. stond toen dreigend tegenover hem met een geweer. Een paar dagen later troffen beiden elkaar weer in Winterswijk. Het was omstreeks “Dolle Dinsdag” en Greven was over de vlotte gang van zaken bij de geallieerden zo in zijn nopjes, dat hij de jonge landwachter grijzend voorbij fietste. Die hield hem aan. Dat ging niet vlot, maar op de Misterweg stopte Greven toch. Er volgde een bevel om mee te gaan naar de landwachtcommandant, daarvoor voelde Greven niet veel, maar hij zei tenslotte: “Vooruit, dan maar…..”  en stapte op de fiets, om het volgende ogenblik om een hoek van de straat te verdwijnen. H. Jr. knalde er direct op los, maar raakte niets, en een volgende kogel ketste .
Zo ontkwam Greven en nu stond J.H. heel timide en onder een hoedje te vangen voor zijn rechters.
De jonge verdachte was ijverig in zijn bekentenissen. Natuurlijk wist hij dat Nederland in oorlog was met Duitsland in 1944 en ook wist hij dat de landwacht in dienst van de vijand stond. De schieterij erkende hij ook en zelfs gaf hij toe dat het zijn bedoeling is gweest Greven te raken… 
“Had je dan iets tegen Greven?” , vroeg de President.
Öch nee, ik kende hen niet”, antwoorrdde verdachte en Greven zelf, als getuige gehoord, bevestigde dat hij niet de indruk had dat H. hem had herkend toen hij voorbij fietste. 

“Maar waarom schiet je dan op iemand waartegen je niets hebt?” wilde de proc-fiscaal weten. 
Een poos draaide H.Jr. er om heen, tot aarzelend de bekentenis kwam dat hij een beetje bang was als hij niets deed dat zijn kornuiten van de Landwacht hem zouden uitlachen ……..

Greven vertelde dat hij eerst van plan was om H. op een stille weg te lokken en hem het geweer af te nemen. 
“Ik had daarvoor kans genoeg, want de jongen sprong er onhandig mee om”, vertelde de getuige. 
Meer op aandringen van omstanders had hij gezegd dat hij mee naar het landwachtbureau zou gaan en de eerste de beste kans gegrepen om de benen te nemen. 

Bij de aanhouding viel het woord “fietsendief” uit Grevens mond. 
Aanvankelijk gebruikte verdachte dat als reden voor de aanhouding, maar volgens getuige werd dat woord pas gebruikt na de aanhouding, toen getuige op de nieuwe fiets van H. wijzend iets over fietsendieven had gemoppeld.
Thans was getuige overtuigd dat H. het niet zo erg gemeend had bij dit incident. 
“Och het is goed afgelopen voor mij en voor hem ook, heren”, besloot Greven zijn verhaal. Nadat nog de vrouw van Jansen was gehoord, die getuige was van het incident op de Misterweg en de commandant van “De Kemp” , waar H. nu opgenomen is, een gunstig licht op de jonge politieke delinquent had doen schijnen, nam de proc-fiscaal requisitoir, waarin hij uiteenzette dat deze jongen politiek verkeerd moest groeien, gezien het millieu en zijn Duitse schoolopleiding. 
Hij eiste 4,5 jaar gev.straf met aftrek van het voorarrest en vroeg het Hof de straf te doen executeren in het jeugdkamp de Eeze. 
Mr.Brinkert vroeg clementie voor de knaap, waarna het vonnis werd bepaald op 17 oktober a.s. 


Eis: 10 Jaar Werkinrichting

06 OKTOBER 1947

Eis: 10 Jaar RIjkswerkinrichting voor G.D. 

Och, het is het oude liedje, meneer de President met deze D., zo sprak de proc-fiscaal in zijn requisitoir – het begint bij NSB, dan WA en het eindigt bij de SS. 
Het betrof hier de zaak tegen de nu 30-jarige Winterswijker G.D. uit Henxel, die nu in een kamp in de mijnstreek werkt. 
Deze D.  probeerde voor het Hof nog ietwat manhaftig te doen, door zijn val tot de SS terug te brengen tot een gevolg van een dwangpositie, waarin hij zou hebben verkeerd. 
“Eerst weigerde ik om uit de WA naar de SS te gaan en dat vond de NSB-leiding niet goed, maar later toen er opnieuw druk werd uitgeoefend durfde ik niet meer weigeren en sloot mij bij de Landwacht Nederland, later landstorm en ten slotte SS, zo beweerde de verdachte, die verder nog zijn angst om buiten Nederland te moeten gaan werken bij een nieuwe weigering in het geding bracht. 

De President, mr.Eling Visser zag de zaak eenvoudiger: 
“U was toch in volle vrijheid bij de NSB en WA gegaan.Daar kon u toch weg wanneer u wilde? U zult bij het bepalen van uw keuze enig nadeel gevreesd hebben, zoals het ontberen van extra bonnen. Neen, ik zie er niets anders in dan een volkomen vrijwillig besluit van U” . 

D, die de eed op Hitler heeft afgelegd, was eerst Landstormgrenadier, vervolgens SS-Schutze en daarna SS-Sturmer. Hij streed aan het Albertkanaal, dus tegen de Irenbrigade concludeerde de proc-fiscaal. 
“Nee, zegt de verdachte, want toen dat bekend werd zijn wij teruggetrokken.

Steeds maar teruggetrokken beweert hij. Later is hij bij Tiel nog eens ingezet, maar tot vechten kwam het niet meer. 
D. erkent dat hij deelnam aan de bekende razzia in de N.O.-polder en ook geeft hij toe dat hij twee Amerikaanse piloten bij Winterswijk aan de politie heeft aangegeven, al heeft hij in dit drama geen hoofdrol gespeeld. 

10 jaar RWI met aftrek van voorarrest werd geeist. 
Mr. van Hoorn uit Lochem, die D. verdedigde, zag in de verdachte geen misdadiger, maar een misleide, die door zijn misleiders tot misdaden is gebracht, een grensbewoner met een nat-soc. vader, die een vooraanstaand NSB-er was en in zijn omgeving genoemd werd de ” Führer van Henxel”. 
Gelet op verdachtes geringe ontwikkeling en diens contact met Duitsers van het verkeerde slag vroeg pl.een clement vonnis. 
Uitspraak op 17 oktober .a.s 


Vier jaar voor G.J.

13 OKTOBER 1947

De ondernemer G.J. uit Winterswijk had zich reeds voor de oorlog als lid bij de N.S.B.aangesloten. 
Verder was verd.lid van de W.A. , waarbij hij de functie vervulde van wachtcommandant in de rang van wachtmeester. 
Later ging verd.over naar de motor W.A.  uit welker beweging hij uiteindelijk terecht kwam bij de beruchte verkeers- controledienst. 
In verband met zijn functie bij de V.C.D. vroeg verd.dan ook extra rantsoenen levensmiddelen aan. 
Zijn voorlichting vond hij in het Nat.Dagblad, VOVA en de Zwarte Soldaat, met welk laatste blad verd.ook colporteerde. 
In ’44 verrichtte hij als monteur diensten bij de N.V.D., later bij het Directoraat van Politie te Groningen en Amsterdam. 
Verd.nam verder deel aan de inbeslag neming van een auto bij J.B.Grobben en een motorrijwiel bij J.A.Nijenhuis te Winterswijk, ontkende echter een vrachtauto bij B.Mulder te Varsseveld in beslag genomen te hebben. 
Ook aan huiszoekingen heeft verd. veel deelgenomen, zo nam hij bij W. Duthler aan de Doetinchemse weg 100 pakjes shag in beslag en opereerde verder in Winterswijk, Varsseveld en Eibergen. 
Beklaagde moest toegeven dat hij bij de arrestatie van H. Baarschers, die in Duitsland was omgekomen, tegenwoordig was geweest. 
In November ’44 bedankte verd. voor alles, omdat hij niet langer aan de huiszoekingen en strooptochten van de V.C.D. wilde deelnemen.
Enkele huiszoekingen die door verd. ontkend werden, verklaarde het tribunaal voor vervallen, doch legde hem een internering op van 4 jaar met aftrek van voorinternering, zodat verd. vrijkomt op 12 mei 1949. 
Verder werd verd. uit de kiesrechten ontzet en werd zijn radio verbeurd verklaard. 


Vader en Zoon voor het Gerecht

22 OKTOBER 1947

Vader en Zoon voor het hekje

vader en zoon S. uit Winterswijk hadden zich samen te verantwoorden hoe zij er toe gekomen waren 2 Amerikaanse piloten aan de Winterswijkse politie over te leveren. 
Men had hier meer te doen met een kwestie van angst dan van verraad. 
2 Onbekende personen, die bij G,S, destijds waren aangekomen en die verd. niet kon verstaan – had hij van eten voorzien. 
Uit angst voor de NSB-er D: “de Führer van Henxel” stuurde hij zijn zoon naar deze toe, om hem te vertellen dat zich bij hem thuis twee personen ophielden, die zij niet konden verstaan. D. zelf heeft deze personen gearresteerd en aan de politie te Winterswijk overgegeven. 
De raadsman van verdachten Mr.Voornink pleitte voor vervallenverklaring van de ten lastelegging, daar hier slechts sprake was geweest van angst en overmacht. Rekening houdende met de omstandigheden legde het Tribunaal hen een internering op gelijk aan de tijd in voorinternering doorgebracht.  



J.P.voor zijn rechters

29 OKTOBER 1947

Uitspraak: 3 jaar en 9 maanden, plus f 500,– boete. 

J.P. uit Winterswijk was tot medio 1943 lid van de N.S.B. geweest en had toen voor de beweging bedankt. Verder had verd. zich aangesloten bij de N.V.D., Front Nering en Ambacht, het Nederl. Middenstandsfront en het Nederl.Boerenfront.
Verd. had zijn minderjarige zoon B. op de Duitse school te Winterswijk geplaatst, had een abonnement op Vova en was werkzaam geweest als inkoper voor de deutsche Eisenbahn te Essen. Dat hij voor de deutsche Wehrmacht inkocht, ontkende verd., wat dan ook vervallen werd verklaard. 
In september 1943 deelde verd. schriftelijk aan de districtsleider Borggeve mede, dat er een zwendel en verkoop plaats zou hebben gevonden tussen I.de Leeuw en de landbouwers Geurkink en Droppers. 
Verd.bekende omgang te hebben gehad met de chef van de Gestapo H.Berke uit Borken, met deze persoon had verd. reeds voor de oorlog zaken gedaan, tijdens de bezetting kwam deze nog veel bij hem en bracht dan vrienden – ook SSérs, o.a. de Oberleutnant Mercker, de SS-Obersturmführer E.Knopp en de Rijksduitser F.Oening mede. Door bemiddeling van deze personen dreef verd.handel in bontmantels in Nederland en Duitsland. 
Een aan I.de Leeuw te Winterswijk behorende woning had verd. door bemiddeling van de A.N.B.O. gekocht. Verd.had in de oorlog heel veel geld verdiend, doch was dit grotendeels weer kwijt, doordat hij het in waardeloze goederen had belegd. 
Het Tribunaal legde hem een internering op voor de tijd van 3 jaar en 9 maanden, waarvan het laatste jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar, onzette hem verder uit de kiesrechten en verklaarde f 5000,– van zijn vermogen verbeurd. 

Veroordeling J.H.te W., manufacturier

04 NOVEMBER 1947

IN TWEEDE INSTANTIE DEZELFDE INTERNERING.
Voor de tweede keer had zich te verantwoorden Jan Hendrik te Wieske, manufacturier te Winterswijk, thans gedetineerd te Vught, die in de zitting van 19 Maart 1947 werd veroordeeld tot 4,5 jaar internering.
Beschuldigde bleef bij zijn verklaringen, afgelegd in genoemde zitting en merkte op, dat hij wel had deelgenomen aan de arrestatie van meerdere personen te Neede, maar geen Joden aan de SD te Enschede had uitgeleverd. Dit punt der tenlastelegging werd door het Tribunaal vervallen verklaard. Mr. Voorink trad als verdediger op. De uitspraak luidde: Internering voor de tijd van 4,5 jaar (dezelfdE internering als de eerste veroordeling.

Vier jaar voor Winterswijker, J.D. B.

04 NOVEMBER 1947

De 41-jarige Jan Derk Bennink, wegenbouwer te Winterswijk, thans gedet. in Westvaart (N.O.-Polder), werden in de dagvaarding verschillende lidmaatschappen van nationaal-socialistische organisaties ten laste gelegd.
Voorts meldde hij zich voor de vrijwillige hulppolitie, de Wach- en Schutz-dienst en de Landstorm Nederland. Hij nam deel aan het overbrengen van twee transporten onderduikers naar Vreden; aan een vordering van dekens, o.a. bij Wijma, Javastr. te Winterswijk; aan controle op persoonsbewijzen; aan huiszoekingen bij de wed. Klumpers te Eibergen, C. Trip en J van Dijk, beiden te Winterswijk; aan een poging tot arrestatie van Mekking te Winterswijk; aan de arrestatie van onderduikers o.a. Th. Jansen te Eibergen, een bij B. Vossenberg te Winterswijk ondergedoken Belg, J. W Hulst, J. Lamers, J.te Pas, L. Voskuil en H Mors, allen te Winterswijk en P. J. Koppen en G. ter Avest, beiden wachtmeester bij de rijkspolitie te Eibergen.
Na het pleidooi van Mr J. Voorink luidde de uitspraak: Internering voor de tijd van 4 Jaar met aftrek; ontz. uit de kiesrechten.


H.S.voor het hekje

17 NOVEMBER 1947

Brigadier S. voor het hekje

Als politieman had H.S. uit Amersfoort, eertijds Birgadecommandant te Winterwijk en later Groepscommandant te Hummelo en Keppel, een zeer slechte beurt gemaakt. 
Hij was geen lid geweest van de N.S.B., maar zijn daden kunnen met de ergste van die der landwacht vergeleken worden. Van twee mantelorganisaties was hij lid geweest, n.l. van het Rechtsfront en van de N.V.D. 
Hij had het initiatief genomen tot of medewerking verleend aan de arrestatie van Jhr.Beelaerts van Blokland, Dhr.Westerbeek van Eerten uit Hummelo, terwijl mede door zijn toedoen een twintigtal Joden, die zich in een hut in het Korenburgerveen verscholen hadden te Winterswijk gearresteerd waren. Het is onbegrijpelijk dat deze man momenteel vrij rondloopt. 
Evenmin is het haast te geloven dat deze man voor 1940 voor de Nederlandse regering in Duitsland spionnagediensten heeft verricht. Als laatste punt vermeldde zijn dagvaarding dat hij getracht had bezwarend materiaal te verzamelen tegen de illegale werker E, van Zadelhoff en de plaatsvervanger van Ds.Goedhart, beide te Hummelo. Ook was door hem een gearresteerde Jood verhoord en weggevoerd. 
Over 14 dgn.zal het tribunaal in deze zaak uitspraak doen. 


J.H. 2,5 jaar voor SS-er

31 DECEMBER 1947

2,5 Jaar voor SS-er

Daar de 29-jarige J.H.uit Winterswijk aldaar niet genoeg verdiende, ging hij vrijwillig als grensganger in Stadlohn werken, doch kwam na enige tijd toch weer bij zijn oude firma terecht. In 1942 werd hij met andere personen naar Duitsland gezonden, doch hiermde kon verd. zich niet verenigen en vluchtte. Doch na een tijd ondergedoken te zijn geweest te Groenlo en Meddo gaf hij aan een oproep gehoor en vertrok naar Obendorf in Duitsland, waar hij typhus opliep. Na zijn herstel werkte hij maar een gedeelte van de dag, de resterende tijd gebruikte hij om levensmiddelenbonnen voor zijn kameraden op te scharrelen. Doch toen de gestapo hier achter keek werd hij gearresteerd en gedreigd met opzending naar een Straflager, tenzij hij tekende voor de waffen SS, wat hij dan ook deed. Na te Stuttgart goedgekeurd te zijn werd hij te werk gesteld bij de Landwirtschaft van de SS, doch toen deze werkzaamheden af waren, moest hij een SS opleiding volgen. Op 5 December wist hij hierbij met 2 Hollanders te ontsnappen en de volgende dag werd hij reeds gepakt en veroordeeld wegens vluchten tot 2 jaar SS Straflager, uit welke gevangenschap hij op 20 april ’45 door de Amerikanen werd bevrijd. 
Het tribunaal legde hem een internering op van 2,5 jaar met aftrek van voorarrest en ontzette hem tevens uit de kiesrechten. 


J.W. voor Rechtbank

03 MAART 1948

De Winterswijker J.W. was na de inval van de Duitsers al weldra naar de verkeerde kant overgeheld. Economisch ging zijn pad niet over rozen en wat kon hij beter doen, dan het risico nemen, dat de N.S.B. hem een zonniger toekomst zou brengen? 
De zon is voor W. evenwel slechts tijdelijk geweest, want thans in de zitting van het Tribunaal te Zutphen kwam zijn schaduwzijde overduidelijk naar voren. 
De dagvaarding vermeldde zo onder meer deelname aan de parade van de W.A., het tegenwoordig zijn bij de installatie van de N.S.B.-burgemeester van Winterswijk, lidmaatschap van de hulplandwacht en voorts zijn actief deelnemen aan arrestaties, huiszoekingen en meer van dergelijk fraais. 
De President van het Tribunaal heeft zich enige tijd met W. bezig gehouden over deze bedenkelijke manipulaties en kwam tot de slotconclusie, dat W. zich feitelijk geheel in dienst van de vijand heeft gesteld, toen het goede Nederlandse publiek onder de knoet zat. 
Nadat mr.Voorink uit Winterswijk in zijn pleidooi de goede eigenschappen van beschuldigde naar voren had gebracht en op een clemente straf had aangedrongen, besloot het Tribunaal om deze foute Winterswijker nog kamp-bewoner te laten tot 14 October 1948. 
Voorts werden hem de kiesrechten ontnomen. 


Tien jaar geeist tegen H.D.

19 MAART 1948

Tien jeer geëist tegen H.D.
Een doorgefourneerde moffenknecht. 

Voor het Arnhemse Bijzondere Hof stond de 45-jarige H.D. uit Winterswijk terecht.
Het was ondoenlijk alles te onderzoeken waarin D. de hand heeft gehad. Hij heeft onnoemelijk meer gedaan dan wat er aan het licht is gekomen, iets dat mede het gevolg is, doordat zijn plaatsgenoten rekenen dat alles wat hun door hem is aangedaan, bekend is. Hij was een doorgefourneerde Moffenknecht en als hij spoedig op vrije voeten zou komen, dan kwamen er ongetwijfeld represailles van de zijde der Winterswijkse bevolking, was het eerste wat D. kreeg te horen. 

De enige reactie van verdachte was een mopperend: “Dat is niet waar. Ik durf best alleen door Winterswijk te lopen.”
President Mr.Eling Bisscher: 
“Zo durft u dat. Ik heb anders verklaringen hier volgens welke het niet raadzaam is, wanneer u dat zou doen”. 

D. trad, vrijwel onmiddelijk na de oprichting tot de Landwacht toe en het was voornamelijk met zijn kameraad K.P.  dat hij erop uittrok en Winterswijk en omgeving onveilig maakt. 
Uit de lange lijst van boerderijen, waar hij op zoek naar onderduikers huiszoekingen deed had de proc.-fiscaal er drie uitgekozen en die in de dagvaarding vermeld. Bij die huiszoekingen ging het in de regel nogal ruw toe,.
D. schopte en sloeg veel en ontzag zich niet kleine kinderen toe te schreeuwen om uit hun de gegevens te weten te komen die hij niet van de ouders kreeg. 
En daarbij dreigde hij alles en iedereen met zijn geweer. Soms maakte hij daar gebruik van, zoals in Dec. ’44 in het geval waarvan getuige Ansink vertelde en waarbij hij een keer of drie op een vluchtende onderduiker schoot, totdat deze bleef staan. 

Verdachte: “Dat zal heel anders in elkaar. Ik wilde P. waarschuwen dat ik niets had gevonden en terug wilde gaan. Daarom schoot ik, zoals we hadden afgesproken tweemaal in de lucht en toen kwamen die onderduikers voor de dag, maar eerder had ik ze niet gezien en ik schrok er dan ook van. “
Intussen leren de diverse getuigenverklaringen wel anders en het is niet anders dan met een grote korrel zout dat het Hof verd.’s verklaringen aanvaardt. 
De adv-fiscaal, mr. Huber drukte duidelijk zijn ongeloof uit over de praatjes van D. en overigens had hij het niet moeilijk het bewijs in de ten laste gelegde gevallen te leveren. 
Mr. Huber noemde D. een genadeloos jager op mensenwild en ’n misdadiger van de bovenste plank en omdat de gevolgen van verd.daden niet zo bijzonder erg zijn, wilde hij niet een zeer zware straf vragen en requireerde tot tien jaar gevangenisstraf met aftrek. 
Uitspraak over veertien dagen. 


W.v.K. voor Bijz.Gerechtshof

14 MEI 1948

Handlanger door dik en dun
Eis: 8 jaar gevangenisstraf 

Op 4 Februari 1943 stond de uit Arnhem geboortige W.v.K. , op het evacuatiebureau in het gemeentehuis van Winterswijk de orde te bewaren. Hij was niet zo erg best te spreken. Stalingrad was pas gevallen en voor iemand die met hart en ziel, handlanger van de vijand was geworden, wat dat nu niet bepaald opwekkend nieuws. 
Van K. vond dan ook, dat er alle reden was voor rouw, zoals officieel van Berlijn uit bevolen was. 
De hoofdonderwijzer, de heer J.B.Wilterdink, op bezoek op het evacuatiebureau, rouwde ook. Maar op zijn manier. 
Hij streek zich lachend met de hand langs de kin en sprak tot de overige bezoekers, op meesmuilende toon: ‘We moeten rouwen, he!’
Dit gebrek aan medeleven was te veel voor v.K. 
Hij stelde zich meteen in verbinding met de burgemeester, dr. Bos, en hoewel deze thans ontkende, was het gevolg toch, dat de heer Wilterdink door diens of door toedoen van corpschef Feberwee, werd opgepakt en naar Vught en Dachau overgebracht, waar hij eerst na 28 maanden door de Amerikanen uit de gevangenschap werd bevrijd.

“Een echte brute moffenknecht, dat was je”, zegt de president van het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem, tot v.K. 
“Een actieve landverrader, bereid, om alles was de vijand van hem verlangde, te doen”., vulde de procureur-fiscaal dit weinig vleiende oordeel aan. 
En dit oordeel was allerminst op losse schroeven gebaseerd. Eens hoorde hij een jongen het wijsje “die kleine schildersjongen” op zijn mondharmonica spelen. Hij nam het kind terstond zijn speeltuig af. 
“Toen hij mijn oudste zoon, die was ondergedoken, niet kon vinden, arresteerde hij mij en mijn jongste zoon”, vertelde de heer L.Gijsbers, als getuige. 
Deze jongste zoon was 15 jaar. Als gevolg van deze arrestatie heeft het kind 23 weken in het ziekenhuis gelegen en ondervindt het nu nog de gevolgen ener hartvergroting, welke de jongen elke lichamelijke inspanning belet. 
De landbouwer Esselink kon zijn persoonsbewijs niet snel genoeg tonen. Hij werd met een gummiknuppel afgeranseld, en moest drie dagen het bed in. 
En passant bracht v.K. van deze controle-bezoeken in het kader van de arbeidsinzet, spek, worst, ook een fiets mee. 
Soms waren er drinkgelagen met Duitse vrouwen. 

Alles even fraai en verheffend…..
Ik vraag acht jaar, zegt de procureur-fiscaal, met aftrek en ontzetting uit de kiesrechten voor ’t leven. 


Thans 6 jaar voor P.

21 MEI 1948

Thans 6 jaar voor P. 

Het Tribunaal te Zutphen behandelde woensdagmiddag wederom zaken op welker eerste uitspraak het fiat executie geweigerd werd.
Als eerste stond terecht de Winterswijkse fabrieksarbeider G.P., die indertijd veroordeeld was tot 5 1/2 jaar internering. P. had in de bezettingsjaren belangrijke bijdragen geleverd aan de Duitse bezetters. o.a. had hij vrijwillig in Duitsland gewerkt en als landwachter deel genomen aan huiszoekingen en arrestaties. 
Dat hij hierbij niet altijd zachtzinnig te werk was gegaan bleek o.a. uit het feit, dat hij zijn arrestanten geschopt en geslagen had. 
Tijdens de zitting werd hoofdzakelijk aandacht geschonken aan de kwestie of P. geschoten zou hebben op een aantal onderduikers. P. zelf ontkende dit ten stelligste doch hiertegenover stond o.a. een verklaring van Tilleman Sr., die verklaarde dat P. wel geschoten zou hebben. 
Het Tribunaal achtte het feit bewezen en verlengde de internering met een half jaar, zodat P. thans eerst op 7 mei 1951 in vrijheid gesteld zal worden. 

H.J.L. uit Winterswijk was in 1940 19 jaar oud toen hij toetrad als lid van de N.S.B.  Spoedig liep hij in het gareel mede en op verschillende manieren toonde hij zich ’n slecht vaderlander. L. volgde een SS  opleiding, maar ging niet naar het front, zoals zijn oudere broer. Wel ging hij deelnemen aan razzia’s die de landwacht organiseerde. Intens gemeen noemde de president mr.Wildevanck de Blecourt het feit dat L. in gezelschap van de beruchte landwachter de B. zich bij de directeur van de Rekkense inrichting had voorgedaan als onderduikers, terwijl hij de opzet had in deze inrichting onderduikers op te sporen. Voor deze gedragingen was aan L. een internering opgelegd van 4 1/2 jaar. Het Tribunaal was van mening, dat in dit geval een zwaardere straf op zijn plaats zou wezen, doch wilde rekening houden met de jeugd van heschuldigde. 
Tevens nam het Tirbunaal in aanmerking dat L. onder invloed heeft gestaan van zijn oudere broer en de Landwachter de B. De internering bleef gehandhaafd op 4 1/2 jaar.  (blz.358)


K.en B. voor Tribunaal

24 MEI 1948

Voor de Apeldoornse Kamer van het Tribunaal te Zutphen had zich te verantwoorden de Winterswijkse landbouwer J.J.K.
K. bleek voort te komen uit een gezin, waar het Nationaal-Socialisme de boventoon voerde. Op 18-jarige leeftijd kwam ook deze zoon van het geslacht K. bij de Beweging en wist weldra tot blokleider te promoveren. Patrouille- en bewakingsdiensten behoorden ook tot zijn werkzaamheden, kortom, K. bewandelde volkomen het slechte pad, hetgeen des te meer tot uitdrukking komt, als men weet dat hij zich ook onledig hield met de jacht op onderduikers, waarvan er een in zijn handen viel. 
K. is reeds in April 1947 uit de internering ontslagen. De maatregel van het Tribunaal luidde: 2 jaar internering onvoorwaardelijk en 3 jaar voorwaardelijk met een proeftijd, waarbij toezicht op hem zal worden uitgeoefend. Bovendien werd hem een verbeurdverklaring van f 280 van zijn vermogen opgelegd, terwijl hij beide kiesrechten verloor. 

Th.M.B, wonende te Winterswijk, stond voor het Tribunaal te Zutphen terecht. Hij was vrijwillig Hopman bij de Arbeidsdienst geweest, vertrok met het Oost-korps naar Polen, werkte in dienst van de O.T., werd Detachements-Commandant bij de Arbeidsdienst te Amerongen enz. 
Toch was .B. werk niet zodanig politiek ingesteld, dat hij het vertrouwen genoot van de Oostelijke naburen, want hij kreeg voor zijn misdragingen tegen de Duitsers zelfs een Tuchthuisstraf en bij de bevrijding van ons land verbleef B. nog in een Tuchthuis. Het Tribunaal woog het voor en het tegen van deze delinquent tegen elkaar af en kwam tot de slotsom, dat een gedeelte van de beschuldiging vervallen dient te worden verklaard, terwijl hij voor de rest een interneringsstraf opgelegd kreeg, welke gelijk is aan de reeds ondergane internering, bovendien kreeg hij nog een voorwaardelijke straf toegemeten, met een proeftijd van 2 jaar en ondertoezichtstelling, ontzetting uit de beide kiesrechten, terwijl hem het verbod werd opgelegd, om nog weer bij de gewapende macht te dienen. 


H.W.voor Rechtbank

26 MEI 1948

Zes jaar Internering

Voor het Tribunaal te Zutphen had zich te veranwtoorden de Winterswijker H.W., die veel kwaad tijdens de bezetting op zijn geweten had geladen. 
Begon zijn loopbaan als NSB-er zonder meer, al vrij spoedig kon men hem gebruiken bij de W.A. , bij de hulplandwacht en meer dergelijk fraais. 
Speciaal als hulplandwachter had hij zich misdragen, door het helpen bij patrouilles en arrestaties. Het gevolg van zijn misdadig optreden was o.a. geweest, dat een van zijn arrestanten in een Duits concentratiekamp de dood vond. 
W. trachtte met een omhaal van woorden weliswaar te ontkennen, dat hij daadwerkelijk had geholpen bij arrestaties – zijn taak zou alleen hebben bestaan uit het op wacht staan – doch de president van het Tribunaal accepteerde dit excuus niet, want bij meerdere huiszoekingen was hij pertinent herkend. 
Mr.van Hoorn uit Lochem hield de verdeding voor verdachte. Zijn client zou het financieel moeilijk gehad hebben, was bovendien met een Duitse vrouw getrouwd. 
Vele beschuldigden gelijk als verdachte lopen reeds weer vrij rond en dit zijn vaak personen uit belangrijker zaken. Men staart zich blind op kleine zaken als deze. E. heeft slechts opdrachten uitgevoeerd, welke hem door de leiders verstrekt werden. Spreker drong daarna op een voorwaardelijke straf aan. 
De uitspraak van het Tribunaal luidde: zes jaar Internering met aftrek en ontzetting uit de beide kiesrechten.  


DR.W.P.C.Bos voor zijn rechters

18 JUNI 1948

Hij maakte een gunstige indruk, maar deed nu eenmaal heel verkeerde dingen. 

Woensdag j.l. heeft de ex-burgemeester van Winterswijk, Dr. W.P.C.Bos voor het Gerechtshof te Arnhem terecht gestaan.
Na een zeer uitvoerige behandeling eiste de Procureur-Fiscaal 5 jaren en 6 maanden gevangenisstraf met aftrek. 
De raadsman vroeg op grond van de door hem aangevoerde feiten, onmiddelijke invrijheidstelling, waaraan het Hof, na daarover in de raadkamer te hebben gedebatteerd, niet voldeed. 

EEN GOEDE VEEARTS, MAAR SLECHT BURGEMEESTER
Klein, grauw en mager zat de man, die eens zo’n goede veearts was, gezien bij de boeren, geacht bij zijn collega’s, in het beklaagdenbankje.
Mr.Roothaert schreef eens een boek: “Dr.Vlimmen”, dat de lotgevallen van een veearts beschrijft. Men zou Dr.Bos daarmede willen vergelijken. Ook hier een individalist, die voor zijn beroep leeft, die het waagt in dde veeartsenijkunde te gaan expermenteren en daarmede succes heeft, een natuurmens voor wie ieder dier een levend wezen is. 
Hoe kwam deze man er toe de zijde te kiezen van hen, die ons volk een graf wilden graven? 
Het Arnhemse Hof heeft zich alle moeite gegeven ,de drijfveren te ontsluieren en de tenlaste gelegde feiten in het juiste daglicht te zien. 

Huiszoekingen en een arrestatie. Dr.Bos en Feberwee lieten ondergedoken studenten ongemoeid. 

De eerste getuige die voorkwam, was de 55-jarige veehandelaar W.Lammers uit Winterswijk, die thans gedetineerd is. Deze vertelde, dat in de zomer van 1942 een agent van politie bij hem kwam met het bevel onmiddelijk op het bureau te komen. 
De toenmalige N.S.B.-luitenant der Politie Feberwee vroeg hem of hij wist waar kaemink woonde. Men wilde de daders hebben van de brandstichting op de N.S.B.-boerderij en vermoedde dat die bij K.zaten. 
De getuige is toen als gids met een troep van 8 tot 10 personen meegetrokken, die de boerderij van Kaemink, Smees en Papiermolen bezochten. 
Tijdens de huiszoeking bij eerstgenoemde wilde een jongenman vluchten. Een agent van de A.K.D. (Arbeidscontrolldienst) achtervolgde hem en na een pistoolschot gelost te hebben kon de jongen gearresteerd worden. Het bleek een onderduiker te zijn die aan de Duitsers uitgeleverd werd. 
Dit feit is o.a. aan Dr.Bos ten laste gelegd. De getuigen zeiden wel, dat Dr.Bos aanwezig was, doch dat de A.K.D.-man op eigen houtje gehandeld had. 
De 57-jarige A.Feberwee, ook als getuige gehoord, zeide dat hij de mededeling kreeg dat zich verdachte personen bevonden op de grens van Aalten en Winterswijk. 
In opdracht van Bos heeft getuige toen een groep samengesteld, die er op uit ging. Toen de onderduiker, zekere Esselink gegrepen was, zou Bos opdracht gegeven hebben deze en de zoon van Kaemink mee te nemen. Getuige voegde er echter aan toe, dat het mogelijk is, dat Dr.Bos niets van de eigenlijke arrestatie gezien heeft. Toen echter de A.K.D-man met de jongen verscheen, moest Dr.Bos een beslissing nemen, om zich zelf te dekken. 
Tijdens de huiszoeking zou overigens ook nog een grote groep studenten aangetroffen zijn, die zich allen met valse papieren als godsdienstonderwijzer uitgaven. Dr. Bos en ook de getuige zouden dit geweten hebben, maar er geen werk van gemaakt hebben. 

Vervolgens werd een verklaring van Kaemink voorgelezen, waarin deze zegt, dat toen de onderduiker vluchtte Feberwee zou geroepen hebben: Fietsen weggooien en schieten. 
Esselink schreef ook een verklaring, waarin hij zijn lotgevallen beschrijft na zijn arrestatie. Hij heeft eerst twee nachten op ’t politiebureau gezeten, is vervolgens naar het concentratiekamp in Ommen gebracht en tenslotte gedwongen geweest om bij de S.S. dienst te nemen, die hem naar Rusland stuurde.
Dr. Bos kan zich met de afgelegde verklaringen verenigen, doch voegde er aan toe dat toen Esselink gearresteerd was, deze A.K.D.-arrestant was en dus hij, Bos er niets meer aan doen kon. Hij wilde alleen de daders van de brandstichting hebben, waartoe een opdracht van de S.D.aan hem was gegeven. Hij wilde eerst Esselink nog een z.g.n. grenspas bezorgen, zodat hij bij een Duitse boer kon gaan werken. 

Een brief contra het bestuur van de Luchtbeschermingsdient te Winterswijk. 

Het tweede punt van de tenlaste legging was het schrijven van een brief aan de N.S.B.-Procureur-Generaal in Arnhem betreffende het bestuur van de luchtbeschermingsdienst in Winterswijk, die hij daarin beschuldigde anti te zijn en de samenstelling gevaarlijk.
Hierop zei verdachte, dat eigenlijk Ds.Reeser hem hiertoe had geinspireerd. Hij wilde overigens alleen dat de vereniging ontbonden werd en niet dat de leden persoonlijk gevaar liepen.
Wanneer er huiszoekingen werden verricht dan gebeurde dat alleen maar, omdat er b.v.een evacuee bij een ander wat gestolen had.

Burgemeester Monnik van Aalten moest “opgeruimd’ worden.

Het volgende punt betrof de brief die verdachte aan de kringleider der N.S.B. voor Oost-Gelderland geschreven had, betreffende de burgemeester van Aalten, Monnik, die “opgeruimd” moest worden, omdat de man erg anti-Duits en anti N.S.B. was. 
Verdachte geeft het schrijven toe, doch zegt er bij, dat hij met opruimen alleen bedoeld heeft het afzetten en er geenszins de veel rguwelijker betekenis van liquideren mee gemeend heeft. De term “opruimen” is een uitdrukking die in de Achterhoek veel gebruikt wordt. De heer Monnik als getuige gehoord, legde nog een brief over, waarbij Bos bij hem aandrong om een der distributieambtenaren van Aalten te ontslaan omdat deze gezegd zou hebben, dat hij zijn sigaretten voor bijltjesdag wilde bewaren. 
De voormalige kringleider voor de Achterhoek, de thans gedetineerde fabrikant C.M.Nijdeken heeft alleen inlichtingen over burgemeester Monnik gevraagd. Volgens deze getuige is er in de hele Achterhoek geen enkele burgemeester lastig gevallen. Ook over het woord “opruimen” gaf deze getuige zijn definitie. 
President: “Wat zou U denken, wanneer de procureur-Fiscaal zeide dat U opgeruimd moet worden”. 
Daarop moet de getuige toegeven, dat hij dan wel aannam dat er liquidatie bedoeld wordt. 
Dr. Bos verlangt dan het woord en zegt, dat hij nu hij het woord opruimen in deze betekenis heeft gehoord, voelt hoe ontzettend gevaarlijk deze interpretatie kan zijn. Hij biedt derhalve aan de heer Monnik zijn excuses aan. 
De President Mr.de Visser wijst er verdachte dan op, dat deze heel vaak gevraagd heeft om lijsten in te dienen van anti zoontjes en smokkelaars, die voor uitzending naar Duitsland geschikt waren. 
Voorts op het feit, dat verdachte aanmerking maakte op het dragen van r00d-wit-blauwe boordenknoopjes en op het zingen van het Wilhelmus op de scholen. Verder heeft Bos onfraaie methoden gebruikt door briefjes te schrijven, waarin hij anderen beschuldigde. 
Dr.Bos: “Dat gebeurde in een roes, ik geef toe dat ik in veel gevallen verkeerd gehandeld heb maar er werd zoveel gechicaneerd en geprovoceerd en gescholden.”
Raadsheer: “Waarom bent U niet bij de koeien gebleven, die zeggen niets.”

Dr.Bos wilde zo graag burgemeester worden…. Hij deed naast slechte dingen veel goeds in deze functie. 

Uit het verhoor voor de Bijzonder gerechtshof blijkt ook nog dat dr.Bos veel moeite gedaan heeft om burgemeester te worden. In deze functie heeft hij – zelfs met inzet van gevaar voor zijn eigen veiligheid – heel veel inwoners geholpen. 
Daarvan getuigen een hele serie brieven en verklaringen in zijn dossier. Maar zijn beleid kende ook verschillende foutieve kanten, waarvoor hij thans boeten moet. 

Dan komt ’t laatste punt der tenlastelegging. ’t aan de Duitsers overleveren van een uit Duitsland gevluchte tewerkgestelde.
Getuige A.H.Renshof, gepensioneerd politieambtenaar heeft toendertijd het verhoor van de gevluchte Bouwhuis gevoerd. 
R. verklaart, dat in zijn oorspronkelijk rapport gestaan heeft, dat Bouwhuis op last van Bos in verzekerde bewaring is gesteld. Later is men in dit rapport aan het knoeien gegaan en heeft deze zin veranderd in op last van Bos naar de Duitse grenspost gebracht. 
Dan vraagt de getuige nog aan de President of hij aan verdachte mag vragen de naam te zeggen van de politieagent, die hem, getuige in 1944 verraden heeft, dat hij gelden voor onderduikers inzamelde. De President wil echter deze vraag als niet ter zake doende onbeantwoord laten. 
Bouwhuis zelf nog gehoord herinnert zich niet veel meer en geeft alleen toe, dat hij naar Duitsland is gegaan omdat hij 400 gulden van een firma in Amsterdam gestolen had. 
Daarmee was het verhoor ten einde. 

Het requisitoir van Mr.Serrarens: 5 jaar internering en ontzetting uit de beide kiesrechten geeist. Uitspraak 20 Juni. 

Na een korte pauze begint de Procureur Mr.Serrarens zijn requisitoir. 
“U ziet hier voor U, Dr.Bos, een man, die een geslaagd veearts was en gezien bij alle medeburgers. Hij had een goed practijk en goede ambities. Helaas kwamen op een zeker moment hoogmoed en politieke ambities het rustige en vlijtige leven van deze mens storen. 
Doch de reuze zwaai bleek een mislukking te zijn en de man werd geheel uit het verband gerukt”. 

Spreker meende dat het laatste punt van de tenlastelegging niet bewezen was en vroeg daarvoor vrijspraak. 
De andere punten echter geven een indruk van het beleid van Bos tijdens zijn burgemeesterschap. Het zijn alleen voorbeelden en betekenen een schildering, doch er zijn nog een massa andere soortelijke gevallen. 
De Procureur-Fiscaal gaat dan aan de hand van de afgelegde verklaringen de feiten na en komt tot de conclusie, dat de drie eerste punten bewezen zijn. De brieven zijn wel heel minderwaardig, terwijl het woord opruimen misschien heel anders bedoeld is., doch wanneer men met alle geweld van veearts burgemeester wil worden, moet men zich ook anders uitdrukken. 
Een zeer zwaar wegend feit achtte spr.het lidmaatschap van de Germaanse SS die de anexatie van Nederland wilde bereiken. Er zijn echter ook gunstige dingen van verdachte te zeggen, zo b.v., dat hij veel meer kwaad had kunnen doen en voorts, dat hij zo veel mensen heeft geholpen. 
Verdachte is echter aansprakelijk te stellen voor het vele kwaad dat in Winterswijk is gebeurd. 
Rekening houdend met de hartziekte van Bos en het feit dat hij een groot man is in de homoepathie, voorts dat ’t voor een natuurmens verschrikkelijk moest zijn zolang vast te zitten, kwam spr.tot een eis van 5 en een half jaar onder aftrek van voorarrest en ontzetting uit de beide kiesrechten voor de tijd van het leven. 

De verdediger aan het woord. 
De raasman, mr. Hogerzeil uit Zutphen wees op het berouw van Dr.Bos, hij maakte gewag van een belangrijk boek uit de veeartsenijkunde, dat verdacht tijdens zijn internering geschreven heeft om zijn naam te rehabiliteren en vocht vervolgens juridisch de dagvaarding aan. Hij wees er voorts op, dat dr.Bos een gebroken man is en niet van plan is als veearts naar Winterswijk terug te gaan. De verdediger legde voorts vele verklaringen ten gunste van dr. Bos over. Aan het einde van zijn betoog las de verdediger enige passages voor uit een politieke schuldbetkentenis van dr. Bos en verzocht tenslotte uiterste clementie. 
Dr.Bos onderschreef deze laatste passage nog eens en vroeg toen invrijheidstelling, waaraan het Hof echter niet voldeed. 
De uitspraak zal nu zijn op 30 Juni.


Dr. Bos krijgt 4,5 jaar met aftrek  

30 Juni 1948, Nieuwe Winterswijkse Courant

Hedenmorgen heeft de Procureur-Fiscaal van het Bijzondere Gerechtshof te Arnhem, die in eerste instantie 5,5 jaar met aftrek geeist had, vonnis gewezen en Dr. W.P.C.Bos veroordeeld tot 4,5 jaar gevangenisstraf met aftrek en ontzetting uit de beide kiesrechten voor de tijd van 15 jaar. 
Aan het eind van 1949 zal Dr.Bos dus weer in vrijheid gesteld worden. 


Twee maanden Landwachter W.L.

08 NOVEMBER 1948

Twee maanden landwachter
9 jaar gevangenisstraf geëist. 

De veehandelaar W.Lammers uit Winterswijk maakte kort voor het einde van de oorlog nog een zeer ernstige fout. Hij trad in september 1944 toe tot de Landwacht en werd ingedeeld bij de in Eibergen gedetacheerde troepen, waar hij onder leiding van de beruchte commandant Poelman aan razzia’s en huiszoekingen deelnam. 
Verdachte stond vrijdagmiddag terecht voor het Arnhemse Bijzondere Hof, waar hij zich voor drie feiten moest verantwoorden. behalve de algemene omschrijving – hulpverlening aan de vijand – waren hem nog de volgende punten ten laste gelegd. 
Het verrichten van huiszoeking bij de landbouwer D.Scheggetman in November 1944 te Eibergen met het doel een onderduiker op te sporen. 
Het deelnemen aan een onderzoek naar onderduikers op de boerderij van Rhebergen te Eibergen en tenslotte het zich voordoen ale illegale werker om op die wijze iets te weten te komen van de landbouwer Spanjaard te Eibergen over ondergronds werk en onderduikers. De gegevens zou hij hebben doorgegeven aan de commandant Poelman. 

Verdachte maakte voor het Hof niet de indruk een gevaarlijk man te zijn geweest en de getuigen konden te dien aanzien ook niet verhelderend werken. Lammers bestreed allereerst geweten te hebben dat de Landwacht een Duitse instelling was. Hij is er bij gegaan omdat hij meende dat de Landwacht alleen dienst deed wanneer er huizen van gebombardeerde landbouwers te bewaken waren. Toen hij merkte dat deze troep een geheel andere opgave had,  heeft hij ontslag genomen en is daarvoor zelfs nog gearresteerd geweest. 
Als eerste getuige werd gehoord de landbouwer Scheggetman met wie echter niet veel aan te vangen was, daar de man door zijn doofheid niet in staat was een verhoor te ondergaan. De President las daarom maar de verklaring voor, waarin hij reeds eerder verklaard heeft dat er huiszoeking werd gedaan om een onderduiker met de naam Jaap te zoeken. Toen ze deze en ook de getuige zelf niet vonden – zij zaten nl. in de hooiberg – namen ze de vrouw van S maar mee. Bovendien werd een busje met zilvergeld gevonden, dat eveneens meegenomen werd.
Bij deze huiszoeking is verdachte niet zo zeer op de voorgrond getreden. Het was zekere de Bruyn, die de leiding had en die brutaal is opgetreden. Dit gaf de Bruyn als getuige gehoord zelf toe. 

Het tweede punt betrof de opdracht om in Rekken naar illegalen te zoeken, waarbij de Bruyn en verdachte zich eveneens als illegalen moesten voordoen. Daartoe kregen ze een roodwit- blauwe armband en een Nederlands legerpistool. Ook in dit geval werd het eerste contact gelegd door de Bruyn en bleef verdachte op een afstand. 
Later is hij er wel bij geweest, doch toen kregen de werkelijke illegalen argwaan omdat verdachte met kaplaarzen en een zgn. “verkeerde” broek aanliep. 
Hetgeen ze te weten kwamen werd aan de commandant doorgegeven, waarvan een nachtelijke razzia op de Vossenbult het gevolg was. 
Getuige Spanjaard is hier zwaar mishandeld door de B. en naar hij verklaarde ook door verdachte, doch dit ontkent deze fel, terwijl ook de Bruyn verdachte vrijpleit. 

Het laatste punt is gebeurd op de boerderij van Rhebergen, waar verdachte met een aantal andere landwachters aan het jagen was. Bij deze gelegenheid stootte men op een gat in de grond, waarin klederen verborgen waren. Ook wapens lagen erin doch deze werden niet gevonden. 
Zowel de Bruyn als verdachte verklaarden, dat alleen de Bruyn met een ander naar de boer toegingen en dat Lammers zich er geheel buiten gehouden heeft. Rhebergen kon daarover niet gehoord worden, aangezien deze inmiddels naar Canada is geëmigreerd. 
De Advocaat-Fiscaal moest toegeven dat het bewijs niet overal even sterk is. Dit doet er volgens spr.weinig toe, daar de algemene omschrijving in ieder geval bewezen is. Verdachte heeft aan tal van acties meegedaan, aldus spr. zodat er geen aanleiding is hem uiterst mild te behandelen. Spr. vroeg derhalve 9 jaar gevangenisstraf met aftrek. 
Mr. v.Hoorn uit Lochem bestreed de opvatting van de Advocaat-Fiscaal dat de algemene tenlastelegging – het hulpverlenen aan de vijand – voldoende is om een dergelijke straf te rechtvaardigen. 
Het komt er volgens spr. op aan, hoe de landwachters zich gedragen hebben. En dan is Lammers zeker een van de minst slechten geweest. 
Spr.bestreed voorts dat L. aan tal van acties heeft deelgenomen en wees er op dat verdachte toen hij merkte wat er eigenlijk van een landwachter verlangd werd de benen genomen heeft en hiervoor zelfs vast gezeten heeft. 
Spr.vond dan ook de geëiste straf veel en veel te zwaar en vroeg uiterste clementie. Uitspraak op 17 november.a.s. 

19-11-1948
Tot 5 jaar gevangenisstraf veroordeeld
Voor het Bijzonder gerechtshof te Arnhem heeft veertien dagen geleden W.Lammers uit Winterswijk terecht gestaan, omdat hij in de laatste maanden van 1944 toegetreden is tot de landwacht en in die functie te Eibergen en omgeving minder fraaie dingen zou hebben uitgehaald.
Ofschoon de getuigen toendertijd niet al te positief hun verklaringen konden afleggen, meende de Procureur- Fiscaal dat de schuld van verdachte vaststond. Hij eiste toen 9 jaar gevangenisstraf. 
Uitspraak doende heeft het Bijzonder Hof Lammers thans veroordeeld tot 5 jaar met aftrek en ontzetting uit de kiesrechten voor het leven.  (blz.360)


De beul van Eibergen

18 MAART 1949

Landwachter de B. uit Winterswijk
De beul van Eibergen 

Eis 16 jaar Rijkswerkinrichting

“De hier voorgedragen bloemlezing uit het omvangrijke dossier geven een voldoende beeld van het sadisme dat deze man bezielde en waardoor waarschijnlijk veel verzetsgeest in de klem werd gesmoord.”
Met deze woorden eiste Jhr.Mr. Serraris, Procureur-Fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof te Arnhem 16 jaar Rijkswerkinrichting en ontzetting uit de beide kiesrechten tegen de 47-jarige G.de. B. uit Winterswijk, die vanaf November 1944 deel heeft uitgemaakt van de beruchte troep in Eibergen gestationneerde landwachter, die onder leiding van “commandant” Poelman de omgeving terroriseerde en plunderend en rovend door het land trokken. 
Van deze allerminderwaardigste bende was verdachte een der ergsten en terecht noemde men hem dan ook de beul van Eibergen, voor wie iedereen bevreese was. In een zitting, waarin 8 getuigen werden gehoord kwamen er schanddaden aan het licht, waarvoor ieder normaal mense zou huiveren als hij ze had meegemaakt. De woorden en opmerkingen van de getuigen, voor het merendeel slachtoffers van verdachte, waren dan ook allerminst zachtaardig en er bleek uit hoe verbitterd ook thans nog de stemming tegen de verdachte is. De 52-jarige W.B.J.L. een van de P.O.D.-ambtenaren die het proces-verbaal heeft opgemaakt, waarvoor hem door de President  lof werd gebracht, heeft in 57 bladzijden getracht weer te geven, wat verdachte alles misdaan heeft. 
Toen is hij er maar mee uitgescheden, omdat het geen doen meer was. “Ik had nog wel een jaar werk gehad”, vertelde hij. 
Verdachte was volgens de getuige “erger dan een beestmens”. en toonde in tegenstelling met nu in het begin geen enkel berouw over zijn schanddaden. 
Integendeel, hij waagde het de opmerking te lanceren “Alles wat ik gedaan heb, kan ik voor God en mijn geweten verantwoorden”. 
Wat dit geweest is, kwamen andere getuigen vertellen. In November 1944 heeft hij met andere landwachters huiszoeking gedaan bij L. te Eibergen. Een der zoons lag ziek te bed, doch deze werd aan de haren uit het bed getrokken en daarna onbarmhartig afgeranseld.  De broer werd tegen de buik getrapt. In beide gevallen ontkende verdachte. Hij had misschien wel geslagen, doch dan hoogstens met de vlakke hand. 
De 40-jarige wachtmeester ter A. kreeg ook al bezoek van verd. en diens kornuiten. De getuige werd gearresteerd, verdacht van illegaal werk en naar Enschede overgebracht. Op het transport werden verschillende malen schoten in de lucht afgegeven. Alles om zich een vuurvretersaanzicht te geven. 
Daarom ook liep de B. steeds met een karabijn en een helm op. Deze getuige verklaarde dat verdachte erger was dan de beruchte Poelman.

Het ergst mishandeld was wel de 28-jarige G.W.S. uit Eibergen, die aanvankelijk was ondergedoken, doch zich later vrijwillig meldde, omdat anders zijn vader kans liep doodgeschoten te worden. 
Getuige werd door de B. in ontvangst genomen en zodanig geranseld dat hij een paar maal bewusteloos werd. Dit gebeurde met knuppels en stokken en werd zonder pauze awfwisselend door verdachte of andere landwachters gedaan.
Getuige vertelde dan nog dat verdachte bovendien een leugenaar is, want hij had verklaard dat S. verraad zou hebben gepleegd. 
Getuige wees dit van de hand, omdat hij door het Tribunaal werd vrijgesproken en hij bovendien zeer zeker niet zo ergerlijk mishandeld zou zijn geweest. 

Getuige H.H.S. zeide dat de Nederlandse taal zich er niet toe leent verdachte op de juiste wijze te qualificeren, Na deze “fraaie”  bloemlezing gaf verdachte in het algemeen wel toe, hetgeen hem ten laste was gelegd.
Hij verklaarde de naam “beul van Eibergen” ten volle verdiend te hebben en toonde berouw over zijn daden. 
Hij zeide voorts gemeend te hebben goed te doen door samen met de Duitsers tegen onrechtmatigheden te strijden en vertelde verder dat hij van de politieke doelstellingen van de N.S.B. niets afwist. 
De President maakte de opmerking “Ik heb bog zelden iemand gezien over wie zoveel slechts te vertellen is.” 
Verdachte vroeg voorts clementie, omdat hij in het Interneringskamp dusdanig mishandeld is, dat hij een ongeneeslijke hartkwaal heeft overgehouden. 
De Procureur-Fiscaal achtte verdachte ten volle schuldig, omdat hij alles op eigen initiatief deed, terrwijl er geen enkel persoonlijk motief aanwezig was. Spr. wilde echter de gevolgen van verdachte’s optreden niet geheel op hem laten drukken en wilde dan ook nog rekening houden met verdachte’s ongesteldheid, waarvan hij echter niet maar zo voetstoots aannam dat zij door mishandelingen is veroorzaakt. 
Zodoende kwam spr. tot een eis van 16 jaar. De verdediger, Mr.Nanninga uit Den Haag, wist ook al niet veel goeds te vertellen. In een knap pleidooi verzocht hij echter toch met allerlei omstandigheden rekening te willen houden. 
Uitspraak op 30 maart a.s.  


Jean Francois Velle Gerecht

25 MAART 1949, Nieuwe Winterswijkse Courant

De beruchte oud-politie-inspecteur van Winterswijk J.F.Velle zal op dinsdag 5 april berecht worden.
Op dinsdag 5 april a.s. zal de vroegere corpschef van politie te Winterswijk, Jean Francois Velle, thans gedetineerd in de strafgevangenis te Arnhem door het Bijzonder Gerechtshof te Zutphen berecht worden. 

Velle, die na zijn arrestatie na de bevrijding meerdere malen  wist te ontvluchten uit zijn gevangenisschap, heeft in de bezettingstijd ontzaglijk veel kwaad gesticht, niet alleen in de gehele Achterhoek, doch zelfs in het gehele land, waartoe hij volop gelegenheid kreeg, doordat hij enige tijd bij de politie te Amsterdam werd gedetacheerd bij de afdeling Opsprong en Documentatie. Zijn functie als Duitse dienstknecht wist hij ten volle bot te vieren. 

Velle’s gedragingen of liever gezegd misdragingen, welke in hoofdzaak bestaan uit het arresteren of laten arresteren van een groot aantal Joden, Jehova’s getuigen, communisten, kortom allen die de Duitse zaak in mindere of meerdere mate saboteerden of als Duits vijandig werden beschouwd, zijn door de Procureur-Fiscaal in de brede omschreven in een dagvaarding, welke de respectabele lengte van ongeveer 1 meter heeft. 
Velle bediende zich van de gemeenste methode en wist o.m. een illegaal werkster, die gepakt was, zover te krijgen, dat zij zich in zijn dienst onder dwang ging lenen voor verraadster in dienst der Duitsers. 
Dat Velle zich bij de verhooren aan mishandelingen schuldig maakte, om daardoor een verklaring in zijn geest los te krijgen, behoeft geen nadere beschrijving. 

Velle wist bovendien op listige wijze grote sommen geld los te krijgen van zijn arrestanten, onder de belofte, dat hij weer zou zorgen, dat ze vrijgelaten zouden worden, om ze dan achter hun rug toch weer in handen van zijn Duitse meester te stellen. 
Niet minder dan achttien getuigen zullen een verklaring voor het Hof afleggen over Velle’s doen en laten in de bezettingstijd. 
Het is begrijpelijk, dat talloze landgenoten, speciaal ook uit de gehele Achterhoek, die “contact” met deze NSB-er hebben gehad, benieuwd zijn, welke straf aan deze Duitse dienstknecht zal worden opgelegd. 
Als toegevoegd verdediger zal optreden den Mr.Nolet te Arnhem.


J.F.Velle tot twintig jaar veroordeeld

13 april 1949, Nieuwe Winterswijkse Courant

Te ondergaan in Rijkswerkinrichting

Het Bijzonder Gerechtshof te Zutphen heeft uitspraak gedaan in de zaak Jean Francois Velle, voormalig opperchef van politie te Winterswijk, die het tot opperluitenant wist te brengen, en die vorige week terecht stond voor zijn wangedrag tijdens de bezetting.
Velle werd veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf zonder aftrek, te ondergaan in een Rijkswerkinrichting, met ontzetting uit de beide kiesrechten en ontzetting van het recht, om ooit weer bij de Nederlandse Politie te mogen dienen. 

Mishandelingen G.Luysterberg

30 mei 1949 Nieuwe Winterswijkse Courant

“Mishandelingen onder weerzinwekkende omstandigheden”
Twijfelachtige heldhaftigheid van G.Luysterberg

“De mishandelingen zijn door verdachte onder weerzinwekkende omstandigheden gepleegd. Daarmede behoort deze voormalige politie-agent tot de categorie beruchte mensenjagers uit de onderwereld van de Aaltense landwacht”
Met deze woorden eiste de procureur-fiscaal bij het Bijzondere Gerechtshof te Arnhem, Vrijdagmiddag tegen de 32-jarige G.Luysterberg, voormalig agent van politie te Winterswijk, ex-lid van de NSB en de Germaanse SS en vrijwilliger van het “Polizei Batallion”12 jaar gevangenisstraf met aftrek voor de vele arrestaties en mishandelingen, die verdachte gedurende het tijdvak van maart 1943 tot october 1944 te Winterswijk en omgeving heeft gepleegd. Een groot aantal getuigen was opgeroepen om het ten laste gelegde te komen bevestigen en deze voldeden hieraan gaarne, ondanks het feit, dat verdachte zoveel mogelijk trachtte zich zelf schoon te wassen en waar het enigszins mogelijk was ontkende.
Het hielp echter niets of verdachte ….. en de miskende onschuld wilde spelen; de getuigen herinnerden zich alles nog veel te goed, ook wanneer de president hem vermaande toch vooral de waarheid te zeggen.
Onder deze getuigen waren inwoners van Winterswijk, Aalten, Sinderen en Lichtenvoorde, die allen in een of andere vorm last van Luysterberg hadden gehad.Ook vrouwen werden niet door verdachte geschoond en zelfs bijzondere laakbare opmerkingen over H.M.de Koningin bleven niet achterwege. Weliswaar kwam voor Luysterberg, zoals hij verklaarde de grote ommezwaai toen de opperluitenant Velle verdween en hij niet langer onder diens ban stond, doch de Procureur-Fiscaal vond verdachtes houding na October 1944 er een van twijfelachtige heldhaftigheid. Verdachte was het er namelijk volkomen mee eens geweest, dat hij naar Heerenveen werd overgeplaatst voor de “Terroristenbestrijding”, doch toen hij merkte dat het in werkelijkheid om dienstneming in krijgsverband ging en hij dus tegenover mensen zou komen te staan, die wel eens wat terug zouden kunnen doen, vluchtte hij, waarbij hij werd gegrepen en in een cel werd gestopt. Dit was de rede dat Luysterberg het document ondertekende, waarmee hij lid werd van de “Grune Polizei”, die omgedoopt in de naam “Polizei Freiwilliger Batallion”.
Later wist hij opnieuw te vluchten en onder te duiken, doch toen was het onheil al geschied. De dagvaardiging vermeldde een groot aantal arrestaties en mishandelingen bij het opsporen van onderduikers, waarbij meestal midden in de nacht huiszoekingen werden verricht, zo bij de 55-jarige aannemer G.Z. te Winterswijk, die een radio zou hebben verborgen, bij de 27-jarige landbouwer D.A.T.te Sinderen, wiens oude vader danig werd mishandeld met een lat; bij de 30-jarige W.H.H., inmiddels echtgenote geworden van G.A.W. uit Aalten, die geslagen werd en gedreigd met een revolver bij de 52-jarige landbouwer H.B.K.uit Aalten waar verdachte zeer bruut optrad en zeer minderwaardige uitingen bezigde naar aanleiding van een portret van de Koningin en bij de 54-jarige landbouwer G.W.N.uit Winterswijk. Alleen de mishandeling van de laatste getuige gaf verdachte toe met de verklaring, dat N. verdacht was van zwarthandel en men toen bij hem fietsen en allerlei onderdelen benevens rottend vlees vond. Het gezelschap waarin verdachte bij deze affaire verkeerde bestond uit beruchte figuren als Lammers en Poelman, die eveneens wel wisten hoe zij knuppels e.d. moesten hanteren. Daarnaast werden nog enige schriftelijke getuigenverklaringen voorgelezen, die ook nog eens een bevestiging van de dagvaarding waren. In de meeste gevallen wist verdachte niets anders te doen dan in hoogste verbazing die getuigen aanstaren en te stamelen:
“Ik ben ’t niet geweest, U moet zich vergissen”.
Wanneer de getuigen zich dan nog pertinent de toedracht van het geval herinnerde zei verdachte: “Hoe kunnen die mensen nu nog weten wie hen geslagen heeft”. In Varsseveld deed verdachte het nog een beetje erger.Hier werd een autobus van de geld.Tramwegen aangehouden door de Verkeers Controle Dienst.
Een onderduiker, de 34-jarige fabrieksarbeider F.J.R.uit Lichtenvoorde, wist aanvankelijk te ontvluchten, doch hij werd gegrepen en daarbij zwaar door Luysterberg mishandeld. Hiertoe gebruikte verdachte een autoslinger.
Ondanks het feit, dat de getuige zich alles nog herinnerde, gaf verdachte 2 anderen de schuld. Nadat tenslotte de monotone opsomming had plaats gevonden, gaf verdachte toe, een hele tijd mis te zijn geweest.
Hij betoonde hierover ook zijn spijt, doch verklaarde onder invloed van Velle te zijn geweest. De procureur-fiscaal meende, dat het er weinig toe doet dat verdachte op het laatst van de oorlog nog is omgezwaaid. De bron van alle ellende was volgens spreker het lidmaatschap van de NSB en van de Germaanse SS, dat verdachte in 1943 verkreeg en waardoor hij met een eed gebonden was. Daardoor is verdachte uit vrije wil tot deze ellende gekomen. Spreker wees dan ook nog op een vroegere collega van verdachte, de politieman Sl, die evenals L. bij de Cavalerie gediend heeft, doch de goede weg koos. Rekening houdend met het feit dat verdachte overal schrik en ontsteltenis teweeg bracht eiste spreker 12 jaar met aftrek.
Mr.v.d. Hoeve uit Nijmegen wees op de omstandigheden waaronder verdachte tot zijn daden gekomen was en vroeg uiterste clementie. Uitspraak over 14 dagen.
(blz.363/364)

Lees verder

P.O.D.

Politieke Opsporings Dienst 

Uit Museum Nieuws Juni 2015

Mevr. Farla-Goorkate

Mei 2015:
Zeventig jaar geleden kwam er een eind aan één van de meest gruwelijke periodes in onze geschiedenis. In maart jongstleden tijdens de herdenking van de bevrijding van het concentratiekamp Auswitsch door de Russen, begin april bij de indrukwekkende herdenking in het kamp Westerbork en deze week (rond 20 april) bij een uiterst interessante lezing over de strijd op de grebbeberg in de meidagen van 1940, waarbij mijn man en ik aawenzig mochten zijn, dan besef je weer eens, tot welke vreselijke dingen de mens in staat is; dingen die je nooit kunt en mag vergeten. 

In de eerste weken na de bevrijding op 5 mei 1945 (Winterswijk op 31 maart), toen de eerste gruwelijke getuigenissen van mensen uit de kampen bekend werde, er foto’s werden gepubliceerd, gemaakt door de geallieerde en Russische troepen, toen ze de kampen bevrijden, begon pas goed tot ons door te dringen, wat zich in de bezettingsjaren in ons land heeft afgespeeld, niet alleen door toedoen van de bezetters, maar ook door de NSB-ers, Landwachters en nederlandse SS’ers.
Hoewel ik mij dit niet meer exact herinner, zal het bovenstaande ongetwijfeld een rol hebben gespeeld, toen mij in juni 1945 werd gevraagd om te komen werken bij de P.O.D. Na vijf, overigens zeer leerzame, jaren op de Boterfabriek leek mij deze baan een enorme uitdaging. 

De opzet van de P.O.D. was in 1944 al door de regering in ballingschap in Londen uitgewerkt met richtlijnen voor de arrestatie van NSB-ers en andere verraders door de Binnenlandse Strijdkrachten (de B.S.) onder leiding van het Militair Gezag. 
Zodoende kon direct na de bevrijding worden begonnen met deze enorme klus. Verhoudingsgewijs waren er onde de Winterswijkse bevolking veel leden van de NSB.
De meest beruchte waren van Kooten, ds.Reeser, Feberwee en veearts dr.Bos, later burgemeester. 

Hier komt foto P.O.D.team

Gussinkli, Diny Goorkate, B.J.Kuyper, De Jong, Wim Hofstra, Willy Nusselder, Gerda Nijland.
Staande van links naar rechts: Jos Konings, Hans Renshof, Kramer, Bekius, ??, B.Kruisselbrink, Tom Hakstege, ??, Chr.Slats. 

Hoofd was de heer De Jong, een politieman uit het verzet, een bijzonder en aimabel mens. 
Verder was er de noodzakelijke afdeling Administratie, waar een vijftal mensen werkte. Dan was er een zeer uitgebreide afdeling Documentatie. 
Hier werd al het belastende materiaal van de politieke delinquenten gesorteerd en in dossiers gedaan, die, als een zaak compleet was, doorgestuurd werden naar het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem, waar berechting en veroordeling plaats vond. 

Het onderzoeksteam bestond uit twee burger- en twee politierechercheurs, die de verhoren van de delinquenten deden in de kampen of op kanroor. De gevangenen die in Kamp Vosseveld zaten, werden onder bewaking van de B.S.naar de P.O.D. gebracht. 

Direct na de bevrijding was men begonnen met de arrestatie van iedereen die “fout” was geweest, voor zover men niet naar Duitsland was gevlucht.
De vrouwen werden ondergebracht in de Openbare Leeszaal boven het toenmalige postkantoor aan de Balinkesstraat. De mannen gingen naar Kamp Vosseveld aan de Steengroeveweg. Dit was totaal vervuild door de Duitsers achtergelaten. Alle gevangenen werden onder leiding van de B.S.ingezet om het kamp zo spoedig mogelijk bewoonbaar te maken. 
De vrouwelijke gevangenen in de Leeszaal werden ook onder leiding van de B.S. her en der tewerk-gesteld. De Leeszaal was overvol. In de gezinnen, waarvan zowel de vader als de moeder vastzat ontstonden schrijnende toestanden. Daarom werden al spoedig verschillende moeders op vrije voeten gesteld met meldingsplicht.

We waren met vier stenotypistes, die bij alle verhoren de processen-verbaal tikten. Meestal gebeurde dit op kantoor, maar we waren ook vaak onderweg, soms luxueus met een auto, dikwijls op een oude legermotor, naar gevangenen die elders in het land waren opgepakt en bijvoorbeeld in Kamp De Kruisberg in Doetinchem, in Kamp Avegoor in Ellecom of op andere plaatsen in het land zaten. 
Ook keerden intussen veel vluchtelingen terug. Ze kwamen lopend bij een van de grensposten het land binnen en werden opgevangen in het Feestgebouw. Hier werd men ontluisd en verhoord. Tussen deze vluchtelingen en terugkerende dwangarbeiders waren ook diverse NSB’ers, die bij de nadering van de geallieerde troepen in het westen, de benen naar Duitsland hadden genomen. na verhoor werden deze mensen in Kamp Vosseveld geïinterneerd en naderhand overgedragen aan de betreffende P.O.D.-ers.

Na ruim een jaar waren de verhoren van de Winterswijkse delinquenten afgerond en werden de complete dossiers overgedragen aan het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem, een instelling van Bijzondere Rechtspleging, die speciaal in het leven was geroepen ter berechting van oorlogsmisdadigers. Ons werk in Winterswijk zat erop. Een deel van het personeel ging naar de Districts-P.O.D. in Doetinchem. Deze was inmiddels omgedoopt in Politieke Recherche Afdeling (.P.R.A.).
Mij werd gevraagd om, samen met twee politierechercheurs, mee te gaan naar Arnhem, hetgeen ik graag heb gedaan. 

P.O.D.Kantoor Wilhelminastraat 

Het Bijzonder Gerechtshof bestond uit enige Procureurs-Fiscaal (onder andere mr.Des Tombe), die rechtspraken.
Verder de Advocaat-Discaal mr.J.Kalff, die alle voorbereidingen regelde voor de berechting en bij wie wij kwamen te werken. 
In het land waren verschillende Officieren-Fiscaal. 
Dit waren veelal vooraanstaande mensen, die in het verzet en de illegaliteit hun sporen hadden verdiend en die vaak een adviserende stem hadden bij de processen. 

Ons kantoor bevond zich aan de Velperweg in een gedeelte van het Bejaardencentrum “Vredehof”, tegenover de residentie van mr. Des Tombe. Hier werd ook rechtgesproken.
Alle dossiers uit de provincie kwamen bij ons terecht. Ik herinner mij het “dossier” van een groot Gelders bouwbedrijf, dat een gehele wand in beslag nam. Dit bedrijf had in de oorlog enorme werken uitgevoerd ten behoeve van de Wehrmacht en de Organisation Todt. Dit werd dan ook een van de langste processen, mede door inzet van verschillende advocaten!!!!

Ook werd op Vredehof spreekuur gehouden, waar politieke delinquenten hun zaak met de Advocaat-Fiscaal konden bespreken. Zo werd mij op een dag door de parketwwacht een briefje overhandigd met de volgende inhoud: 

———————————

Geachte Mej.Goorkate,

Toen ik zooeven in de gang van “Vredehof” verscheen zult U mij wel herkend hebben. Mevr.R., had mij reeds medegedeeld, dat U hier was en mij bij U aanbevolen. Ik ben extra uit W. gekomen om Mr.Kalff te spreken en moest helaas vernemen, dat er heden tusschen 2 en 5 uur geen spreekuur is. 
Ik hoop dat U mij alsnog met Mr.Kalff een kort onderhoud kunt bewerkstelligen. Ik zou U uiterst dankbaar zijn als U dit wilt doen en blijf dan uw schuldernaar. Zooals U wel kunt denken gaat het om rechtsherstel en om het beheer van mijn zaak. In de kampen heb ik ondervonden, dat de R.K.kerk veel in ons belang doet. Ik hoop dat U even vriendelijk zult zijn als de Paters in de kampen, waarmee ik in aanraking kwam en hoop, dat u mij even te woord zult staan tegen 12 uur. 

Ik wacht Uw antwoord af om 12 uur op de weg voor Vredehof. Ik hoop maar dat u komen wilt. 

w.g.G.J.S.O. vh S.H.M.


————————————

Tot 1 december 1947 heb ik in Arnhem gewerkt. Het was een toch vaak rumoerige en emotionele tijd. 
Huisvesting was een probleem. Arnhem lag nog voor een groot deel in puin. Bij mijn eerste kostadres moest ik mijn eigen bed met toebehoren meebrengen. Bij de tweede familie heb ik het geweldig getroffen. Tot aan hun dood hebben we contact gehouden. 
In november 1947 werd ik gevraagd voor de functie van directiesecretaresse bij “De Batavier”. 
De procuratiehouder, de heer Wasser, wist, dat ik tijdens de oorlogsjaren mijn diploma’s Boekhouden en Handelskennis, Duitse en Engelse Handelscorrespondentie had gehaald. 
Hoewel het werk in Arnhem nog niet geheel afgelopen was, heb ik deze kans toch aangegrepen en ben teruggegaan naar Winterswijk. 
Ik had nog zoveel meer kunnen schrijven over mijn belevenissen en ervaringen in deze na-oorlogse jaren. 
Ik hoop echter met het voorgaande een redelijke indruk te hebben kunnen geven over het functioneren van de P.O.D. en de Vijzondere Rechtspleging. 

Lees verder

Oorlogsspion in Winterswijk

Vreemde zaken aan de vooravond van de Duitse inval 

OORLOGSSPION IN WINTERSWIJK 
Door: Herbert Smit , 2 mei1988

Spionage in Winterswijk. Het zou de titel kunnen zijn van een lokale avonturenroman, maar zo spannend was het niet.
Theodoor Lambertus Haze was aan de vooravond van de Duitse inval allesbehalve de James Bond, waarvoor wij tegenwoordig spionnen verslijten/ 
Nochtans mogen de spionage-activiteiten van deze Winterswijkse marechaussee in de periode september ’30-mei ’40 juist in de herdenkinsgmaand mei best enige aandacht hebben. 
Dit artikel beoogt een overzicht te geven van de ‘bezigheden’ van wachtmeester Haze bij de brigade Winterswijk ten behoeve van de Inlichtingen Dienst van de generale Staf van het Ministerie van Defensie (GS III-A).

Haze werd door de GS III-A belast met het verzamelen van gegevens van voornamelijk militaire aard. Hiertoe moest hij dagelijks ritten maken langs de Duitse grens en indien, nodig, diende hij zich ook naar Nazi-Duitsland te begeven. Een aantal van Haze’s ervaringen worden in dit artikel weergegeven. Het accent ligt op de periode voor de Duitse inval. Hoe verwarrend zijn spionage in de oorlog zelf is overgekomen blijkt uit het feit dat Haze, betrokken bij het Engelandspiel, zich na de bevrijding had te verantwoorden voor de bijzondere rechtspleging, maar op 21 november 1946 – na anderhalf jaar voorarrest- van alle blaam werd gezuiverd. 
Volgens de rechter had hij steeds het vaderland gediend. 



In 1937 kwamen op het brigade bureau te Glanerbrug- en ook bij andere grensbrigades der Marechaussee- brieven binnen met geheime inhoud, waarin door het Ministerie van Defensie opdracht werd gegeven tot het in kaart brengen van alle nieuw gebouwde of nog te bouwen complexen commiezen-woningen op Duits grondgebied. 
De Brigade Commandant kortweg (B.C.) van Glanerburg, Arendsen, gaf Th.Haze (de hoofdrolspeler in dit verhaal)  opdracht een en ander uit te voeren. De gebouwen die in kaart werden gebracht moesten naar de inlichtingendienst GS III-A in Den Haag worden gestuurd. 
Voor de uitvoering ervan moest Haze steeds naar Duitsland, maar dat gaf in deze roerige tijd minder spanning dan op het eerste gezicht mogelijk veronderstelt. Haze was getrouwd met een Oostenrijkse vrouw en de Duitse taal geheel machtig. Zo kon hij zich, zonder argwaan te wekken, gemakkelijk in Duitsland bewegen. 
Om goede en betrouwbare inlichtingen te verkrijgen en om zichzelf in te dekken tijdens de tochten naar Duitsland, knoopte Haze contacten aan met Duitse burgers en beambten. 
Het werk bracht met zich mee dat er nogal eens cafe’s moesten worden bezocht; met Duitsers waarmee een gesprek aangeknoopt  diende te worden, moest regelmatig worden meegedronken. Drank immers maakte de tongen wat losser….! 
Verder vormde ook de gegevens van de uit Duitsland komende reizigers een goede bron van informatie. 


Overgeplaatst
Op het eind van 1938 werd Haze overgeplaatst naar Nieuw Amstel; zijn verblijf hier was slechts van korte duur en in de tweede helft van 1939 werd hij als wachtmeester der Koninklijke Marechaussee bij de brigade Winterswijk geplaatst. 
Ook hier werd Haze weer aangewezen voor eerder genoemde diensten. In opdracht van Brigade Commandant Slotboom maakte hij regelmatig ritten naar Duitsland, wederom om gegevens te verzamelen voor voornamelijk militaire aard; soms wel twee- tot driemaal per week. 
Samen met belasting-consulent Besseling, die op het grenskantoor Kotten werkte, bezochten zij verschillende plaatsen als Munster, Keulen, Essen, Gelschenkirchen, Borken en Bocholt. Dit alles om gegevens omtrent troepensterkte, aantal divisies en dergelijke te inventariseren. 
Dit geschiedde in de regel per auto, toebehorende aan de Winterswijkse marechaussee. De marechausseer Kraaikamp trad hierbij altijd als chauffeur op. Ook nu werden de berichten altijd via de Brigade Commandant doorgegeven aan GS III-A.
In Winterswijk had de marechaussee de beschikking over een telefoon centrale; hier kwam al het nieuws samen van de militaire grenswachten, die opdracht hadden gekregen alle berichten en voorvallen aan de  grens op Duits grondgebied door te geven. Hier werd dan voor verdere verspreiding van de berichten gezorgd. 
Het kwam echter verschillende keren voor dat deze berichten door de telefonist van GS III-A met een honend lachje werden aangehoord en gekleineerd. Zo werd Haze op 7 mei door een dronken beambte van de Duitse grenspolitie het volgende woordelijk medegedeeld: “met drie dagen zijn we bij je in Holland….”. 
Toen dit bericht telefonisch aan GS III-A  werd doorgegeven, kreeg hij te horen ‘niet met dergelijke sensatie berichten te komen, daar er alleen maar onrust mee werd gewekt…’

Begrafenis
Haze had de beschikking over een tipgever die in contact stond met een Duits officier, zo kon hij meestal vrij nauwkeurig de benodigde gegevens van militaire- en later ook economische aard doorgeven. 
Die tipgever bleef natuurlijk geheim. Zelfs kapitein Olifier, rechterhand van ’t hoofd van de GS III-A , majoor Van der Plassche, (verantwoordlijk voor de berichtgeving omtrent Duitsland) kreeg van Haze niets over die tipgever te horen!  
Eens liepen de gevens omtrent de sterkte van de aantal gelegerde militairen te Bocholt, die Haze had verstrekt, sterk uiteen met gegevens die via een ander kanaal GS III-A  bereikten. 
Juist in die tijd was officier Fikkert van GS III-A te Winterswijk; deze gaf te kennen met Haze c.s. mee te willen naar Bocholt om zich persoonlijk op de hoogte te stellen. Daar een beambte van de Duitse grenspolitie in Bocholt zou worden en de brigade Winterswijk een uitnodiging had ontvangen deze begrafenis bij te komen wonen, kon Fikkert mee als ‘wachtmeester’ der marechaussee. 
Het was een opvallend sterke delegatie die naar Bocholt reisde om een collega van over de grens de laatste eer te bewijzen. Het gezelschap bestond uit Brigade Commandant Slotboom, de Winterswijkse inspecteur van politie Feberwee, Fikkert, Haze en chauffeur Kraaikamp. De aanwezigheid van de drie eerstgenoemden op de begrafenis gaf Fikkert en Kraaikamp gelegenheid rustig in Bocholt rond te reizen en het juiste aantal en soort van militairen vast te stellen. Echter, spionnen vertrouwen elkaar nooit. Fikkert benutte de tijd ook om de tipgever van Haze te achterhalen, wat hem niet gelukte. Toen kapitein Olifier hier achter kwam werd het Fikkert verboden om nog maar 1 stap in Duitsland te zetten. 

Ook Slotboom en Feberwee zijn wel eens op ‘eigen houtje’ op onderzoek gegaan in Duitsland. Zij gingen daarbij zo onhandig te werk dat ze opvielen en door een “Zollkomissar” werden gevolgd.
Die Zollkommissar deelde daarna z’n bevindingen mee aan de gestapo, die Slotboom opbelde met de mededeling dat beide heren niet meer in uniform in Duitsland mochten verschijnen. 
Het echte speurwerk was, zo bleek, meer voorbehouden aan manschappen als Haze. 

De districtscommandant, kapitein Gelderman, kwam vaak in Winterswijk en las dan zaken voor uit de rapporten van GS III-A. Daarin kwamen ook dikwijls berichten van Haze c.s. voor. Echter, vaak kreeg men ook de indruk dat GS III-A niets deed met de gegevens die werden verstrekt. 
Misschien hadden ze, aan de vooravond van de oorlog, toch beter moeten lezen. Zo heeft Haze eens in een rapport vermeld dat hij bij 1 van zijn ritten, kort voor de inval van de Duitsers, in Duitsland grote massa’s auto’s heeft gezien, die verdekt stonden opgesteld in de bossen voor de grens. Ook waren er borden met pijlen en letters bij geplaatst die in de richting van de grens wezen. 
Voorts viel op dat op het anders zo stille treintje, dat dagelijks van Borken naar Winterswijk reed eensklaps vijf a zes Duitse (spoor) beambten meereisden. Bij aankomst in Winterswijk verspreidden zij zich in het dorp om zogenaamd ‘inkopen’ te doen. Haze volgde deze mensen vaak, doch kon geen vast patroon in hun doen en laten vinden, terwijl hij wist dat het niet in orde was wat hier gebeurde. 

Van deze zaken werd de GS III-A op de hoogte gesteld, doch de berichten bleken tot dovemansoren gericht. De toestand bleef zoals die was. 
Brigade commandant Slotboom die later zo in de fout zou gaan, liep toen nog over van vaderlandsliefde. Hij stelde eens aan een rondreizende militaire commissie voor om een springlading aan te brengen in een brug van de spoorlijn Borken-Winterswijk. 
Deze zou dan bediend kunnen worden door een vaste marechausseepost aan die lijn. Slotboom werd echter afgesnauwd, terwijl op de dag van de inval promt een gepantserde trein over de lijn naar Zutphen is gereden die een aanval op de aldaar gelegen spoorbrug ondernam. 


Duitse Inlichtingen
Tijdens de omzwervingen van Haze langs de Duitse grens in de omgeving van Winterswijk viel het hem op dat enkele personen, waaronder de Winterswijkse slager P., verschillende keren contact had met de chef van de gestapo te Borken: Berkel. 
Samen met reeds genoemde grensontvanger Besseling werd daar vastgesteld dat de Grensschutz opdracht had gekregen om voor enige personen, waaronder P. en N, de overgang over de grens zo eenvoudig mogelijk te maken en hen te allen tijde hulp te verlenen. Deze personen stonden bekend als leden van Nationaal Socialistische Beweging (NSB)

In opdracht van Brigade Commandant Slotboom stuurde Haze een rapport hierover naar de GS III-A, omdat op goede gronden vermoed werd de Duitse Inlichtingendienst op het spoor te zijn. Toen na maanden van wachten uit Den Haag nog geen reactie was ontvangen, nam Haze contact op met de Winterswijkse textielfabrikant W; deze was van de activteiten van Haze op de hoogte en hem werd het rapport ter inzage gegeven. Ook W. vond de inhoud van dit rapport hoogst belangrijk en kon zich niet voorstellen dat hierop geen maatregelen waren getroffen. 
W, vroeg om een onderhoud met de minister van Buitenlandse Zaken, E. van Kleffens, die W, vanaf z’n studietijd persoonlijk kende. Naar aanleiding van dit onderhoud, dat op on-officiele manier op het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Den Haag plaats vond, zou door Van Kleffens contact met de minister van Defensie dhr.A.Dyxhoorn worden opgenomen. Echter, spoedig daarna brak de oorlog uit en heeft Haze geen resultaten van z’n mededelingen gezien. 

10 Mei 1940
In de nacht van 9 op 10 mei vielen de Duitsers ons land binnen. Tot ’s ochtends 10.00 uur hebben Haze en zijn mensen nog berichten over aard en omvang van de Duitse troepen telefonisch aan Den Haag doorgegeven. Ook is later op de dag nog getracht met behulp van postduiven berichten door te geven. Ook deze pogingen liepen op een fiasco uit. 
De spionnen konden niet veel meer doen, de werkzaamheden voor GS III-A  waren beeindigd, omdat ze niet meer achter de linies konden komen. In een burgerjas wachtten de marechaussee’s op hun arrestatie, dit gebeurde echter niet en langzaamaan begon men de politiedienst te hervatten. 
In het begin werden nog wel wapens afgenomen, maar die kregen ze na verloop van tijd weer terug. 

Brigade Commandant Slotboom was na de inval van de Duitsers dagen lang niet in staat om ook maar iets te doen. Hij had een geweldige angst dat hij door de Duitsers voor spionage zou worden doodgeschoten. Wellicht is dit een van de overwegingen geweest om zich later bij een pro-nationaal-socialistische beweging aan te sluiten. 

Tekst: Herbert Smit


Theo Haze: 7 Oktober 1903- 14 mei 1972. 




Inlichtingendienst opgericht in 1913

GS III-A TELDE IN BEGIN 1 MAN

De GS III-A waarvoor Haze werkte, is voortgekomen uit de Nederlandse Militaire Inlichtingendienst, die in 1913 – vlak voor de Eerste Wereldoorlog- werd opgericht. Van die dienst moet men zich niet al te veel voorstellen, want ze bestond aanvankelijk uit slechts 1 officier. 

De uitbreiding kwam tot stand in de oorlog van ’14-’18, waarin Nederland neutraal was. Het was zelfs een aanzienlijke versterking.
Het gezelschap ressoorteerde officieel onder de derde afdeling van de Generale Staf (GS III). Er werden regelmatig gegevens verzameld, waaraan regering en legerleiding behoeft hadden. Geheime agenten had men niet, maar die waren als regel in de Eerste Wereldoorlog ook niet nodig. 
De Duitse Inlichtingen Dienst poogde gegevens te verzamelen omtrent de militaire- en civiele situaties in de geallieerde landen; de Franse en Engelse Diensten trachtten hetzelfde te doen met betrekking tot Duitsland. 
GS III hield een oogje in het zeil, zodat geen Nederlandse belangen geschaad zouden worden. 

Splitsing
Na de Eerste Wereldoorlog werd GS III gesplitst in twee afdelingen, namelijk in GS III-A, de afdeling die militaire gegevens over het buitenland ging verzamelen en GS III-B, de Centrale Inlichtingen Dienst, die gegevens over nederland verzamelde. 
Hoofd van GS III-A was in de vooroorlogse jaren majoor J.G.M. van de Plasche; zijn rechterhand was kapitein C.M.Olifier, die in mei ’34 bij GS III geplaatst werd en daar Duitsland te behandelen kreeg. 
Kapitein Olifier ging met ijver en scherpzinnigheid de Duitse pers volgen: het was verbazingwekkend wat daar aan kleine berichten in gepubliceerd werden die, als een mozaiek samengevoegd, een beeld gaven van de nieuwe regimenten die geformeerd werden. 
Daarnaast waren er de directe informanten. De marechaussee-commandanten aan de grens waren meestal via verschillende kanalen goed op de hoogte van hetgeen vlak over de grens in Duitsland gebeurde; met de voornaamste onder hen, nam kapitein Olifier regelmatig- en na de mobilisatie (28 augustus)- zelfs dagelijks contact op. 
Ook gebeurde het menigmaal dat Nederlandse zakenlieden die Duitse relaties moesten bezoeken, tevoren met GS III afspraken, dat zij in het Derde Rijk in het algemeen hun ogen goed de kost zouden geven. 

Phlips
Van grote nederlandse firma’s ontving GS III menigmaal inlichtingen. Philips in Eindhoven kreeg zoveel informatie uit en over Duitsland, dat de toenmalige president-directeur, ir. P.F.S.Otten, vanaf 1939, vrijwel iedere week naar Den Haag moest reizen om het belangrijkste nieuws wat zijn concern te weten was gekomen, aan de autoriteiten door te geven. 
Af en toe wist GS III ook goede verbindingen te leggen met politieke vluchtelingen uit Duitsland. Die gingen er dan zelf op uit of ze benaderden geestverwanten om informaties in het Derde Rijk in te winnen. 
Erkend mag worden dat GS III-A  over de kracht van de mogelijke Duitse tegenstander adequate inlichtingen bijeen wist te brengen. Sinds de herfst van 1939 werden die inlichtingen in dagelijkse- en wekelijkse rapporten opgenomen en als geheim stuk aan alle hoge militaire commandanten toegezonden. Alle rapporten van GS III zijn na de meidagen van 1940 om veiligheidsredenen vernietigd. Welke informatie deze dienst nu precies over Duitsland bezat blijft dus onduidelijk. 

Groep Rouffaert
En hoe verging het Haze.
Hij werd in de loop van de maand mei weer teruggeplaatst naar de brigade Glanerbrug; 
In 1941 werd de recherche groep ‘Rouffaert’ opgericht. Rouffaert was districts commandant van de Koninlijke Marechaussee te Enschede. In 1941 stelde hij deze zogenaamde recherche groep in teneinde de onbetrouwbare elementen, die Rouffaert onder het personeel in zijn district had, te laten nagaan en hen in hun bewegjngen te schaduwen. 
het nevendoel van deze groep was om de Nederlandse bevolking zoveel mogelijk tegen de praktijken van de Gestapo en de Sicherheits Dienst te beschermen. 
Daartoe moesten leden van de recherche groep, waarover Haze het commando kreeg, contacten met de Duitsers aanknopen. Bij het uitbreken van de oorlog stond Haze, door z’n werkzaamheden voor GS III-A , bekend als pro-Duits. Dat de leden van deze al snel het etiket NSB-er kregen opgeplakt is dan ook niet zo verwonderlijk. Men moest een dubbele rol spelen om geloofwaardig te blijven. Maar, dat had men voor de goede zaak graag over. 

Vaderland
Dat die spionage-activiteiten in meerder opzichten aanleiding gaven tot verwarring bleek pas goed na de bevrijding. Haze werd opgepakt en moest als “zwaar geval”  anderhalf jaar op zijn berechting wachten. Hem werd aanvankelijk de dood van twee verzetsmensen aangerekend, maar de rechtbank in Almelo vond dat een fout die onder de druk van de omstandigheden de spion Haze niet kon worden verweten. Haze, die via de Twentse illegaliteit berichten naar Engeland doorzond, was niet de dubbel-spion waarvoor men hem aanvankelijk hield. Volgens de procureur-fiscaal Van der Walle had Haze de hele oorlog door steeds het belang van het vaderland gediend.

Lees verder

DE NSB IN WINTERSWIJK BEGINT OP HET WEURDEN

Door Aart Jan Elsenaar

1. DE NSB IN WINTERSWIJK BEGINT OP HET WEURDEN

Inleiding
Er is veel geschreven over de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) in Winterswijk, maar over haar oprichting is nagenoeg niets bekend. De meeste (kranten-)artikelen beschrijven het feit dat Winterswijk een NSB-dorp zou zijn geweest of verhalen over één van de plaatselijke kopstukken, de veearts dr. W.P.C. Bos, maar hoe en wie de personen waren die de NSB in Winterswijk van de grond hebben gekregen, blijft onderbelicht. Ook Krozenbrink gaat in zijn boek over dr. W.P.C. Bos hier geheel aan voorbij en dr. G.A. Kooy vermeld in zijn boek ‘Het echec van een volkse beweging’, dat de eerste ontwikkelingen van de NSB in Winterswijk nogal fragmentarisch zijn.
Na langdurig onderzoek in de archieven van NIOD is het mij gelukt om van deze fragmenten een samenhangend verhaal te maken en wordt hieronder beschreven hoe de oprichting tot stand is gekomen.


De oprichting (januari – april 1933)

Op het Weurden 8 woont de middenstander Johan te Winkel, die naast een kruidenierszaak in Koloniale Waren handelt in porselein en eieren. Een gelovig man, principieel in zijn opvattingen, sociaal bewogen en vanuit zijn geloofsovertuiging sterk verbonden met de Nederlandse samenleving en haar Oranjehuis.
Maar eind 1932 maakt Te Winkel zich over die samenleving grote zorgen. Hij begint de gevolgen van de economische crisis te voelen en constateert met grote ergernis dat de gevestigde politieke partijen onmachtig zijn om deze crisis te lijf te gaan. Hij voelt zich door hen in de steek gelaten, want in plaats dat zij zich hard maken voor zijn belangen als middenstander houden zij zich bezig met politieke ruzies en gekrakeel.
De crisis is niet de enige bron van onvrede bij Te Winkel, ook de sterke opkomst van de arbeiders-beweging met haar politieke partijen als de SDAP, OSP en de communistische CPH zijn hem een doorn in het oog. Wat Te Winkel vooral grote zorgen baart, is dat deze arbeidersbeweging niet alleen in Nederland maar ook in de Winterswijkse gemeenschap steeds meer invloed krijgt. De communistische activiteiten onder aanvoering van haar voorman Gradus Kobus zijn hem een gruwel en dat er onlangs in het gemeentebestuur van Winterswijk een socialistische wethouder is benoemd, is voor Te Winkel een absoluut dieptepunt.
De politieke en economische situatie wordt op de zondag na de kerkdienst niet alleen met de familieleden besproken, ook op straat met bevriende overburen als de slager Johannes (Jo) Pecht en de rijwielhersteller Herman Feberwee bespreekt Te Winkel de gevolgen van de crisis. De middenstanders zijn het roerend met elkaar eens dat, wil er verbetering in hun situatie komen, er een andere wind in Nederland moet gaan waaien.
Als Te Winkel op een ochtend kort na het eerste weekend van januari 1933 de krant leest, valt zijn oog op een artikel over een Landdag die door een nieuwe partij in Utrecht is gehouden. Die partij noemt zich de Nationaal Socialistische Beweging. Haar leider, een zekere ingenieur Anton Mussert, heeft het in zijn redevoering over het leidende beginsel van zijn beweging en wil streven naar een volksgemeenschap, waar orde, discipline en zelfrespect voor de natie centraal staan en waarin het geestelijke en zedelijke welzijn van de bevolking alleen bevorderd kan worden door het nationale belang boven het groeps- en persoonlijke belang te stellen. In het artikel leest Te Winkel eveneens de volgende passage uit de redevoering:

… Van eenzaam dolenden zijn wij actieve leden van de beweging geworden. Wij staan niet meer alleen; wij staan met elkaar verbonden. Het ligt alleen aan onzen plichtvervulling, aan onzen opofferingsgezindheid, aan onzin wil, om den dam op te werpen, die de vloedgolf van willoosheid, ongeloof en defaitisme zal keeren .[….] De opkomst van het Marxisme is een groot gevaar voor de Nederlandse samenleving: Ik zeg U: Iedere maal, dat de natie in nood zal zijn en zij al haar mannen behoeft, zal het marxisme haar van achteren bespringen. Zolang het marxisme niet is uitgeroeid zal dit gevaar alleen maar toenemen.

De redevoering van Mussert is Te Winkel uit het hart gegrepen, maar hij wordt vooral geraakt door de tweede spreker van de Landdag, de burgemeester van Maartensdijk Van der Voort van Zijp. Deze deelt zijn gehoor mee dat hij tot overtuiging is gekomen dat de parlementaire democratie in haar huidige vorm is vastgelopen en hij zich bewust bij de NSB heeft aangesloten omdat deze geen politieke partij maar een volkbeweging wil zijn die zich wil inzetten voor het gehele volk. Hij de roept de aanwezigen in de zaal op samen met hem hiervoor te strijden.

Na het lezen van het artikel moet Te Winkel tot de conclusie zijn gekomen dat deze beweging een antwoord is op zijn gevoelens van boosheid en onvrede en dat hij zich net als de burgemeester van Maartensdijk bij de NSB zou willen aansluiten om de beginselen van deze beweging uit te dragen. Maar tegelijkertijd komen ook de twijfels naar boven. In hetzelfde krantenartikel wordt de NSB vergeleken met de fascistische bewegingen in Italië en Duitsland en net als in Italië lopen ook de aanhangers van de NSB in een zwart uniform met koppelriem rond. Gaat zijn christelijke levensbeschouwing niet botsen met de uitgangspunten van deze beweging, die zegt te streven naar een ondemocratische samenleving en die het fascisme wil omarmen? Ook hier heeft Te Winkel het op straat over met zijn buurtgenoten maar zij kunnen hem daar niet bij helpen.
Om antwoord op zijn vragen te krijgen, koopt Te Winkel nummers van het pas uitgebrachte weekblad van de NSB ‘Volk en Vaderland’, verdiept hij zich in de artikelen die daar in staan en leest aandachtig de discussies in de kranten. Als hij nog steeds niet overtuigd is of zijn christelijke geloof met het fascisme verenigbaar is besluit hij begin februari 1933 een brief te sturen naar burgemeester Van der Voort van Zijp. Deze ARP-politicus is tenslotte van christelijke huize en als hij op de Landdag zegt bewust voor de NSB te hebben gekozen dan wil Te Winkel graag van hem weten wat zijn argumenten daarvoor waren. Enkele dagen later, op 6 februari om precies te zijn, krijgt Te Winkel een uitvoerige brief van Van der Voort van Zijp terug. Daarin geeft hij niet alleen zijn beweegredenen weer waarom hij tot de NSB is toegetreden, hij laat deze ook vergezeld gaan van het programma en een uiteenzetting van de beginselen van de Beweging. Hij adviseert Te Winkel tenslotte om contact op te nemen met een kennis van hem, een zekere E. Hamer, die bij de politie in Winterswijk werkzaam is en net als Te Winkel het christelijke geloof heeft en sympathiseert met de uitgangspunten van de NSB.
Te Winkel volgt dit advies op en nodigt Hamer bij hem thuis uit. De mannen kunnen het goed met elkaar vinden en na het eerste verkennende gesprek volgen er meer ontmoetingen, waarbij Te Winkel ook zijn buren Pecht en Feberwee uitnodigt. 
Langzaam maar zeker komt Te Winkel tot de overtuiging dat zijn christelijk geloof samen kan gaan met de grondbeginselen van het fascisme en eenmaal tot die conclusie gekomen, besluit hij zich als lid aan te melden bij de NSB.
Een jaar later, in mei 1934, als Te Winkel om heel andere redenen een brief schrijft aan zijn Leider Mussert, blikt hij op die worsteling terug:

[…] langzamerhand, na herhaaldelijke uitingen van Uw alsmede voorkomende in Volk en Vaderland en door studie te maken van de Fascistische beginselen, wordt het mij steeds meer en meer duidelijk, dat Christendom en Fascisme bij elkaar behoren, ja durf ik zelf te beweren, althans voor mij, dat fascisme zonder Christendom geen inhoud heeft en ben ik het zo volkomen eens met de pas ontslagen burgemeester Graaf d’Assembourgh in zijn Christelijke levensbeschouwing in het nummer van 10 februari jl.
Zoo kan ik dan thans gewichtig mijne verknochtheid aan U als Leider, als mede aan de Beweging betuigen en geef dan ook gaarne mijn krachten en talenten voor de Beweging tot heil van Volk en Vaderland, omdat ik weet en het mij meer en meer duidelijk wordt en het dagelijks gevoel, dat voor mij, ik de beginselen der NSB wil uitdragen, deze met mijn Christelijke beginselen parallel gaan en het een niet van het andere is te scheiden, dat geeft mij ontegenzeggelijk veel kracht en moed, in onze, vooral voor u als Leider, zwaren strijd en zal doen volgens mijn diepe overtuiging nog aanmerkelijk worden verzwaard.

Begin april 1933 laat Te Winkel zich inschrijven als lid van de NSB en met hem ook Pecht, Feberwee en Hamer. Enkele dagen later krijgen zij de lidmaatschapskaarten toegestuurd, waaruit blijkt dat Feberwee met stamboeknummer 2354, Te Winkel met stamboeknummer 2355, Hamer met stamboeknummer 2356 en Pecht met stamboeknummer 2357 per 12 april 1933 in het ledenregister van de NSB in Utrecht zijn ingeschreven.
Met deze inschrijving zijn de vier niet alleen NSB’ers van het eerste uur maar zullen zij ook het initiatief nemen om de Beweging in Winterswijk verder van de grond te krijgen.


.

De opbouw (mei – juli 1933)
Een week nadat de vier mannen zich als lid hebben laten inschrijven stuurt het Hoofdkwartier van de NSB in Utrecht een van haar medewerkers naar de Achterhoek. Het is de 41-jarige Frederikus Wilhelmus (Frits) Wessels, die in de functie van Gewestelijk Propagandaleider belast is met de opbouw van de NSB in de noordelijke provincies. Hij heeft tot taak gekregen om contact te leggen met de nieuwe leden in deze regio, want naast Winterswijk zijn er ook in Doetinchem, Bredevoort en Dinxperlo leden bijgekomen en is het Mussert er veel aan gelegen om de beweging in deze regio verder uit te breiden.
Van wat er die dag op het Weurden is besproken zijn helaas geen verslagen of aantekeningen bewaard gebleven maar ongetwijfeld zal Wessels met de vier nieuwe NSB-leden hebben besproken wie er in Winterswijk nog meer sympathiseren met de NSB en hoe zij de beweging hier verder van de grond kunnen krijgen.

Begin mei 1933 moet Wessels opnieuw in Winterswijk zijn geweest om over de opbouw verder te praten. Ook van deze bijeenkomst zijn geen documenten bewaard gebleven maar zal Wessels het vermoedelijk met de initiatiefnemers er over hebben gehad om een openbare bijeenkomst te beleggen met als doel de aanwezigen uitleg te geven over de beginselen van de Beweging en na afloop proberen een NSB-groep in Winterswijk op te richten. Pecht verklaar zich bereid om namens de initiatiefnemers als contactpersoon op te treden en wil daarnaast op verzoek van Wessels, ook wel het agentschap voor ‘Volk en Vaderland’ in Winterswijk op zich nemen.
Eind mei brengt de Gewestelijk Propagandaleider weer een bezoek aan de Achterhoek en doet hij eveneens Winterswijk aan. In een rapport aan het Hoofdkwartier in Utrecht legt hij over dit bezoek het volgende vast:

Winterswijk verzoekt nieuw groepsnummer.
Onderhoud gehad met de heer Pecht en besloten op 6 juni een semi-openbare vergadering aldaar te beleggen. Liefst met Leider Mussert als spreker. Inmiddels een zaal voor dien datum vastgelegd en het is kaarten te laten drukken in Utrecht.
Verder de heer Overweg fabrikant te Winterswijk gesproken, deze is nog Vrijheidsbonder, doch ik heb de overtuiging dat hij lid onzer Beweging zal worden. De zaak zal verder worden behandeld.

Dat de textielfabrikant van de Koninklijke Tricotfabriek zich bij de NSB wil aansluiten is een iets te optimistische inschatting van Wessels. Overweg had namelijk geen enkele behoefte lid van de NSB te worden en zou zich later als een tegenstander van het nationaal socialisme laten gelden.
Wat wel doorgaat is de semi-openbare vergadering en de zaal waar Wessels het in zijn rapport over heeft, is zaal Beskers aan de Kottenseweg. Mussert is die dag al bezet maar belooft zijn Gewestelijk Propagandaleider in augustus naar Winterswijk te komen. In plaats daarvan weet Wessels gedaan te krijgen dat diens protegé Van der Voort van Zijp en de Kringleider van de NSB in Rotterdam, J.F. Overwijn die avond de aanwezigen zullen toespreken.

Aankondiging van de vergadering in Volk en Vaderland
dd. 3 juni 1933


Er breekt voor Te Winkel, Pech, Hamer en Feberwee een drukke en spannende week aan. Entreekaarten moeten worden verkocht, publiciteit geregeld, de zaal ingericht en voorzien van NSB-propagandamateriaal en de sprekers worden opgevangen. Maar wat de initiatiefnemers vooral moet hebben beziggehouden is de vraag hoe de eerste openbare vergadering van de NSB in Winterswijk zal worden ontvangen en of het zal lukken om hier een afdeling van de NSB hier op te richten, want behalve dat zich de eerste sympathisanten hebben gemeld laten ook de tegenstanders van zich horen. In diezelfde week verspreiden aanhangers van de OSP en CPH namelijk huis aan huis pamfletten met de oproep massaal te protesteren tegen het fascisme


Het is die 6e juni een warme dag met temperaturen boven de 28 graden, maar dat hindert de nieuwsgierig geworden dorpsgenoten niet om ruim voor aanvang van de vergadering zich in grote getale naar de Kottenseweg te begeven in de hoop een glimp te kunnen opvangen van de eerste fascisten in Winterswijk. Het kost de eveneens aanwezige politie grote moeite om het publiek op afstand van zaal Beskers te houden, zodat de bezoekers van de vergadering ongehinderd naar binnen kunnen. Ook voor degenen die wel een toegangskaart hebben gekocht en in de zaal de vergadering bijwonen is de aanblik van enkele in zwarte blouse en broek geklede bezoekers even wennen. 
Wessels, die met de vier mannen heeft afgesproken dat hij deze bijeenkomst zal leiden, opent de vergadering en nadat hij de aanwezigen welkom heeft geheten geeft hij het woord aan de sprekers Overwijn en Van der Voort van Zijp die in hun spreekbeurt uitvoerig stilstaan bij de betekenis van het nationaal socialisme en het leidende beginsel van de NSB. Ondanks de toenemende hitte en de aanwezigheid van aanhangers van de CPH en OSP raken de gemoederen in de zaal niet verhit. Slechts een keer wordt de vergadering onderbroken als een jonge communist wegens ordeverstoring door de Marechaussee uit de zaal wordt gezet.
Als de vergadering ten einde loopt en Wessels de aanwezigen verzoekt om het volkslied te zingen verlaten de tegenstanders demonstratief de zaal maar zien de overgebleven bezoekers voor de eerste keer dat de aanwezige nationaal socialisten gaan staan en met opgeheven hand het Wilhelmus inzetten.

Voor Te Winkel, Pecht en Feberwee en Hamer moet deze bijeenkomst een groot succes zijn geweest. Hoewel er na afloop van de vergadering op straat schermutselingen hebben plaatsgevonden tussen de politie en tegenstanders van het fascisme is de vergadering zelf rustig verlopen en heeft de zaal helemaal vol gezeten met bezoekers die kennis wilden maken met de NSB.

Oprichting van de NSB in Winterswijk (juli 1933)

Meteen na afloop van de bijeenkomst laat Wessels een persbericht uitgaan naar de lokale kranten met de tekst dat “een vrij sterke groep van de Nationaal Socialistische Beweging was opgericht”.
Dat was iets te sterk geformuleerd want na het officiële gedeelte en het stellen van de vragen konden de aanwezigen zich aanmelden voor het lidmaatschap en daar hebben slechts een tiental bezoekers gebruik van gemaakt.
Maar belangrijker voor Wessels was dat de NSB door deze bijeenkomst voet aan de grond in Winterswijk heeft gekregen. Nu is het zaak om deze verder uit te bouwen. Met de initiatiefnemers is hij het er over eens dat er zo spoedig mogelijk een nieuwe bijeenkomst moet worden georganiseerd, dit keer alleen voor de nieuwe aspirant-leden en genodigden die tijdens de vergadering hun belangstelling voor de NSB kenbaar hebben gemaakt.
Die bijeenkomst vindt op 24 juli 1933, opnieuw onder leiding van Wessels, plaats in Het Kronenhuis aan de Markt. Hiervan zijn geen verslagen bewaard gebleven maar wel moet er een journalist van ‘De Nieuwe Winterswijksche Courant’ aanwezig zijn geweest want enkele dagen later leest men in deze krant het volgende stukje:

Op de maandagavond gehouden vergadering van de reeds toegetreden leden en genodigden is definitief een Afdeling Winterswijk Groep 104 van de Nationaal-Socialistische Beweging opgericht. Na een woord van welkom hield de heer Wessels, propagandaleider, Utrecht, een bespreking, waarna gelegenheid tot vragen stellen werd gegeven, waarvan een druk gebruik gemaakt werd. Dit had aanleiding, dat weder 11 leden toetraden.
De Afdeling bestaat thans uit plm. 100 leden, de geheime leden inbegrepen. Een groepsleider werd nog niet benoemd, terwijl de heren Pecht en Joh. te Winkel, respectievelijk benoemd werden tot secretaris en penningmeester.

In dit krantenartikel komen twee zaken naar voren die nadere aandacht verdienen.
Allereerst het aantal leden dat in het artikel wordt genoemd. Vermeld wordt dat met de nieuwe aanmeldingen en de geheime leden de NSB in Winterswijk circa 100 leden zou hebben. Dat lijkt een iets te optimistische weergave. Uit de bewaard gebleven weekrapporten die op het Hoofdkwartier van de NSB werden samengesteld blijkt dat op 29 juli 1933 in Winterswijk 35 NSB-leden zijn geregistreerd. Het aantal geheime leden wordt in dit weekrapport niet genoemd maar het lijkt niet aannemelijk dat Winterswijk naast haar gewone leden nog 65 geheime leden zou hebben gehad.

Uit het artikel blijk ook dat het de initiatiefnemers is gelukt om met de nieuw toegetreden leden een afdeling – in NSB-jargon een Groep – op te richten. Om zo’n Groep te besturen moet er een Groepsraad worden geformeerd en worden de initiatiefnemers gevraagd hierin zitting te nemen. De functies worden meteen verdeeld waarbij Pecht als secretaris zal optreden, Te Winkel als penningmeester en Feberwee, die in het krantenartikel niet wordt genoemd, als gewoon lid zitting zal nemen.
Opmerkelijk is dat geen van deze mannen, terwijl ze toch de aanzet tot de NSB in Winterswijk hebben gegeven, de ambitie heeft om leiding te geven aan de Groep. Naar het waarom kunnen we slechts raden; misschien vonden ze zichzelf niet geschikt voor deze functie of was het niet te combineren met hun bedrijf. Feit is dat de Groep zonder Groepsleider zit en de leden van de Groepsraad op zoek moeten naar een man die de nationaal socialistische beginselen een warm hart toedraagt en tevens leiding kan geven aan Groep 104 van de NSB in Winterswijk.

Desalniettemin moet het Johannes Pecht, Johan te Winkel en Herman Feberwee veel voldoening hebben gegeven dat zij er, slechts drie maanden nadat zij zich als lid hebben laten inschrijven, in zijn geslaagd de NSB in Winterswijk van de grond te krijgen.


2. De benoeming van dr. W.P.C. Bos tot Groepsleider van Groep 104

AANTEKENING OUD-WINTERSWIJK

Betreft het hier?
Egbert Hamer, geb.19-12-1932 te Zwolle. Woonachtig in Winterswijk van 12-08-1932 tot 06-04-1933. Van en naar vertrokken Amsterdam.
Zover mij bekend niet in dienst geweest Winterswijkse politie.
Hooguit als volontair. Woonadres: Groenloseweg 105

Lees verder

Geallieerde gesneuvelden

Op de Algemene Begraafplaats in Winterswijk liggen 50 geallieerden.
41 wie omgekomen zijn bij het crashen van bommenwerpers boven Winterswijk en 9 wie zijn omgekomen bij de invasie in het Woold.
Twee slachtoffers uit het Woold zijn echter onbekend gebleven en er staan dan ook twee stenen van de onbekende soldaat.
Ook is Derek Sheldon omgekomen bij de crash op 1 mei 1943. Echter van zijn lichaam is niets teruggevonden, waardoor hij geen graf gekregen heeft in Winterswijk.

1948
Foto: Ecal

Alle foto’s van de graven van geallieerde slachtoffers zijn van
W.Stapelkamp, fotograaf voor Oud-Winterswijk.

Foto: Hans Tenbergen, 2020
Lees verder

Zonnevylle J.W.

Jan Willem
Geb:06-07-1891 Oudenwaard
Overl.:14-08-1981 Velp

Weurden 28 (juni 1945)
Partn: Ph.H.Zonnevylle-Boersma ( Phoebe Hitzera ) (13-05-1894-01-08-1998)

Eervol ontheven

9 APRIL 1946

De reserve-majoor van algemene dienst, de heer J.W.Zonnevylle is te rekenen vanaf 1 april 1946, eervol ontheven uit zijn indeling bij de staf Militair Gezag, onder dankbetuiging voor zijn aan de grensbewaking bewezen diensten.

Lees verder

Dr.ter Haar

O.a. gelddistributie Zonnevylle

‘DIE BAHN SCHON WIEDER KAPUT, HERR FRIEDRICH?”

Ach, je had van alles in huis tijdens de oorlog, aldus ter Haar’Onderduikers (van het spoor), een gevluchte NSB-vrouw met haar kind uit Scheveningen en zelfs twee Duitse onder-officieren. Die twee onder-officieren moesten zorgen dat schade aan spoorlijnen in de omgeving direct moest worden hersteld bij bombardementen door geallieerden.
De Winterswijkers waren nogal pessimistisch over de geallieerde bombardementen, omdat er zoveel mis ging, maar Dr. ter Haar hoorde direct dat er ook veel goed ging.
Als ’s morgens de telefoon ging en het was voor Herr Friedrich en deze aan de telefoon antwoordde ‘VERDAMMT NOCH MAL!’ , dan wist Dr.ter Haar voldoende. ‘DIE BAHN SCHON WIEDER KAPUT, HERR FRIEDRICH?’ Friedrich bromde dan wat, trok zijn jas aan en vertrok. Na een paar weken ging Herr Friedrich d’r vandoor, de grond werd hem te heet in het dorp.

Lees verder

Johannes Michiel Jansen

In oorlog tijdelijk ambtenaar Arbeidsbureau.
Hielp o.a.onderduikers
Arts te Emmeloord
Verongelukt 29-09-1966 Emmeloord op 45 jarige leeftijd

Broer v.d. dames Jansen, sigarenmagazijn Misterstraat
In 1947 (NWC 13-01) schrijft hij ingezonden stuk m.b.t. verontwaardiging bewaking gevangenen kamp Vosseveld. J.M.Jansen Jr. Misterstraat 41

Nieuwe Winterswijkse Courant, 30-09-1969

Oud-plaatsgenoot verongelukt
De heer Joh. M. Jansen verzetsman in de oorlogsjaren

Door auto omver gereden
Gistermiddag is in Emmeleroord, waar hij arts en hoofd van de geneeskundige dienst in de N.O. Polder was, ingezetene van Winterswijk en in de door een ongeval om het leven gekomen de 45-jarige heer Joh. M, Jansen, oud-ingezetene van Winterswijk en in de oorlogsdagen een verzetsman hier ter plaatse, die o.a. als tijdelijk ambtenaar op het. Arbeidsbureau vele onderduikers hielp en berichten over Duitse aktiviteiten aan de geallieerde legers wist door te geven.
Na afloop van de oorlog behaalde hij het arts-diploma en nam hij een vooraanstaande plaats in het leven van de NO-Polder in.
De heer Jansen reed gisteren met zijn auto met een matige gang, ongeveer 30 km, op een voorrangsweg in Emmeleroord, toen hij plotseling geschept werd dooreen auto, die geen voorrang verleende.
De heer Jansen werd uit zijn auto geslingerd, kwam met zijn hoofd op een trottoir terecht en overleed kort daarna in het Ziekenhuis in Emmeleroord, waar de overledene eep zeer geziene persoonlijkheid was, is de verslagenheid bij velen groot.

Lees verder

Fam. Winkelhorst

Gerhard Hendrik Jan Winkelhorst
Geb: 16-07-1910 Winterswijk
Ovl: 17-02-1955 44

Echtg: 08-03-1935

Gerda Anna Wilemina Jolink
Geb: 22-09-1916 Hummelo en Keppel
Ovl: 09-07-2010 93

Boerderij ‘De Vrijheid’
Grensweg 6 Woold

Onderduikers: plm.500
Nieuwe Wint.Courant 6 mei 1965

500 Onderduikers

5 Mei 1965
50 waren er gekomen op de reunie bij Mevrouw Winkelhorst in het Woold. 50 onderduikers van 20-25 jaar geleden. Sommigen waren er 1 dag, sommigen een week en een zelfs twee maanden. Toen klopten ze ‘s nachts op de deur van de boerderij in ‘t Woold, vlakbij de Duitse grens. Angstig, uitgehongerd en slecht gekleed. Maar altijd stond voor iedereen ‘de deur open’. Ze kregen koffie, eten en een bed. Waren de bedden bezet, dan kreeg je een plaatsje in het stro. Zo werd er in de oorlogsjaren wel 500 maal op hun deur geklopt. Meneer en Mevrouw Winkelhorst maakten er nooit zo’n ophef over, ze deden wat ze meenden te moesten doen. Van sommigen wisten ze de namen, van velen ook niet, want je hoefde niet te vertellen wie je was. Je kreeg gewoon hulp, onder het motto: ‘heb uw naasten lief, gelijk u zelf’. Meneer Winkelhorst overleed in 1955 en mevrouw Winkelhorst bekeek in 1965 nog eens het lijstje met namen van alle ‘deurkloppers’. Ze had van 75 van de 500 ‘deurkloppers’ namen en adressen en stuurde ze allemaal een kaartje en van daaruit ontstond het idee van een reunie, van onderduikers die elkander niet eens kenden. Goed gekleed, geschoren, nu met vrouw, met auto of trein waren ze op 5 mei 1965 gekomen. 50 ‘Deurkloppers’ die deze dag herinneringen kwamen ophalen en hun dank wilde betuigen voor de hulp die zij toen in die donkere, bange dagen hadden mogen ontvangen.Zonder dat Mevrouw Winkelhorst het wist, hadden ze geld ingezameld, boden haar een horloge aan met een inscriptie 1945-1965, een halsketting en een enveloppe met inhoud.Het werd een bijzondere dag en ‘s avonds gingen ze allemaal weer huiswaarts naar Tilburg, Rotterdam, naar Eindhoven, Amsterdam en Friesland.

Reunie 05-05-1965
Met zwarte jurk Gerda Winkelhorst-Jolink (1916-2010_
Lees verder

Fam.Tenkink

Woold K184
Onderduikers
P.v.d.Graaf

Dortsestraatweg 487, Rotterdam
29-06-1945 Nieuwe Winterswijkse Courant

Lees verder