LITH VAN 19 jaar Roepnaam: Henk Voornamen: Hendrikus Marinus Maria Geboren: 30-01-1925 te Winterswijk Overleden: 03-12-1944 te Hamburg Neuengamme Leliestraat 24 Begraven:Husum Ostfriedhof Vak/rij: S.O.96. Gedenkboek 34 Ouders:Bernardus van Lith (10-03-1883 te Beesd-overl…-..-..te.) en (getr.24-11-1911 te Winterswijk) Johanna Berendina Konings (16-09-1884 te Winterswijk-overl…-..-..te ) Beroep:Scholier Woonadres: Jonenstraat 3 (1920) te Winterswijk Groep: Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.988, no.5
Reden arrestatie: Verzet
Gearresteerd in Amersfoort. Tot 08-09-1944 kamp Amersfoort Aangekomen in Neuengamme:10-09-1944 vanuit Amersfoort Kampnummer:9314 Kamp: Husum-Schwesing, Schwesing (Engelsburg)
In de bewaard gebleven dodenboeken van Neuengamme (de registratie van overleden gevangenen) staan verschillende ziekten waaraan gevangenen zijn gestorven: enteritis, tuberculose, dysenterie, hartfalen, enz. Dat is verhullend. De ware doodsoorzaak zijn vrijwel altijd de abominabele omstandigheden in het kamp geweest. Bovendien zijn de gegevens volledig onbetrouwbaar. Vaak werd er in de registratie maar wat opgeschreven. (Bron: Nederlanders in Neuengamme)
LINTUM TE 21 jaar Roepnaam: Tobias Voornamen: Tobias Albertus Geboren: 30-07-1918 te Winterswijk Overleden: 11-05-1940 te Rhenen Grebbeberg Begraven: Militair Ereveld Grebbeberg, rij 5, graf 41. Ouders:Tobias Hendrik te Lintum (03-08-1888 te Winterswijk-overl.26-03-1956 te Winterswijk) en (getr.16-03-1917 te Winterswijk) Johanna Wilhelmina Samberg (13-01-1895 te Winterswijk-overl.27-09-1980 te Winterswijk) Beroep: Landbouwer Woonadres: Ratum 9- (Dunnewijk)-Wesselerweg 1 te Winterswijk Ratum Groep: Koninklijke Landmacht dpl.Soldaat 3-III-8R.I 2e Sectie. Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.1366, no.4
Op 18 mei 1940 gevonden in een boomgaard aan de Haarweg, ter hoogte van de boerderij Anna’s Hoeve. Rappor:Sellies/Verhoeven
Jan, Bertus en Hendrik probeerden ze nog tegen te houden…………
Jan te Kulve, Bertus te Lintum en Hendrik Bruntink Het weekend van 4 en 5 mei was Jan nog met verlof geweest en maandagavond 6 mei was hij weer in Wageningen.
Zij waren alle drie Winterswijkse militairen gelegen op de Grebbeberg en daar zouden we de Duitsers tegenhouden. Jan, Bertus en Hendrik zaten tussen Wageningen en Rheden.
Donderdagavond 9 mei om 21.00 uur werd er alarm geslagen. Ze moesten zich klaar maken in volledig tenue en zo mochten ze nog op bed liggen. Zelf hadden ze ook het gevoel dat het nu wel eens menens kon zijn.
Vrijdag 10 mei om 01.00 kwam het grote alarm. Ze moesten direct naar hun stellingen. Even later hoorden ze al dat de Duitse troepen de grens waren gepasseerd en nu was het afwachten. Toen het licht begon te worden, kwamen drommen vliegtuigen over en de luchtdoelartillerie wist verschillende Duitse vliegtuigen neer te halen.
Nu was het wachten tot de Duitsers te voorschijn zouden komen. Ze plaatsen nog een aanwezige kraan dwars over de weg en hakten nog een kersenboom om die in hun schootsveld stond. De burgerbevolking werd die vrijdagmorgen snel geëvacueerd over de Rijn. Die dag bleef het echter verder betrekkelijk rustig. ‘S avonds gingen ze beurtelings slapen in de slaapplaatsen achter hun stellingen. Echter van spanning en nervositeit kwam daar weinig terecht. Ze hoorden dat Wageningen al bezet was. Vanuit de schietgaten van hun stellingen hielden ze de Haarweg in de gaten. Deze moest verdedigd worden om te voorkomen dat de Duitsers zo verder konden trekken naar het Westen. Jan, Bertus en Hendrik zouden Nederland wel verdedigen.
Opeens kwam er een grote kudde koeien aan wandelen. Waarschijnlijk door de Duitsers hun kant op gedreven om hen van de wijs te brengen. Netjes hebben ze de koeien nog naar het erachter gelegen weiland gedreven. Even later zagen ze de eerste Duitsers door de sloot richting de stellingen kruipen.
Direct werden ze onder vuur genomen door de Nederlandse mitrailleurs. Maar de Nederlandse stellingen waren slecht. Ze waren voor de Duitsers makkelijk te herkennen met hun schietgaten van verre al te zien. De schietgaten werden dan ook zwaar onder vuur genomen. Jan te Kulve was al een poos aan het schieten en Bertus te Lintum vulde achter in de nissen de patroonhouders. Bertus kwam naar voren om de patroonhouders te brengen en zei tegen Jan: “Kijk, daar zitten er ook een paar. Geef mij eens even”………………. Bertus nam de mitrailleur van Jan over en schoot in de richting van de Duitsers. Hij schoot nog geen twintig keer en toen zat de oorlog er voor Bertus op. Jan was zwaar aangeslagen en emotioneel. Vlak daarna raakte ook Hendrik zwaar gewond, maar leefde nog.
De Luitenant kwam kort daarna vertellen dat ze omsingeld waren en er niets anders overbleef dan hun over te geven. De witte vlag werd getoond en de Duitsers schreeuwden: . “Heraus! Heraus!”. Met de handen omhoog verlieten ze hun stellingen. Vlak daarna hoorden Jan dat ook Hendrik was overleden. Er was niets in te brengen geweest tegen deze superieure tegenstander.
De Duitsers waren heel goed op de hoogte geweest hoe de verdediging in elkaar zat. Alles stond gedetailleerd op hun kaarten. Jan moest met zijn overgebleven kompanen eerst de kraan verplaatsen, zodat de weg vrij kwam voor de doortocht. Daarna moesten ze helpen gewonde Duitse soldaten weg te dragen.
Jan’s legeronderdeel werd naar Wageningen gebracht en opgesloten in een gebouw met een groot bord: “Kriegsgefangenen Sammelstelle”. Overal hadden de Duitsers aan gedacht. Ook in deze buurt stonden zware kanonnen waarmee de Duitsers de Grebbeberg beschoten. Arme Jongens daarginder, zei Jan. Waaronder ook veel Winterswijkers. Het moet daar vreselijk geweest zijn. Jan: “Wij waren nog beschoten met mortieren, maar hun met bommen”. Vanuit Wageningen marcherend werden ze via een pontonbrug naar Westervoort gebracht.
Daar kreeg Jan de kans om een briefkaart naar huis te sturen met de mededeling dat zijn beide vrienden Bertus en Hendrik waren omgekomen. Van daaruit werden ze na enige dagen weer naar hun eigen Kazerne De Koehoorn in Arnhem gebracht.
De inwoners van Arnhem hadden in de gaten dat deze helden die ons land probeerden te verdedigen nu krijgsgevangenen waren. Van alles reikten de inwoners aan over de omheining, waar ze opgesloten waren: “sigaretten, zeep, tabak, scheerzeep, mesjes,handdoeken, etc.etc. En er kwamen steeds meer gevangenen.
Jan kwam ook de broer van Bertus, die ook op de Grebbeberg gevochten heeft hier tegen en moest hem het tragische nieuws van zijn broer vertellen. Het verhaal ging dat ze naar Duitsland werden overgebracht en op een gegeven dag moesten ze marcherend in grote dikke rijen richting Zevenaar. Duizenden Arnhemmers stonden langs de kant van de weg en zagen hun eigen Nederlandse militairen afgevoerd worden. In zevenaar stond een trein met veewagons, waar in iedere wagon 60 man gestopt werd.
De reis ging de hele nacht door en ze kwamen terecht in een Durchgangslager in Soest bij Dortmund. Daar zijn ze ongeveer een week geweest en hoorden hier tevens dat Nederland ‘kapituliert’ had, Er werd nauwelijks op gereageerd. De fut was er compleet uit. Van daaruit werden ze naar Neu-Brandenburg gebracht, een heel groot kamp boven Berlijn gelegen. Daar kregen ze te horen dat ze spoedig naar huis mochten, aangezien de oorlog “voorbij was”.
Dit duurde echter nog een hele tijd. Sommigen konden daar bij de boeren werken, maar een Duitse bewaker zei dat ze zich daar vooral niet voor moesten melden, aangezien ze snel naar huis zouden mogen. Iedereen wilde naar huis. Alleen maar huis, naar huis. En plotseling op een maandagmorgen mochten ze marcherend naar het station waar een trein klaar stond. Met banken erin en er hoefden er maar 40 in een wagon. Eindbestemming: Enschede.
In het Volkspark werden ze even medisch onderzocht, kregen hun achterstallig loon uit de krijgsgevangenschap (11 gulden) en mochten naar huis. De jongens uit Oost-nederland op eigen houtje. Dus Jan kon gewoon met de GTW-bus richting Winterswijk . Wat zal hij gedacht hebben turend door het raam deze rit? In Winterswijk aangekomen werd hij bij Cafe De Zwaan getrakteerd op een flinke maaltijd en vertrok daarna snel naar huis. Daar waren ze op de hoogte door de briefkaart van zijn krijgsgevangenschap en het sneuvelen van zijn beide kameraden, Bertus en Hendrik.
Jan’s vader had beide familie’s helaas het trieste nieuws al moeten brengen. Jan was verzwakt en oververmoeid. Het heeft een hele tijd geduurd eer hij hersteld was. Drie weken later is hij met vrienden op de fiets naar Wageningen en de Grebbeberg geweest. Naar zijn stellingen en uiteraard naar het Ere-kerkhof op de Grebbeberg, waar hij zijn gesneuvelde vrienden heeft bezocht.
LIGTENBARG 24 jaar Roepnaam: Marinus Voornamen: Marinus Lambertus Geboren: 29-01-1921 te Laren Overleden: 09-03-1945 te Winterswijk Begraven: Begraafplaats Deugenweerd Borculo Ouders: Willem Ligtenbarg (27-05-1896 te Ruurlo-overl.20-09-1966 te Borculo) en (getr.24-09-1920 te Laren) Tonia Wilhelmina Schutte (31-01-1899 te Laren-overl.28-05-1981 te Borculo) Partner:Hanneke Lammers (verloofde) Beroep: Chauffeur Woonadres: Iepenstraat 20 te Winterswijk Groep:Burgerslachtoffer/Verzet
Anneke Lammers
Anneke Lammers woonde op Iepenstraat 20 samen met haar ouders, zus en kleine broertje Gerritje Lammers van 10 jaar. Ook haar verloofde Marinus Ligtenbarg, 24 jaar woonde bij hun in huis.
16 Februari 1945 gaat haar broertje Gerrit met zijn moeder melk halen en Gerrit wordt op de Oostervoort dodelijk getroffen door een brisantbom. Gerrit was niet meer herkenbaar en Marinus heeft voor de familie de identificatie op zich genomen.Aan de hand van het rood-geblokte jasje kon de conclusie getrokken worden, dat het Gerrit betrof.
Twee weken later, op 9 maart 1945 wordt Marinus (zie Ligtenbarg), die zich bezig hield met ondergrondse activiteiten, zelf door een bom getroffen bij het spoorwegemplacement en kwam daarbij om het leven. Anneke raakt dus binnen een maand haar broertje en verloofde kwijt.
Enige tijd later loopt Anneke ‘s avonds in het donker van de Iepenstraat richting de Vredenseweg.Uit de andere richting komt in het donker, een voor haar onbekende man met hoed op, haar tegemoet lopend. Hij spreekt Anneke aan en zegt: “Bun ie Anneke Lammers? “ , wat zij bevestigd met: “Ja, ik ben Anneke Lammers”. Hij reikt haar een leren buideltje aan en zegt: “ Dit is voor de grafsteen van Marinus, van zien Kamerö ”. Draaide zich om en verdween weer in het donker.
Het leren buideltje bevatte allemaal goud en zilverstukken voor het grafsteen. Anneke is nooit te weten gekomen wie die man met de hoed was, die in het donker verdween.
Marinus heeft een mooie grafsteen gekregen.
Bij een luchtaanval op het Spoorwegemplacement op 9 Maart 1945 , ’s namiddags plm. 14.00 uur, kwamen bommen neer op de Parallelweg en op Keizers. De verwoesting was groot. Deze aanval kostte twee slachtoffers.
LENGWENUS 17 jaar Roepnaam: Frits Voornamen: Frits Geboren: 30-08-1927 te Winterswijk Overleden:22-03-1945 te Borken Begraven: Ouders: August Johann Lengwenus (07-08-1900 te Stoppenberg (Dld)-overl.01-03-1987 te Winterswijk) en (getr.26-05-1922 te) Anna Maria Hartmann (15-12-1896 te Wermelskirchen (Dld)-overl.24-01-1973 te Winterswijk) Woonadres:Kotten 21-II (Lengwenus)-Bekeringweg 7 te Winterswijk Kotten Groep:Burgerslachtoffer
Broer:Willem Lengwenus (19-12-1924)
Je eigen zoon zoeken
22 Maart 1945 Bocholt wordt zwaar gebombardeerd, maar ook Stadlohn en Südlohn. Frits Lengwenus, 17 jaar uit Kotten, moest in Südlohn werken en………….. ’s Avonds kwam hij niet thuis en zijn vader Hans Lengwenus uit Kotten ging op zoek naar hem en vond hem tussen de slachtoffers. Hans vond ergens ‘ne wanne’ en zeulde achterop de fiets het stoffelijk overschot van z’n zoon mee. Aan de grens bij Kotten overgenomen door de buurman die het lijk met paard en wagen naar z’n huis bracht. Frits Lengwenus werd slechts 17 jaar
LAMMERS 10 jaar Roepnaam: Gerrit Voornamen: Gerrit Engelbartus Geboren: 08-07-1934 te Winterswijk Overleden: 16-02-1945 te Winterswijk Begraven: Algemeene Begraafplaats te Winterswijk Ouders: Bernard Willem Lammers (04-02-1895 te Winterswijk-overl.07-06-1978 te Winterswijk) en (getr.12-10-1920 te Winterswijk) Gesiena Theodora te Kronnie (29-11-1894 te Winterswijk-overl.07-12-1976 te Winterswijk) Woonadres:Iepenstraat 20 te Winterswijk Groep:Burgerslachtoffer
Op vrijdag 16 Febr. 1945, ’s middags ongeveer 13.15 uur, werden door twee Amerikaansche bommenwerpers een 30-tal brisantbommen boven onze gemeente afgeworpen, 14 splinterbommen van zwaar kaliber kwamen in de omgeving van perceel Oostervoort 48 terecht. Dit had tot noodlottig gevolg, voor twee kinderen die daar net liepen. Gerritje Lammers 10 jaar, Iepenstraat 20, die met zijn moeder onderweg was om melk te halen en Johannes v.d. Ende, 12 jaar, uit Gouda welke alhier geevaceerd was op Berkenstraat 32. Enkele andere menschen werden gewond.
Anneke Lammers
Anneke Lammers woonde op Iepenstraat 20 samen met haar ouders, zus en kleine broertje Gerritje Lammers van 10 jaar Ook haar verloofde Marinus Ligtenbarg, 24 jaar woonde bij hun in huis. 16 Februari 1945 gaat haar broertje Gerrit met zijn moeder melk halen en Gerrit wordt op de Oostervoort dodelijk getroffen door een brisantbom. Gerrit was niet meer herkenbaar en Marinus heeft voor de familie de identificatie op zich genomen.Aan de hand van het rood-geblokte jasje kon de conclusie getrokken worden, dat het Gerrit betrof. Twee weken later, op 9 maart 1945 wordt Marinus (zie Ligtenbarg), die zich bezig hield met ondergrondse activiteiten, zelf door een bom getroffen bij het spoorwegemplacement en kwam daarbij om het leven. Anneke raakt dus binnen een maand haar broertje en verloofde kwijt. Enige tijd later loopt Anneke ‘s avonds in het donker van de Iepenstraat richting de Vredenseweg.Uit de andere richting komt in het donker, een voor haar onbekende man met hoed op, haar tegemoet lopend. Hij spreekt Anneke aan en zegt: “Bun ie Anneke Lammers? “ , wat zij bevestigd met: “Ja, ik ben Anneke Lammers”. Hij reikt haar een leren buideltje aan en zegt: “ Dit is voor de grafsteen van Marinus, van zien Kamerö ”. Draaide zich om en verdween weer in het donker. Het leren buideltje bevatte allemaal goud en zilverstukken voor het grafsteen. Anneke is nooit te weten gekomen wie die man met de hoed was, die in het donker verdween.
KULVE TE 11 jaar Roepnaam: Bennie Voornamen: Bernhard Geboren: 27-08-1933 te Winterswijk Overleden:29-11-1944 te Winterswijk Begraven: Alg.Begraafplaats te Winterswijk Ouders: Bernard te Kulve (19-02-1890 te Winterswijk-overl.26-03-1967 te Winterswijk) en (getr.18-01-1930 te Winterswijk) Berendina Aleida Beskers (31-08-1886 te Winterswijk-overl.18-08-1939 te Winterswijk) Woonadres:Woold 44- (Konings)-Hijinkhoekweg 45 te Winterswijk-Woold Groep:Burgerslachtoffer
Op 29 November d.a.v., ’s middags te ongeveer half een, werden door een formatie overvliegende bommenwerpers een viertal brisantbommen afgeworpen, waarvan er een terecht kwam voor de boerderij van J.A. Beskers, Woold K 53 I. Door het opgeworpen zand werden 3 schoolgaande kinderen bedolven. Onmiddellijk werden door de omwonenden met de reddingspogingen een aanvang gemaakt. Een der kinderen, Bernard te Kulve, 11 jaar oud, werd levenloos onder het zand uitgehaald. Een inmiddels verschenen arts van den Gem. dienst constateerde den dood door verstikking. De overige kinderen bekwamen geen letsel.
Bernhard te Kulve, jr.
Bernhard, dagelijks Bennie genoemd, goeide op in een groot gemengd gezin. Vader Bernard, geboren 1890 was één van de vier radmakers te Kulve, die alom bekend waren om hun vakmanschap. Hij trouwde Geertruida Willemina Boeijink en samen kregen ze zes kinderen. Echter, op 15 juni 1929 sloeg na een feestavond gedurende de nacht het noodlot toe. Geertruida Willemina Boeijink overleed aan een beroerte. Bernard had het druk met zijn radmakerij en de kleine boerderij Konings in het Woold. De kinderen hadden een moeder nodig. In de buurt woonde Berendina Aleida Beskers met eveneens zes kinderen. Zij was al enige tijd weduwe van Jan Bernard Grevers. Ze konden het goed met elkaar vinden. Op 31 januari 1930 trouwden ze. De crisisjaren begonnen hun tol te eisen. Hoewel Bernard nog een grenswinkel erbij had, moest hij wel de monden van twaalf kinderen voeden. Soms overnachtten er wel 200 Duitsers rondom de boerderij om de andere dag hun tabak, koffie, cacao etc. naar Duitsland te smokkelen. Vanaf 1931 ging elk jaar wel een kind naar een boer om de functie van knecht of meid aan te nemen. Toen in 1933 Hitler aan de macht kwam liepen de inkomsten van de grenswinkel terug. Op 27 augustus 1933 werd het tweede huwelijk verrijkt met de komst van Bernhard. Bernhard kreeg volop de aandacht van zijn halfbroertjes en halfzusjes. De jongste is slechts vijf jaar ouder. Zoals alle kinderen bezocht hij de openbare lagere school Woold. De oorlog brak uit en één van zijn oudere halfbroers, Jan, werd in 1939 voor de mobilisatie opgeroepen. Ondertussen overleed zijn moeder Berendina, en Bernhard jr. bleef met vader en twaalf zussen en broers achter. Jan maakte in de ochtend van 19 mei 1940 in de voorlines van de Grebbeberg in alle hevigheid de oorlog mee en bracht vervolgens zes weken als krijgsgevangene in concentratiekampen door. Deze omstandigheden moeten onvermijdelijk een grote indruk op bennie hebben gemaakt. De oudste broers en zusters waren al het huis uit. Vanaf 1942 was Jan voor de Arbeitseinsatz op een scheepswerf in Bremen. Slechts een paar keer kwam hij thuis. Ondertussen trouwde Bernhard sr. in november 1944 voor de derde keer en wel met Johanna Woestenesch. Op 29 november 1944 werd er op de Wooldse school een Sinterklaasfeest gehouden. Goedgehumeurd liep Bennie met een paar vrienden, Johan Lankhof en Henk te Selle (van Markerink) naar huis. Plotseling hoorden ze vliegtuigen en het suizen van bommen bij de winkel van Beskers in het Woold. De bom overrompelde de jongens. De vrienden kropen onder het zand vandaan, maar daarna bleef het stil. ‘Waar is Bennie?’ Johanna overleed in 1959, terwijl Bernhard in maart 1967 op 77-jarige leeftijd overleed.
KUIPERS-RIETBERG 51 jaar Roepnaam: Helena Voornamen: Helena Theodora Geboren: 26-05-1893 te Winterswijk Overleden:27-12-1944 te Ravensbrück Begraven: — Ouders: Hendrik Rietberg (31-05-1857 te Gorssel-overl.16-12-1927 te Winterswijk) en (getr.30-11-1880 te Winterswijk) Clara Christina Theodora Dulfer (21-02-1858 te Winterswijk- overl.02-06-1925 te Winterswijk) Partner: Pieter Heijo Kuipers (geb.05-06-1892 te Emmen-overl. 03-12-1978 te Winterswijk) Trouwdatum: 21-04-1921 te Winterswijk. Kinderen: Beroep: Huisvrouw Woonadres: Willinkstraat 9 te Winterswijk Groep:Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.983,no.:8 Verzetskruis postuum: 09-05-1946
Helena Theodora Kuipers-Rietberg 1893-1944, Verzetsvrouw
Helena Theodora Rietberg (‘Tante Riek’) werd op 26 mei 1893 te Winterswijk geboren. Ze was een dochter van Hendrik Rietberg, molenaar te Winterswijk, en Clara Dulfer. Op 21 april 1921 trouwde ze met Pieter Heyo Kuipers (1892-1978). Ze kregen vijf kinderen. Op 27 of 28 december 1944 stierf ze in het vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland.
Heleen Rietberg ging na het behalen van het HBS-diploma werken op het kantoor van haar vaders graanhandel in Winterswijk. Daarnaast werkte ze geregeld bij familieleden als hulp in de huishouding. Op 21 april 1921 trouwde Heleen met Pieter Heyo Kuipers, die na een verblijf van enkele jaren in Nederlands-Indië medefirmant van haar vader was geworden. Na haar huwelijk stopte ze met werken en nam ze de zorg over het gezin op zich. Ze kreeg vijf kinderen: Clara (1922), Eddie (1924), de tweeling Piet en Helmer (1926) en Heleen (1932). Naast haar huishoudelijke taken ontplooide Heleen Kuipers nogal wat activiteiten op maatschappelijk en kerkelijk terrein en was ze lid van verschillende organisaties. Zo was ze in 1932 medeoprichtster van de gereformeerde Vrouwenvereniging te Winterswijk en werd ze later hoofdbestuurslid van de Bond van Gereformeerde Vrouwenverenigingen in Nederland, een functie die van groot belang is gebleken voor haar latere verzetswerk, vooral door de contacten die via deze bond tot stand kwamen met vrouwen die ook in het verzet actief waren.
Heleen Kuipers was een dominerende figuur. Ze was een vrouw met een duidelijk eigen mening die ze niet onder stoelen of banken stak, ze was belezen en kon makkelijk over een veelheid van onderwerpen meepraten. Ze was een sterke persoonlijkheid met een groot doorzettingsvermogen. Maar ook een zekere eerzucht was haar niet vreemd, maar het was een eerzucht die “ondergeschikt [was] gemaakt aan het doel”, zoals ds. Zwaal later verklaarde. Deze karaktereigenschappen hebben gemaakt dat Heleen Kuipers in de oorlogsjaren zo’n belangrijke rol kon spelen in de strijd tegen de Duitse bezetter.
Piet en Heleen Kuipers hadden een diepgeworteld geloof (ze waren lid van de Gereformeerde Kerk te Winterswijk), en uit dit geloof trokken ze ook consequenties voor hun leven en handelen. Toen de Duitse troepen op 10 mei 1940 Winterswijk binnenvielen, reageerde Heleen Kuipers fel, veel feller dan haar man. Ze haatte de bezetter vanaf het begin en bad vurig om Gods hulp, opdat de vreemde invaller verdreven zou worden. Het was een haat die niet alleen gericht was tegen personen, tegen soldaten of tegen tanks. Heleen Kuipers ging veel verder. Met name de ideeën van het nationaal-socialisme keurde ze af met een felheid, haar karakter eigen. Ze waren een gevaar voor christelijk Nederland en Heleen Kuipers was zich sterk bewust van de schadelijke invloed die van deze verderfelijke ideeën op vooral jonge mensen uit kon gaan.
Vanuit deze achtergrond moet ook het ontstaan van het verzet van Piet en Heleen Kuipers begrepen worden. Vanaf het begin van de oorlog maakte Heleen Kuipers tijdens allerlei bijeenkomsten en vergaderingen, bijvoorbeeld van de gereformeerde mannen- en vrouwenverenigingen, propaganda tegen het nazisme en riep zij jonge mannen op zich niet voor de Arbeidsdienst te melden. Heleen Kuipers verfoeide in de Arbeidsdienst vooral het corrumperende karakter. Op dit propaganda maken lag in de beginjaren veel meer de nadruk dan op het praktische werk. Piet Kuipers zei over die periode het volgende: “Mijn vrouw is niet begonnen om een groot opgezette LO-aktie te beginnen. Ik meen, dat het begin was, dat de jongens in de arbeidsdienst moesten. Mijn vrouw en ik stonden met veel jongelui en organisaties in contact. Mijn vrouw heeft zich daarvoor erg druk gemaakt. Het gevolg was dan ook, dat van de jongens van christelijken huize er maar één gegaan is; de anderen zijn door ons weggewerkt.” Maar al gauw werd ook het praktische verzetswerk belangrijk. De jongens die om hulp kwamen, moesten aan onderduikadressen geholpen worden. Samen met een aantal anderen in Winterswijk zorgde met name Piet Kuipers ervoor dat veel onderduikers in de Achterhoek een plek konden vinden.
De eerste jaren van de oorlog had de hulp aan onderduikers een wat ad hoc en lokaal karakter. Weliswaar waren er contacten met andere delen van Nederland, maar van een duidelijke organisatie was nog geen sprake. In 1942 kwam daar verandering in. Op een zondag in oktober kwam ds. Frits Slomp (‘Frits de Zwerver’) naar Winterswijk. Hij was al een tijd op de vlucht voor de Duitsers, die hem om zijn talrijke antiDuitse toespraken wilden arresteren. Hij werd in contact gebracht met het echtpaar Kuipers, dat probeerde hem te stimuleren met zijn werk door te gaan. Tijdens het gesprek toen plaatsvond, werd Slomp gewonnen voor het idee van een landelijk georganiseerde hulp aan onderduikers, een idee dat al eerder tussen Piet en Heleen Kuipers en onder anderen J. van Manen uit Driebergen besproken was. Over het algemeen wordt dit gesprek gezien als het moment waarop de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (de LO) is ontstaan. Slomp gaf later het gesprek als volgt weer: “Toen dacht ik [Heleen Kuipers, E.K.] bij mezelf: ‘ik heb mijn man gevonden. […] Ik heb hier en daar al jongens laten onderduiken, ik heb joden opgeborgen, maar je weet toch uiteindelijk er geen weg meer mee. Wij moeten een organisatie stichten opdat wij die onderduikers een plaats kunnen geven. En nu dacht ik dat jij dat moest doen, dat je ’t land door moet om de mensen warm daarvoor te maken.’ Ik zeg: ‘Maar dat durf ik niet. Waar ik kom […], daar ga ik heen op de fiets, maar ik durf niet in de trein te reizen.’ En toen sprak ze dit woord dat ik nooit zal vergeten. Ze keek me aan en zei: ‘Kerel, zou ’t nou zo erg zijn als jij om het leven kwam en als er duizenden jongens gered worden?’ Ik heb daar niks meer op kunnen zeggen.” In het najaar van 1942 begon Slomp aan zijn reis door het land om zoveel mogelijk mensen tot actief verzet op te roepen. In december 1942 werden de belangrijkste verbindingsmannen door Slomp in Zwolle bijeengeroepen, onder wie Piet en Heleen Kuipers. De LO was een feit. Heleen Kuipers woonde als afgevaardigde van Winterswijk de meeste vergaderingen bij, omdat zij door haar bestuursfuncties makkelijker en zonder argwaan te wekken op reis kon.
In de volgende oorlogsjaren bleven Piet en Heleen Kuipers actief betrokken bij het werk van de LO. Op 24 mei 1944 werd Piet Kuipers echter gewaarschuwd dat het voor hen te gevaarlijk werd in Winterswijk. Via via waren de Duitsers hen op het spoor gekomen en op die bewuste dag zouden ze gearresteerd worden. Ze besloten hals over kop onder te duiken. Met de trein gingen ze naar Arnhem, met de gedachte na een paar dagen weer terug te keren als alles weer veilig zou zijn. Maar in Arnhem bleek dat het voorlopig uitgesloten was terug te keren, waarop ze onderdoken bij de familie Van Schuppen in Bennekom. Daar kregen ze te horen dat ze zich absoluut niet meer met verzetswerk mochten bezighouden, omdat dat voor Van Schuppen, die als fabrikant contacten met de Duitsers had, te gevaarlijk was. Maar vooral Heleen Kuipers kon niet stil zitten. Ze kon het niet verkroppen dat het werk dat ze begonnen was, onafgemaakt bleef, en het echtpaar besloot met behulp van valse persoonsbewijzen een nieuwe poging te wagen. Maar degene die de persoonsbewijzen zou leveren, werd door de Duitsers gearresteerd. Op 18 augustus 1944 werden Piet en Heleen Kuipers opgepakt. De Duitsers waren bijzonder blij dat ze ‘Tante Riek’ (zoals haar bijnaam in het verzet luidde) te pakken hadden, omdat ze ervan overtuigd waren dat deze vrouw het middelpunt was van de hele illegale beweging. Piet en Heleen Kuipers werden in de koepelgevangenis te Arnhem vastgezet. Na een aantal dagen werd Piet Kuipers vrijgelaten, waarschijnlijk om via hem andere leden van de illegaliteit op het spoor te komen, wat niet lukte omdat hij kans zag zijn onderduikadres in Ratum bij Winterswijk te bereiken. Heleen Kuipers werd op transport gezet naar Vught en op 7 september 1944 naar het vrouwenkamp Ravensbrück in Duitsland gebracht. Uit de trein wist ze een op een wc-papiertje geschreven laatste groet aan haar familie te gooien: “Lieve Piet en kinderen. Zitten in de wagons te wachten op transport. Waarheen? We weten het niet. Wees Gode bevolen. Bidt voor elkaar. Je je liefhebbende moeder.”
Op 9 september 1944 kwam Heleen Kuipers in Ravensbrück aan. Ze moest direct opgenomen worden in de ziekenafdeling, omdat ze een open wond aan haar voet opgelopen had. Na een week werd ze in een van de woonblokken geplaatst. Ook hier was ze een vrouw die de anderen tot steun was en bleef getuigen van haar vertrouwen in God. Op 27 of 28 december 1944 overleed ‘Tante Riek’ aan de gevolgen van tyfus. Na de oorlog werd zij gezien als de oprichtster van de LO en als het symbool van de vrouw in het verzet.
KUIPERS 43 jaar Roepnaam: Jacob Voornamen: Jacobus Petrus Geboren: 30-04-1902 te Winterswijk Overleden:03-05-1945 te Hamburg-Neuengamme Begraven: Ouders:Petrus Kuipers (26-01-1868 te St.Nicolaasga-overl.26-04-1935 te Druten) en (getr.02-11-1894 te Vollenhove) Cornelia Henderika Westerbeek (07-01-1868 te Vollenhove-overl.15-11-1929 te Venray) Partner: Gescheiden in 1939 Beroep: Reiziger Woonadres: te Groep: Strafkamp
Gearresteerd op 26-04-1944. Eerst Utrecht en vanaf 8 sept.Amersfoort tot 11 oktober Aangekomen in Neuengamme op 14-10-1944 met trein vanaf Amersfoort.
KUIPERS 23 jaar Roepnaam: Eppo Voornamen: Eppo Geboren: 18-07-1921 te Winterswijk Overleden:28-11-1944 te Versen (Dld) Neuengamme Begraven: Ereveld Loenen. Vak C rij 80 Ouders: Gerhard Alko Kuipers (07-04-1896 te Emmen-overl.29-04-1982 te Apeldoorn) en (getr.28-10-1920 te Assen) Gesina Anna Lanting (25-07-1894 te Coevorden-overl.12-10-1975 te Apeldoorn) Beroep: agent van politie Woonadres: Eelinkstraat 47 te Winterswijk Groep:Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.983, no.:7
Eppo Kuipers was als jong politieman in Den Haag gestationeerd. Hij hoorde tot een groep van ongeveer 25 collega’s die weigerde trouw aan de Duitse bezetter uit te spreken. Hun wapens werden afgenomen en zij werden op transport naar Amersfoort gesteld. Op 13 oktober 1944 ging een groot transport gevangenen naar Neuengamme. In het strafkamp Versen is Eppo Kuipers op 28 november 1944 overleden
KORT 23 jaar Roepnaam: Hennie Voornamen: Gerhardus Meinardus Hendrikus Geboren: 22-09-1921 te Winterswijk Overleden:26-12-1944 te Neuengamme Begraven: Ouders: Hendrikus Marinus Kort (17-03-1881 te Raalte-overl.17-03-1934 te Winterswijk) en ( getr.15-02-1916 te Gendringen) Johanna Hendrina Willemsen (14-10-1889 te Gendringen-overl.12-12-1940 te Winterswijk) Beroep: Broodbakker, onderwachtmeester Staatspolitie Woonadres:Morgenzonweg 64 te Winterswijk Groep: Verzet/kamp
Henny Kort is in 1921 in Winterswijk geboren.Zijn vader was alhier Rijksveldwachter, maar kwam al vroeg te overlijden op 53-jarige leeftijd (1934). Henny was toen 13 jaar jong. Zijn moeder overleed in 1940 (51 jaar), zodat Henny toen de oorlog begon geen ouders meer had. In de oorlog had hij naast dat hij broodbakker was een functie bij de politie als onder-wachtmeester. Op het laatst te Amsterdam.
Omstreeks Aug.-Sept.1944 is hij op transport gesteld naar Amersfoort, en vandaar naar het Duitsche concentratiekamp Neuengamme (14-10-1944). Dit had waarschijnlijk te maken met zijn verzetshouding t.o.v. de bezetter. Tweede Kerstdag 1944 is hij op 23-jarigen leeftijd in het kamp Neuengamme overleden. Ook Eppo Kuipers trof hetzelfde lot. (zie zijn verhaal)