LAMMERS 10 jaar Roepnaam: Gerrit Voornamen: Gerrit Engelbartus Geboren: 08-07-1934 te Winterswijk Overleden: 16-02-1945 te Winterswijk Begraven: Algemeene Begraafplaats te Winterswijk Ouders: Bernard Willem Lammers (04-02-1895 te Winterswijk-overl.07-06-1978 te Winterswijk) en (getr.12-10-1920 te Winterswijk) Gesiena Theodora te Kronnie (29-11-1894 te Winterswijk-overl.07-12-1976 te Winterswijk) Woonadres:Iepenstraat 20 te Winterswijk Groep:Burgerslachtoffer
Op vrijdag 16 Febr. 1945, ’s middags ongeveer 13.15 uur, werden door twee Amerikaansche bommenwerpers een 30-tal brisantbommen boven onze gemeente afgeworpen, 14 splinterbommen van zwaar kaliber kwamen in de omgeving van perceel Oostervoort 48 terecht. Dit had tot noodlottig gevolg, voor twee kinderen die daar net liepen. Gerritje Lammers 10 jaar, Iepenstraat 20, die met zijn moeder onderweg was om melk te halen en Johannes v.d. Ende, 12 jaar, uit Gouda welke alhier geevaceerd was op Berkenstraat 32. Enkele andere menschen werden gewond.
Anneke Lammers
Anneke Lammers woonde op Iepenstraat 20 samen met haar ouders, zus en kleine broertje Gerritje Lammers van 10 jaar Ook haar verloofde Marinus Ligtenbarg, 24 jaar woonde bij hun in huis. 16 Februari 1945 gaat haar broertje Gerrit met zijn moeder melk halen en Gerrit wordt op de Oostervoort dodelijk getroffen door een brisantbom. Gerrit was niet meer herkenbaar en Marinus heeft voor de familie de identificatie op zich genomen.Aan de hand van het rood-geblokte jasje kon de conclusie getrokken worden, dat het Gerrit betrof. Twee weken later, op 9 maart 1945 wordt Marinus (zie Ligtenbarg), die zich bezig hield met ondergrondse activiteiten, zelf door een bom getroffen bij het spoorwegemplacement en kwam daarbij om het leven. Anneke raakt dus binnen een maand haar broertje en verloofde kwijt. Enige tijd later loopt Anneke ‘s avonds in het donker van de Iepenstraat richting de Vredenseweg.Uit de andere richting komt in het donker, een voor haar onbekende man met hoed op, haar tegemoet lopend. Hij spreekt Anneke aan en zegt: “Bun ie Anneke Lammers? “ , wat zij bevestigd met: “Ja, ik ben Anneke Lammers”. Hij reikt haar een leren buideltje aan en zegt: “ Dit is voor de grafsteen van Marinus, van zien Kamerö ”. Draaide zich om en verdween weer in het donker. Het leren buideltje bevatte allemaal goud en zilverstukken voor het grafsteen. Anneke is nooit te weten gekomen wie die man met de hoed was, die in het donker verdween.
KULVE TE 11 jaar Roepnaam: Bennie Voornamen: Bernhard Geboren: 27-08-1933 te Winterswijk Overleden:29-11-1944 te Winterswijk Begraven: Alg.Begraafplaats te Winterswijk Ouders: Bernard te Kulve (19-02-1890 te Winterswijk-overl.26-03-1967 te Winterswijk) en (getr.18-01-1930 te Winterswijk) Berendina Aleida Beskers (31-08-1886 te Winterswijk-overl.18-08-1939 te Winterswijk) Woonadres:Woold 44- (Konings)-Hijinkhoekweg 45 te Winterswijk-Woold Groep:Burgerslachtoffer
Op 29 November d.a.v., ’s middags te ongeveer half een, werden door een formatie overvliegende bommenwerpers een viertal brisantbommen afgeworpen, waarvan er een terecht kwam voor de boerderij van J.A. Beskers, Woold K 53 I. Door het opgeworpen zand werden 3 schoolgaande kinderen bedolven. Onmiddellijk werden door de omwonenden met de reddingspogingen een aanvang gemaakt. Een der kinderen, Bernard te Kulve, 11 jaar oud, werd levenloos onder het zand uitgehaald. Een inmiddels verschenen arts van den Gem. dienst constateerde den dood door verstikking. De overige kinderen bekwamen geen letsel.
Bernhard te Kulve, jr.
Bernhard, dagelijks Bennie genoemd, goeide op in een groot gemengd gezin. Vader Bernard, geboren 1890 was één van de vier radmakers te Kulve, die alom bekend waren om hun vakmanschap. Hij trouwde Geertruida Willemina Boeijink en samen kregen ze zes kinderen. Echter, op 15 juni 1929 sloeg na een feestavond gedurende de nacht het noodlot toe. Geertruida Willemina Boeijink overleed aan een beroerte. Bernard had het druk met zijn radmakerij en de kleine boerderij Konings in het Woold. De kinderen hadden een moeder nodig. In de buurt woonde Berendina Aleida Beskers met eveneens zes kinderen. Zij was al enige tijd weduwe van Jan Bernard Grevers. Ze konden het goed met elkaar vinden. Op 31 januari 1930 trouwden ze. De crisisjaren begonnen hun tol te eisen. Hoewel Bernard nog een grenswinkel erbij had, moest hij wel de monden van twaalf kinderen voeden. Soms overnachtten er wel 200 Duitsers rondom de boerderij om de andere dag hun tabak, koffie, cacao etc. naar Duitsland te smokkelen. Vanaf 1931 ging elk jaar wel een kind naar een boer om de functie van knecht of meid aan te nemen. Toen in 1933 Hitler aan de macht kwam liepen de inkomsten van de grenswinkel terug. Op 27 augustus 1933 werd het tweede huwelijk verrijkt met de komst van Bernhard. Bernhard kreeg volop de aandacht van zijn halfbroertjes en halfzusjes. De jongste is slechts vijf jaar ouder. Zoals alle kinderen bezocht hij de openbare lagere school Woold. De oorlog brak uit en één van zijn oudere halfbroers, Jan, werd in 1939 voor de mobilisatie opgeroepen. Ondertussen overleed zijn moeder Berendina, en Bernhard jr. bleef met vader en twaalf zussen en broers achter. Jan maakte in de ochtend van 19 mei 1940 in de voorlines van de Grebbeberg in alle hevigheid de oorlog mee en bracht vervolgens zes weken als krijgsgevangene in concentratiekampen door. Deze omstandigheden moeten onvermijdelijk een grote indruk op bennie hebben gemaakt. De oudste broers en zusters waren al het huis uit. Vanaf 1942 was Jan voor de Arbeitseinsatz op een scheepswerf in Bremen. Slechts een paar keer kwam hij thuis. Ondertussen trouwde Bernhard sr. in november 1944 voor de derde keer en wel met Johanna Woestenesch. Op 29 november 1944 werd er op de Wooldse school een Sinterklaasfeest gehouden. Goedgehumeurd liep Bennie met een paar vrienden, Johan Lankhof en Henk te Selle (van Markerink) naar huis. Plotseling hoorden ze vliegtuigen en het suizen van bommen bij de winkel van Beskers in het Woold. De bom overrompelde de jongens. De vrienden kropen onder het zand vandaan, maar daarna bleef het stil. ‘Waar is Bennie?’ Johanna overleed in 1959, terwijl Bernhard in maart 1967 op 77-jarige leeftijd overleed.
KUIPERS-RIETBERG 51 jaar Roepnaam: Helena Voornamen: Helena Theodora Geboren: 26-05-1893 te Winterswijk Overleden:27-12-1944 te Ravensbrück Begraven: — Ouders: Hendrik Rietberg (31-05-1857 te Gorssel-overl.16-12-1927 te Winterswijk) en (getr.30-11-1880 te Winterswijk) Clara Christina Theodora Dulfer (21-02-1858 te Winterswijk- overl.02-06-1925 te Winterswijk) Partner: Pieter Heijo Kuipers (geb.05-06-1892 te Emmen-overl. 03-12-1978 te Winterswijk) Trouwdatum: 21-04-1921 te Winterswijk. Kinderen: Beroep: Huisvrouw Woonadres: Willinkstraat 9 te Winterswijk Groep:Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.983,no.:8 Verzetskruis postuum: 09-05-1946
Helena Theodora Kuipers-Rietberg 1893-1944, Verzetsvrouw
Helena Theodora Rietberg (‘Tante Riek’) werd op 26 mei 1893 te Winterswijk geboren. Ze was een dochter van Hendrik Rietberg, molenaar te Winterswijk, en Clara Dulfer. Op 21 april 1921 trouwde ze met Pieter Heyo Kuipers (1892-1978). Ze kregen vijf kinderen. Op 27 of 28 december 1944 stierf ze in het vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland.
Heleen Rietberg ging na het behalen van het HBS-diploma werken op het kantoor van haar vaders graanhandel in Winterswijk. Daarnaast werkte ze geregeld bij familieleden als hulp in de huishouding. Op 21 april 1921 trouwde Heleen met Pieter Heyo Kuipers, die na een verblijf van enkele jaren in Nederlands-Indië medefirmant van haar vader was geworden. Na haar huwelijk stopte ze met werken en nam ze de zorg over het gezin op zich. Ze kreeg vijf kinderen: Clara (1922), Eddie (1924), de tweeling Piet en Helmer (1926) en Heleen (1932). Naast haar huishoudelijke taken ontplooide Heleen Kuipers nogal wat activiteiten op maatschappelijk en kerkelijk terrein en was ze lid van verschillende organisaties. Zo was ze in 1932 medeoprichtster van de gereformeerde Vrouwenvereniging te Winterswijk en werd ze later hoofdbestuurslid van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen in Nederland, een functie die van groot belang is gebleken voor haar latere verzetswerk, vooral door de contacten die via deze bond tot stand kwamen met vrouwen die ook in het verzet actief waren.
Heleen Kuipers was een dominerende figuur. Ze was een vrouw met een duidelijk eigen mening die ze niet onder stoelen of banken stak, ze was belezen en kon makkelijk over een veelheid van onderwerpen meepraten. Ze was een sterke persoonlijkheid met een groot doorzettingsvermogen. Maar ook een zekere eerzucht was haar niet vreemd, maar het was een eerzucht die “ondergeschikt [was] gemaakt aan het doel”, zoals ds. Zwaal later verklaarde. Deze karaktereigenschappen hebben gemaakt dat Heleen Kuipers in de oorlogsjaren zo’n belangrijke rol kon spelen in de strijd tegen de Duitse bezetter.
Piet en Heleen Kuipers hadden een diepgeworteld geloof (ze waren lid van de Gereformeerde Kerk te Winterswijk), en uit dit geloof trokken ze ook consequenties voor hun leven en handelen. Toen de Duitse troepen op 10 mei 1940 Winterswijk binnenvielen, reageerde Heleen Kuipers fel, veel feller dan haar man. Ze haatte de bezetter vanaf het begin en bad vurig om Gods hulp, opdat de vreemde invaller verdreven zou worden. Het was een haat die niet alleen gericht was tegen personen, tegen soldaten of tegen tanks. Heleen Kuipers ging veel verder. Met name de ideeën van het nationaal-socialisme keurde ze af met een felheid, haar karakter eigen. Ze waren een gevaar voor christelijk Nederland en Heleen Kuipers was zich sterk bewust van de schadelijke invloed die van deze verderfelijke ideeën op vooral jonge mensen uit kon gaan.
Vanuit deze achtergrond moet ook het ontstaan van het verzet van Piet en Heleen Kuipers begrepen worden. Vanaf het begin van de oorlog maakte Heleen Kuipers tijdens allerlei bijeenkomsten en vergaderingen, bijvoorbeeld van de gereformeerde mannen- en vrouwenverenigingen, propaganda tegen het nazisme en riep zij jonge mannen op zich niet voor de Arbeidsdienst te melden. Heleen Kuipers verfoeide in de Arbeidsdienst vooral het corrumperende karakter. Op dit propaganda maken lag in de beginjaren veel meer de nadruk dan op het praktische werk. Piet Kuipers zei over die periode het volgende: “Mijn vrouw is niet begonnen om een groot opgezette LO-aktie te beginnen. Ik meen, dat het begin was, dat de jongens in de arbeidsdienst moesten. Mijn vrouw en ik stonden met veel jongelui en organisaties in contact. Mijn vrouw heeft zich daarvoor erg druk gemaakt. Het gevolg was dan ook, dat van de jongens van christelijken huize er maar één gegaan is; de anderen zijn door ons weggewerkt.” Maar al gauw werd ook het praktische verzetswerk belangrijk. De jongens die om hulp kwamen, moesten aan onderduikadressen geholpen worden. Samen met een aantal anderen in Winterswijk zorgde met name Piet Kuipers ervoor dat veel onderduikers in de Achterhoek een plek konden vinden.
De eerste jaren van de oorlog had de hulp aan onderduikers een wat ad hoc en lokaal karakter. Weliswaar waren er contacten met andere delen van Nederland, maar van een duidelijke organisatie was nog geen sprake. In 1942 kwam daar verandering in. Op een zondag in oktober kwam ds. Frits Slomp (‘Frits de Zwerver’) naar Winterswijk. Hij was al een tijd op de vlucht voor de Duitsers, die hem om zijn talrijke antiDuitse toespraken wilden arresteren. Hij werd in contact gebracht met het echtpaar Kuipers, dat probeerde hem te stimuleren met zijn werk door te gaan. Tijdens het gesprek toen plaatsvond, werd Slomp gewonnen voor het idee van een landelijk georganiseerde hulp aan onderduikers, een idee dat al eerder tussen Piet en Heleen Kuipers en onder anderen J. van Manen uit Driebergen besproken was. Over het algemeen wordt dit gesprek gezien als het moment waarop de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (de LO) is ontstaan. Slomp gaf later het gesprek als volgt weer: “Toen dacht ik [Heleen Kuipers, E.K.] bij mezelf: ‘ik heb mijn man gevonden. […] Ik heb hier en daar al jongens laten onderduiken, ik heb joden opgeborgen, maar je weet toch uiteindelijk er geen weg meer mee. Wij moeten een organisatie stichten opdat wij die onderduikers een plaats kunnen geven. En nu dacht ik dat jij dat moest doen, dat je ’t land door moet om de mensen warm daarvoor te maken.’ Ik zeg: ‘Maar dat durf ik niet. Waar ik kom […], daar ga ik heen op de fiets, maar ik durf niet in de trein te reizen.’ En toen sprak ze dit woord dat ik nooit zal vergeten. Ze keek me aan en zei: ‘Kerel, zou ’t nou zo erg zijn als jij om het leven kwam en als er duizenden jongens gered worden?’ Ik heb daar niks meer op kunnen zeggen.” In het najaar van 1942 begon Slomp aan zijn reis door het land om zoveel mogelijk mensen tot actief verzet op te roepen. In december 1942 werden de belangrijkste verbindingsmannen door Slomp in Zwolle bijeengeroepen, onder wie Piet en Heleen Kuipers. De LO was een feit. Heleen Kuipers woonde als afgevaardigde van Winterswijk de meeste vergaderingen bij, omdat zij door haar bestuursfuncties makkelijker en zonder argwaan te wekken op reis kon.
In de volgende oorlogsjaren bleven Piet en Heleen Kuipers actief betrokken bij het werk van de LO. Op 24 mei 1944 werd Piet Kuipers echter gewaarschuwd dat het voor hen te gevaarlijk werd in Winterswijk. Via via waren de Duitsers hen op het spoor gekomen en op die bewuste dag zouden ze gearresteerd worden. Ze besloten hals over kop onder te duiken. Met de trein gingen ze naar Arnhem, met de gedachte na een paar dagen weer terug te keren als alles weer veilig zou zijn. Maar in Arnhem bleek dat het voorlopig uitgesloten was terug te keren, waarop ze onderdoken bij de familie Van Schuppen in Bennekom. Daar kregen ze te horen dat ze zich absoluut niet meer met verzetswerk mochten bezighouden, omdat dat voor Van Schuppen, die als fabrikant contacten met de Duitsers had, te gevaarlijk was. Maar vooral Heleen Kuipers kon niet stil zitten. Ze kon het niet verkroppen dat het werk dat ze begonnen was, onafgemaakt bleef, en het echtpaar besloot met behulp van valse persoonsbewijzen een nieuwe poging te wagen. Maar degene die de persoonsbewijzen zou leveren, werd door de Duitsers gearresteerd. Op 18 augustus 1944 werden Piet en Heleen Kuipers opgepakt. De Duitsers waren bijzonder blij dat ze ‘Tante Riek’ (zoals haar bijnaam in het verzet luidde) te pakken hadden, omdat ze ervan overtuigd waren dat deze vrouw het middelpunt was van de hele illegale beweging. Piet en Heleen Kuipers werden in de koepelgevangenis te Arnhem vastgezet. Na een aantal dagen werd Piet Kuipers vrijgelaten, waarschijnlijk om via hem andere leden van de illegaliteit op het spoor te komen, wat niet lukte omdat hij kans zag zijn onderduikadres in Ratum bij Winterswijk te bereiken. Heleen Kuipers werd op transport gezet naar Vught en op 7 september 1944 naar het vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland gebracht. Uit de trein wist ze een op een wc-papiertje geschreven laatste groet aan haar familie te gooien: “Lieve Piet en kinderen. Zitten in de wagons te wachten op transport. Waarheen? We weten het niet. Wees Gode bevolen. Bidt voor elkaar. Je je liefhebbende moeder.”
Op 9 september 1944 kwam Heleen Kuipers in Ravensbrück aan. Ze moest direct opgenomen worden in de ziekenafdeling, omdat ze een open wond aan haar voet opgelopen had. Na een week werd ze in een van de woonblokken geplaatst. Ook hier was ze een vrouw die de anderen tot steun was en bleef getuigen van haar vertrouwen in God. Op 27 of 28 december 1944 overleed ‘Tante Riek’ aan de gevolgen van tyfus. Na de oorlog werd zij gezien als de oprichtster van de LO en als het symbool van de vrouw in het verzet.
KUIPERS 43 jaar Roepnaam: Jacob Voornamen: Jacobus Petrus Geboren: 30-04-1902 te Winterswijk Overleden:03-05-1945 te Hamburg-Neuengamme Begraven: Ouders:Petrus Kuipers (26-01-1868 te St.Nicolaasga-overl.26-04-1935 te Druten) en (getr.02-11-1894 te Vollenhove) Cornelia Henderika Westerbeek (07-01-1868 te Vollenhove-overl.15-11-1929 te Venray) Partner: Gescheiden in 1939 Beroep: Reiziger Woonadres: te Groep: Strafkamp
Gearresteerd op 26-04-1944. Eerst Utrecht en vanaf 8 sept.Amersfoort tot 11 oktober Aangekomen in Neuengamme op 14-10-1944 met trein vanaf Amersfoort.
KUIPERS 23 jaar Roepnaam: Eppo Voornamen: Eppo Geboren: 18-07-1921 te Winterswijk Overleden:28-11-1944 te Versen (Dld) Neuengamme Begraven: Ereveld Loenen. Vak C rij 80 Ouders: Gerhard Alko Kuipers (07-04-1896 te Emmen-overl.29-04-1982 te Apeldoorn) en (getr.28-10-1920 te Assen) Gesina Anna Lanting (25-07-1894 te Coevorden-overl.12-10-1975 te Apeldoorn) Beroep: agent van politie Woonadres: Eelinkstraat 47 te Winterswijk Groep:Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.983, no.:7
Eppo Kuipers was als jong politieman in Den Haag gestationeerd. Hij hoorde tot een groep van ongeveer 25 collega’s die weigerde trouw aan de Duitse bezetter uit te spreken. Hun wapens werden afgenomen en zij werden op transport naar Amersfoort gesteld. Op 13 oktober 1944 ging een groot transport gevangenen naar Neuengamme. In het strafkamp Versen is Eppo Kuipers op 28 november 1944 overleden
KORT 23 jaar Roepnaam: Hennie Voornamen: Gerhardus Meinardus Hendrikus Geboren: 22-09-1921 te Winterswijk Overleden:26-12-1944 te Neuengamme Begraven: Ouders: Hendrikus Marinus Kort (17-03-1881 te Raalte-overl.17-03-1934 te Winterswijk) en ( getr.15-02-1916 te Gendringen) Johanna Hendrina Willemsen (14-10-1889 te Gendringen-overl.12-12-1940 te Winterswijk) Beroep: Broodbakker, onderwachtmeester Staatspolitie Woonadres:Morgenzonweg 64 te Winterswijk Groep: Verzet/kamp
Henny Kort is in 1921 in Winterswijk geboren.Zijn vader was alhier Rijksveldwachter, maar kwam al vroeg te overlijden op 53-jarige leeftijd (1934). Henny was toen 13 jaar jong. Zijn moeder overleed in 1940 (51 jaar), zodat Henny toen de oorlog begon geen ouders meer had. In de oorlog had hij naast dat hij broodbakker was een functie bij de politie als onder-wachtmeester. Op het laatst te Amsterdam.
Omstreeks Aug.-Sept.1944 is hij op transport gesteld naar Amersfoort, en vandaar naar het Duitsche concentratiekamp Neuengamme (14-10-1944). Dit had waarschijnlijk te maken met zijn verzetshouding t.o.v. de bezetter. Tweede Kerstdag 1944 is hij op 23-jarigen leeftijd in het kamp Neuengamme overleden. Ook Eppo Kuipers trof hetzelfde lot. (zie zijn verhaal)
KONINGS 31 jaar Roepnaam: Bernard Voornamen: Bernard Willem Geboren: 09-03-1909 te Winterswijk Overleden:22-06-1940 te Winterswijk Begraven: Ouders: Hendrik Jan Konings (06-03-1879 te Winterswijk- overl.30-09-1951 te Winterswijk) en (getr.15-05-1908 te Winterswijk) Johanna Christina te Kronnie (14-03-1883 te Winterswijk-overl.20-02-1966 te Winterswijk) Partner: Johanna Wilhelmina Renskers (29-09-1907 te Winterswijk- overl…-..-..te) Trouwdatum: 03-02-1934 te Winterswijk Kinderen: Beroep: Commies ter Secretarie Woonadres:Javastraat 6 te Winterswijk Groep:Burgerslachtoffer
Bernard heeft twee jonge kinderen, Annie 6 jaar en Gerrit ...jaar
In den nacht van 21 op 22 Juni 1940 vielen de eerste bommen in onze gemeente, die ook de eerste slachtoffers vroegen.
Deze bommen explodeerden niet, en nieuwsgierig geworden kwamen enkele bewoners uit de omliggende buurt naderbij. Men had toen nog weinig ervaring op dit gebied en zag het gevaar nog niet zoo zeer in. De gevolgen waren verschrikkelijk. Plotseling explodeerde een bom, en twee mannen werden op slag gedood, t.w. J.H.Hijink en B.W. Konings, resp. oud 27 en 31 jaar.
De heer J.W. Beusink werd zwaar gewond en overleed 6 Juli d.a.v.Omstreeks dezen tijd heerschte er een geweldige onrust onder de bevolking en velen trokken het dorp uit om buitenaf hun intrek te nemen.
KONINGS 34 jaar Roepnaam: Johan Voornamen: Johannes Christianus Geboren: 12-04-1910 te Winterswijk Overleden:27-10-1944 te Tilburg Begraven: Ouders: Johannes Hendricus Konings (03-04-1875 te Winterswijk-overl.01-10-1944 te Winterswijk) en (getr.26-04-1904 te Nijmegen) Anna Maria Muis (12-08-1878 te Nijmegen-overl.11-06-1928 te Winterswijk) Partner: Theodora Maria Bouman (18-02-1916 te Leeuwarden -overl…-..-..te) Trouwdatum: 31-07-1942 te Roosendaal Kinderen: Beroep: Bankwerker/metaaldraaier Woonadres: Valkenierstraat 19 te Tilburg Groep: Verzet
(Moeder Konings verliest in 1 maand zowel haar man als een zoon) Johannes heeft een zoontje, Hansje van 2 jaar
In de dagen voor de bevrijding 27-10-1944 werd Tilburg, met name de wijk Broekhoven, getroffen door hevig granaatvuur van de geallieerden. In de periode 18 tot 27 oktober kostte dit 54 mensenlevens.
Johannes Konings was lid van Blokploeg 611 van de Luchtbeschermingsdienst van Tilburg. Hij werd bij de beschieting van Tilburg op 27 oktober 1944 dodelijk getroffen tijdens het uitoefenen van zijn functie
In de wijk Broekhoven is tijdens de bevrijding van Tilburg op 26 en 27 oktober 1944 hevig gevochten. Tijdens de gevechten deden de leden van de vrijwillige luchtbeschermingsdienst van blok 611 aan Maria de belofte om een aan Haar gewijd kapelletje op te richten wanneer ze de gevechten zouden overleven.
Een ingemetselde tekstplaat gedenkt de omgekomen blokploegleden en blokbewoners.
KOENEN 23 jaar Roepnaam: Wim Voornamen: Wilhelmus Johannes Geboren: 13-09-1920 te Meerlo Overleden:04-09-1944 te Vught Begraven: Asputten Kamp Vught Ouders: Cornelis Hendrikus Koenen (25-11-1889 te Maashees-overl.17-04-1958 te Winterswijk) en (getr.16-10-1916 te Boxtel) Anna Catharina van Roosmalen (05-02-1893 te- overl…-..-..te) Beroep: Electromonteur Woonadres:Zonnebrink 27 te Winterswijk Groep: Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.977, no.: 4 ‘Deppner-executies’
Op 28 juli werd Wim Koenen wederom gearresteerd en direct overgebracht naar kamp Vught, waar hij op 4 september 1944 werd gefusilleerd. B. Thobokholt uit Groningen, medegevangene en overlevende schreef na de oorlog een brief aan Wim’s ouders:
‘Wim lag op de ziekenzaal met een lichte dysenterie. Op 4 september 1944 werd zijn naam afgeroepen in de ziekenzaal. Wim wist toen ‘hoe laat het was’. Tevoren waren al diverse gevangenen gefusilleerd. Hij moest zich aankleden en kreeg daarvoor nog een half uur. Zijn lotgenoten probeerden hem nog op te beuren. Wim reageerde kalm. ‘Ik weet waarom het gaat. Laten wij elkaar niets wijsmaken’. Hij ging rustig op zijn bed zitten, peuzelde nog wat aan zijn brood wat hij net ontvangen had en bad in stilte. Een half uur later werd het vonnis voltrokken.
‘Het gehele verzet opgerold’
De drie zonen van Boekhandel Baarschers in de Meddosestraat verafschuwen de bezetting van Nederland door de Duitsers en willen zich hier dan ook niet bij neerleggen. Ze raken dan ook betrokken bij het Winterswijkse verzet en zullen hier dan ook voor inzetten. Johan is de oudste van de drie en ten tijde van de aanvang van de oorlog (1940) 22 jaar, Henk is dan 20 en Herman 14 jaar. Ook hun zus Titia, dan 16 jaar, laat zich niet onbetuigd. Johan werkte in Amsterdam bij een drukkerij en zat ten tijde van de inval aldaar. Henk als dienstplichtig militair en gelegerd te Valkenburg. Na de capitulatie op 15 mei van Nederland, verloor Johan zijn baan en kwam terug naar Winterswijk, waar hij eerst te werk kwam op het distributiekantoor. Echter dit werk beviel hem, buiten het achteroverdrukken van bonnen, niet en ging hij werken bij zijn oude schoolkameraad Wim Demkes, welke een drukkerij had in de Misterstraat. Henk, was ongeschonden uit de strijd gekomen bij Valkenburg en kon zijn werk hervatten in de boekhandel van zijn vader. Wim Demkes had contacten met de illegaliteit en daardoor rolde er ‘s avonds ook wel ander drukwerk van de pers dan familiedrukwerk. En ook Johan was daar niet vies van. Hij specialiseerde zich in ‘Rückkehrscheine’ ten behoeve van afgekeurde dwangarbeiders. Maar daarvoor had hij stempels nodig. Toen Johan met zijn vriendin Koos Hallewas, verpleegster in het Alg.ziekenhuis, op bezoek ging bij haar ouders in Wageningen, ontdekte hij achter Hotel De Wereld, linoleumtegels welke uitstekend geschikt waren om stempels uit te snijden. Johan vervaardigde hiervan in Winterswijk stempels van ‘Arbeitsambt’ Leipzig en Dresden. Op zijn broer Henk werd getest of dit ging werken. Na zes weken onderduik in Eibergen, kwam Henk terug uit ‘Leipzig’ met vals papieren en stempel.’Afgekeurd’. Het werkte. Henk meldde zich bij het arbeidsbureau en werd nu te werk gesteld bij textielfabriek Meijerink. Johan kan nu verder met zijn illegale activiteiten en weet samen met stempelfabrikant Verhees uit ‘s Hertogenbosch meerdere stempels te produceren, om zo nog meer onderduikers en dwangarbeiders te kunnen helpen. De groep waar ook Mevr.Kuipers-Rietberg van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers zich inzet. Maar ook Johan werd opgeroepen voor werk in Duitsland en wordt tewerkgesteld bij de firma Ahlers in Bocholt. Maar na enkele weken koos Johan voor de onderduik en al snel kwam er een opsporingsbevel met de aantekening ‘Beim antreffen zu erschiessen’ Een groot deel van 1943 zwierf hij door Nederland. Soms thuis in Winterswijk, maar ook in Wageningen en Amsterdam. De jacht op Johan was echter geopend en Johan dook onder op een boerderij in Rekken, welk adres hij had gekregen van zijn broer Henk. Via Henk duikt hij hierna onder in Hengelo Overijssel als ‘Gerard Veldman’ en heeft werk in een drukkerij, waar hij zich wederom bezighoud met illegale activiteiten.
Broer Henk, die tewerkgesteld was bij Meijerink, krijgt van deze ruimte om zich bezig te blijven houden in Winterswijk in het verzet. Samen met vele anderen, waaronder Wim Koenen,Joh. Jansen, J.W.Baretta en H.Th.Bekker. Om aan onderdelen te komen voor een geheime zender, wordt op 3 januari 1944 een inbraak gehouden bij Radio Woordes op de Wheme voor twee versterkers en op 1 maart 1944 diefstal van een telefoonhoorn op het postkantoor door Henk en Joh.Jansen. Veel was er mogelijk in Winterswijk, aangezien korpschef Feberwee beslist geen held was en al helemaal niet in het donker. Maar waar de verzetsgroep waarschijnlijk geen rekening mee had gehouden was, dat deze zou vertrekken per 1 april 1944 en zou worden opgevolgd door Jean Francois Velle, die vanaf 1 maart zijn intrede deed. Op 21 maart wordt er echter alweer een inbraak gepland en dit keer de bioscoop in de Meddosestraat. Ook daar worden onderdelen buitgemaakt voor de zender en tevens brand gesticht om sporen uit te wissen. Daar laat Wim Koenen echter zijn fiets voor het pand van Gijsbers staan en dat zal de verzetsgroep opbreken. De volgende dag al, 22 maart 1944 wordt Wim gearresteerd. Ook meester J.W.Baretta (hoofd School O) en Mej.Schutte (onderwijzeres School O) worden gearresteerd i.v.m. in het bezit hebben van gestolen goederen, maar deze beiden worden op 25 maart 1944 alweer vrijgelaten. Ook werd er nog gezocht naar Joh.Jansen, die werkzaam was op het arbeidsbureau, maar deze was inmiddels ondergedoken. Wim Koenen wordt door J.F.Velle bij het verhoor bloedig mishandeld en op vrijdag 25 maart overgebracht naar Zutphen.
Nu wordt het echter heel spannend in Winterswijk. Als Wim Koenen gaat praten, dan kan het zeer grote gevolgen hebben voor het gehele verzet in Winterswijk. Wim houdt echter zijn mond stijf dicht en daardoor blijft het in eerste instantie vrij rustig.
Wel wordt ook het 20-jarige vriendinnetje van Wim gearresteerd en op advies van haar ouders geeft zij de S.D.en J.F.Velle informatie over het verzet om repressaillemaatregelen te voorkomen. Zij zal de naam van Henk Baarschers in deze genoemd hebben, want de SD en J.F.Velle besluiten over te gaan tot de arrestatie van hem. Het 20-jarige vriendinnetje van Wim wordt hierbij ingezet om hem in de val te lokken.
Dinsdagavond 23 mei 1944 is het zover. Het vriendinnetje moet Henk een revolver overhandigen, zodat ze een reden hebben om een inval te doen en Henk te arresteren. Om 22.40 uur is zij bij de fam.Baarschers en om 23.00 uur komt Henk thuis van illegale activiteiten die avond. In het magazijn van de boekhandel overhandigd zij Henk het revolver en vertrek daarna alweer snel. Direct daarna vind de inval plaats. Zoon Herman, inmiddels 18 jaar, die de deur opent, krijgt van politie-agent Luijsterburg direct een pistool onder zijn neus gedrukt. De boekhandel bleek al vanaf 21.30 ‘s avonds omsingeld te zijn. Henk en Herman worden beide gearresteerd en ook werd gezocht naar Johan. Zus Titia en vader en moeder Baarschers worden met rust gelaten. Beide worden ze naar het politie-bureau gebracht dat toen gevestigd was onder het oude Raadhuis op de Balinkes. Op de hoek van de Torenstraat weet Henk Luijsterburg nog een flinke trap te verkopen. Die nacht worden ze verscheidene keren verhoord en ‘s morgens om 05.30 wordt Herman weer vrijgelaten. Henk heeft hiervoor gepleit, dat hij er niets mee te maken heeft. Die nacht worden er echter meer van hun bed gelicht: B.Walvoort, W.Lelieveld, Meynen en Mej.Gerda Nijland. In ‘s Hertogenbosch wordt L.Verhees gearresteerd en ook hij zal overgebracht worden naar Winterswijk. Titia Baarschers weet woensdagmorgen 24 mei 1944, via een vriendin de KP in Aalten te waarschuwen wat er die nacht gebeurd is. Woensdagmorgen wordt Henk door J.F.Velle zwaar mishandeld om hem tot praten te dwingen..Daarbij moet hij op gegeven moment de naam noemen van Lelieveld, als leverancier van de bij hem gevonden bonkaarten. Lelieveld op zijn beurt moet daarna de namen noemen van ‘Tante Riek’ en Piet Kuipers, maar intussen weet hij dat deze al gewaarschuwd zijn. Waarschijnlijk door politie-agent K. Gunnink, maar kan ook Renshof of Odink geweest zijn. Mej. Gerda Nijland wordt die dag echter weer ontslagen, maar moet zich wel beschikbaar houden voor de S.D. Mevr.Kuipers en haar man maken aanstalten om onder te duiken en besluiten de trein van 19.00 uur te nemen. Echter worden ze om 15.00 uur gewaarschuwd, dat de arrestatie al om 16.00 uur gaat plaats vinden, waardoor zij besluiten de trein van 16.00 uur te nemen. Donderdag 25 mei wordt ook L.Verhees uit ‘s-Hertogenbosch overgebracht naar Winterswijk en wordt B. Walvoort ontslagen uit gevangenschap. W.Lelieveld en hij hadden daarvoor nog geprobeerd te vluchten.Ook de twee kinderen van Mevr.en Men.Kuipers worden gearresteerd, P.H.en H.G.Kuipers. Vrijdag 26 mei wordt Meynen ontslagen, maar worden Henk Baarschers, J.J.A.Verhees en W.D.Lelieveld op transport gesteld naar Arnhem, onder begeleiding van Luijsterburg. Maandag 28 mei worden de broers Kuipers weer vrijgelaten op last van de opperluitenant v.d. brandweerpolitie. Woensdag 23 mei heeft Herman Baarschers zijn broer Johan, middels een brief al helemaal op de hoogte gesteld van de arrestatie van zijn broer.
Daarna wordt het stil in Winterswijk. Het verzet is rake klappen uitgedeeld. Wim Koenen (gearresteerd), Henk Baarschers (gearresteerd), Mevr.Kuipers-Rietberg (ondergedoken) P. Kuipers (ondergedoken), W. Lelieveld (gearresteerd) en Jaq.Verhees (gearresteerd). Op 1 mei was ook al de mede-oprichter van de L.O., Ds.Slomp gearresteerd bij Ruurlo door twee marechaussee’s. Deze wordt echter alweer op 11 mei bevrijdt uit de Koepelgevangenis door de div.knokploegen. Op 11 juni wordt er weer een overval gepleegd, maar dit keer op het Huis van Bewaring te Arnhem, om zeker Eef Zwarts te bevrijden. Daarbij worden 54 gevangenen bevrijdt. Henk Baarschers en Jaq. Verhees zouden geen gebruik hebben gemaakt v.d. deze bevrijding. Dezelfde avond wordt tevens een overval gepleegd op het Huis van Bewaring te Zutphen, waar Wim Koenen bevrijdt dient te worden. Ook deze overval lukt. Zelfs met Knokploeg-leden, welke ook die dag in Arnhem betrokken waren bij de overval. Wim Koenen houdt zich enkele weken schuil in het Korenburgerveen, waar hij ook nog bezoek heeft gehad van zijn vader en broer. Op 28 juli wil hij verhaal gaan halen bij zijn vriendin te Nijmegen, welke het verraad heeft gepleegd. Hij wordt dan direct gearresteerd en overgebracht naar kamp Amersfoort (of Vught- niet helemaal duidelijk). Op 18 augustus 1944 wordt het echtpaar Kuipers gearresteerd op hun schuiladres te Bennekom en overgebracht naar Arnhem. Dhr. Kuipers wordt na een paar dagen vrij gelaten, in de hoop dat ze door zijn wandelgangen meerdere verzetsstrijders in beeld krijgen. Hij duikt echter snel onder bij de familie Tolkamp in Ratum. Mevr.Heleen Kuipers-Rietberg wordt op 25 augustus naar kamp Vught gebracht. Op 2 september wordt ook Henk Baarschers naar Vught gebracht. Rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) leek Nederland ieder moment bevrijdt te worden door de geallieerden en werden op kamp Vught vele maatregelen genomen en diende Kamp Vught zo snel mogelijk ontruimt te worden. Wim Koenen werd op 4 september 1944 gefusilleerd en Henk Baarschers op 5 september. Mevr. Kuipers-Rietberg werd op 7 september overgebracht naar vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland, waar zij kwam te overlijden op 26 of 27 december 1944. September 1944 werd ook J.Jansen, 19 jaar en werkzaam geweest op het Arbeidsbureau naar Neuengamme overgebracht en op 13 oktober 1944 ook Jaq.Verhees en W. Lelieveld. J.Jansen komt op 2 december 1944 te overlijden, maar Jaq. Verhees en W. Lelieveld weten de ontberingen te doorstaan en keren in april 1945 weer terug. 15 Oktober 1944 was ook nog ‘Ome Jan Wikkerink’, groot verzetsstrijder uit Aalten en behorende tot de groep L.O., gearresteerd, maar deze wordt na twee dagen bevrijdt en weet onder te duiken. Jean Francois Velle, de Korpscommandant te Winterswijk vanaf 1 april 1944, had in slechts enkele maanden het gehele Winterswijkse verzet opgerold. Op 1 augustus 1944 werd hij ontslagen in Winterswijk en moest 21 augustus 1944 verlaten.
1 mei Ds.Slomp gearresteerd bij Ruurlo door twee marechaussee’s. Gaat naar Zutphen en daarna Arnhem (3 mei zit hij daar) (cel 56) 11 mei Ds.Slomp bevrijdt 11 Juni Koenen bevrijdt in Zutphen ( op voordracht van Mevr.Rietberg) 11 Juni ook inval in Arnhem, maar Baarschers en Verhees blijven. 54 bevrijdt. 07 juli zelfmoord huishoudster Velle 28 Juli Koenen opnieuw gearresteerd. Nu naar Amerfoort 01 augustus ontslag Velle 16 augustus K.Gunnink gearresteerd/ snel vrijgelaten. op 2 sept. ondergedoken. 18 augustus wordt ‘echtpaar De Vries’ gearresteerd (Fam.Kuipers) gaan naar Arnhem 21 augustus van Egmond 25 augustus: Tante Riek naar Vught 2 september: Baarschers van Amersfoort naar Vught 7 september: Tante Riek naar Ravensbruck 13 oktober: Lelieveld naar Neuengamme. April 1945 terug. 15 oktober Ome Jan Wikkerink gearresteerd. Even later alweer bevrijdt. Baretta heeft tevens vast gezeten en zou bevrijdt worden door KP ploeg met ‘goede’ politie-agenten, echter hij werd vrijgelaten. Wanne
Aantekeningen:
Ook een ‘Nakken’ zou betrokken zijn geweest bij het verzet. Boek. Dr.W.P.C.bos, blz.263
KOBUS 62 jaar Roepnaam: Gradus Voornamen: Gradus Geboren: 28-08-1879 te Winterswijk Overleden:22-02-1942 te Neuengamme Begraven: Alg.Begraafplaats Winterswijk Ouders: Albert Kobus (12-01-1844 te Winterswijk-overl.09-09-1919 te Winterswijk) en (getr.10-02-1870 te Winterswijk) Gesiena Speelberg (28-06-1846 te Winterswijk-overl.27-08-1935 te Winterswijk) Partner: Janna Aleida Geerdes (04-02-1880 te Winterswijk-overl.14-07-1956 te Winterswijk) Trouwdatum:10-11-1905 te Winterswijk Kinderen: Beroep: Losarbeider Woonadres: Meddo 229 (Geerdeshuisje)-Roskampweg 7 te Winterswijk Meddo Groep: Verzet
Gradus Kobus 1879-1942 Communistisch voorman
Gradus Kobus werd op 28 augustus 1879 in Winterswijk geboren als zoon van de fabrieksarbeider Albert Kobus (Winterswijk 1844-Winterswijk 1919) en Gesiena Speelberg (Winterswijk 1847-Winterswijk 1935). Gradus trouwde op 10 november 1905 te Winterswijk met Janna Aleida Geerdes (Winterswijk 4 februari 1882-Winterswijk 14 juli 1956), dochter van Gerrit Hendrik Geerdes en Harmina Maas. Het echtpaar had vier kinderen: Gerrit Albert, Albert, Siena en Mientje. Gradus Kobus overleed op 22 februari 1942 in het concentratiekamp Neuengamme.
Gradus Kobus was in Winterswijk de plaatselijke voorman van de Communistische Partij Holland (CPH), na 1935 de Communistische Partij van Nederland (CPN). Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1931 en 1935 was hij lijsttrekker voor de CPH/CPN; de communisten verwierven echter geen zetel. Oorspronkelijk was Kobus lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) maar in de jaren ’20 koos hij voor het communisme. Wanneer hij precies lid werd, is niet bekend – alle bescheiden zijn vernietigd. Hij verwachtte dat de communistische partij meer zou doen voor de arbeiders en wel speciaal voor de minst bedeelden onder hen. Daarvoor zette hij zich ook in zijn privéleven in want hij was niet alleen partijman. Hoewel hij als metselaarvoeger een karig inkomen had – als communist werd hij dikwijls op bepaalde karweien geweerd – is van hem bekend dat hij en zijn vrouw op hun huishoudelijke uitgaven spaarden om minder bedeelden te helpen. In het Duitse grensgebied rondom Vreden had hij veel klanten, vooral nadat hij eind 1921 vlak aan de grens in de buurtschap Meddo een bescheiden huis had gebouwd. Kobus beschikte net als veel andere grensbewoners over een grenswinkel, een schuurtje, waarin Duitsers dié producten konden kopen die bij hen schaars of duur waren, zoals koffie, chocolade en sigaretten of tabak. De Duitse klanten moesten maar zien hoe ze hun inkopen clandestien over de grens kregen. Bovendien fungeerde die winkel als contactpunt voor illegale activiteiten.
Door Kobus Duitse connecties onderkende hij al snel na 1933 het gevaar van de nazi’s. Hij hielp naar Nederland gevluchte communisten en socialisten, die hier veelal een illegaal bestaan moesten leiden. Dat bracht hem in de eerste plaats in conflict met de Nederlandse overheid, maar ook met de Duitse instanties.
Op zaterdag 22 november 1930 had de plaatselijke afdeling van de CPH in café Flora een propagandabijeenkomst belegd. Spreker was Cees Schalker, een van de voormannen van de landelijke CPH. De communisten in Winterswijk wisten volle zalen te trekken en er waren dan ook zo’n tweehonderd personen. De bedoeling was dat ook Duitse kameraden uit het grensgebied deze avond zouden bijwonen, zoals een zestigtal communisten uit Wezel, die per vrachtauto en deels op de fiets via de grensovergang Barlo-Woold in de late namiddag zouden arriveren.
De gemeenten Aalten en Winterswijk kregen hiervan lucht en de grensovergangen werden door marechaussee en plaatselijke politie afgezet. De politie van Bocholt zou melden wanneer de communisten daar gesignaleerd werden. Om vier uur arriveerde de groep bij de grensovergang. Na overleg met de Inspectie Grensbewaking in ’s-Gravenhage was afgesproken dat alleen diegenen die over een geldig paspoort of een ‘Grenzausweis’ beschikten, twintig Rijksmark bezaten en niet in uniform waren gekleed de grens mochten passeren – het begrip uniform werd ruim geïnterpreteerd. Het gevolg was dat niemand van de groep de grens over mocht. Onder protest, na het ontplooien van een vlag op Duits grondgebied en nadat een meegebrachte muziekgroep enkele liederen had gespeeld, ging de groep weer huiswaarts.
De vergadering in Winterswijk had overigens een kalm verloop. Voorzitter Kobus hekelde alleen het optreden van de politie vanwege het niet toelaten van de Duitse kameraden.
Het was de tijd dat ook in Winterswijk werkverschaffingsprojecten werden opgezet, zoals in de buurtschap Huppel, waar een weg werd verbeterd door werklozen uit Arnhem. Die waren – een man of dertig – ondergebracht in een polderkeet. Zowel in 1931 als in 1932 werd geageerd tegen de slechte huisvesting en de magere vergoeding voor het zware werk. De Arnhemse voorman Brugman sprak de arbeiders op 19 mei 1931 toe en Kobus was daar natuurlijk bij aanwezig evenals bij een volgende actie op 15 januari 1932. Een ludieke actie van de CPH was het beschilderen van de fabrieksschoorsteen van de textielfabriek van Meijerink op de Beuzenes. Er stond geschreven: ‘Kapitalisme, ellende, hongersnood’. Pas in 1934 werd tegen een aantal personen proces-verbaal opgemaakt. De rechter in Zutphen kon hen echter niet vonnissen omdat het sluitende bewijs ontbrak.
In Winterswijk kreeg men al snel met vluchtelingen uit Duitsland te maken. Op 25 april 1933, midden in de nacht, werd vanuit Vreden (Duitsland) gemeld dat een zekere Ratering uit die plaats, een communist, bij Kobus zou verblijven. De Winterswijkse politie stelde onmiddellijk een onderzoek in, maar Ratering werd niet in zijn huis gevonden, noch in de grenswinkel. De politie beloofde de Vredense collega’s hem onmiddellijk te arresteren, wanneer hij daar alsnog verscheen. Hij werd echter niet gevonden.
Dat in Duitsland de jacht op communisten werd verscherpt, bleek op 4 februari 1934 toen twee politiefunctionarissen uit Vreden bij hun collega’s in Winterswijk kwamen. Ze zochten de 22-jarige Jozef Seifert, een communist uit het Ruhrgebied, die uit de gevangenis van Vreden was ontsnapt. Hij zou bij Kobus verblijven. Om half vijf in de morgen deed de Winterswijkse politie een inval bij Kobus. De Duitse politie was daarbij aanwezig. Kobus weigerde hen in eerste instantie binnen te laten, maar nadat burgemeester J.A.R. Bosma was gehaald, werd de toegang tot het huis van Kobus gevorderd. Op de zolder van het schuurtje werd Seifert gevonden. Tegen de middag werd hij door de Duitse politiebeambten meegenomen naar Vreden. Kobus werd door de rechtbank in Zutphen veroordeeld tot een boete van vijftig gulden of twintig dagen hechtenis. Hij had een door de politie gezocht persoon verborgen, die wegens een ‘begaan misdrijf’ gearresteerd diende te worden. Bovendien had hij een Duitse politiebeambte beledigd. Voor Seifert liep de zaak goed af. Hij was kennelijk een Tsjechoslowaak (een niet-Rijksduitser), want in de loop van de zomer werd hij uit Duitsland uitgewezen.
Op de late avond van 11 april 1934 omstreeks elf uur, toen Kobus en zijn vrouw al op bed lagen, werden ze wakker gemaakt door een por met een stok. Vier mannen, van wie enkelen in uniform, stonden in de slaapkamer en vroegen naar Kobus’ schrijfmachine. Deze machine werd gebruikt om propagandamateriaal, dat vanuit Nederland naar Duitsland werd gesmokkeld, te vervaardigen. De schrijfmachine stond echter bij een andere communist in het dorp, bij W. Kruse. Toen bleek dat Kobus de machine niet had, kreeg hij een klap op zijn hoofd en slagen op zijn arm en schouder. De overvallers verlieten daarop het huis, maar namen allerlei zaken mee, waaronder een hoeveelheid Duitse vlugschriften, letters uit een drukkast, een fototoestel, een bedrag aan geld en vier instrumenten van de Schalmeiengroep, de muziekgroep van de plaatselijke CPH.
De politie was snel ter plaatse met een speurhond. De letters uit de drukkast werden in de richting van de grenswinkel teruggevonden. Van de daders ontbrak elk spoor. Het onderzoek leidde natuurlijk naar Duitsland en de politie van Vreden werd ingeschakeld. Maar ook daar viel geen spoor te ontdekken. De politie vermoedde dat de daders uit het Ruhrgebied kwamen en toen na een maand nog geen resultaat was geboekt, werd de Gestapo uit Recklinghausen ingeschakeld. Een van hen bracht zelfs een bezoek aan Kobus en nam daar de situatie op. De daders werden nooit gevonden. Op 12 april hielden de plaatselijke afdeling van de CPH en het Strijdcomité tegen het Fascisme een protestvergadering ‘tegen de naziaanval op Kobus’.
Ondanks de overval ging Kobus door met zijn werk voor de partij en ten behoeve van de vluchtelingen. Op 14 november 1935 hield de plaatselijke afdeling weer een bijeenkomst in café Flora. Spreker was onder andere H.J. Aldenkamp uit Enschede, een vooraanstaand Twents communist. Het onderwerp was de organisatie van Internationale Roode Hulp. Het doel van deze organisatie was om politieke vluchtelingen uit Duitsland te helpen en te verbergen voor zowel binnenlandse als buitenlandse spionnen. Wanneer ze in Nederland werden gepakt, werden ze uitgeleverd aan Duitsland met alle gevolgen van dien. De bedoeling was om een keten van afdelingen langs de grens op te richten waarin ook Winterswijk een schakel zou vormen. In Enschede bestond al een afdeling van Roode Hulp. Diezelfde avond nog werd besloten zo’n afdeling op te richten. De politie, die bij de vergadering aanwezig was, noteerde onder andere dat de jongste zoon van Kobus, Albert, zich daarvoor als lid opgaf. Dat was genoeg om in het vervolg nog meer dan voordien het huis van Kobus in Meddo in de gaten te houden. Later zou Kobus Aldenkamp, die gevangen was in kamp Amersfoort, ‘redden’ door te ontkennen dat ze elkaar uit vroeger jaren kenden – Aldenhof overleefde de kampen.
Kobus was echter voorzichtiger geworden. Hij en zijn zoon werden niet betrapt, maar zeker is dat diverse personen via Meddo naar Twente zijn gesluisd, waarna ze verder werden geholpen. Voor het transport zorgde een plaatselijk expeditiebedrijf, dat regelmatig textielgoederen van Winterswijk naar Twente transporteerde. Ook kon het zijn dat de vluchteling op de fiets naar Twente gebracht werd, zoals nog in juli 1939 gebeurde, waarbij de jonge Albert Kobus de begeleider was.
De Gestapo was ongetwijfeld op de hoogte van die activiteiten en van het feit dat de plaatselijke communistische afdeling van Winterswijk nauw betrokken was bij de smokkel van antinazi propagandamateriaal. Kobus stond als voorman op de zwarte lijst.
Een paar maanden na de Duitse inval in Nederland werd op 20 juli 1940 door de plaatselijke politie in opdracht van de Commissaris der Koningin een onderzoek ingesteld naar ‘communistische bescheiden’. Ook bij Kobus in Meddo werd huiszoeking gedaan. Er werd communistische lectuur gevonden en de overgebleven instrumenten van de Schalmeiengroep werden eveneens in beslag genomen. Verder was er weinig te vinden. In opdracht van het partijbestuur van de CPN waren bij alle afdelingen alle bescheiden van de partij vernietigd.
Op 1 maart 1941 werd Kobus in opdracht van de Sicherheits Dienst (SD) in Arnhem door de plaatselijke politie gearresteerd; hij werd na een verhoor dezelfde dag weer vrijgelaten. Hij bleef echter op de lijst staan van hen die na de Duitse inval in Rusland in verzekerde bewaring moesten worden gesteld. Zijn vroege verzet tegen de Nederlandse wet wat vluchtelingen betreft en tegen de nazi’s, zowel in binnen- als buitenland, heeft hij met de dood moeten bekopen. Op 25 juni 1941, een paar dagen na de Duitse inval in Rusland, werd Kobus opgepakt, evenals enkele honderden andere communisten. Via kamp Schoorl in Noord-Holland en kamp Amersfoort belandde hij in december 1941 in Neuengamme, waar hij op 22 februari 1942 overleed – op welke manier is niet bekend. Enkele dagen voordat de plaatselijke politie in opdracht van de SD meedeelde dat hij overleden was, schreef hij onder andere, verplicht in het Duits, “Ich bin gesund und munter.”Henk Krosenbrink
Nazi-overval op P.G.Kobus
VRIJDAG 13 APRIL 1934, De Tribune Communistisch blad
Onze makker in zijn bed overrompeld en neergeslagen
GELD EN KOSTBARE MUZIEK-INSTRUMENTEN WERDEN GESTOLEN.
„In twee weken komen wij terug ….Dan vallen er dooden!”
De buurtschap Meddo, waar in de nacht van Woensdag op Donderdag een nazi-overval op partijgenoot Kobus werd gepleegd, ligt tusschen Winterswijk en de Duitsche grens. Het is een eenzame streek, waar bosschen en roggevelden elkaar afwisselen. Het huis van Kobus ligt op twee kilometer afstand van de Duitsche grens. Het is er stil en afgelegen. Een plaats die zich buitengewoon goed leent voor een misdadige overval. Woensdagavond waren de twee groote zoons van kd. Kobus, Albert en Gerrit niet thuis. Gerrit zat in de nachtploeg op de fabriek in Winterswijk en Albert was met de Tribune in de stad aan het werk. Kobus was zoodoende alleen thuis, met zijn vrouw en twee meisjes van 14 en 20 Jaar. De ouders verwachten Albert tegen half twaalf uit de stad terug. Toen de hond om een uur of elf aansloeg, verbaasde niemand zich daar dan ook over en dacht, dat de jongen huiswaarts keerde. Nog geen twee minuten later bleek, dat men zich vergist had. Plotseling voelde pg. Kobus, die met zijn vrouw in de voorkamer slaapt, een schrijnende pijn in zijn hoofd. Hij dacht, dat hij zich gestooten had. Toen hij gestommel hoorde en opzag, keek hij in een viertal op hem gerichte zaklantaarns.
— Handen omhoog! — schreeuwt een van de indringers in het Duitsch kameraad Kobus toe, en meteen werd er weer geslagen. Een van de vier kerels, die een masker droeg en die gedurende de geheele scène geen woord sprak, had de leiding van de mishandeling. Een van de Duitschers eischte op hoogen toon de schrijf machine van Kobus. — De schrijf machine is niet hier! Die is bij een kameraad in de stad — antwoordde Kobus. — We gaan nog naar boven! Als wij de machine niet vinden, ga jij eraan! Intusschen had een van de andere nazls zich meester gemaakt van vier horens van de schalmeien-kapel, die een waarde vertegenwoordigen van f 175. Een van de anderen eischte, dat de plaats aangewezen zou worden, waar Duitsche illegale drukwerken verborgen waren. Verder rukten zij een Tribune-plaat van de muur, benevens een portret van Ernst Thaelmann. Brochures, die zij vonden,stopten zij in een meegebrachte jutezak. Uit een van de kasten haalden zij uit een paar kistjes een bedrag van f 53.— van de Schalmeien-kapel. De gemaskerde man trad daarop weer met zijn zware knuppel op het bed toe en gaf de vrouw van Kobus een harde slag. Kobus is toen over zijn vrouw heen gaan liggen, om haar met zijn lichaam te beschermen. De nazis hebben hem toen op een beestachtige manier afgeranseld. Intusschen waren de meisjes wakker geworden. Toen zij naar beneden wilden komen, brulde een van de nazis hen toe: „Als jullie niet boven blijven, schieten we!” Meteen loste hij een schot. De meisjes vlogen toen naar de ramen en riepen in den nacht: „Moord! Help!” Op deze afgelegen plaats was dit roepen echter tevergeefs. Niemand kon hen hooren. Buiten ontdekten zij nog twee Duitschers, die op wacht bleken te staan. Terwijl de indringers zich klaar maakten om weg te gaan, kwam de gemaskerde man nog even terug in de slaapkamer van de oude menschen. Hij bracht Kobus nog eenige harde slagen toe op hoofd en schouders en verklaarde daarbij, dat hij binnen twee weken terug zou komen. Als de schrijfmachine er dan niet was, zouden er dooden vallen…. Daarop verdwenen de aanranders. Om half twaalf kwam Albert thuis. Nadat zijn vader voorloopig verbonden was. is hij met hem naar de „buren” gegaan die tien minuten verder wonen. Nadat deze gewaarschuwd waren, zijn twee boeren met hun jachtgeweren op de fiets door de bosschen van Winterswijk gegaan, om de politie te waarschuwen, en Kobus, die vermoedde, wie de gemaskerde man was, n.l. een Hollandsche fascist uit Winterswijk, verzocht de boeren de politie van dit vermoeden op de hoogte te stellen. Twee agenten zijn dan ook ’s nachts naar het huis van de betrokken N.S.B.er gegaan en zij hebben zich door de vrouw van den man laten afschepen met het smoesje, dat haar man sedert acht dagen ziek te bed lag. De agenten zijn toen niet naar binnen gegaan, ’s Nachts tegen half twee verscheen de politie met een auto bij het huis van Kobus. Er werden geen foto’s of vingerafdrukken genomen, terwijl er evenmin voetsporen zijn opgenomen. Eveneens weigerde de politie ondanks het dringende verzoek van Kobus om onmiddellijk in de richting van Vreede, een klein stadje, vlak over de grens, een onderzoek in te stellen. Den volgenden morgen heeft men een naar de grens loopend spoor gevonden. Uit de voetafdrukken in het mulle zand bleek, dat een groote groep mannen, waarschijnlijk van de SA van Vreede, ’s nachts aan de grens op de terugkomst van de aanranders gewacht heeft. De politie van Winterswijk heeft in den loop van den dag te Vreede een onderzoek ingesteld. Naar men ons mededeelde, heeft dit niets opgeleverd. Het blijkt echter wel, dat er voorhands van ernstig politie-onderzoek geen sprake is. De verontwaardiging in Winterswijk is echter buitengewoon groot. Algemeen neemt men aan, dat de overval in samenwerking tusschen de plaatselijke afdeeling van de NSB en de Duitsche SA-bandieten is gepleegd. Pg. Kobus heeft nog steeds een verband om het hoofd. Hedenavond wordt door de afdeeling van de C.P.H. in Winterswijk een openbare vergadering belegd als protest tegen de fascistische overval. De Comm. party roept per manifest de arbeiders op, tegen de fascistische benden en tegen de Colijn-regeering, die hen beschermt, het eenheidsfront van den strijd te vormen.
Gradus Kobus woonde op een kleine boerderij in Meddo, was metselaar van beroep en dreef een grenswinkeltje voor Duitse klanten.
Begin jaren ’20 zei hij de SDAP vaarwel en werd actief lid van de CPH, omdat hij dacht dat deze partij meer zou doen voor de arbeiders. Nadat in 1933 Hitler in Duitsland aan de macht was gekomen, kwamen veel vluchtelingen de grens over. Daarmee kreeg vooral het joodse volksdeel en de plaatselijke afdelingen van de communistische partij te maken. Zij onderkenden als eersten de dreiging van het nazidom en kwamen ertegen in verweer. Gradus Kobus, als politiek voorman van de afdeling Winterswijk van de CPH en als sociaal mens, waarschuwde voor die dreiging en verzette zich tegen de gevolgen ervan. Dit verzet moest hij uiteindelijk met de dood bekopen.Deze roman is een hommage aan een bijna vergeten verzetsman.
Kinderen: Gerrit Albert Kobus 21-01-1907 Albertus Kobus 26-03-1911