Winterswijkse Courant, 29 maart 1946
In het Woold is nog bijna 24 uur lang behoorlijk gevochten. Een van onze ingezetenen, die onderduiker was in de omgeving van onze beroemde „Dikke Boom”, weet er het volgende ooggetuige-verslag van te geven.
Vrijdagochtend 10 uur begon het gevecht.
Enige minuten voor tien op Vrijdag-ochtend 30 Maart 1945 begon de grote aanval, die Winterswijk en de Achterhoek bevrijdde.
De voorgaande nacht had ik al begrepen, dat de aanval niet lang meer kon uitblijven, want steeds passeerden ons terugtrekkende Duitse troepen. Plotseling, tegen 10 uur in de ochtend, ratelden op misschien 500 meter afstand enige mitrailleurs. Eerst even enkele korte vuurstoten, en opgewonden geschreeuwde Duitse commando’s en toen volgde een aldoor maar groter en heftiger wordend concert van vuurwapenen.
De „gevechtsaanraking”. zoals dat in militaire termen heet, was wel heel duidelijk tot stand gekomen!
Tegen 12 uur ’s morgens, dus binnen de twee uur na het begin van de gevechts-aanraking, stonden de voorste Engelse patrouilles al tot op circa 100 meter afstand van onze boerderij!
De Duitsers stonden en lagen nog om de boerderij.
De Engelsen schoten voortdurend, de Duitsers bij onze boerderij schoten maar weinig; vermöedelijk om hun aanwezigheid niet te verraden.
Of was het omdat ze er de brui aan gaven ?
Die afgelopen nacht nog hadden we ze met tientallen tegelijk in de boerderij gehad, en op onze opmerking: „Red je hachje maar, wat geeft het dat je je nog opoffert, de oorlog is voor jullie verloren zeiden ze openlijk, in aanwezigheid van hun „leutnant”, dat ze genoeg van de oorlog hadden en dat ze maar een paar schoten zouden lossen, „und dann scnnell zuriick, oder zu den Tommies!”
Zó was dus het „moreel” van deze laatste Duitse troepen gezakt! We hebben er nog maar een paar scheppen bovenop gedaan, en de „Leutnant” grijnsde………
enige jaren terug had hij vermoedelijk zijn revolver gegrepen, en zijn rebellerende soldaten en deze brutale, het gezag ondermijnende Hollander pardoes neergeschoten.
Aan het front gelden korte metten! Doch deze soldaten inclusief hun luitenant kon men ongestraft openlijk aanraden het bijltje tegenover de Engelsche overmacht er maar bij neer te gooien!
ledereen onder de grond of In de kelders.
Tegen half twaalf ’s morgens waren vrouw en kindeern en onze boerenvrienden onder de grond gedoken, in onze juist om 10 uur ’s morgens gereed gekomen schuilplaats. Een half uur’ later raasden de kogels dermate over ons boerenerf, dat ik het maar beter vond ook „ondergrons” te gaan, in afwachting van wat verder gebeuren zou. Granaten begonnen te gieren, die in de nabijheid ontploften. Nog juist zag ik een tiental Duitse soldaten naar voren sluipen, elk met zo’n beruchte „Fantserfaus” in de hand! Vlak bij mij stond een Unteroffizier, die me toebrulde:
„Herunter! Im Keiler!”
Een mens komt in zulke ogenblikken in een eigenaardige stemming. Kleinigheden – ’t gezicht van dien schreeuwenden Unteroffizier, de sluipende pantserfaustdragers vergeet ik m’n leven lang niet.
Ook niet het grote gevoel van spijt, dat wij, Hollanders, daar machteloos lagen. Wat hadden we hier, met een handjevol durvende kerels èn wapens, goed werk kunnen doen!
Een vuurconcert van kanonnen en mitrailleurs!
Nauwelijks lagen we onder de grond, of we hoorden een regelmatig artillerievuur over ons heengaan. De Tommies waren blijkbaar bezig een z.g. storend vuur af te geven.
Vermoedelijk met maar één batterij (4 kanonnen), want regelmatig, zonder ophouden, gierden series van 4 granaten over ons heen, en explodeerden links en rechts, nu eens vlak bij, dan enige honderden meters verder. Kennelijk een „storend” vuur, om den Duitsen vijand te bemoeilijken in zijn bewegingen-en de kop in ’t zand te doen steken,
Al spoedig hoorden we wat een vreselijk geluid was op 40 meter afstand vee en varkens erbarmelijk loeien en gillen, doordat ze levend verbrandden. Wat verderop stond een gehele boerderij in lichterlaaie.
Dat waren de laatste „heldendaden” der terugtrekkende Duitsers: ze hadden daar brand gesticht, door wat handgranaten naar binnen te gooien.
Onze boerenvrienden vonden het lijden van het omkomende vee zo . verschrikkelijk, dat ze uit hun schuilplaats wilden gaan, om te redden wat nog te rédden was. Doch daar was geen denken aan, de granaten en kogels gierden en zwermden om onze schuilplaats, de kogels kitsten voortdurend in het dak van zand en hout boven onze hoofden we moesten lijdelijk afwachten, totdat het vuren zou verminderen.
Tegen 2 uur ’s middags zweeg het geschut en verminderde het mitrailleurvuur. En plotseling hoorden we Engelse stemmen!
Bevrijd
Ontroering maakte zich van ons allen meester. Het was dan toch waar, het zo lang verbeide ogenblik was nu inderdaad gekomen: daar waren de Engelse troepen, we Waren vrij!
Met een witte vlag kroop ik onmiddellijk naar buiten, onze bevrijders tegemoet en enthousiast volgden de anderen. Maarde Tommies joegen ons met bekwamen spoed terug inde schuilplaats, alleen ik mocht doorkruipen naar een captain, dien ik als gids mijn diensten aanbood.
Het eerste Tommie-gezicht, dat we zagen. vergeten we ook nooit meer!
’t Was een jonge, gezonde knaap, 21 a 22 jaar, zijn gezicht zwetend en rood van inspanning en opwinding, zijn stengun dreigend op ons gericht; hij stond in gebogen houding bij onze schuilkelder en joeg er allen in terug, terwijl hij voorzichtig en achterdochtig eerst de ruimte binnenin onderzocht. En wat ik gevreesd had, gebeurde toen: de Tommies vonden onze schuilkelder meteen een goede stelling en maakten er een mitrailleurnest van.
Hetgeen voor de er in vertoevende burgers niet zo pleizierig was, als de Duitsers het in hun hoofd mochten halen öm een fikse tegenaanval te doen.
Intussen vertelde ik, verscholen in èen schuurtje, aan de Engelse captain, wat ik van de aangelegde verdedigingswerken, de sterkte en de bewapening der Duitse troepen enz. wist.
Daarbij rookte ik m’n eerste Engelse sigaret na de bevrijding. Hij verzocht me mijn gegevens te melden aan zijn commandant, die 1000 meter verder zat. Ik kreeg een soldaat mee, en met dezen kroop en sprong ik over weilanden en akkers naar den hogeren commandant.
In de branding.
Het was weer, als in de Meidagen van 1940, toen ik hetzelfde meemaakte. We lagen plat op de grond, sprongen op en holden 20, 30 meter voorwaarts, lieten ons weer vallen en de kogels gierden van alle kanten.
Op 150 meter afstand bevond zich een bosrand, en daarin zaten nog de Duitsers, vertelde mijn begeleider mij. In een weiland ontploften voor en achter ons drie granaten………. in zulke ogenblikken is er alleen maar spanning; spanning in je hersens, spanning in je spieren, spanning in alles. We kwamen voorbjj een schuilkelder in het veld, waarin enig boerenfamilies zaten.
Met de Tommie ging ik naar binnen. Er heerste grote verslagenheid, een oude vrouw huilde en klaagde alles was ze kwijt, de boerenhofstede brandde, en angstig vroegen ze zich af, hoe lang het vechten nog zou duren en of ze daar wel veilig zaten. Ik stelde hen gerust, zei dat het vechten niet lang meer duren zou, dat de moffen op de terugtocht waren, dat ze natuurlijk net zo’n huis weer terug kregen als ze gehad hadden
(intussen wonen ze nog steeds in een noodwoning)
-en de Tommie lachte maar en knikte maar van „Yes” bij alles wat ik zei….. ik geloof, dat ze wat geruster waren daarna..
Vervolgens trok ik verder met m’n Tommie, kruipend, hollend, vallend en intussen keek ik m’n ogen uit!
Want daarginds, vóór me op de harde weg. zag ik honderden tanks aanrollen.
Wat een machtsvertoon, vergeleken bij de boerenwagens en hoogstens wat mitrailleurs, waarmede ik enige uren te voren nog de Duitsers had zien trekken!
Ik werd bij een jong majoor gebracht 34, 35 jaar; in ons leger moet je tien jaar ouder zijn voor de majoorsrang —, wien ik wederom veteide, wat ik op m’n speurtochten door het Woold ontdekt had en hoe de toestand der Duitsers in Winterswijk was.
Doden en gewonden.
Tegen 6 uur ’s middags kwam ik terug bij vrouw en kinderen. De Duitsers waren omstreeks 5 uur weer een overigens zwakke tegenaanval begonnen, hun geschut stond gericht op onze boerderij, en een van de eerste projectielen maakte al direct gewonden.
Alles kroop weer beneden den beganen grond.
Inde boerderij lagen zwaar gewonde Engelsen.
Deze Tommies waren uit de met Pantserfausten stuk geschoten tanks gebaald. Zij waren.een troosteloos beeld van de oorlogsellende.
Sidderende, steunende mannenlichamen, zwaar verbrand, ogen, neus en lippen verdwenen in de dikke brandblaren.
Tegen den avond werden ze naar de noodverbandplaats gebracht, in Rozenhoeve waar een Engelse dokter de eerste hulp verleende.
De gesneuvelde Tommies werden voorlopig langs den weg begraven.
Later zijn ze, tegeljjk met de gesneuvelde Duitsers, door de zorgen van het Rode Kruis op de Alg. Begraafplaats alhier ter aarde besteld!
Een houten kruis, vergetelheid en géén betere wereld. vormen het schamele loon voor hun gróte offer.
Maar Winterswijk, en spoedig daarop heel ons vaderland, was bevrijd!