oudwwijk
Digitaal erfgoed

Scheveningse evacuees

Notities uit het dagboek van wijlen de heer Th. J. H. Hendriks,

Toenmalige hoofd van de Evacuatiedienst –
„ledereen werkte tegen” – Alle dagen klachten en moeilijkheden –
„Toch volbrachten vele ingezetenen hun menselijke plicht: verdreven
Nederlanders helpend

Winterswijk heeft in de bezettingstijd nog een bizondere periode meegemaakt, die de meeste Nederlandse gemeenten niet gekend hebben: n.l. de inkwartiering van enige honderden Scheveningse gezinnen.
Ze waren door de bezetter van huis en hof verdreven en moesten bij Winterswijkse gezinnen worden ondergebracht. Dat gebeurde begin 1943, en tot nog langere tijd na de bevrijding heeft deze inkwartiering geduurd. De „Scheveningers” waren een bekende verschijning geworden in onze huizen en straten. Het is niet allemaal zonder zorgen en moeilijkheden gegaan. Daarvan vertelt een uitvoerig dagboek, dat onze oud-plaatsgenoot, wijlen de heer Th. J. H. Hendriks over deze gebeurtenis naliet.
De heer Hendriks, toen nog Ambtenaar der gemeente, werd belast met de leiding van de inkwartiering der Scheveningers. Wat hij meemaakte, heeft hij uitvoerig in zijn dagboek beschreven. In 1944 vertrok hij naar Wageningen, waar hij hoofdcommies le klas ter sekretarie van deze gemeente werd.
Door de vriendelijke medewerking van zijn echtgenote, mevrouw H. Hendriks-Kremer, zijn wij in de gelegenheid onderstaande herinnering op te halen, die we ontlenen aan het dagboek van wijlen onze oud-plaatsgenoot de heer Th. Hendriks.

IN DECEMBER 1942 kwam er een weinig plezierig bericht bij het toenmalige gemeentebestuur van Winterswijk binnen: deze plaats moest zich voorbereiden op de huisvesting van vele honderden Nederlanders, die elders door de bezetter uit hun huis verdreven zouden worden.
De opdracht luidde kortweg: bereidt de inkwartiering van évacué’s uit de kuststreken van Nederland voor. Het was een opdracht van de bezetter. Maar de medewerking die geëist werd, gold de verzorging van Nederlanders, die uit hun woonplaatsen verdreven zouden worden. Het was vanzelfsprekend, dat deze mensen geholpen moesten worden worden, en dus zette het gemeentelijk apparaat zich aan het werk, om de inkwartiering van deze komende verjaagde Nederlanders voor te bereiden.

BEGONNEN WERD met de beschikbare woonruimte in Winterswijk te inventariseren. Nagegaan moest worden, wie een gemeubileerde slaapkamer en zo mogelijk ook een zitkamer over had, om er de geëvacueerden in onder te brengen.
„Kwartier-lijsten” werden aangelegd en daarmee begon de ellende!
Een deel der Winterswijkse bevolking toonde duidelijk de goeden niet te na gesproken hoe weinig begrip en medeleven er was voor de-van hof en huis verdreven eigen landgenoten; een groot deel probeerde aan de inkwartiering te ontkomen!
„Op enkele gevallen na, schrijft de heer Hendriks in zijn nagelaten memorandum „stootte ik overal op sterke tegenstand en onwil.
Men probeerde de évacué’s bij voorbaat al buiten de deur te houden, zonder dat men nog iets van deze mensen wist, behalve dan, dat ze verdreven zouden worden, in nood zouden komen en onderdak moesten krijgen.” Maar wat gebeurde?

MENIGEEN probeerde de inkwarieringslast op anderen af te schuiven. Toen de kaarten begin januari 1943 aan de betrokkenen werden toegezonden, met de mededeling hoeveel personen men kreeg in gekwartierd, regende het klachten op het evacuatiebureau ten gemeentehuize.
Daar waren gegronde klachten bij; maarde meeste klachten waren gezocht, waren onbetekenend, alleen maar bedoeld om van de inkwartiering af te komen. Dat betekende natuurlijk: iemand anders die last toeschuiven. Menigeen probeerde de inkwartiering af te schuiven op z’n buurman of zelfs op de beste kennissen! „Gaat u daar maar eens kijken, die heeft meer ruimte dan ik.”
Een paar dagen later op 7 januari 1943 arriveerde de eerste trein met évacué’s. Het waren vermoeide en ontdane mensen, in hoofdzaak uit de Scheveningse vissersbevolking afkomstig.

HUN WERK, hun zee, hun huizen èn hun meubilair hadden ze achter moeten laten.
Hun mannen en zonen waren vaak al weg: opgeroepen voor de ;,Arbeits‘ einsatz” in Duitsland, Frankrijk óf Noorwegen.
En velen vreesden, dat ze doorgezonden zouden worden naar de beruchte Duitse kampen. Maar dat viel mee!
Ze konden dus in Winterswijk blijven en zouden bij de Winterswijkse bevolking, bij de eigen landgenoten, ingekwartierd worden.
Het waren 400 mensen, die eerst naar de omliggende cafézalen bij het station gedirigeerd werden, waar ze brood en koffie kregen.
Een 50-tal Winterswijkse jongens stonden op deze sneeuwdag met hun sleetjes klaar, om de koffers en andere bagage (kooien met kanariepietjes poesen en honden) naar de kwartieren te brengen, waarheen de évacué’s zelf al spoedig eveneens gebracht werden.
Een aantal a-socialen onder hen zagen er onverzorgd uit en zaten onder de vlooien en luizen die gingen eerst naar de toenmalige Jeugdherberg (het tegenwoordige politiebureau) om gereinigd te worden.
De zieken werden naar de ziekenhuizen gebracht.
En zo was de „evacuatie” in Winterswijk een feit geworden.

ZOUDEN DE Winterswijkse kwartiergevers en hun gedwongen gasten elkaar leren verstaan en elkaar bijstaan, om door de moeilijke tijden heen te komen!
Al spoedig bleek, aldus weer het rapport van de heer Hendriks, dat dit in zeer veel gevallen niet zo zou zijn..
Het begon en het bleef klachten regenen. De kwartiergevers waren vaak stug en onwillig tegenover de hun opgedrongen logé’s, en deze logé’s waren nerveus, vaak lastig ook en ze bleven de nog al „gesloten” vissersbevolking die ze waren. Ze wilden hun eigen .leefwijze blijven volgen, konden of wilden zich niet aanpassen bij de regels van het huis, zoals deze bij hun gastvrouw en gastheer golden kortom, de botsingen en konflikten bleven niet uit.

ELKE KLACHT werd door de evacuatiedienst, meestal door wijlen de heer Hendriks persoonlijk, onderzocht
En zoals te verwachten was, lag de „schuld” vaak bij beide partijen, maar ook wel alleen bij de kwartier-verstrekker (die b.v. z’n évacué’s trachtte „weg te pesten”) of alleen bij de évacué’s (die zich ongepast gedroegen).
Het dagboek van de heer Hendriks, Hoofd van de Evacuatiedienst, staat vol voorbeelden van de dagelijkse moeilijkheden die er waren en die door hem moesten worden opgelost.
Daar was de meneer en de mevrouw uit het grote mooie huis, dat aan de évacué’s de kleinste en slechtste kamer had gegeven; het eten voor hen werd op de trap neergezet daar konden ze het komen halen om op
hun zolderkamertje zonder licht en zonder „verwarming” op te eten; er was zelfs geen tafeltje.


DAAR WAS de boerderij, waar ’n yrouw en twee kinderen het kleinste kamertje kregen, waar de bedden tegen elkaar stonden,- maar de „mooie kamer” die ongebruikt stond en voldoende ruimte bood, werd niet afgegeven! Het gezin kon zich op de deel wel wassen en moest de hele dag op de boerderij meewerken. Men bedenke hierbij, dat de kwartiergevers een voor die dagen ruime vergoeding kregen voor het verschaffen van onderdak en voedsel; verplichting tot meewerken was er dus niet, al werd het wel gewaardeerd,
Dit soort gevallen werden meestal na enige bezoeken van de heer Hendriks tot tevredenheid van alle parijen op een meer menselijke wijze opgelost. Groter nog was het aantal gevallen, waarbij de evacué’s zich misdroegen. Daartoe droeg vooral het feit bij, dat zich onder hen nog al wat a-sociale gezinnen bevonden. Dan was het voor de kwartier-verstrekker wel een hele opgaaf, om met deze mensen op goede voet te blijven; deze mensen, die zich b.v. nooit wasten die er allerlei smakeloze gewoonten en taal op nahielden, die zich vrijpostigheden in het gastgezin permitteerden, die niet te pas kwamen, enz.
Hoe velen waren er zo?

UIT HET RAPPORT van wijlen de heer Th. Hendriks blijkt dit niet.
Maar hij verklaart uitdrukkelijk, dat de meeste gevallen van inkwartiering redelijk goed verliepen, al waren er wel spanningen en klachten;
En ook waren er gevallen, waar de gedwongen samenleving in bijzonder goede harmonie verliep.
Er waren zelfs ingezetenen, die b.v. kinderen uit een a-sociaal gezin hadden toegewezen gekregen en die deze kinderen vrijwillig zo lang mogelijk wilden houden, om ze goed op te voeden.
Evacué’s, die zich blijvend slecht gedroegen, werden wel eens een paar dagen in het politiebureau opgesloten hetgeen meestal de gewenste uitwerking had.
De Scheveningers, die niets te doen hadden, liepen natuurlijk veel op straat en hadden zoals ze in Scheveningen de haven als rendez-vous hadden in Winterswijk de hal van het postkantoor, of bij mooi weer het plantsoen als plaats van samenkomst.


De hal van het postkantoor heette toen wél hun „klaagmuur”; alle klachten, die ze meenden te hebben tegen hun kwartiergevers of tegen het evacuatiebureau, werden hier uitgepraat.

IN’ JULI 1943 kwam van Duitse zijde het onheilspellend bericht, dat er woningen gevorderd moesten worden voor Duitse gezinnen uit de gebombardeerde steden. Deze Duitse gezinnen mochten niet als de Scheveningers ingekwartierd worden, maar moesten een compleet gemeubileerd huis ter beschikking krijgen.
Toen dit bekend werd, kwamen heel wat Winterswijkers vrijwillig inkwartiering van Scheveningers vragen.
Liever dit, dan hun hele huis te moeten afstaan!

HET WAREN moeilijke tijden. De grote meerderheid van de bevolking zegt de heer Hendriks in zijn dagboek had begrip voor de moeilijkheden en volbrachten als goede Nederlanders hun plicht, óók wanneer het soms ’n drukkende plicht was; want ook daar, waar de inkwartiering dragelijk verliep, was ze niet altijd plezierig.
Maar ook vele burgers lieten zich van hun slechtste zijde zien, schrijft de heer Hendriks. Zij probeerden niet alleen de inkwartieringslast op buren en goede vrienden af te schuiven. Zij bezochten ook Duitse en NSB-instanties en speelden daar mooi weer mee om van de inkwartiering af te komen.
Zij probeerden het hoofd van de Evacuatiedienst met geld, met véél geld soms, of met geschenken en voedsel om te kopen (in zo’n geval volgde altijd direkt inkwartiering, schrijft de heer Hendriks). Zij roddelden en spraken kwaad van de ambtenaren, belast met de evacuatie.

„Mensen, die ik heel goed kende, groetten mij niet meer, nadat ze inkwartiering hadden gekregen”, aldus de heer Hendriks, die daarbij verzucht, dat dit alles moreel een zware strijd voor hem was.
Maar gelukkig had hij goede vrienden, waarmede hij zijn morele moeilijkheden kon bespreken.
Hij zegt er van: „Deze steun en de wetenschap dat ik steeds naar eer en geweten zo goed mogelijk de belangen van de Winterswijkse bevolking èn van de V/interswijkse bevolking èn van de verdreven Scheveningers heb gepoogd te behartigen, gaven mij telkens weer een hart onder de riem”

Nieuwe Wint.Courant, 3 mei 1965

A,Bal en W.Bal-Spaans 1973: 55 jaar getrouwd

Gisteren was het precies 55 jaar geleden dat de heer A. Bal en mevrouw W. Bal-Spaans samen in het huwelijksbootje stapten.
Zowel meneer Bal als zijn vrouw komen oorspronkelijk uit Scheveningen. In zijn jeugd voer de heer Bal op de grote vaart en heeft daarom al heel wat van de wereld gezien. Nadien was hij visser.
In 1943 is de familie Bal op bevel van de Duitsers naar Winterswijk geëvacueerd.
Na de oorlog viel het voor de heer Bal niet mee passend werk te vinden, vooral niet omdat hij een vrij beroep als visser gewend was.
Tenslotte kwam de heer Bal bij Meijerink & Zonen terecht.
De familie Bal heeft in Winterswijk op talloze adressen gewoond, onder andere woonden ze in het wachtposthuisje 55 bij het Korenburgerveen.
Toen het bejaardencentrum de Pelkwijk in oktober 1972 geopend werd trok men daar heen.
„Het is hier precies een hotel, beter kun je het niet hebben”, aldus de heer Bal die het met zijn vrouw in de Pelkwijk volledig naar zijn zin heeft.
Ondanks hun al hoge leeftijd, meneer Bal is 79 en zijn vrouw 78, zijn beide nog erg aktief.
Meneer Bal fietst nog erg goed en mevrouw Bal is druk met het schrijven van haar memoires.
Zij heeft nu haar jeugd al bijna beschreven en het is al een werk van over de honderd bladzijden geworden.
Dat de heer en mevrouw Bal in Winterswijk erg gezien zijn blijkt wel uit de vele brieven, bloemstukken en visite die men gisteren ontvangen heeft.

W.V.C. 1946

W.V.C. naar Scheveningen.
Naar wij vernemen heeft het le elftal van W.V.C. een uitnodiging ontvangen om van 1 t/m 3 Sept. a.s. enige dagen de gast te zijn van de v.v. ‘„Scheveningen”, dat dit jaar het tweede klasserschap der K.N.V.B. behaalde en dit op 1 Sept. op feestelijke wijze wil vieren.
De geelzwarten vallen daar dus met “de neus inde boter..
Door deze sympathieke geste wil de v.v. „Scheveningen” uiting geven aan haar dankbaarheid jegens Winterswijk voor de vele en goede zorgen die zij in bezettingsjaren en daarna besteedde aan de Scheveningse evacué’

Echtpaar Schipper- Zuid-Beveland – 1970

Echtpaar Schipper 50 jaar getrouwd

Woensdag was het 50 jaar geleden dat het echtpaar M. Schipper en J.Schipper-van Hekke in het huwelijk trad. De beide echtelieden, die respectievelijk 79 en 73 jaar zijn, stammen oorspronkelijk uit Zuid-Beveland.
Inde laatste wereldoorlog kwamen zij als evacué’s naar Winterswijk, waar zij na de bezettingsjaren bleven en thans in de Goudvinkenstraat 49 wonen. Hoewel de heer Schipper voor zijn huwelijk als kok op de grote passagiersschepen van de Holland-America-lijn de wereld afreisde, werd hij na het huwelijk eèn echte landrot en vestigde zich als bakker-kruidenier.
Het gouden echtpaar heeft één zoon en vier dochters gehad.
Een dochter is op jeugdige leeftijd overleden. Verder heeft het echtpaar tien kleinkinderen. De heugelijke dag werd woensdag onder meer gevierd met een receptie in sociëteit De Eendracht.

G.W.Massin-Mertens en P.A.A.Massin overleden

Heden overleed in het Algemeen Ziekenhuis te Winterswijk, na een geduldig gedragen lijden van 4 maanden, mijn innig geliefde Vrouw Gerardina Wilhelmina Massin-Mertens
in de ouderdom van ruim 73 jaren.
P. A. A. MASSIN.
Winterswijk, 13 Juli 1945.
Evacuatie adres:
Groenloseweg 19.
De teraardebestelling heeft plaats gehad Maandag 16 Juli 1945.



Na een geduldig gedragen lijden, overleed in het Algemeen Ziekenhuis
onze beste Evacué-huisgenoot, de heer
P. A. A. MASSIN
weduwnaar van G. W. Martens,
in de ouderdom van bijna 69 jaren.
Fam. B. TEN PAS.
Winterswijk, 15 Sept. ’45. Groenloseweg 19.

Nelly Speyer

NWC, 29-05-1945
Evacué biedt zich aan voor eenvoudig naai- en verstelwerk aan huis, zoo spoedig mogelijk.
Nelly Speyer, Plataanlaan 17.

Husser, N.W.C, 27-06-1947

ÉVACUÉ
Bij mijn vertrek uit Winterswijk naar Den Haag, groet ik al mijn bekenden. Weduwe HUSSER.
Ravenhorstweg 10.

Lees verder