oudwwijk
Digitaal erfgoed

Jan Willem Beusink 28 jaar

BEUSINK                              28 jaar
Roepnaam: Jan Willem
Voornamen: Jan Willem
Geboren:12-07-1911 te Winterswijk
Overleden:06-07-1940 te Winterswijk
Begraven: Alg.Begraafplaats te Winterswijk
Ouders:Jan Willem Beusink (10-07-1885 te Winterswijk-overl.19-09-1961 te Winterswijk  en (getr.30-09-1910 te Winterswijk) Geertruida Johanna Grotenhuis (30-03-1886 te Winterswijk-overl.:31-12-1969 te Winterswijk) 
Partner: Janna Christina Geelink (16-06-1908  te Winterswijk-overl.28-03-1966 te Winterswijk 
Trouwdatum: 20-07-1935 te Winterswijk    
Beroep: Fabrieksarbeider
Woonadres: Javastraat 12 te Winterswijk
Groep: Burgerslachtoffer.Bombardement Javastraat

Aangifte overlijden 8 juli 1940

In den nacht van 21 op 22 Juni 1940 vielen de eerste bommen in onze gemeente, die ook de eerste slachtoffers vroegen.
Deze bommen explodeerden niet, en nieuwsgierig geworden kwamen enkele bewoners uit de omliggende buurt naderbij. Men had toen nog weinig ervaring op dit gebied en zag het gevaar nog niet zoo zeer in. De gevolgen waren verschrikkelijk. Plotseling explodeerde een bom, en twee mannen werden op slag gedood, t.w. J.H.Hijink en B.W. Konings, resp. oud 27 en 31 jaar.
De heer J.W. Beusink werd zwaargewond en overleed 6 Juli d.a.v.
Omstreeks dezen tijd heerschte er een geweldige onrust onder de bevolking en velen trokken het dorp uit om buitenaf hun intrek te nemen. 

W.Lelieveld, Winterswijk in oorlogstijd


Maandag 8 Juli 1940: Nieuwe Winterswijkse Courant: 
Aan de bekomen verwondingen overleden
Zaterdagavond is in het Algemeen Ziekenhuis alhier overleden de 29-jarige J.W.Beusink, die in den nacht van 21 op 22 juni j.l.door granaatscherven ernstig werd gewond.
Het slachtoffer was gehuwd en vader van één kind.


Vrijdag 12 Juli 1940: Nieuwe Winterswijkse Courant:
Droeve Plechtigheid
Gistermiddag werd op de Nieuwe Algemeene Begraafplaats ter aarde besteld het stoffelijk overschot van den onder zoo tragische omstandigheden om het leven gekomen J.W.Beusink.
Een groot aantal familieleden, vrienden en bekenden bewezen den overledene de laatste eer. Er waren o.m.kransen en bloemstukken van de directie en personeel van de textielfabriek H.Willink & Co. en buurtvereeniging ‘Jubern’.
Aan de groeve sprak Ds.A.G.Kloots een treffend afscheids- en troostwoord. 
De heer J.B.Rikkers sprak namens de familie een woord van dank tot allen voor het medeleven met de familie Beusink. 

21/22 juni:
Rond 01:45 uur worden er bommen afgeworpen boven de Misterstraat. Deze slaan in bij de omgeving van het station, waardoor een goederenloods in brand vliegt. Hetzelfde vliegtuig zou kort hierna teruggekeerd zijn en de reeds brandende loods gebombardeerd hebben. Later op de dag blijken er meerdere blindgangers van het bombardement te zijn achtergebleven, waardoor een aantal woningen aan de Misterweg en de Morgenzonweg worden geëvacueerd. Niet onterecht, omdat rond 17:30 uur een blindganger alsnog ontploft. (Bron:Ecal; toeg. nr. 0298, inv. nr. 323.)

Uit de archieven van het Britse Bomber Command blijkt dat één of meerdere Handley Page Hampdens dit bombardement hebben uitgevoerd. Het doelwit werd gevormd door het rangeerterrein bij het station. Het doel wordt getroffen. Eveneens slaan er bommen in op een fabriek, ongeveer 1,6 kilometer ten zuidwesten van het rangeerterrein.
Bron: TNA, AIR14/2665



Lees verder

Henk Beernink 35 jaar

BEERNINK                      35 jaar
Roepnaam: Henk
Voornamen: Hendrik Dirk Jan
Geboren:03-02-1910 te Lichtenvoorde
Overleden:08-02-1945 te Zwolle
Begraven: Gem. Begraafplaats Kranenburg te Zwolle, Vak A No.14
Ouders: Evert Jan Beernink (05-05-1880 te Aalten-overl.21-08-1971 te Winterswijk) en (getr.25-05-1906 te Winterswijk) Hendrika Slijtermeilink (03-04-1886 te Vorden- overl.25-08-1974.te Winterswijk)
Partner: Hendrika Alberta te Riet  (24-08-1913 te Eibergen-overl.14-04-1992 te Zwolle)
Trouwdatum: 21-05-1938   te Winterswijk 
Beroep: Telegraafwerker NS
Woonadres: Morgenzonweg 38 (1916-1939) te Winterswijk
Groep: Verzet
Monument:
Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.786 no.9
Verzetsherdenkingskruis:  25-07-1952
Medal of Freedom with Bronze Palm:21-10-1946
Yad Vashem : nr.9140: 2000

Erelijst van Gevallenen 1940-1945

Henk Beernink werd in 1910 te Lichtenvoorde geboren en verhuisde op 6 jarige leeftijd naar Winterswijk. In 1938 trouwde hij te Winterswijk met Hendrika te Riet uit Eibergen en samen verhuisden zij in 1939 naar de Harculosestraat  6 te Zwolle. In Winterswijk woonden zij aan de Morgenzonweg 38 en Henk Beernink – opgegroeid en gehuwd in Winterswijk- was evenals zijn vader werkzaam bij de spoorwegen. 

In Zwolle ging Henk in 1939 aan het werk als telegraafwerker bij de Ned..Spoorwegen.
In 1940 werd hun dochtertje Rineke geboren.
In de oorlog was hij de leider van de verzetsgroep ‘De Groene’, die bestond uit een kern van twintig man. Ook Beernink’s vrouw was actief in het verzet. De groep heeft honderden mensen geholpen. 

Henk Beernink is doodgeschoten bij een inval van de Duitsers in het Katholieke ziekenhuis te Zwolle op 8 februari 1945.

Op 8 februari 1946 werd de naam Harculosestraat gewijzigd in Beerninkstraat.

Henk Beernink (midden), wachthuisje 55 Korenburgerveen

Henk Beernink (1910-1945)  
Hendrik Dirk Jan Beernink begon in Zwolle zijn eigen verzetsgroep en verleende waar de verzetsgroep  maar hulp kon bieden haar medewerking. 

De verzetsgroep bestond uit vervalsers van papieren, KP-ers, verzorgen (verstrekken van bonkaarten) van onderduikers, makers en verspreiders van het verzetskrantje enz.enz.
Een groot leider was hij niet, maar wist altijd wel de juiste mensen om zich heen te vinden voor zijn verzetsgroep.

Ook thuis bij Henk Beernink waren altijd volop activiteiten van de verzetsgroep, waarbij zijn vrouw Riek Beernink-te Riet zijn rechterhand was. Nooit was iets een probleem. Eeters, slapers en altijd een komen en gaan van mensen. 

In het najaar van 1942 kreeg de verzetsgroep nieuwe impulsen door contacten van Henk met plaatsgenoot Arie Bijl, welke werkzaam was voor de OD en tevens voor de Landelijke Organisatie van Onderduikers (van ‘Tante Riek’) 
Nu ging de verzetsgroep ook werkzaamheden verrichten voor deze groep. 

Henk verscheen daardoor steeds minder op zijn werk bij de NS, maar problemen leverde dit niet op, want zijn chef liet het verzuim oogluikend toe. 
Later kwam Henk helemaal niet meer op zijn werk, want het verzetswerk eiste al zijn tijd op.

Op 28 april 1943 werd Arie Bijl gearresteerd en ging Henk Beernink, opererend onder de schuilnaam ‘De Groene’ door met zijn verzetswerk.
Moest Henk soms zelf ook onderduiken dan deed hij dat bij ‘Moeder Overste’ van het RK Ziekenhuis te Zwolle.

Vrijwel alles werd aangepakt. Joodse onderduikers die geholpen moesten worden (zelf heeft Beernink en zijn vrouw een jaar lang joodse onderduikers in huis gehad, welke de oorlog overleeft hebben), voorvluchtige piloten die ondergebracht moesten worden, het maken en verspreiden van de illegale verzetskrant en geld inzamelen voor financiering onderduikers.

Er werd samengewerkt met andere illegale groepjes, maar ook zelfstandig werkzame individuen.
Alle werkzaamheden hield Beernink hierbij in eigen hand.

Beerninks netwerk bestond uit een kring van goed geïnformeerden, die wisten wat er gedaan moest worden en waarom, met daaromheen mensen die alleen opdrachten uitvoerden, zonder de achtergronden ervan precies te kennen. Hoewel Beernink als leider binnen zijn groep vrijwel onomstreden was, trad hij niet directief op. Delegeren lag hem kennelijk niet. 

Altijd als er een opdracht kwam was het: ‘We zitten met dit probleem, wat zullen we eraan doen? Overvallen op distributie-kantoren, sabotage’s. Niets was te gek.

Najaar 1944, met de bevrijding in het zicht, nam de nonchalance en de drang tot gewapend optreden bij de ‘doeners’ onder Beerninks medewerkers toe. Tot die tijd was alles nog goed gegaan. Zwolle was een stad vol Duitsers geworden en waakzaamheid zou zeker geboden zijn.

In augustus 1944 voerde hij met KP-leider Andries Kalter besprekingen over ‘aanschaf’ van wapens. Deze wilde hier echter niet aan meewerken, i.v.m. de reputatie van ‘De groene’, als ‘wilde actie doeners’.

En dat gebeurde nog wel eens. Op Dolle Dinsdag 5 september 1944 werd de Radio-distributiedienst overvallen en las Henk een boodschap voor op de radio:
‘Leve de Koningin, Leve het Vaderland’. Velen in Zwolle dachten toen de stem van Prins Bernhard te herkennen. Echter de vrijheid was nog niet daar en was de boodschap erg voorbarig. 

De meest geruchtmakende actie van ‘De Groene’ was op 2 oktober 1944 de overval op het Huis van Bewaring in Zwolle. Drie medewerkers van Henk, waren nml.bij een razzia gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring. Uit angst dat zij zouden gaan ‘praten’, werd besloten een overval te beramen om hen te bevrijden. 

De directeur van de gevangenis had hen informatie verstrekt omtrent de situatie aldaar. 
Van een andere verzetsgroep werden Duitse uniformen verkregen. 

Op 2 oktober 1944 rijden zij ‘s middags om 13.00 uur naar het Huis van Bewaring
Vier personen, waarvan drie in Duits uniform en een in burgerkleding als zogenaamde gevangene welke zij kwamen afleveren.

Met hulp van binnenuit van Nederlandse gevangenis bewakers was de hele actie in drie minuten gedaan. Een Duitse bewaker, welke helemaal verdiept was in het plaatjes kijken in de voor mannen zo bekende boekjes, werd helemaal door de actie verrast. 

Echter de bevrijders vertrokken niet alleen met de drie gehoopte medewerkers, maar tevens nog met een extra gevangene. 
Iedereen wist veilig onder te duiken .

Echter op 8 februari, vlak voor het einde van de oorlog gaat het helemaal mis.
Het RK Ziekenhuis van ‘Moeder Overste’ was een toevluchtsoord van illegaliteit en tevens de lokatie van de geheime zender. 

Om 10.30 werd er een inval gepleegd door de Duitsers. Henk Beernink zelf komt op dat moment net aan fietsen, zonder dat hij in de gaten heeft wat er gaande is. Zodra Henk Beernink door heeft wat er zich afspeeld, besluit hij rustig te vertrekken. Bij de uitrit stonden twee Duitsers in uniform en ‘door de angst’ dat Henk een pistool trekt, wordt hij resoluut op dat moment doodgeschoten.

Op dat moment weten zij nog niet wie Henk is. Later wordt pas bekend dat zij de grote leider van de verzetsgroep ‘De Groene’ hebben gedood. 
Henk’s vrouw Riek, die in de buurt was, vernam snel dat het om haar man ging en besloot samen met haar dochter te vluchtten op de fiets naar familie in Neede.

Henk Beernink’s ouders krijgen op 16 februari 1944 in Winterswijk Ds. A.G.Kloots aan de deur met het bericht van Henk’s overlijden.
Henk Beernink werd op dinsdag 12 juni 1944 met militaire eer begraven op begraafplaats Kranenburg te Zwolle.
De gemeente Zwolle heeft hem geeerd door op 8 februari 1946 de straat waar hij aan woonde, de Harculosestraat, om te dopen in de Beerninkstraat.

Bronnen:
Coen Hilbrink. De ondergrondse: illegaliteit in Overijssel, 1940-1945. 1998
Wikipedia
Wim Scholtz, Winterswijk

Foto: Wim te Riet

Foto: Rinus Visscher

Lees verder

Hendrik Bannink 48 jaar

BANNINK                       48 jaar
Roepnaam: Hendrik
Voornamen:Hendrik Gerrit Willem
Geboren:28-10-1896 te Winterswijk
Overleden:29-03-1945 te Wierden
Begraven: Gem.Begraafplaats Kranenburg te Zwolle, Vak A, nr.19
Ouders:Willem Bannink (17-01-1853 te Laren- overl.08-05-1942 te Zwolle) en (getr.09-07-1886 te) Jaantjen Bannink (12-06-1863 te Laren-overl.10-10-1945 te Zwolle)
Partner: Antonette Johanna Maria Schiks  Geb: 24-02-1900 Breda. Overl:..-..-..)Komt met haar ouders vanuit Haarlem op 12-02-1906 naar de 2e Gasthuisstraat 28 
Trouwdatum:07-06-1923 te Winterswijk  
Kinderen: Jaantje 1927, Antoinette 1933.   
Beroep: Inspecteur van politie
Woonadres te Zwolle
Groep: Verzet
Monument: Rijssensestraat Wierden
Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.412, no.2
Verzetsherdenkingskruis

Erelijst van Gevallenen 1940-1945

Hendrik Bannink was een zoon van landbouwer/spoorbeambte Willem Bannink (17-01-1853) uit Laren en Jaantjen Bannink (12-06-1863), eveneens uit Laren.
In 1886 getrouwd en rond 1895 verhuizen ze naar Winterswijk. 
Zij hebben dan 1 dochter, Janna(1894) en in Winterswijk krijgen ze nog twee zoons. 
Hendrik in 1896 en Arend in 1901.
Hendrik Bannink trouwt in 1923 te Winterswijk met Antonette Schiks.
Sinds 1919 was hij werkzaam bij de politie. 

In Zwolle was hij ten tijde van de oorlog Inspecteur van Politie en was  tevens lid van het verzet.Hij maakte deel uit van de Ordedienst en de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij onderhield nauwe banden met de illegaliteit en fungeerde als contactman tussen de politie en het verzet. Hij zorgde ervoor dat de Zwolse OD wapens ontving die Nederlanders verplicht op het politiebureau hadden moeten inleveren. Tegen Bannink bestond bij de Nationaal-socialistische leiding van de Zwolse politie en de SD wantrouwen. Hij werd nauwlettend in de gaten gehouden, maar met een tip van een NSB-er deed de baas van Hendrik, de Zwolse politiecommissaris Mr.Willem de Bouter in het najaar van 1944 niets.

Op 18 februari 1945 ging het echter toch fout en werd hij bij de Nieuwe Havenbrug gearresteerd en overgebracht naar het huis van bewaring in Zwolle.
In de nacht van 28 op 29 maart 1945 werd een aantal mannen geboeid de gevangenis van Almelo binnengebracht. Vier van hen kwamen uit Apeldoorn en elf uit de gevangenis van Zwolle. Nog vijf, die al in Almelo waren werden aan de groep toegevoegd.

De meesten waren verzetsmensen. Om 06.30 uur in de morgen werd de groep in twee vrachtauto’s geladen. Bij de fabriek van Ten Bos aan de Almelosestraat te Wierden stopten de wagens en moesten tien mannen uitstappen en op een rij op het fietspad gaan staan. 

De tien mannen werden onder het oog van toevallige voorbijgangers en de tien overgebleven mannen, waaronder Hendrik, uit Zwolle gefusilleerd. 

Vervolgens vertrokken de vrachtauto’s in de richting van Rijssen en bij ‘Grimberg’ werd opnieuw gestopt. De overige tien, waaronder Hendrik Bannink, moesten nu uitstappen en werden na een kort commando door de SD-ers doodgeschoten.

Op bevel van de bezetter moesten de lichamen van de slachtoffers op beide plaatsen tot twaalf uur ‘s middags blijven liggen. 

Klaas van der Weerd ( oud-politieman en leider van het verzet) wist het volgende over de fusillade te vertellen: 

Op donderdag voor Pasen, 29 maart 1945, fiets ik ‘s morgens omstreeks halfacht van mijn tijdelijke adres bij de familie Buitenweg in het Zuidbroek naar het bureau. Bij de fabriek van Ten Bos aan de Almelosestraat zie ik een oploop van mensen. Als ik dichterbij kom, hoor ik al van enige omstanders wat er daarvoor is gebeurd. Tien mannen zijn door een Duits vuurpeleton doodgeschoten. Ik zie de lichamen van de tien op het fietspad liggen. 

Tegen twaalf uur ‘s middags komt de gemeente-opzichter Rutgers; samen overleggen we hoe de lichamen het best naar de EHBO-post in de oude openbare school kunnen worden gebracht. Rutgers gaat nu naar het gemeentehuis om te regelen dat er met spoed twintig houten kisten worden gemaakt. 

Aan Schipper, die de leiding heeft, zeg ik dat alles wat gevonden is, schoenen, ringen, kleding, enz., in aparte genummerde zakken moeten worden gedaan; de kist met het lichaam van wie dat dan is, krijgt hetzelfde nummer. 
Dat moet gebeuren om later te kunnen vaststellen om welke personen het hier gaat, want van de meesten weten we niet wie het is. De nabestaanden van vier of vijf die we wel kunnen identificeren, krijgen onmiddellijk bericht. Tot diep in de nacht wordt er op de post gewerkt. 

Op een gegeven moment komt de Wierdense NSB-commandant vertellen dat de SD bijzonder kwaad is dat de twintig nog niet in een massagraf begraven zijn, wat ze wel bevolen hebben.

Voor de volgende morgen zes uur, voor zonsopgang, moet dat gebeuren. In alle vroegte vindt de begrafenis op het kerkhof plaats, bij elk graf wordt een paaltje met een nummer erop geplaatst.

Na de bevrijding wordt het speurwerk naar de identiteit van de overige slachtoffers voortgezet. Op één na kan van allen worden vastgesteld wie het zijn. Pas veel later komt een moeder met twee zoons op mijn bureau; ze zijn op zoek naar hun vermiste zoon en broer. Uit de overgebleven bezittingen en een stuk stof, blijkt het inderdaad hun zoon en broer te zijn.

Hendrik Bannink mocht maar 48 jaar oud worden. 
Hendrik’s vader is overleden in 1942 en Hendrik’s moeder op 10 oktober 1945.
Ook Hendrik’s goede vriend J.H.Roël, 49 jr. kwam bij de fusillade om het leven.    

   

Bronnen:
Herinneringen in steen – Een tocht langs de oorlogsmonumenten in Wierden van Gerrit van Loevezijn (Wierden, maart 1995)
Sta een ogenblik stil… Monumentenboek 1940/1945 van Wim Ramaker en Ben van Bohemen. (Kampen, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok Matrijs, 1980). ISBN 90 242 0185 3.
Bewogen jaren: Zwolle in de Tweede Wereldoorlog-Kees Ribbens

Aanslag 17 oktober 1935



Lees verder

Harry Balink 21 jaar

BALINK                         21 jaar
Roepnaam: Harry
Voornamen: Henricus Bernardus Marie
Geboren:26-08-1921 te Winterswijk
Overleden:28-07-1943 te Kassel, Stadtkreis Kassel
Begraven: Nederlands Ereveld te Frankfurt am Main, Oberrad. Vak D, Rij 3, No.:26
Ouders: Johannes Albertus Balink (06-05-1884 te Winterswijk-overl.12-10-1973 te Winterswijk)  (getr.29-05-1914 te Winterswijk ) Johanna Maria Elschot (08-02-1891 te Lichtenvoorde-overl.22-03-1986 te Winterswijk)
Beroep: Magazijnbediende
Woonadres: Leliestraat 25 te Winterswijk – Baansingel 41-B te Alkmaar
Groep: Arbeidsinzet
Monument:

Alkmaarsche Courant 13-02-1940

Veel Nederlanders werden door Rijkscommissaris Seyss-Inquart begin 1943 naar o.a.Kassel gezonden voor arbeidsinzet in de vliegtuigfabrieken van Henschel en Fieseler.
Velen kwamen hier om door de erbarmelijke omstandigheden of door de bombardementen door de geallieerden op Kassel. Het zwaarste bombardement was op 22 oktober 1943, waarbij in één nacht meer dan 10.000 mensen omkwamen. 

Dagblad voor Noord-Holland: Zaterdag 28 augustus 1943



Lees verder

Jacob den Bakker 21 jaar

BAKKER  DEN           21 jaar
Roepnaam:Jacob
Voornamen: Jacob
Geboren:03-02-1924 te Klundert
Overleden:11-05-1945 te Winterswijk
Begraven: Nationaal Ereveld Loenen Vak D 307
Ouders: Roeland den Bakker en  Adriana Catharina van Bezooijen
Beroep: Landarbeider
Woonadres: Huppel 77 te Winterswijk
Groep:N.B.S
Monument:

Overlijdensaangifte 12-04-1845

Jaap den Bakker was geboren in een boerengezin te Klundert (Noordschans). 
Om aan de tewerkstelling in Duitsland te ontkomen is hij ondergedoken sinds 25-06-1943 bij een boerengezin aan de geheel andere kant van Nederland. Bij de familie T.L. Vreeman te Winterswijk (Huppel). 

Daar heeft hij 2 jaar als onderduiker zoveel als kon deel uitgemaakt van het gezinsleven. Eind maart werd Winterswijk bevrijd van de Duitsers. 

Jaap bleef nog in Winterswijk en sloot zich OP 05-04-1945 aan bij de Binnenlandse strijdkrachten (N.B.S.)
In die hoedanigheid ging hij ruim een week na de bevrijding van Winterswijk mee om ‘foute’ Nederlanders op te pakken. Daarbij viel een schot en werd hij dodelijk getroffen. Zo werd het feest van de bevrijding een periode van rouw. 

Door collega N.B.S.-er R, getroffen door haperend geweer. Een ongeluk.

Lees verder

Henk Baarschers 24 jaar

BAARSCHERS                   24 jaar
Roepnaam: Henk
Voornamen: Hendrik
Geboren:05-08-1920 te Winterswijk
Overleden:05-09-1944 te Vught
Begraven: Asputten Kamp Vught
Ouders: Hendrik Bernard Baarschers (21-11-1875 te Winterswijk -overl…-..-..) en (getr.18-10-1912 te Winterswijk)  Harmina Kappers (16-12-1882 te Winterswijk -overl.20-08-1977 te Winterswijk)
(Vader ere-lid Ver.Volksfeest)
Beroep: Boekhandelaar
Woonadres: Meddosestraat 6 te Winterswijk
Groep: Verzet
Monument:
Erelijst van Gevallenen 1940-1945 pag.902,no.9. 
‘Deppner-executies’

Overlijdensaangifte 17-06-1947
Erelijst van Gevallenen 1940-1945
Gemeenschap Oud-Illegale Werkers
Foto: Anne-marie Westera

‘Het gehele verzet opgerold’


De drie zonen van Boekhandel Baarschers in de Meddosestraat verafschuwen de bezetting van Nederland door de Duitsers en willen zich hier dan ook niet bij neerleggen.
Ze raken dan ook betrokken bij het Winterswijkse verzet en zullen hier dan ook voor inzetten.
Johan is de oudste van de drie en ten tijde van de aanvang van de oorlog (1940) 22 jaar, Henk is dan 20 en Herman 14 jaar. Ook hun zus Titia, dan 16 jaar, laat zich niet onbetuigd.
Johan werkte in Amsterdam bij een drukkerij en zat ten tijde van de inval aldaar. Henk als dienstplichtig militair en gelegerd te Valkenburg. 
Na de capitulatie op 15 mei van Nederland, verloor Johan zijn baan en kwam terug naar Winterswijk, waar hij eerst te werk kwam op het distributiekantoor. Echter dit werk beviel hem, buiten het achteroverdrukken van bonnen, niet en ging hij werken bij zijn oude schoolkameraad Wim Demkes, welke een drukkerij had in de Misterstraat.
Henk, was ongeschonden uit de strijd gekomen bij Valkenburg en kon zijn werk hervatten in de boekhandel van zijn vader.
Wim Demkes had contacten met de illegaliteit en daardoor rolde er ‘s avonds ook wel ander drukwerk van de pers dan familiedrukwerk. En ook Johan was daar niet vies van. Hij specialiseerde zich in ‘Rückkehrscheine’ ten behoeve van afgekeurde dwangarbeiders.
Maar daarvoor had hij stempels nodig. Toen Johan met zijn vriendin Koos Hallewas, verpleegster in het Alg.ziekenhuis, op bezoek ging bij haar ouders in Wageningen, ontdekte hij achter Hotel De Wereld, linoleumtegels welke uitstekend geschikt waren om stempels uit te snijden. Johan vervaardigde hiervan in Winterswijk stempels van ‘Arbeitsambt’ Leipzig en Dresden. Op zijn broer Henk werd getest of dit ging werken. Na zes weken onderduik in Eibergen, kwam Henk terug uit ‘Leipzig’ met vals papieren en stempel.’Afgekeurd’.
Het werkte. Henk meldde zich bij het arbeidsbureau en werd nu te werk gesteld bij textielfabriek Meijerink.
Johan kan nu verder met zijn illegale activiteiten en weet samen met stempelfabrikant Verhees uit ‘s Hertogenbosch meerdere stempels te produceren, om zo nog meer onderduikers en dwangarbeiders te kunnen helpen. De groep waar ook Mevr.Kuipers-Rietberg van de Landelijke Organisatie voor Onderduikers zich inzet.
Maar ook Johan werd opgeroepen voor werk in Duitsland en wordt tewerkgesteld bij de firma Ahlers in Bocholt. Maar na enkele weken koos Johan voor de onderduik en al snel kwam er een opsporingsbevel met de aantekening ‘Beim antreffen zu erschiessen’
Een groot deel van 1943 zwierf hij door Nederland. Soms thuis in Winterswijk, maar ook in Wageningen en Amsterdam. De jacht op Johan was echter geopend en Johan dook onder op een boerderij in Rekken, welk adres hij had gekregen van zijn broer Henk.
Via Henk duikt hij hierna onder in Hengelo Overijssel als ‘Gerard Veldman’ en heeft werk in een drukkerij, waar hij zich wederom bezighoud met illegale activiteiten.

Broer Henk, die tewerkgesteld was bij Meijerink, krijgt van deze ruimte om zich bezig te blijven houden in Winterswijk in het verzet. Samen met vele anderen, waaronder Wim Koenen,Joh. Jansen, J.W.Baretta en H.Th.Bekker. Om aan onderdelen te komen voor een geheime zender, wordt op 3 januari 1944 een inbraak gehouden bij Radio Woordes op de Wheme voor twee versterkers en op 1 maart 1944 diefstal van een telefoonhoorn op het postkantoor door Henk en Joh.Jansen.
Veel was er mogelijk in Winterswijk, aangezien korpschef Feberwee beslist geen held was en al helemaal niet in het donker.
Maar waar de verzetsgroep waarschijnlijk geen rekening mee had gehouden was, dat deze zou vertrekken per 1 april 1944 en zou worden opgevolgd door Jean Francois Velle, die vanaf 1 maart zijn intrede deed.
Op 21 maart wordt er echter alweer een inbraak gepland en dit keer de bioscoop in de  Meddosestraat. Ook daar worden onderdelen buitgemaakt voor de zender en tevens brand gesticht om sporen uit te wissen.
Daar laat Wim Koenen echter zijn fiets voor het pand van Gijsbers staan en dat zal de verzetsgroep opbreken.
De volgende dag al, 22 maart 1944 wordt Wim gearresteerd.
Ook meester J.W.Baretta (hoofd School O) en Mej.Schutte (onderwijzeres School O) worden gearresteerd i.v.m. in het bezit hebben van gestolen goederen, maar deze beiden worden op 25 maart 1944 alweer vrijgelaten.
Ook werd er nog gezocht naar Joh.Jansen, die werkzaam was op het arbeidsbureau, maar deze was inmiddels ondergedoken.
Wim Koenen wordt door J.F.Velle bij het verhoor bloedig mishandeld en op vrijdag 25 maart overgebracht naar Zutphen.

Nu wordt het echter heel spannend in Winterswijk. Als Wim Koenen gaat praten, dan kan het zeer grote gevolgen hebben voor het gehele verzet in Winterswijk. Wim houdt echter zijn mond stijf dicht en daardoor blijft het in eerste instantie vrij rustig.

Wel wordt ook het 20-jarige vriendinnetje van Wim gearresteerd en op advies van haar ouders geeft zij de S.D.en J.F.Velle informatie over het verzet om repressaillemaatregelen te voorkomen.
Zij zal de naam van Henk Baarschers in deze genoemd hebben, want de SD en J.F.Velle besluiten over te gaan tot de arrestatie van hem.
Het 20-jarige vriendinnetje van Wim wordt hierbij ingezet om hem in de val te lokken.

Dinsdagavond 23 mei 1944 is het zover.
Het vriendinnetje moet Henk een revolver overhandigen, zodat ze een reden hebben om een inval te doen en Henk te arresteren. Om 22.40 uur is zij bij de fam.Baarschers en om 23.00 uur komt Henk thuis van illegale activiteiten die avond.
In het magazijn van de boekhandel overhandigd zij Henk het revolver en vertrek daarna alweer snel.
Direct daarna vind de inval plaats. Zoon Herman, inmiddels 18 jaar, die de deur opent, krijgt van politie-agent Luijsterburg direct een pistool onder zijn neus gedrukt.
De boekhandel bleek al vanaf 21.30 ‘s avonds omsingeld te zijn.
Henk en Herman worden beide gearresteerd en ook werd gezocht naar Johan.
Zus Titia en vader en moeder Baarschers worden met rust gelaten.
Beide worden ze naar het politie-bureau gebracht dat toen gevestigd was onder het oude Raadhuis op de Balinkes. Op de hoek van de Torenstraat weet Henk Luijsterburg nog een flinke trap te verkopen.
Die nacht worden ze verscheidene keren verhoord en ‘s morgens om 05.30 wordt Herman weer vrijgelaten. Henk heeft hiervoor gepleit, dat hij er niets mee te maken heeft.
Die nacht worden er echter meer van hun bed gelicht: B.Walvoort, W.Lelieveld, Meynen en Mej.Gerda Nijland. In ‘s Hertogenbosch wordt L.Verhees gearresteerd en ook hij zal overgebracht worden naar Winterswijk.
Titia Baarschers weet woensdagmorgen 24 mei 1944, via een vriendin de KP in Aalten te waarschuwen wat er die nacht gebeurd is.
Woensdagmorgen wordt Henk door J.F.Velle zwaar mishandeld om hem tot praten te dwingen..Daarbij moet hij op gegeven moment de naam noemen van Lelieveld, als leverancier van de bij hem gevonden bonkaarten.
Lelieveld op zijn beurt moet daarna de namen noemen van ‘Tante Riek’ en Piet Kuipers, maar intussen weet hij dat deze al gewaarschuwd zijn.
Waarschijnlijk door politie-agent K. Gunnink, maar kan ook Renshof of Odink geweest zijn.
Mej. Gerda Nijland wordt die dag echter weer ontslagen, maar moet zich wel beschikbaar houden voor de S.D.
Mevr.Kuipers en haar man maken aanstalten om onder te duiken en besluiten de trein van 19.00 uur te nemen. Echter worden ze om 15.00 uur gewaarschuwd, dat de arrestatie al om 16.00 uur gaat plaats vinden, waardoor zij besluiten de trein van 16.00 uur te nemen.
Donderdag 25 mei wordt ook L.Verhees uit ‘s-Hertogenbosch overgebracht naar Winterswijk en wordt B. Walvoort ontslagen uit gevangenschap. W.Lelieveld en hij hadden daarvoor nog geprobeerd te vluchten.Ook de twee kinderen van Mevr.en Men.Kuipers worden gearresteerd, P.H.en H.G.Kuipers.
Vrijdag 26 mei wordt Meynen ontslagen, maar worden Henk Baarschers, J.J.A.Verhees en W.D.Lelieveld op transport gesteld naar Arnhem, onder begeleiding van Luijsterburg.
Maandag 28 mei worden de broers Kuipers weer vrijgelaten op last van de opperluitenant v.d. brandweerpolitie.
Woensdag 23 mei heeft Herman Baarschers zijn broer Johan, middels een brief al helemaal op de hoogte gesteld van de arrestatie van zijn broer.

Daarna wordt het stil in Winterswijk. Het verzet is rake klappen uitgedeeld.
Wim Koenen (gearresteerd), Henk Baarschers (gearresteerd), Mevr.Kuipers-Rietberg (ondergedoken) P. Kuipers (ondergedoken), W. Lelieveld (gearresteerd) en Jaq.Verhees (gearresteerd).
Op 1 mei was ook al de mede-oprichter van de L.O., Ds.Slomp gearresteerd bij Ruurlo door twee marechaussee’s.
Deze wordt echter alweer op 11 mei bevrijdt uit de Koepelgevangenis door de div.knokploegen.
Op 11 juni wordt er weer een overval gepleegd, maar dit keer op het Huis van Bewaring te Arnhem, om zeker Eef Zwarts te bevrijden. Daarbij worden 54 gevangenen bevrijdt.
Henk Baarschers en Jaq. Verhees zouden geen gebruik hebben gemaakt v.d. deze bevrijding.
Dezelfde avond wordt tevens een overval gepleegd op het Huis van Bewaring te Zutphen, waar Wim Koenen bevrijdt dient te worden. Ook deze overval lukt. Zelfs met Knokploeg-leden, welke ook die dag in Arnhem betrokken waren bij de overval.
Wim Koenen houdt zich enkele weken schuil in het Korenburgerveen, waar hij ook nog bezoek heeft gehad van zijn vader en broer.
Op 28 juli wil hij verhaal gaan halen bij zijn vriendin te Nijmegen, welke het verraad heeft gepleegd. Hij wordt dan direct gearresteerd en overgebracht naar kamp Amersfoort (of Vught- niet helemaal duidelijk).
Op 18 augustus 1944 wordt het echtpaar Kuipers gearresteerd op hun schuiladres te Bennekom en overgebracht naar Arnhem.
Dhr. Kuipers wordt na een paar dagen vrij gelaten,  in de hoop dat ze door zijn wandelgangen meerdere verzetsstrijders in beeld krijgen. Hij duikt echter snel onder bij de familie Tolkamp in Ratum.
Mevr.Heleen Kuipers-Rietberg wordt op 25 augustus naar kamp Vught gebracht.
Op 2 september wordt ook Henk Baarschers naar Vught gebracht.
Rond Dolle Dinsdag (5 september 1944) leek Nederland ieder moment bevrijdt te worden door de geallieerden en werden op kamp Vught vele maatregelen genomen en diende Kamp Vught zo snel mogelijk ontruimt te worden.
Wim Koenen werd op 4 september 1944 gefusilleerd en Henk Baarschers op 5 september.
Mevr. Kuipers-Rietberg werd op 7 september overgebracht naar vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland, waar zij kwam te overlijden op 26 of 27 december 1944.
September 1944 werd ook J.Jansen, 19 jaar en werkzaam geweest op het Arbeidsbureau naar Neuengamme overgebracht en op 13 oktober 1944 ook Jaq.Verhees en W. Lelieveld.
J.Jansen komt op 2 december 1944 te overlijden, maar Jaq. Verhees en W. Lelieveld weten de ontberingen te doorstaan en keren in april 1945 weer terug.
15 Oktober 1944 was ook nog ‘Ome Jan Wikkerink’, groot verzetsstrijder uit Aalten en behorende tot de groep L.O., gearresteerd, maar deze wordt na enkele uren bevrijdt en weet onder te duiken.
Jean Francois Velle, de Korpscommandant te Winterswijk vanaf 1 april 1944, had in slechts enkele maanden het gehele Winterswijkse verzet opgerold.
Op 1 augustus 1944 werd hij ontslagen in Winterswijk en moest 21 augustus 1944 verlaten

AANTEKENINGEN:

Bij zijn arrestatie aanwezig:
Gerrit Willem Adolf Jansen geb:05-03-1895 -automobielhandelaar- Monteur

Lees verder

Gevlucht

Hulp door Winterswijkers

Op de morgen van de 11 November 1944 om 7 uur begaf ik mij op mijn fiets van het politie-bureau Nassaukade waar ik dienst deed, na een nachtdienst van 14 uur naar huis om van een verdiende slaap te gaan genieten. 
De afstand van het bureau tot aan mijn woning was ongeveer 30 minuten fietsen en onderweg viel het mij op, dat er iets bijzonders aan de hand was, gezien de aanwezigheid van vele duitse soldaten en allen met hun geweren in de aanslag zag, ze de woningen in en uit gaan, nu waren dergelijke bewegingen  in die dagen niet zo vreemd, maar op z’n grote schaal was ook in die dagen erg opvallend.
Aangekomen in de straat waar ik woonde zag ik ook velen duitse militairen op alle hoeken van de straten en bij de woningen. 
Daar ik in mijn woning niet beschikte over een plaats voor mijn rijwiel had ik in de buurt van mijn woning een plaats in een rijwielstalling gehuurd. 
nadat ik mijn fiets in de stalling had geborgen en naar mijn huis liep, werd ik door enkele in paniek zijnde vrouwen aangesproken met de mededeling dat de duitsers bezig waren om alle mannen uit de huizen te halen en ze bijeen te brengen in alle zich daarvoor lenende ruimten zoals scholen, kerken enz. 
Dit was dus de verklaring van alle aktiviteiten die ik op weg naar huis had waargenomen. Ik ben mijn woning ingegaan en vertelde mijn vrouw wat er aan de hand was en in overleg met haar vond ik beter om niet naar bed te gaan, maar om mij te begeven naar het politiebureau aan de Charloise kerksingel, dat slechts op 5 minuten lopen van mijn huis was en als hoofdkwartier voor deze razzia was ingericht. 
Ik mij daarheen begeven (achteraf is gebleken dat ik dat NOOIT  had moeten doen) met de gedachte om bij die duitse commandant even een bewijs van vrijstelling te halen en om dan zonder gestoord te worden lekker te gaan slapen. 
Als ik ooit in mijn leven eens een misrekening heb gemaakt, dan was het wel op die bewuste morgen van die gedenkwaardige 11 november 1944, want in plaats van een bewijs van vrijstelling werd mij al snel te kennen gegeven, dat zij ondanks mijn verweer als zijnde opsporingsambtenaar en thuis een vrouw die reeds 6 mnd in verwachting was, zij daar geen enkele boodschap aan hadden en zij mij als hun arrestant beschouwden om als naar later bleek te worden afgevoerd. 
Hierna werd ik gebracht in een kamer die reeds was bezet door een groot aantal opgepakte mannen. na daar een aantal uren te hebben verbleven en niet wetende wat er verder met ons zou geburen werden wij laat in de middag met nog meer mannen uit andere kamers bijeengebracht en werden wij buiten opgesteld in rijen van vier. 

Dit alles gebeurde onder zeer zware bewaking zodat van ertussen uitpiepten geen sprake kon zijn. Vanaf genemd politiebureau aan de Charloise Kerksingel begonnen wij te lopen en onderweg werd de colonne steeds aangevuld met mannen die men in scholen en kerken had ondergebracht. Onze eerste bestemming bleek het Feyenoordstadion te zijn. Daar aangekomen bleken daar al vele mannen bijeen te zijn gebracht uit verschillende stadsdelen en het aantal groeide maar aan. 
Toen het reeds donker was geworden zagen wij dat er steeds groepen het stadion verlieten. Het was ongeveer 8 uur in de avond toen er ongeveer een groep van 30 a 40 mannen bijeen werden gebracht waarvan ik deel mocht uitmaken. Door de hoofduitgang van het stadion werden wij door een haag van militairen geleid naar het tegenover het stadion gelegen spoorweg station Rotterdam- Zuid en werdn wij de daar gereed staande goederenwagons ingevoerd, waarvan de bodem was bedekt met stro. 
Toen de spoorwagon was geladen met plusminus 30 mannen werd deze gesloten en hoorden wij de sluithaak aan de buitenkant in het slot vallen. 
Iedereen zal kunnen begrijpen hoe diep ellendig wij ons voelden na al deze commotie en daarbij de onzekerheid wat er met ons verder ging gebeuren. 
Het zal ongeveer rond 11 uur zijn geweest toen de trein met veel schokken in beweging kwam en zich bewoog in westelijke richting. Zolang wij nog door Rotterdams gebied reden konden wij ons nog iets orienteren maar zodra wij daarbuiten waren was het niet meer mogelijk, mede door de verduistering om te zien waar wij ons bevonden of in welke richting wij ons begaven. 
Het zal half in de nacht zijn geweest, toen de trein stopte op een groot station, later bleek ons, dat het Utrecht was. ter plaatse heb ik een briefje geschreven gericht aan mijn schoonmoeder die in Amsterdam woonde, met de mededeling was ons tot dat moment was overkomen en buiten de trein geworpen door de aanwezige luchtrooster. Deze boodschap is in goede handen gekomen en heeft mijn schoonmoeder bereikt. Die bewuste dag had mijn vrouw inmiddels vernomen dat wij waren bijeen gebracht in het stadion en had nog een poging gewaagd om mij in het stadion te bereiken om nog wat kleding en eten te brengen. 
Dit is haar niet gelukt omdat wij bij haar aankomst in het stadion al in de treinen zaten. Met de trein hebben wij ongeveer 2,5 dag gereden met veel stops onderweg i.v.m. luchtaanvallen .
Dit alles was erg beangstigend als je bedenkt dat je met zo’n groot aantal mensen zit opgesloten in zo een goederentrein. Na die 2,5 dag stopte de trein en wij hadden geen enkel idee waar men ons naar toe had gebracht. nadat de deuren waren geopend en wij uit moesten stappen werd een mars colonne geformeerd,. Uit de bouw van de huizen was ons snel duidelijk, dat wij ons op Duitse bodem bevonden. 

Na ongveer 20 min. te hebben gelopen kwamen wij in een bebouwde kom van een plaatsje maar niet wetende welke plaats. 
Hier werden wij ondergebracht in de Louise Schule en kregen wij een schoollokaal aangewezen waarvan de bodem was bedekt met stro als verblijfplaats. 
Van de daar reeds aanwezige opgepakte mannen voor een groot deel afkomstig uit de grens gebieden zoals Denekamp vernamen wij, dat men ons had afgeleverd in Gronau. 
Ik moet zeggen, dat ik er nog nooit van had gehoord, maar het bleek ons al spoedig, dat wij ons dicht aan de Duits-Nederlandse grens bevonden. 
Toen wij s’avonds wat eten hadden gekregen ( niet veel bijzonders, een of andere watersoep)  begaven wij ons naar ons klas lokaal om te slapen op de grond in het stro. 
Daar ik in uniform was gekleed gebruikte ik de daarbij behorende cape als deken en een uit het stadion meegenomen zitkussentje als hoofdkussen. 
U zult begrijpen, dat wij na zo’n vermoeiende en spannende reis daar wel aan toe waren en sliep ik die nacht als een roos. 
Wij waren met een aantal Rotterdamse politie mensen en een van hen had het plan opgevat om de volgende morgen naar de commandant van de school te gaan met de mededeling, dat wij de mensen als begeleider tot hier hadden gebracht en onze taak nu ten einde was. Deze list mislukte totaal die morgen. 
Na wat droog brood te hebben gegeten met op thee gelijkende vloeistof moesten wij op de binnenplaats aantreden en na de koppen te hebben geteld moesten wij onder zware bewaking af marcheren naar een terrein buiten Gronau en daar kregen wij graaf gereedschap en begonnen wij aan het graven van tankwallen. 
Dit werk hebben wij zo ongeveer 2 weken moeten doen van s’morgens tot laat in de middag, het was zwaar werk en vermoeiend met daarbij weinig voedzaam eten. 
Op een gegeven middag moesten wij op de binnenplaats aantreden, het was inmiddels tegen de avond en werden wij in legerauto’s geladen en ging men met ons aan het rijden, niet wetende waarheen, omdat wij op een voor ons totaal onbekend gebied waren en daarbij de duisternis. Wat ons was opgevallen was dat er weinig bewaking bij ons convooi was. Laat op die avond werd er gestopt en werden wij onder gebracht in een of andere loods, ook weer voorzien van stro. Toen wij ongeveer een paar uur daar waren en er een zekere rust was teruggekeerd in en om de plaats waar wij ons bevonden en mede door het feit dat er weinig bewaking bij ons was kreeg een van de 4 aanwezige Rotterdamse politiemensen zijnde:  van Straten, Peet, v.d. Hengel en ondergetekende de gedachten om die nacht een poging te wagen om er tussen uit te gaan, daar wij wel het idee hadden dat wij in zuidelijke richting hadden gereden, dus langs de Nedelandse grens. Na enig overleg (wat fluisterend moest gebeuren) want vertrouwen kon je niemand, besloten wij om die nacht om plusminus 2 uur heel voorzichtig en zo rustig mogelijk naar buiten te gaan en dan maar zien wat er ging gebeuren. 
Buiten gekomen in de volkomen duisternis werd er door niemand gereageerd dus hadden wij al gauw het idee dat ons vertrek door niemand was opgevallen en daar stonden wij dan met ons vieren in de donkere nacht op een voor ons totaal onbekend gebied, dus hoe moest je de weg vinden? 
Daar werd door mij spoedig iets op gevonden, want als ex beroeps militair van de Kon.marine had ik een opleiding als kwartiermeester gehad met als een der vakken navigatie dus bekend was met enkele sterren beelden. Het was die nacht een heldere sterrenhemel en konden wij daar gebruik van maken door te lopen in de richting van het stereenbeeld “de Grote Beer” . 
Als wij die koers hielden, dan moesten wij in de richting van Nederland lopen het geen later bleek juist te zijn geweest. 

Tijdens deze mars moesten wij steeds uiterst waakzaam zijn wanneer wij maar iets hoorden hielden wij ons schuil om maar door niemand ontdekt te kunnen worden hetgeen voor ons fataal had kunnen zijn. 
Tegen de morgen, het daglicht kwam al aan de lucht, kwamen wij in een dorp ( mij nu nog niet bekend waar het is geweest) het kan Sudlohn zijn geweest, maar zeker weet ik het niet. In ieder geval ter plaatse werden wij steeds gehinderd door mensen waar wij ons voor moesten verbergen, vermoedelijk kerkgangers voor de vroeg mis. Om niet te worden ontdekt besloten wij een andere weg te nemen.
Na enige tijd kwamen wij uit bij een spoorbaan, dus besloten wij deze te volgen omdat wij er zeker van waren dat die ons op Nederlands gebied zou brengen. 
Tijdens het lopen langs de spoorbaan moesten wij nog enkele keren langs de spoorbaan weg duiken voor passerende Duitse treinen beladen met oorlogsmaterieel. 
Na enige tijd te hebben gelopen (weet niet meer hoe lang)  ontmoette wij in een weiland een jongen en vroegen hem waar wij ons bevonden en tot grote opluchting voor ons kon hij ons zeggen dat wij ons op nederlandse grond gebied waren. Hoe het gesprek verder is verlopen is uit het geheugen verdwenen. 
Deze jongen die naderhand bleek te zijn Willem Wilterdink verwees ons naar de langs de spoorbaan staande boerderij van zijn ouders. 
na kennis te hebben gemaakt met men. en mevr. Wilterdink en dochter Stien werd ons een plaats aangewezen waar wij ons konden wassen en werd ons iets te drinken en eten aangeboden. 
Het heeft ons altijd deugd gedaan, dat wij als voor hun totaal vreemde mensen zo liefderijk werden ontvangen en behandeld iets om nooit te vergeten, wat wij ook nooit hebben gedaan. De aankomst in huize Wilterdink was op een zondagmorgen en diezelfde middag werden wij verrast door een bombardement, daarbij vielen enkele bommen in het weiland niet ver van de boerderij van de fam.Wilterdink. 
Daar het voor de fam.Wilterdink te riskant was om daar langer te blijven, want er waren nog meerdere onderduikers besloten wij contact op te nemen met de politie in Winterswijk voor andere onderduik adressen. 
Een en ander moest omzichtig gebeuren want in de tijd was niemand te vertrouwen. Al spoedig kregen wij te horen dat voor een ieder van ons vieren een adres was gevonden en dat wij op vrijdagavond zouden worden opgehaald door politie mensen uit Winterswijk. 
Die vrijdagavond om plusmin. 9 uur werd er bij de boerderij aangelopt en stonden daar onze nieuwe kostbazen. Zij waren gekomen per rijwiel met aan hun hand nog een rijwiel voor elk van ons voor de terugreis naar Winterswijk. 
Na de kennismaking werd de keus gemaakt wie wie zou meenemen naar huis.
Door de heer van Drie werd ik uitgekozen en ook de andere kregen hun bestemming. Na van de fam. Wilterdink afscheid te hebben genomen vertrokken wij met lange tussenpozen naar ons nieuwe adres. Ik hoef niet te zeggen hoe ik mij die avond voelde in een bed met schone witte lakens. 
Na enige tijd ‘ik weet niet meer hoe lang ik al bij de fam. v.Drie verbleef, kwam de heer van Drie na het einde van zijn dienst thuis met de mededeling dat er een auto van de Rotterdamse politie aan het bureau was geweest op zoek naar politie mensen die door de Duitsers waren afgevoerd en zich na hun vlucht mogelijk in het grensgebied ophielden. 
na eerst enige aarzeling kregen zij het vertrouwen, dat die Rotterdamse politieman ter goedertrouw was, werd hem over onze aanwezigheid in Winterswijk verteld. Hierop werd de afspraak gemaakt, dat hij die dag nog wat langs de grens zou zoeken naar de mogelijke aanwezigheid van mensen van het Rotterdams korps en s’avonds zou terugkeren aan het bureau om die 4 in Winterswijk aanwezige op te halen en naar Rotterdam terug te vervoeren. 
Die avond zijn wij met nog 4 die dag gevonden agenten onder barre omstandigehden, met dus totaal 9 mensen naar Rotterdam terug gereden. Ik weet nog precies hoe we dat deden er moesten er 2 plaats nemen aan de buitenkant van de auto in liggende houding tussen de motorkas en de spatborden en dan werd er om de 10 km gewisseld langer was niet vol te houden, want het was die avond koud en regenachtig. 
Er konden per uur niet veel kilometers worden gemaakt door de duisternis, slechte verlichting op de auto (ivm de verduistering) en het wegennet was natuurlijk niet zoals wij dat nu kennen. Maar  ondanks alle ellende zijn wij de volgende dag in de loop van de morgen in R’dam aangekomen en werden wij bij onze familie afgeleverd. U kunt zich de vreugde in mijn gezin voorstellen na alle onzekerheid over het lot van mij gedurende de laatste weken. 
Van mijn afdeling chef kreeg ik toestemming om mij voorlopig niet meer aan het bureau te laten zien uit vrees om wederom te worden gepakt. 
na enige weken de kat uit de boom te hebben gekeken heb ik toen de draad weer opgepakt en weer aan het werk gegaan en zo zonder verdere nare ondervindingen de bevrijding gehaald. 
Hopende u met deze hoofdlijnen van dienst te zijn geweest ga ik dit schrijven beeindigen met de hartelijke groeten van ons beiden. 

Fam. Jonkman 

Lees verder

Politie-agent L.W.Hofstraat

Politiagent L.W.Hofstraat geboren in ‘s-Heerenberg op 20 september 1917

Politie-agent L.W.Hofstraat behoorde bij het oorsponrkelijke Winterswijkse korps dat bij aanvang v.d. oorlog in dienst was.

Wachtmeester Hofstraat kwam op 20 juli 1944 bij de landbouwer Huiskamp in Henxel om eieren te kopen. In de loop van het gesprek deelde Hofstraat mede dat er een aanslag was geplegd op de Fuhrer. 
Huiskamp vroeg hem of de Fuhrer gedood was, waarop Hofstraat antwoordde: ‘Was het maar waa’. 
Toevallig was ook mevr. Paule aanwezig, die Hofstraat vertelde dat hij met NSB-leden te doen had. Toen Hofstraat dit hoorde bood hij zijn verontschuldiging aan en vroef haar te doen alsof hij die woorden niet gebruikt had. 
Het hielp niet; mevr. Paule deed aangifte van belediging van de Fuhrer van het Duitse Rijk en verzocht Hofstraat te willen doen vervolgen. Op 21 juli 1944 vertrok Hofstraat in burgerkleding en dook onder. 
Op 17 oktober 1944 werd hij door de bezetter ontslagen. 

Er op of er onder, blz.133:

De heer L.W.Hofstraat, destijds rechercheur van politie te Winterswijk, was ondergedoken. Hij voelde zich niet meer veilig en liep elken dag kans door den S.D. en zijn trawanten opgepikt te worden. Hoe men ook zocht, de heer Hofstraat bleef onvindbaar. Toch zou hij zijn straf niet ontloopen, want voor de politie gold, dat de naaste familieleden mede aansprakelijk waren. 

Zoo kregen dan de ouders van Hofstraat te ‘s-Heerenberg van de plaatselijke politie de aanzegging, dat ze zich ’s Maandags 14 augustus 1944, moesten melden bij den S.D. te Arnhem. De aanzegging geschiedde twee dagen van te voren, het het oogmerk hen ruimschoots in de gelegenheid te stellen, zoo ze dit wilden, onder te duiken. 
Maar de oude heer Hofstraat en zijn vrouw zagen het niet zoo zwaar in. Wat zouden ze hun doen, een man van 76 en een vrouw van 64 jaren? 
Toch is hun die reis noodlottig geworden. Ze werden niet verhoord, maar direct als gijzelaars opgesloten in het Huis van Bewaring. 
Op den 25en Augustus werden ze met een groot transport overgebracht naar Vught. Veel hebben ze daar aan onmenschelijks moeten meemaken, totdat het Zuiden bevrijd werd. 

Mevrouw Hofstraat kreeg bij die gelegenheid haar vrijheid terug, terwijl haar echtgenoot, met nog andere gijzelaars, overgebracht werd naar het kamp te Amersfoort. Daar is het lijden voor hem gelukkig kort geweest. Na 5 dagen kreeg hij toen ook zijn vrijheid en ging naar huis. 
Toch hebben de oudjes, tot na de bevrijding van ‘s-Heerenberg, ver van elkaar verwijderd geleefd, daar mevrouw Hofstraat in september 1944 niet thuis kon komen. Het laat zich begrijpen, hoe ze na hun bevrijding nog veel geleden hebben, daar ze van elkaar geen enkel levensteeken ontvingen. 

Zoodra de ondergedoken zoon de kans kreeg, heeft hij in de Paaschweek 1945 zijn moeder per auto naar ‘s-Heerenberg gehaald.

Lees verder

Onderduikers

Door Ru Wewer

“Kiek is,” zei moeder Anna, de boerin, terwijl ze naar het keukenraam wees. 
“Daor kump joh ne politieagent an.
Wat zol den hier motten? “Waarschuw de onderduikers. dat ze zich opbargt.”
Snel keken de opgroeiende kinderen door het raam en zagen dat een agent per fiets het boerenerf van huize Harmelink in Meddo opreed. Meteen stoomden zij de daele op om de mannen, die hier ondergedoken waren, te waarschuwen.

Het was vrij koud in het begin van het jaar 1945 en de politieman Van Drie kwam handewrijvend de woonkeuken van de boerderij binnen waar moeder Anna, wat zenuwachtig, een en ander rechtzette. Met een “Goedemorgen” werd Van Drie ontvangen en amicaal als hij was zei hij: “Ik kroep eerst maor wat bi-j de kachel.”
Gastvrij als moeder Anna steeds was, zei ze: “Agent, lust oew wal ‘n kop koffie?”
Natuurlijk lustte Van Drie dat wel na zo’n koude tocht per fiets. Terwijl hij zijn koude handen nogmaals wreef zei Van Drie: “Ik heb ja de tijd wel. Of ik nu vijf minuten eerder of later bij Elferink kom, zal wel niet erg zijn.”
“Elferink, zo ging hij verder, “is na de kerst niet meer verschenen bij zijn legerdonderdeel in Den Bosch, waar hij als Duits soldaat gelegerd was. Nu moet ik hem ophalen en op transport naar Den Bosch zetten.”

Moeder Anna liet niet merken, dat ze geschrokken was door de mededeling van Van Drie en hield zich van den domme. Ze wist heel zeker, dat Elferink, een buurman, die al tientallen jaren in de nabijheid woonde, een hekel had aan die Duitse bedoening en vooral aan dienstname in het leger. Om erger te voorkomen was hij enkele maanden geleden, na een oproep van de Duitse overheid, met grote tegenzin vertrokken naar DEn Bosch en had toen al tegen zijn vrouw Leida gezegd: “Als het even kan smeer ik hem en duik ik thuis onder.”

Moeder Anna liep de keuken in om koffie te zetten en trok de deur achter zich dicht. Haar eerste reactie was vervolgens een der kinderen weg te sturen naar buurman Elferink met de boodschap, dat de politie naar hem onderweg was. Bovendien wist Anna, dat de spoorwegconducteur Rauwers daar ook verbleef als onderduiker. De koffie smaakte Van Drie prima en toen moeder Anna vroeg, of hij nog een kopje lustte, werd dat niet afgeslagen. Zodoende kreeg men bij Elferink de tijd om weg te komen en vluchtten Elferink en Rauwers naar buurman Kersten, waar ze zich verstopten boven de koeiestal, in het daar aanwezige hooi.

Van Drie, die de nog ouderwetse kopjes koffie goed hadden gesmaakt, dankte de boerin hartelijk en vroeg tot verbazing van de boerin: “Waar woont eigenlijk die Elferink? Ik weet het niet precies en daarom dacht ik, laat ik het maar vragen bij Harmelink.”

Moeder Anna, die inmiddels zeker was, dat haar boodschap goed was overgekomen en dat zowel Elferink als Rauwers zich in veiligheid hadden gebracht, ging met Van Drie naar buiten en wees hem de boerderij Elferink. Vanuit een raam in de slaapkamer werd de tocht van Van Drie naar Elferink nauwlettend gevolgd, vooral toen hij, tien minuten later, op zijn eentje weer terugfietste naar het dorp, zonder Elferink.

Natuurlijk was men bij de fam.Harmelink nieuwsgierig hoe het bij Elferink gegaan was tijdens dit politiebezoek. Moeder Leida, nog was wit rond de neus, vertelde direct: “Toen agent Van Drie mij vroeg of Elferink in huis was, heb ik doodkalm gezegd, dat hij in dienst was in Den Bosch en Van Drie had er vlot vrede mee.”

Ru Wewer, 1993

Lees verder

Jan te Kulve, Bertus te Lintum en Hendrik Bruntink

Jan, Bertus en Hendrik probeerden ze nog tegen te houden……………..

Het weekend van 4 en 5 mei 1940 was Jan nog met verlof geweest en maandagavond 6 mei was hij weer in Wageningen. 
Zij waren alle drie Winterswijkse militairen gelegen op de Grebbeberg en daar zouden we de Duitsers tegenhouden. Jan, Bertus en Hendrik zaten tussen Wageningen en Rheden.
Donderdagavond 9 mei om 21.00 uur werd er alarm geslagen. Ze moesten zich klaar maken in volledig tenue en zo mochten ze nog op bed liggen. Zelf hadden ze ook het gevoel dat het nu wel eens menens kon zijn. 
Vrijdag 10 mei om 01.00 kwam het grote alarm. Ze moesten direct naar hun stellingen. 
Even later hoorden ze al dat de Duitse troepen de grens waren gepasseerd en nu was het afwachten. 
Toen het licht begon te worden, kwamen drommen vliegtuigen over en de luchtdoelartillerie wist verschillende Duitse vliegtuigen neer te halen. 
Nu was het wachten tot de Duitsers te voorschijn zouden komen. 
Ze plaatsen nog een aanwezige kraan dwars over de weg en hakten nog een kersenboom om die in hun schootsveld stond. 
De burgerbevolking werd die vrijdagmorgen snel geévacueerd over de Rijn.
Die dag bleef het echter verder betrekkelijk rustig. 
S ávonds gingen ze beurtelings slapen in de slaapplaatsen achter hun stellingen. Echter van spanning en nervositeit kwam daar weinig terecht.

Ze hoorden dat Wageningen al bezet was. Vanuit de schietgaten van hun stellingen hielden ze de Haarweg in de gaten. Deze moest verdedigd worden om te voorkomen dat de Duitsers zo verder konden trekken naar het Westen. Jan, Bertus en Hendrik zouden Nederland wel verdedigen. 
Opeens kwam er een grote kudde koeien aan wandelen. Waarschijnlijk door de Duitsers hun kant op gedreven om hen van de wijs te brengen. 
Netjes hebben ze de koeien nog naar het erachter gelegen weiland gedreven. 
Even later zagen ze de eerste Duitsers door de sloot richting de stellingen kruipen. 
Direct werden ze onder vuur genomen door de Nederlandse mitrailleurs.

Maar de Nederlandse stellingen waren slecht. Ze waren voor de Duitsers makkelijk te herkennen met hun schietgaten van verre al te zien. 
De schietgaten werden dan ook zwaar onder vuur genomen. 
Jan te Kulve was al een poos aan het schieten en Bertus te Lintum vulde achter in de nissen de patroonhouders.
Bertus kwam naar voren om de patroonhouders te brengen en zei tegen Jan: 
“Kijk, daar zitten er ook een paar. Geef mij eens even”……………….
Bertus nam de mitrailleur van Jan over en schoot in de richting van de Duitsers.
Hij schoot nog geen twintig keer en toen zat de oorlog er voor Bertus op.

Jan was zwaar aangeslagen en emotioneel. Vlak daarna raakte ook Hendrik zwaar gewond, maar leefde nog.

De Luitenant kwam kort daarna vertellen dat ze omsingeld waren en er niets anders overbleef dan hun over te geven.

De witte vlag werd getoond en de Duitsers schreeuwden: . “Heraus! Heraus!”.
Met de handen omhoog verlieten ze hun stellingen. 
Vlak daarna hoorden Jan dat ook Hendrik was overleden. 
Er was niets in te brengen geweest tegen deze superieure tegenstander. 
De Duitsers waren heel goed op de hoogte geweest hoe de verdediging in elkaar zat. 
Alles stond gedetailleerd op hun kaarten.

Jan moest met zijn overgebleven kompanen eerst de kraan verplaatsen, zodat de weg vrij kwam voor de doortocht. Daarna moesten ze helpen gewonde Duitse soldaten weg te dragen.

Jan’s legeronderdeel werd naar Wageningen gebracht en opgesloten in een gebouw met een groot bord: “Kriegsgefangenen Sammelstelle”. Overal hadden de Duitsers aan gedacht.

Ook in deze buurt stonden zware kanonnen waarmee de Duitsers de Grebbeberg beschoten. 

Arme Jongens daarginder, zei Jan. Waaronder ook veel Winterswijkers. 
Het moet daar vreselijk geweest zijn. 
Jan: “Wij waren nog beschoten met mortieren, maar hun met bommen”.

Vanuit Wageningen marcherend werden ze via een pontonbrug naar Westervoort gebracht. 
Daar kreeg Jan de kans om een briefkaart naar huis te sturen met de mededeling dat zijn beide vrienden Bertus en Hendrik waren omgekomen.

Vandaar uit werden ze na enige dagen weer naar hun eigen Kazerne de Koehoorn in Arnhem gebracht. 
De inwoners van Arnhem hadden in de gaten dat deze helden die ons land probeerden te verdedigen nu krijgsgevangenen waren. 
Van alles reikten de inwoners aan over de omheining, waar ze opgesloten waren: “sigaretten, zeep, tabak, scheerzeep, mesjes,handdoeken, etc.etc.
En er kwamen steeds meer gevangenen. 
Jan kwam ook de broer van Bertus, die ook op de Grebbeberg gevochten heeft hier tegen en moest hem het tragische nieuws van zijn broer vertellen.

Het verhaal ging dat ze naar Duitsland werden overgebracht en op een gegeven dag moesten ze marcherend in grote dikke rijen richting Zevenaar. Duizenden Arnhemmers stonden langs de kant van de weg en zagen hun eigen Nederlandse militairen afgevoerd worden.

In zevenaar stond een trein met veewagons, waar in iedere wagon 60 man gestopt werd. 
De reis ging de hele nacht door en ze kwamen terecht in een Durchgangslager in Soest bij Dortmund. Daar zijn ze ongeveer een week geweest en hoorden hier tevens dat Nederland ‘kapituliert’ had, Er werd nauwelijks op gereageerd. De fut was er compleet uit.

Van daaruit werden ze naar Neu-Brandenburg gebracht, een heel groot kamp boven Berlijn gelegen. 
Daar kregen ze te horen dat ze spoedig naar huis mochten, aangezien de oorlog “voorbij was”. 
Dit duurde echter nog een hele tijd. Sommigen konden daar bij de boeren werken, maar een Duitse bewaker zei dat ze zich daar vooral niet voor moesten melden, aangezien ze snel naar huis zouden mogen.

Iedereen wilde naar huis. Alleen maar huis, naar huis. 
En plotseling op een maandagmorgen mochten ze marcherend naar het station waar een trein klaar stond. Met banken erin en er hoefden er maar 40 in een wagon. 
Eindbestemming: Enschede. 
In he Volkspark werden ze even medisch onderzocht, kregen hun achterstallig loon uit de krijgsgevangenschap (11 gulden) en mochten naar huis.

De jongens uit Oost-nederland op eigen houtje. 
Dus Jan kon gewoon met de GTW-bus richting Winterswijk .
Wat zal hij gedacht hebben turend door het raam deze rit?

In Winterswijk aangekomen werd hij bij Cafe De Zwaan getrakteerd op een flinke maaltijd en vertrok daarna snel naar huis. 
Daar waren ze op de hoogte door de briefkaart van zijn krijgsgevangenschap en het sneuvelen van zijn beide kameraden, Bertus en Hendrik. 
Jan’s vader had beide familie’s helaas het trieste nieuws al moeten brengen.

Jan was verzwakt en oververmoeid. het heeft een hele tijd geduurd eer hij hersteld was. 
Drie weken later is hij met vrienden op de fiets naar Wageningen en de Grebbeberg geweest. Naar zijn stellingen en uiteraard naar het Ere-kerkhof op de Grebbeberg, waar hij zijn gesneuvelde vrienden heeft bezocht.

Bertus te Lintum en Hendrik Bruntink

Bron: Willem Wilterdink

——————————————————————————————

Tussen 10 en 14 mei 1940 kwamen de volgende Winterswijkers om, die nog geprobeerd hebben de Duitsers tegen te houden:

Op de Grebbeberg:
Th.G.Bloemers
J.Th.A.Flint
B.W.Geurkink
O.G.Neuschäfer
G.J.Römer
J.H.Stemerdink
J.H.Vriezen

Te Obbicht (L): H.G.Nijland
Te Barneveld: W.J.Rauwers en J.W.te Sligte
Te Rotterdam: B.Ch.M.Brugman en G.Wassink

Te Dordrecht: J.A.Peters
Te Culenborg: G.W.Wiggers

Lees verder