oudwwijk
Digitaal erfgoed

Gerrit Dieperink 28 jaar

DIEPERINK                                          28 jaar
Roepnaam: Gerrit
Voornamen: Gerrit
Geboren:21-10-1916 te Winterswijk
Overleden:29-12-1944 te Gelsenkirchen-Buer
Begraven: Alg.Begraafplaats te Winterswijk
Ouders:Leendert Petrus Dieperink  (03-07-1884 te Lochem-overl.04-08-1981) en (gete.19-08-1910 te Winterswijk) Janna Aleida te Winkel (17-03-1888 te Winterswijk-overl.09-02-1932 te Winterswijk
Tweede echtgenote (getr.29-10-1932 te Winterswijk) Aleida Hendrika Schreurs (20-02-1895 te Winterswijk-overl.17-03-1956 te Winterswijk)
Partner: Maria Alberta Rozendal (13-09-1917 te Groenlo-overl…-..-..te)
Trouwdatum:13-05-1939  te Winterswijk
Kinderen:
Beroep: Chauffeur
Woonadres: Goudvinkenstraat 37 te Winterswijk   
Groep: Burgerslachtoffer


Gerrit Dieperink was als expediteur/chauffeur werkzaam en bij de arbeidsinzet in Duitsland is hij op 29 december 1944 bij een geallieerde luchtaanval bij Gelschenkirchen-Buer omgekomen.
Gerrit was in 1939 getrouwd met Maria Rozendal en op 20 mei 1941 werd hun zoon Leendert Pertrus geboren.

Maria is op 28 januari 1950 hertrouwd op 32 jarige leeftijd met Johannes Gerardus Garritsen (12-06-1912)



29 December: Bombardement Buer,Rassel, Scholven 93 slachtoffers.
Bron: Wikipedia

Aangifte overlijden gem.Winterswijk 03 januari 1945
1946:  Moeder Maria Rozendal en zoon Leendert bleven alleen achter.
23 juni 1937
Graafschapbode
Lees verder

Deunk Jan Frederik 43 jaar

DEUNK                        43 jaar
Roepnaam: Jan Frederik
Voornamen: Jan Frederik
Geboren:21-08-1901 te Winterswijk
Overleden:21-03-1945 te Varsseveld
Begraven:Alg.Begraafplaats te Winterswijk 
Ouders:Jan Hendrik Deunk (22-03-1858 te Winterswijk-overl.17-11-1922 te Winterswijk) en (getr.24-05-1889 te Winterswijk) Barta Geertruida ten Haken (12-11-1863 te Winterswijk-overl.26-02-1946 te Winterswijk)
Partner: Johanna Christina Dreijers (12-01-1898  te Winterswijk-overl.11-04-1972 te Winterswijk)
Trouwdatum: 20-05-1921 te Winterswijk
Kinderen:
Beroep: Landbouwer /textielarbeider Meijerink 
Woonadres: Dorpbuurt 451  te Winterswijk
Groep: Burgerslachtoffer



21 Maart 1945:
Ook voor de spitters was het een zware dag. Zeer begrijpelijk hadden velen den laatsten tijd het spitten gelaten voor wat het was, ondanks alle dreigementen en fulminaties van O.T.- en Arbeidsinzet-,  “autoriteiten”.
Zoo langzamerhand werd men fatalistisch en ging men van de stelling uit: de mensch kan maar 1 dood sterven! Een groep was echter dien morgen naar Varsseveld vertrokken, welke plaats dezen dag ook door bommen werd getroffen.
Helaas vielen hierbij weer slachtoffers te betreuren, waartoe ook een aantal Winterswijksche mannen behoorden. Er vielen vijf dooden, n.l.:
J.F. Deunk                          R. Veldhuis
B.Geurink                           G.J. Vriesen
J.A.Pillen
Bron: W.Lelieveld

Aangifte overlijden gem.Winterswijk 04 juni 1945


15 NOVEMBER 1945: Nieuwe Winterswijkse Courant

Diinsdagmorgen j.l. had bij de NV Stoomweverij v.h. J.H.Meijerink & Zonen te Winterswijk een aangrijpende plechtigheid plaats.
In het bijzijn van het personeel werd door een der directeuren, de heer Engelsman een gedenkplaat onthuld ter nagedachtenis aan die werknemers, welke in de bezettingstijd door directe of indirechte oorlogshandelingen zijn omgekomen.
Voor deze plechtigheid waren eveneens de naaste familieleden van de slachtoffers uitgenodigd.
De heer J.W.Engelsman meomoreerde in zijn rede de moeilijke jaren welke achter ons liggen; de dwang die op ons werd uitgeoefend om onze landgenoten  in een politieke of geestelijke richting te dwingen, die ons van nature volkomen vreemd was; de arbeidsinzet, waarin duizenden en nog eens duizenden tegen hun wil werden gedwongen in Duitsland te werken. 

Het werd een ieder duidelijk, dat het masker door onzen gemeenschappelijken vijand was afgeworpen en dat hierop maar een antwoord mogelijk was; voor of tegen. 
Dat dit antwoord in woord en daad duidelijk heeft geklonken is voldoende gebleken. Voor de achterblijvende familieleden, moge het een kleine troost zijn, te weten, dat onze gevallen medewerkers bij ons in de herinnering blijven voortleven.

Op de steen, welke is aangebracht naast de ingang van de weverij staat gebeiteld:

Ter nagedachtenis aan onze medewerkers die ons ontvielen door de oorlog.1940-1945

J.Fintelman                    G.J.Vriezen
J.A.Pillen                        J.F.Deunk 

Na de onthulling werd een ogenblik van stilte in acht genomen, waarna de heer van Nijkerken als lid van de fabriekskern enige woorden sprak, terwijl de heer Miedema namens de bloedverwanten en personeel de directe dank bracht voor de nobele gedachte welke aan deze daad ten grondslag ligt.

Foto: Hans Tenbergen.2020



Lees verder

Jan Hendrik Deunk 15 jaar

DEUNK                         15 jaar
Roepnaam: Jan Hendrik
Voornamen: Jan Hendrik
Geboren:  17-11-1929   te Winterswijk
Overleden:15-12-1944 te Winterswijk
Begraven:   
Ouders:Jan Willem Deunk (02-09-1899 te Winterswijk-overl.05-10-1978 te Winterswijk) (Bakker Deunk) (getr.29-01-1925 te Winterswijk) en Geertruida Hendrika  Hillen (30-05-1905 te Lichtenvoorde-overl.12-05-1991 te Winterswijk)
Beroep:
Woonadres: Bocholtschendijk (later Bocholtsestraat 77)  te Winterswijk
Groep: Burgerslachtoffer



Het gezin van bakker Jan Willem Deunk en Geertruida Hendrika Hillen kende helaas ook een oorlogsslachtoffer.
Op 15 december 1944, werd hun toen 15-jarige zoon Jan Hendrik Deunk dodelijk getroffen bij een bombardement door Engelse vliegtuigen.
Evenals zijn vader waren paarden zijn grote voorliefde. Beide verrichten weleens werkzaamheden voor stalhouderij Piek aan de Misterweg. 

Bij de aanvang van de luchtaanval op die 15e december probeerde Jan Hendrik, net terug gekomen van een begrafenis, enkele paarden in veiligheid te brengen wat hem noodlottig werd. 



Vrijdag 15 December 1944, om ongeveer kwart voor tien des morgens, werd door een overvliegende Jabo een brisantbom afgeworpen, welke terecht kwam op de garage Weekenstroo aan de Misterweg. Ook hier vielen slachtoffers. Door bomscherven werd gedood J.H.Deunk, 15 jaar, alsmede een Duitsch militair. Mevr, A,B,ten Damme werd zwaar gewond, en in zorgelijken toestand naar het Alg.Ziekenhuis vervoerd.
Bron: W.Lelieveld

Aangifte overlijden gem.Winterswijk 16 december 1944
29 juni 1945


Lees verder

Hendrik Derksen 36 jaar

DERKSEN                          36 jaar
Roepnaam: Hendrik
Voornamen: Hendrik Jan
Geboren:18-08-1907 te Utrecht
Overleden:06-02-1944 te Marl Hüls
Begraven: 
Ouders:Gerrit Willem Derksen (07-03-1879 te Doesburg-overl.30-11-1958 te Doesburg) en  (getr.28-10-1899 te Doesburg) Johanna Oosterink (22-12-1868 te Zelhem-overl.11-11-1912 te Doesburg)
Partner: Anna Röring  (12-02-1907 te Ammeloe (Dld)-overl.04-12-1951 te Winterswijk)
Trouwdatum: 04-02-1932  te Winterswijk
Kinderen:
Beroep: Landbouwer 
Woonadres:  Wooldseweg 33 te Winterswijk
Groep: Strafkamp

 

Bij poging naar Nederland te vluchten gearresteerd (Bron: W.Lelieveld)

Marl Hüls (Ruhrgebied)

Door de mijnen en de chemische fabrieken was een groot aantal arbeiders nodig, die niet uitsluitend door de lokale bevolking konden worden gedekt. Daarom waren in de fabrieken en huishoudens van Marl tussen 1939 en 1945 buitenlanders en krijgsgevangenen verplicht aan de dwangarbeid. In meer dan 30 kampen (8 grote kampen) in de stad werden 10.000 – 15.000 krijgsgevangenen en buitenlandse dwangarbeiders gevangen gezet.


Lees verder

Jan Buisman 19 jaar

BUISMAN                                          19 jaar
Roepnaam: Jan 
Voornamen: 
Geboren:16-12-1922 te Winterswijk
Overleden: 01-07-1942 te Mühlheim a/d Ruhr
Begraven: Nationaal Ereveld Loenen Vak E 1440
Herbegraven: Alg.begraafplaats Winterswijk
Ouders: Pier Buisman (10-12-1891 te Spanga-overl.18-02-1967 te Winterswijk) en (getr.17-06-1921 te Winterswijk)  Gesiena Sluiskes (06-01-1897 te Winterswijk-overl.06-06-1968 te Winterswijk)
Beroep:Smid/bankwerker
Woonadres: Wamelinkweg 4 te Winterswijk
Groep: Strafkamp 

Het zal je als jongen van een jaar of tien, twaalf maar overkomen als ze niet zo ver bij je uit de buurt een groot strandbad maken. Als je dan ook nog liefhebber bent van zwemmen is het allemaal geweldig. Trouwens voor heel sportief Winterswijk was de komst van het strandbad een geweldige opsteker. Nou ja, je kon wel zwemmen in de beek en bij Den Helder was weliswaar een officiële zwemgelegenheid gemaakt, maar al met al stelde het niet veel voor. Maar de komst van het nieuwe zwembad gaf de zwemsport een nieuw elan. De Winterswijkse watersportvereniging was sterk in opkomst en de jongens van de WWV waren erg populair. Een van hen was Jan Buisman.



Het was in 1942. Nederland was al wel twee jaar bezet maar de maatregelen van de bezetter maakten de bevolking nog niet erg bang. De Wilhelminastraat moest in het vervolg Tricotstraat heten.Talrijke verenigingen werden opgeheven en men moest lid worden van de organisaties op Nationaal socialistische grondslag als men georganiseerd wilde zijn. De vakverenigingen werden opgenomen in het Nederlands Arbeidsfront, de landbouworganisaties kwamen in de Landstand. Maar al die organisaties hieven zichzelf op en de Landstand werd een lege huls. Al die maatregelen drukten niet erg zwaar en men was eerder geneigd ze belachelijk te maken omdat ze vaak kleingeestig en ondoeltreffend waren. ook de haast ludieke propaganda om in Duitsland te gaan werken: Grote aanplakbiljetten met een lachende arbeider er op en het opschrift: “Hij lacht, hij is tevreden, hij werkt in Duitsland”, hielpen niet echt. Men bleef toch maar liever dicht bij huis.

Maar Duitsland zat te springen om arbeiders en men ging over op hardere maatregelen. De ondernemers kregen opdracht een zeker percentage van hun personeel naar Duitsland te sturen. In overleg werden daarvoor natuurlijk de jonge, ongetrouwde werkers voor uitgezocht die er in sommige gevallen ook nog een avontuur in zagen. Ook de baas van Jan Buisman moest personeel leveren en Jan werd als 19 jarige ook uitgekozen. Hij probeerde nog wel zich af te laten keuren maar voor zo’n sportieveling was dat natuurlijk een lachertje, hij probeerde het dan ook vooral om z’n moeder gerust te stellen.

Jan deed op 17 mei nog even examen voor landmachinist en vertrok met de anderen op 19 mei naar Duitsland. Hij kwam in Hannover terecht. Het werken stelde eerst nog niet zo veel voor maar het leven in het kamp viel vies tegen en het eten wat ze kregen leek helemaal nergens op, een beetje koolsoep en gelijksoortige kost.

De jonge jongens leden gewoon honger en al gauw kwam men op het idee er vandoor te gaan. Ze waren überhaupt gewoon gek geweest om te gaan, maar ja, van onderduiken had men nog niet veel gehoord en de mogelijkheid daartoe was dan ook nog zeer beperkt.

Maar na een verblijf van een paar weken wist men hoe laat het was en ze gingen.Het reizen was hun verboden maar al lopend en gedeeltelijk met een kolentrein waarin men zich verstopt had kwam men toch dicht bij de grens. De kans om gepakt te worden was natuurlijk groot maar daar bij Ratum moest het toch lukken om de grens over te komen. Bovendien kenden ze daar nog jongens in de buurt en die zouden hen zeker helpen.

Vlakbij de grens vroeg men nog een boer naar de weg. Die was naar de markt geweest en had een goed borreltje op maar hij hielp hen toch op weg. Het duurde dan ook niet lang of men stapt de grens over en kwam bij Bollen achter in Ratum terecht waar men hartelijk werd ontvangen. Men belde naar Winterswijk om de familie op de hoogte te brengen dat men terug was. Men kreeg in afwachting van de familie die hen zou afhalen, in de eerste plaats flink wat te eten, wat natuurlijk zeer op prijs werd gesteld. Maar tijdens de gezellige, ontspannen maaltijd ging plotseling de deur open en stapte de Feldgendarmerie binnen die hen gevangen nam. De boer die hun ook de weg naar de grens had gewezen had de Feldgendarmerie gewaarschuwd.

Ze werden naar Vreden gebracht waar vader Buisman hen nog heeft opgezocht. Z’n (postboden) uniform bracht zoveel respect op dat hij toegelaten werd. Maar ze kregen in Vreden ook goed wat te eten.

Na enige tijd in Munster gevangen gezeten te hebben werden ze overgebracht naar de straflager in Essen-Mühlheim. Daar moesten ze graafwerk verrichten.

Ze hadden het er niet best. Volgens de andere jongens kreeg Jan Buisman daar buikklachten. Het werd steeds erger. Maar buikpijn hebben in een Duits straflager maakte niet zoveel indruk. 
“Bauchschmerzen? Ach wass; blöd’sinn. Arbeiten!!
Maar de andere dag was Jan dood.

Het was voor z’n vrienden natuurlijk ook iets verschrikkelijks, al werden ze al gauw weer teruggebracht naar Hannover.Ze schreven gezamenlijk naar hun vroegere baas dat ze weer in Hannover zaten en dat Jan was overleden. Die stapte met het kaartje naar Jans vroegere huisarts, die, via een tante van Jan, de familie op de hoogte bracht. Bijna vijf weken na zijn overlijden kregen de ouders van Jan officieel bericht van z’n overlijden. Een vreselijke boodschap natuurlijk.

Hij was het eerste slachtoffer van de arbeidsinzet. Het was een grote schok voor Winterswijk. Het bleek opeens dat de oorlog menens begon te worden. Een gezonde sportieve jongen bleek binnen twee maanden na z’n vertrek naar Duitsland al te zijn overleden en van toen af aan wist iedereen dat werken in Duitsland geen sinecure was.

De boer over de grens die hem had aangegeven vertelde later dat hij in de verlopen kerels (de jongens zagen er natuurlijk na de lange tocht van Hannover naar de grens allesbehalve keurig uit), de daders had gezien die de beruchte Heydrich misschien wel hadden vermoord. Hij betoonde erge spijt van z’n gedoe en beloofde hen de beste koe uit z’n stal als de Winterswijkers hem vergeven wilden. Maar daar dacht natuurlijk niemand over. Na de oorlog heeft men hem over de grens gehaald en heeft hij hier een poos vastgezeten.

Na het bericht van Jans overlijden kwamen er nog brieven van hem binnen. En ook het bericht dat hij geslaagd was voor z’n examen als landmachinist. Hij heeft het zelf nooit geweten. Z’n stoffelijk overschot werd later met hulp van het oorlogsgraven-comite naar hier gehaald en op de Algemene begraafplaats herbegraven.

Zijn nagedachtenis zal bij ons in dankbare herinnering blijven voortleven, schreef de WWV in haar advertentie.
Uit:  De verhalen van Willem:Willem Wilterdink, NWC,1990

Overlijdensadvertentie 1942
Foto: Rina ten Dolle
Lees verder

Hendrik Bruntink 22 jaar

BRUNTINK                                     22 jaar
Roepnaam: Hendrik
Voornamen: Hendrik
Geboren:28-07-1917 te Winterswijk
Overleden:11-05-1940 te Rhenen, Grebbeberg
Begraven: Militair Ereveld Grebbeberg, Rij 5 Graf: 43 
Ouders: Berend Jan Bruntink (08-10-1883 te Winterswijk-overl.09-06-1970 te Winterswijk) en (getr.12-03-1909 te Winterswijk) Gesiena Aleida Toebes (07-09-1888 te Winterswijk-overl.30-08-1951 te Winterswijk)
Beroep: Landbouwer
Woonadres: Henxel 30 ( te Hoffestee)- Dondergoorweg 2  te Winterswijk-Henxel 
Groep: Kon.Landmacht Dienstplichtig Soldaat 3-III-8 R.I. 2e Sectie
Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.1287, no.6.

Tubantia 5 mei 1990:
Broer Johan Bruntink:
‘Ik weet nog precies dat in mei’40 de noodtoestand werd uitgeroepen. Ik bracht mijn broer naar de trein. Hij was niet spraakzaam onderweg.We namen afscheid. 
Hij zei: Als er oorlog komt, zien wij elkaar niet weer…. drie dagen later was hij er niet meer.   



Op 18 mei 1940 gevonden in een boomgaard aan de Haarweg, ter hoogte van de boerderij Anna’s Hoeve.
Rapport: Sellies/Verhoeven



Als Winterswijker aan de Grebbelinie

Het weekend vóór de tiende was ik nog met verlof geweest. Op maandagavond kwam ik weer in Wageningen, waar we in de Julianaschool waren ondergebracht. Op dinsdag werden alle verloven ingetrokken. De jongens die de dag ervoor met verlof waren gegaan, moesten meteen weer terugkomen. In de nacht van woensdag op donderdag stond ik op wacht, ergens op de weg tussen Wageningen en Rhenen. Ook die donderdag nog. Een jong paartje dat daar in de buurt woonde, trouwde toen. Te hunner eer hebben we de wacht in het geweer geroepen. Natuurlijk werd dat op prijs gesteld, maar prettige wittebroodsdagen zullen ze niet gehad hebben…

Om vijf uur ’s middags was mijn wachttijd afgelopen en ik kon weer naar ons verblijf terugkeren. ’s Avonds om negen uur kwam het alarm. We moesten ons allemaal gereed maken. Wel konden we nog een poos op onze brits gaan liggen, maar in volledig tenue. Om één uur die nacht kwam er groot alarm. We moesten allemaal naar onze stellingen. Dat was al wel vaker gebeurd in de mobilisatietijd, maar deze keer hadden we toch echt het gevoel dat het menens was. Enige tijd later kregen we het bericht dat Duitse troepen de grens waren gepasseerd. Toen het licht begon te worden kwamen drommen vliegtuigen over. Onze luchtdoelartillerie schoot er verschillende neer. Dit droeg natuurlijk in geen enkel opzicht bij tot vermindering van de spanning. Wanneer zouden de Duitsers voor onze stellingen verschijnen????

Wapens werden nog eens nagekeken. Een kerseboom die in ons schootsveld stond werd alsnog omgehakt. Later zouden de Duitsers zich er mooi achter kunnen verschuilen. Een kraan die dienst had gedaan bij de bouw van stellingen en het graven van een tankgracht, werd dwars over de weg geplaatst om eventuele tanks of pantserwagens te hinderen. Al vroeg in de morgen had de burgerbevolking het bevel gekregen te evacueren. Ze werden met boten via de Rijn naar het westen gevoerd. Ook ons pas getrouwde paartje moest evacueren. Hun eerste huwelijksnacht was wreed verstoord… De nacht daarop mochten we om beurten proberen te slapen in de daarvoor gebouwde nissen achter in onze stellingen. Ofschoon ik al twee nachten niet in bed was geweest, kwam er door de spanning en de nervositeit van slapen niet veel. Op een moment hoorden we dat Wageningen al bezet was en enige tijd later kwamen we onder mortiervuur te liggen. De luchtdruk die ontstond door de ontploffende granaten benam ons de adem. De spanning in de stellingen steeg…

In zijn boek ‘Grebbelinie 1940’ schrijft E.H. Brongers het volgende:

Om 02.00 uur in de nacht van 10 op 11 mei 1940 openden 4 afdelingen artillerie vanuit Wageningen het vuur op onze voorposten voor de Grebbeberg. De grote slag was begonnen… De genoemde voorposten bestonden uit kleine steunpuntjes, die in het met boomgaarden bedekte gebied tussen de berg en Wageningen uit hout en grond waren opgetrokken…

Onze stellingen lagen zo’n paar honderd meter uit elkaar. De tussenliggende ruimte werd bestreken door mitrailleurs achter ons. Vol spanning keken we door onze schietgaten naar de ‘Haarweg‘. We moesten voorkomen dat de Duitser via deze weg richting Grebbeberg trok. Duitsers zagen we nog niet, maar wel kwam plotseling een grote kudde koeien in onze richting aanwandelen. Kennelijk hadden de Duitsers ze onze richting opgedreven en verwachtten ze er zelf bescherming van. We hebben de koeien in een achter ons liggend weiland gedreven. Ik ben nog in de stelling naast ons geweest. Daar deden ze zich tegoed aan drank uit een winkeltje in de buurt. Kennelijk wilden ze daarmee hun nervositeit verdrijven. Ze boden mij natuurlijk ook wat aan, maar alcohol deed me zozeer aan feestvieren denken, dat ik geen druppel door m’n keel kon krijgen. Wel heb ik een paar sigaren meegenomen. Even later zagen we de eerste Duitsers door de sloot in onze richting kruipen. Die werden door ons onder vuur genomen…

E.H. Brongers schrijft hierover in ‘Grebbelinie 1940’:

Onder dekking van een moordend artilleriebombardement stormden in de vroege morgen S.S.-troepen naar voren. Het was het versterkte S.S.-regiment ‘Der Führer’ onder bevel van de S.S.-standarteführer George Keppler. Hoewel het moreel van de verdedigers door de eerste verschrikkelijke kennismaking met de oorlog een zware proef kreeg te doorstaan, ratelden spoedig de Nederlandse mitrailleurs langs het gehele front…

“Zoals men op de foto kan zien, moeten onze stellingen duidelijk te herkennen zijn geweest voor de Duitsers. Ook de schietgaten moet men wel al van verre hebben kunnen zien. Hadden we er nog maar wat takken voorgezet van de omgehakte kerseboom! De schietgaten werden dan ook zwaar onder vuur genomen door de S.S.-ers. Rauwerdink, ook een Winterswijker, werden de kogels uit zijn handen geschoten toen hij z’n geweer wilde laden… Ik was al een hele poos aan het schieten, toen Bertus (te Lintum), een van mijn vrienden, bij me kwam. Samen met de luitenant vulde hij achter in de nissen de patroonhouders voor de mitrailleurs. Daarna bracht hij ze ons. Opeens zei hij: ‘Kijk, daar zitten er ook een paar. Geef mij eens even‘… Hij nam de mitrailleur van me over en schoot in de richting waar hij de Duitsers meende te zien. Nog geen twintig keer had hij geschoten, toen hij getroffen werd. Hij was vrijwel onmiddellijk dood… We waren erg verslagen. Ik bracht meteen de luitenant op de hoogte. Deze reageerde ook erg emotioneel. Bertus was z’n oppasser. Toen ik terugkwam in de stelling, was m’n andere maat ook al zwaar gewond, maar hij leefde nog. Kort daarna kwam de luitenant ons zeggen dat we totaal omsingeld waren. Er zat niets anders op dan ons over te geven..

Eén van de soldaten in onze stelling was lid van de N.S.B. Op de morgen van de tiende mei vroegen we hem wat hij van plan was. Natuurlijk vocht hij mee voor zijn vaderland, zei hij. Inderdaad, hij schoot ook mee tegen de Duitsers. Maar toen de luitenant ons kwam vertellen dat we ons moesten overgeven, bleek dat hij al een witte vlag had klaarstaan… Die werd toen maar naar buiten gestoken… ‘Heraus! Heraus!‘ schreeuwden de Duitsers. Met de handen omhoog zijn we naar buiten gegaan. We moesten ons zakboekje laten zien om aan te tonen dat we echt soldaten waren. De luitenant moest met de Duitsers mee terug de stelling in om te kijken of er nog overlevenden waren achtergebleven. Bruntink bleek toen te zijn overleden.

E.H. Brongers schrijft er het volgende over in zijn boek:

De S.S.-ers traden met een ware moordlust op en hadden kennelijk een afkeer van het maken van krijgsgevangenen. De lezer zal zich kunnen voorstellen hoe verschrikkelijk de strijd voor onze dienstplichtigen geweest moet zijn. Dienstplichtigen die het nazi-fanatisme niet kenden en die plotseling werden geconfronteerd met een in aantal en bewapening verre superieure tegenstander die geen genade kende en voor wie geen strijdwijze te minderwaardig was. Ook het gebruik van witte vlaggen werkte verwarrend. Eerst later is gebleken dat het in vele gevallen de Duitsers waren die deze vlaggen gebruikten. Ze werden neergezet op veroverde steunpunten en op andere plaatsen om daarmee hun tegenstander te demoraliseren…

“De Duitsers hadden stafkaarten bij zich, waarop onze stellingen volledig waren aangegeven. Zelfs de kazematten die er ooit eens hadden moeten komen stonden er al op. Er stonden alleen nog maar paaltjes, maar zij wisten al waar ze zouden komen. ‘Wo sind die Minen?‘, vroegen ze. Er waren inderdaad eens mijnen gelegd, maar juist enige dagen voor de tiende mei waren ze weggehaald. De luitenant vertelde het hun. Toen zeiden ze lachend: ‘Dat wisten wij allang!

Het eerste dat we voor de Duitsers moesten doen, was het verwijderen van de kraan die we op de weg hadden gezet. We moesten de lange arm van de kraan verdraaien, zodat de weg weer vrij werd. Ook moesten we helpen gewonde Duitse soldaten wegdragen. Later werden we ondergebracht in huizen ergens bij de Wageningse berg. In de onmiddellijke omgeving stonden Duitse kanonnen. De lopen stonden bijna schuin tegen het dak op. Daarvandaan beschoten ze de Grebbeberg. Daarop werden we naar Wageningen zelf gebracht. Dat werd toen beschoten door onze eigen artillerie. Het brandde op verschillende plaatsen. Het gebouw waarin we gelegerd werden was voorzien van een groot bord: ‘Kriegsgefangenen-Sammelstelle‘. Blijkbaar hadden de Duitsers overal aan gedacht. Ook in deze buurt stond artillerie opgesteld dat de Grebbeberg beschoot. Zware kanonnen! Arme jongens daarginder! Met dit zware geschut moest het daar wel vreselijk zijn, wij waren maar beschoten door mortieren.

Later op de avond moesten we in de richting van Arnhem marcheren. We moesten nogal eens van de straat af om ruimte te geven aan doortrekkende Duitse troepen. Via een pontonbrug die de Duitsers over de IJssel hadden gelegd kwamen we bij een boer terecht in Westervoort. Bij die boer, ik meen dat hij Van Ooyen heette, heb ik een briefkaart naar huis geschreven. De boer heb ik gevraagd of hij hem op de post wilde doen. Daarin heb ik ook geschreven, dat mijn beide vrienden gesneuveld waren. Allemaal waren we zo verschrikkelijk moe, dat we gewoon op de betonnen vloer gingen liggen slapen. Trouwens, van slapen kwam niks. De emoties ten gevolge van al die belevenissen gaven je geen rust. Ook de onzekere toekomst maakte me zorgen.

Al gauw moesten we naar fort Westervoort, waar we een tijd hebben vastgezeten. Toen weer naar onze ‘eigen’ Coehoornkazerne, in Arnhem dus. De Arnhemmers hadden gauw in de gaten dat we krijgsgevangenen waren. In onze diensttijd waren we bij hen niet erg in tel geweest, maar nu lieten ze zich van hun beste kant zien. Sigaretten, zeep, tabak, scheerzeep, mesjes, handdoeken, wat niet al, alles werd maar over de omheining gesmeten. Natuurlijk zagen we daar ook andere soldaten en iedereen vroeg iedereen: ‘Hoe zou het met die of die zijn? Heb je die en die ook gesproken?‘ Ik ontmoette daar de broer van Bertus, die ook zelf op de Grebbeberg had gevochten. Ik moest hem vertellen dat zijn broer was gesneuveld. Zelf had hij ook veel meegemaakt tijdens de gevechten. Weer ging het op Westervoort aan. We zouden naar Duitsland gebracht worden. Duizenden Arnhemmers deden ons uitgeleide. In dikke rijen stonden ze langs de weg.

We moesten verder dan Westervoort. Het werd een moeizame tocht naar Zevenaar. Daar stond een trein voor ons klaar: met veewagons. In iedere wagon werd 60 man gestopt. Het was verschrikkelijk moeilijk om een goede plaats te krijgen. Vooral ging later het slapen moeilijk. Spoedig vertrokken we en al gauw waren we over de grens. We zijn ook nog door Bocholt gekomen. Iedereen zei dat we daar in een kamp geplaatst zouden worden, maar de trein reed rustig verder, de hele nacht lang, al stopte hij wel eens even. Tenslotte kwamen we in Soest terecht, in een Durchgangslager. Daar zijn we ongeveer een week geweest. Daar hebben we ook gehoord dat Holland ‘kapituliert‘ had. En dat de regering en de Koningin naar Engeland waren gegaan. Wij hebben er praktisch niet op gereageerd. De fut was eruit! Daarvandaan zijn we weer naar Neu-Brandenburg gebracht. Een heel groot kamp.

Al gauw hoorden we dat de Hollanders spoedig naar huis zouden mogen gaan. Toch duurde het nog een hele tijd eer het werkelijk zover was. Tenslotte geloofden we er niet meer in. Sommigen zijn nog weggebracht om bij een boer te gaan werken. Maar een Duitse bewaker zei dat we ons vooral niet moesten melden omdat we spoedig naar huis zouden gaan. Natuurlijk werd nergens anders over gepraat. Naar huis, naar huis, naar huis! Plotseling was het zover. Op maandagmorgen moesten we naar het station marcheren en daar stond de trein voor ons klaar. Nu waren het zelfs wagons met banken en we hoefden maar met 40 man in één wagon! Na een lange tocht door Noord-Duitsland kwamen we via Rheine eindelijk in Enschede. Daar werden we eerst naar het volkspark gebracht voor een vluchtig medisch onderzoek. Ook werd ons het achterstallig loon uitbetaald dat we in onze krijgsgevangenschap verdiend hadden: elf gulden! De jongens uit Oost-Nederland mochten hiervandaan op eigen houtje naar huis, dus gewoon met de G.T.W.-bus naar Winterswijk! En in die bus ontmoette ik weer de eerste Winterswijkers.

In ons dorp aangekomen, liep ik langs café ‘De Zwaan‘. Daar werd ik naar binnen geroepen en ik mocht niet weg eer ik flink wat had gegeten. Daarna ging ik natuurlijk vlug naar huis. Ze hadden mijn briefkaart gekregen en van mijn krijgsgevangenschap waren ze ook op de hoogte. Ook via de andere jongens hadden ze daarover gehoord. Ook was vader naar ‘Dunnink‘ in Ratum geweest en naar de familie Bruntink op Hofstee in Henxel om daar te vertellen wat ik op mijn briefkaart had geschreven, dus dat hun jongens waren gesneuveld. Een droevige boodschap! Natuurlijk was ik door al de emoties en het verblijf in het kamp oververmoeid en verzwakt, maar ik kreeg thuis volop de kans om te herstellen. Met andere jongens ben ik drie weken later op de fiets naar Wageningen en de Grebbeberg geweest. Toen heb ik de stellingen weer bezocht. Die lagen er nog net zo bij. Ik heb nog naar mijn persoonlijke eigendommen gezocht, maar die waren natuurlijk verdwenen. Vanzelfsprekend zijn we toen ook op het Erekerkhof geweest, dat op de Grebbeberg ligt, om de graven te bezoeken van onze gesneuvelde vrienden.

Jan te Kulve.
3-III-8 R.I.

Bron: boek Winterswijk in de Tweede Wereldoorlog, blz. 27 t/m 33,
uitgegeven op 31 maart 1985 door vereniging ‘Het Museum’

Foto: M.F.Naaldenberg-2014
Onthulling: 13 februari 1946
Foto: Hans Tenbergen



Lees verder

Bernard Brugman 30 jaar

BRUGMAN                                            30 jaar
Roepnaam: Bernard
Voornamen: Bernardus Christianus Maria 
Geboren:20-06-1909 te Winterswijk
Overleden:12-05-1940 te Rotterdam
Begraven: Rotterdam Crooswijk, P-Rij-01 Graf:11
Ouders: Fredericus Johannes Gerhardus Brugman (05-06-1876 te Arnhem -over.21-04-1945 te Winterswijk)  en (getr.12-08-1902 te Wehl) Engelina Antonia Ragas (22-01-1877 te Wehl-overl.28-08-1951 te Winterswijk)
Beroep: Kok
Woonadres: 1920: Scholtenenk 34  te Winterswijk
Groep: Kon.Landmacht Sergeant 1-II-32 R.I 
Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.1286, no.9

Erelijst van Gevallenen 1940-1945
Geboorte- aangifte Winterswijk 21 juni 1909

Bernard Brugman, 30 jaar, was als sergeant gelegerd te Rotterdam en kwam hier op de avond van 12 mei 1940 in een vuurgevecht met de bezetter bij het Maasstation om het leven.

Lees verder

Pieter Brittijn 42 jaar

BRITTIJN                                             42 jaar
Roepnaam: Pieter
Voornamen: Pieter Franciscus
Geboren:17-03-1902 te Utrecht
Overleden:12-03-1945 te Amsterdam
Begraven: Eerebegraafplaats Bloemendaal te Overveen 
Ouders: Pieter Brittijn (23-11-1872 te Leiden-overl.04-02-1954 te Winterswijk)en (getr.24-04-1901 te ‘s Gravenhage) Antonia Jozepha Aghina (02-06-1874 te Haarlem-overl.03-08-1955 te Winterswijk)
Partner: Hendrika Johanna Kuijpers (14-10-1903 te Diepenveen-overl.14-10-1997 te Winterswijk
Trouwdatum: 16-04-1930  te Winterswijk
Kinderen:
Beroep: Boekhouder provinciaal ziekenhuis te Medemblik
Woonadres  Westerhaven 18 te Medemblik
Groep: Verzet 
Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.441 no.12

Erelijst van Gevallenen 1940-1945

Pieter Brittijn wordt op 17 maart 1902 geboren te Utrecht. Met zijn ouders komt hij in 1907 naar Winterswijk, waar zijn vader de eerste directeur wordt van de Ambachtsschool. Het gezin gaat wonen in het huis naast de school en bestaat naast vader en moeder uit 4 kinderen.
Pieter ging eerst naar school M en daarna naar de RHBS aan de Zonnebrink, waar hij in 1920 zijn diploma ontvangt.
Daarna zette hij zijn studie voort aan de Nederlandse Handels Hogeschool in Rotterdam.
Na deze studie, juli 1924, gaat Pieter op 22-jarige leeftijd in Militaire dienst.
In 1926 verlooft hij zich met Henny Kuypers (14-10-1903), dochter van het schoolhoofd uit het Woold en 16 april 1930 treden zij in het huwelijk.
Ze verhuizen naar Amsterdam, waar Pieter een baan krijgt als administrateur in een groothandel in papier.
Op 9 december 1931 wordt hun zoon Pieter Jan geboren.
De baan in Amsterdam is door de economische crisis van korte duur en het gezin besluit op 30 december 1933 terug te gaan naar Winterswijk, waar Pieter een baan krijgt aangeboden bij de firma Geerlings.
In 1935 vertrekt het gezin naar Medemblik, waar hij op 33-jarige leeftijd een functie krijgt als boekhouder in het Provinciaal psychiatrisch ziekenhuis.

Januari 1940 wordt Pieter in verband met de oorlogsdreiging opgeroepen voor de mobilisatie.
Hij wordt gelegerd op de Grebberg en weet de ongelijke strijd van 10 tot 13 mei te overleven.
De verschrikkingen bij zich dragende gaat hij eerst naar zijn ouders in Winterswijk, voordat hij zich meldt bij zijn gezin.
De dagen daarna wordt hij ingezet voor de ruiming van het slagveld Grebbeberg en op 15 juni krijgen ze ‘groot verlof’.

Gedesillusioneerd gaat Pieter weer aan het werk in het ziekenhuis in Medemblik en langzaam aan, vooral vanaf 1942 raakt hij steeds meer betrokken bij het verzet. Dit ook door zijn baas, psychiater Dr. Riender Zijlstra (1909-1985).

Pieter is o.a.in het verzet lid van Nederlandse Unie (verboden door de Duitsers) ,het Medembliks Comité, de NSF, plaatselijk leider v.d. L.O en de O.D. Daarnaast hebben ze de uitgave van hun eigen illegale verzetsblad ‘de Vrije Stem’.

De omstandigheden op het werk in het psychiatrisch ziekenhuis waren verre van optimaal. In de periode 1942-1945 worden hier 500 patiënten verpleegd en zijn hier 150 personeelsleden.
Onder de patiënten bevinden zich ook Joodse mensen, maar tevens onderduikers.
In het ziekenhuis was een verzetsgroep werkzaam, waaronder naast Pieter Brittijn, directeur Riender Zijlstra ook verpleger Wieger Boonstra en klerk Tiede Oost actief in deelnamen.
Onder het personeel waren echter ook leden van de NSB, die op zoek waren naar Joodse onderduikers en verzetsmensen.
Dit leidde o.a. tot twee razzia’s in het ziekenhuis, op 2 maart 1944 en 21 april 1944, waarbij zestien joodse psychiatrische patiënten en joodse onderduikers werden opgepakt en gedeporteerd werden naar kamp Westerbork.
Voor Dr.Riender Zijlstra werd de situatie onmogelijk en hij moest onderduiken.
In januari 1945 vonden er in het ziekenhuis, dat bekend stond als ‘broeinest’ van verzet, twee razzia’s plaats van ca. 100 Duitse soldaten. Pieter Brittijn werd op 20 januari door verraad thuis gearresteerd, maar na vijf dagen vrijgelaten. Op 14 februari werd hij in het ziekenhuis weer opgepakt. Wieger Boonstra en Roelof Tiede Oost waren op de zelfde dag thuis gevangengenomen.

Alle drie worden zij overgebracht naar Amsterdam, naar de gevangenis aan de Weteringschans. Opgesloten, verhoord en wachtend op transport naar Amersfoort of Vught.
Op 11 maart 1945 komt echter de Duitse SD-er Ernst Wehner bij een vuurgevecht met verzetsstrijders aan de Stadhouderskade om het leven.
Uit wraak worden op 12 maart 1945 30 gevangenen uit de Weteringschans, waaronder Pieter Brittijn, Wieger Boonstra en Roelof Tiede Oost gefusilleerd.
Allen werden ze nadien begraven in de Kennemerduinen.
Na de oorlog zijn ze herbegraven, Pieter en Roelof op de Eere Begraafplaats in Boemendaal.

Pieter Brittijns echtgenote Henny gaat met haar zoon Pieter Jr. terug naar Winterswijk en trekken in bij haar schoonouders aan de Prins Hendrikstraat.
Henny wordt later in Winterswijk lerares aan School O en Pieter jr. de latere directeur van het Algemeen ziekenhuis en verpleeghuis De Pronsweide.

Het verhaal gaat dat Pieter o.a. verraden kon zijn door een onderduiker welke hij en zijn vrouw in huis hadden genomen. Deze onderduiker zou door de O.D. na de oorlog geliquideerd zijn. Dit verhaal werd verteld door een vroegere medewerker van de O.D.
Van de onderduiker heeft de fam.Britttijn ook nooit iets vernomen.























Lees verder

Hilda Willink-Bos 48 jaar

WILLINK-BOS                             48 jaar
Roepnaam: Hilda
Voornamen: Hilda Jeannette
Geboren:20-05-1896 te Winschoten
Overleden:21-03-1945 te Winterswijk
Begraven: 
Ouders: Dirk Bos (13-09-1862 te Groningen-overl.06-05-1916 te ‘s Gravenhage) en (getr.18-12-1888 te Wildervank) Margaretha Henderika Meihuizen (11-11-1866 te Wildervank-overl…-..-.. te)
Partner: Willem Adam Willink (28-08-1890  te Winterswijk -overl.20-03-1969 te Winterswijk
Trouwdatum: 28-09-1916  te ‘s Gravenhage 
Kinderen:
Woonadres: Groenloseweg 34  te Winterswijk
Groep: Burgerslachtoffer 

Fam. Nico en Marie Willink. 
Tweede links boven: Hilda Willink met eerste links middelste rij haar man Willem Adam (Boet)



21 Maart 1945:
In den namiddag van denzelfden dag, ongeveer half vijf, werden door overvliegende bommenwerpers 8 brisantbommen afgeworpen, die neerkwamen op de Groenloscheweg en omgeving, op dezelfde hoogte van de punten, die den vorigen dag reeds getroffen waren. De gevolgen waren verschrikkelijk. De perceelen Groenloschenweg 32 en 34 werden getroffen, en fel laaide een brand op. Door personeel van de Opruimings- en Herstellingsdienst werden 5 lijken geborgen. De slachtoffers waren Mevr.Willink en vier leden van een geevacueerde Haagsche familie, de heer en Mevr. v.Sante en dochter, en J. Luxen, eveneens een evacuee, die tijdelijk hun intrek hadden genomen in dit perceel.

Hun stoffelijk overschot werd naar het Ald. Ziekenhuis vervoerd. Door scherven werden nog een aantal personen min of meer ernstig gewond, waarvan er later nog een is bezweken.

Bron:W.Lelieveld, Winterswijk in oorlogstijd.


Naast Mevr. Bos kwamen hierbij om de geëvacueerde Haagse familie de heer Cornelis van Santen (17-05-1892) 52 en mevrouw Johanna Alberdina van Santen-van Baalen (28-01-1896) 44 en dochter Emmij Alberdina van Santen (25-02-1929)16 en Jauke Luxen (V-49 jaar), eveneens evacué.

Friese Courant, 9 april 1945

Aangifte overlijden 24 maart 1945

“Met papa en mama kan je niets gebeuren”

Henkie te Bokkel, 7 jaar, woonde met zijn ouders aan de Morgenzonweg. Samen met zijn zusje.
Die zaterdagmorgen 21 maart 1945 vlogen de Jabo’s weer over Winterswijk en het spoorwegemplacement moest getroffen worden. O.a.kwamen de bommen terecht bij de voetbalvelden van W.V.C. , maar kwamen niet allemaal tot ontploffing. 

Het werd te gevaarlijk aan de morgenzonweg. Pa en Ma te Bokkel, die aan de Morgenzonweg een kruidenierswinkel hadden, besloten met hun kinderen te vertrekken naar Bertus en Tijdje Oonk, hun vrienden. Deze hadden een manufacturenzaak aan de Vredenseweg en daar waren ze altijd van harte welkom.
Lopend vertrokken ze vanaf de Morgenzonweg richting Bertus en Tijdje. 
Maar op de Groenloseweg hoorden ze de Jabo’s weer aankomen. Schuilen, zo snel mogelijk schuilen. Ze renden naar het huis van mevr. Rietman en werden daar opgevangen. 

Daar waren ze voorlopig weer veilig hoopten ze. Het inslaan van bommen in de omgeving was duidelijk te horen. En eindelijk werd het weer rustig en kon de voettocht worden voortgezet.
Op de kruising van de Singelweg- Vredensestraat hoorden ze weer de Jabo’s aankomen en schuilden ze in het portiek van fotograaf Hofstee. Bijna waren ze bij Bertus en Tijdje. 
De bommen hoorden ze weer inslaan richting de Groenloseweg. Het was intussen al half vijf. 
En weer werd het langzaam rustig. 

Nu het laatste stukje nog naar de fam.Oonk. Daar aangekomen konden ze Bertus en Tijdje hun hele verhaal vertellen wat ze meegemaakt hadden en kwamen daar weer een beetje tot rust.
S’avonds was alles weer rustig en konden ze de terugreis aanvaarden. De bommenwerpers waren verdwenen.Het was weer veilig.
Lopende over de Groenloseweg richting hun huis aan de Morgenzonweg, kwamen ze weer langs het huis van mevr.Rietman.
Kleine Henkie keek richting haar huis. Hier stond toch haar huis?

(Bij dit bombardement kwamen aan de Groenloseweg 32-34 die middag omstreeks half vijf 5 mensen om, waaronder Mevr.Willink-Bos. )

Verhaal:Henk te Bokkel.

 Hilde Jeannette Bos en Willem Adam Willink hadden 1 dochter, Hetty: 1921-2007.

Hilda Bos en haar man woonden Groenloseweg. 
In de oorlog moesten zij de villa verlaten om plaats te maken voor de Ortskommandantur.

Lees verder

Aaltje Smeenk-Boers 30 jaar

SMEEK-BOERS                          30 jaar
Roepnaam: Aaltje
Voornamen: Aaltje
Geboren:08-11-1914 te Zutphen
Overleden:28-03-1945 te Winterswijk
Begraven: 
Ouders:Hermanus Boers (1890 te Zutphen-overl…-..-.. te) en (getr.13-08-1913 te Zutphen) Catharina Plugers (1890 te Eindhoven-overl.06-08-1950 te Zutphen)
Partner: Hermann Gerhard Smeenk   ( Plm.1913 Mülheim an der Ruhr-overl. 26-03-1945 te Winterswijk)
Trouwdatum:            te  
Kinderen:
Woonadres: Beusinkweg 102  te Winterswijk
Groep: Burgerslachtoffer 


26 Maart 1945 zijn de Jabo’s ’s morgens om 7 uur al weer present. Er werd met boordvuur geschoten. Een bewoner van de Beusinkweg 102 werd hierdoor doodelijk getroffen, n.l. de heer H.G.Smeenk. Zijn echtgenoote Aaltje Smeenk-Boers werd gewond. Ofschoon dien dag nog meerdere aanvallen plaats vonden, vielen er gelukkig verder geen slachtoffers te betreuren.
Aaltje Boers overleed op 28 maart 1945, drie dagen voor de bevrijding, ten gevolge van een bomscherf 2 dagen daarvoor, waarbij haar man Hermann Smeenk kwam te overlijden.
Enkele kinderen bleven ouderloos achter. 

Bron: W.Lelieveld, Winterswijk in oorlogstijd

Aangifte overlijden 29 maart 1845


Lees verder