BUISMAN 19 jaar Roepnaam: Jan Voornamen: Geboren:16-12-1922 te Winterswijk Overleden: 01-07-1942 te Mühlheim a/d Ruhr Begraven: Nationaal Ereveld Loenen Vak E 1440 Herbegraven: Alg.begraafplaats Winterswijk Ouders: Pier Buisman (10-12-1891 te Spanga-overl.18-02-1967 te Winterswijk) en (getr.17-06-1921 te Winterswijk) Gesiena Sluiskes (06-01-1897 te Winterswijk-overl.06-06-1968 te Winterswijk) Beroep:Smid/bankwerker Woonadres: Wamelinkweg 4 te Winterswijk Groep: Strafkamp
Het zal je als jongen van een jaar of tien, twaalf maar overkomen als ze niet zo ver bij je uit de buurt een groot strandbad maken. Als je dan ook nog liefhebber bent van zwemmen is het allemaal geweldig. Trouwens voor heel sportief Winterswijk was de komst van het strandbad een geweldige opsteker. Nou ja, je kon wel zwemmen in de beek en bij Den Helder was weliswaar een officiële zwemgelegenheid gemaakt, maar al met al stelde het niet veel voor. Maar de komst van het nieuwe zwembad gaf de zwemsport een nieuw elan. De Winterswijkse watersportvereniging was sterk in opkomst en de jongens van de WWV waren erg populair. Een van hen was Jan Buisman.
Het was in 1942. Nederland was al wel twee jaar bezet maar de maatregelen van de bezetter maakten de bevolking nog niet erg bang. De Wilhelminastraat moest in het vervolg Tricotstraat heten.Talrijke verenigingen werden opgeheven en men moest lid worden van de organisaties op Nationaal socialistische grondslag als men georganiseerd wilde zijn. De vakverenigingen werden opgenomen in het Nederlands Arbeidsfront, de landbouworganisaties kwamen in de Landstand. Maar al die organisaties hieven zichzelf op en de Landstand werd een lege huls. Al die maatregelen drukten niet erg zwaar en men was eerder geneigd ze belachelijk te maken omdat ze vaak kleingeestig en ondoeltreffend waren. ook de haast ludieke propaganda om in Duitsland te gaan werken: Grote aanplakbiljetten met een lachende arbeider er op en het opschrift: “Hij lacht, hij is tevreden, hij werkt in Duitsland”, hielpen niet echt. Men bleef toch maar liever dicht bij huis.
Maar Duitsland zat te springen om arbeiders en men ging over op hardere maatregelen. De ondernemers kregen opdracht een zeker percentage van hun personeel naar Duitsland te sturen. In overleg werden daarvoor natuurlijk de jonge, ongetrouwde werkers voor uitgezocht die er in sommige gevallen ook nog een avontuur in zagen. Ook de baas van Jan Buisman moest personeel leveren en Jan werd als 19 jarige ook uitgekozen. Hij probeerde nog wel zich af te laten keuren maar voor zo’n sportieveling was dat natuurlijk een lachertje, hij probeerde het dan ook vooral om z’n moeder gerust te stellen.
Jan deed op 17 mei nog even examen voor landmachinist en vertrok met de anderen op 19 mei naar Duitsland. Hij kwam in Hannover terecht. Het werken stelde eerst nog niet zo veel voor maar het leven in het kamp viel vies tegen en het eten wat ze kregen leek helemaal nergens op, een beetje koolsoep en gelijksoortige kost.
De jonge jongens leden gewoon honger en al gauw kwam men op het idee er vandoor te gaan. Ze waren überhaupt gewoon gek geweest om te gaan, maar ja, van onderduiken had men nog niet veel gehoord en de mogelijkheid daartoe was dan ook nog zeer beperkt.
Maar na een verblijf van een paar weken wist men hoe laat het was en ze gingen.Het reizen was hun verboden maar al lopend en gedeeltelijk met een kolentrein waarin men zich verstopt had kwam men toch dicht bij de grens. De kans om gepakt te worden was natuurlijk groot maar daar bij Ratum moest het toch lukken om de grens over te komen. Bovendien kenden ze daar nog jongens in de buurt en die zouden hen zeker helpen.
Vlakbij de grens vroeg men nog een boer naar de weg. Die was naar de markt geweest en had een goed borreltje op maar hij hielp hen toch op weg. Het duurde dan ook niet lang of men stapt de grens over en kwam bij Bollen achter in Ratum terecht waar men hartelijk werd ontvangen. Men belde naar Winterswijk om de familie op de hoogte te brengen dat men terug was. Men kreeg in afwachting van de familie die hen zou afhalen, in de eerste plaats flink wat te eten, wat natuurlijk zeer op prijs werd gesteld. Maar tijdens de gezellige, ontspannen maaltijd ging plotseling de deur open en stapte de Feldgendarmerie binnen die hen gevangen nam. De boer die hun ook de weg naar de grens had gewezen had de Feldgendarmerie gewaarschuwd.
Ze werden naar Vreden gebracht waar vader Buisman hen nog heeft opgezocht. Z’n (postboden) uniform bracht zoveel respect op dat hij toegelaten werd. Maar ze kregen in Vreden ook goed wat te eten.
Na enige tijd in Munster gevangen gezeten te hebben werden ze overgebracht naar de straflager in Essen-Mühlheim. Daar moesten ze graafwerk verrichten.
Ze hadden het er niet best. Volgens de andere jongens kreeg Jan Buisman daar buikklachten. Het werd steeds erger. Maar buikpijn hebben in een Duits straflager maakte niet zoveel indruk. “Bauchschmerzen? Ach wass; blöd’sinn. Arbeiten!! Maar de andere dag was Jan dood.
Het was voor z’n vrienden natuurlijk ook iets verschrikkelijks, al werden ze al gauw weer teruggebracht naar Hannover.Ze schreven gezamenlijk naar hun vroegere baas dat ze weer in Hannover zaten en dat Jan was overleden. Die stapte met het kaartje naar Jans vroegere huisarts, die, via een tante van Jan, de familie op de hoogte bracht. Bijna vijf weken na zijn overlijden kregen de ouders van Jan officieel bericht van z’n overlijden. Een vreselijke boodschap natuurlijk.
Hij was het eerste slachtoffer van de arbeidsinzet. Het was een grote schok voor Winterswijk. Het bleek opeens dat de oorlog menens begon te worden. Een gezonde sportieve jongen bleek binnen twee maanden na z’n vertrek naar Duitsland al te zijn overleden en van toen af aan wist iedereen dat werken in Duitsland geen sinecure was.
De boer over de grens die hem had aangegeven vertelde later dat hij in de verlopen kerels (de jongens zagen er natuurlijk na de lange tocht van Hannover naar de grens allesbehalve keurig uit), de daders had gezien die de beruchte Heydrich misschien wel hadden vermoord. Hij betoonde erge spijt van z’n gedoe en beloofde hen de beste koe uit z’n stal als de Winterswijkers hem vergeven wilden. Maar daar dacht natuurlijk niemand over. Na de oorlog heeft men hem over de grens gehaald en heeft hij hier een poos vastgezeten.
Na het bericht van Jans overlijden kwamen er nog brieven van hem binnen. En ook het bericht dat hij geslaagd was voor z’n examen als landmachinist. Hij heeft het zelf nooit geweten. Z’n stoffelijk overschot werd later met hulp van het oorlogsgraven-comite naar hier gehaald en op de Algemene begraafplaats herbegraven.
Zijn nagedachtenis zal bij ons in dankbare herinnering blijven voortleven, schreef de WWV in haar advertentie. Uit: De verhalen van Willem:Willem Wilterdink, NWC,1990
BRUNTINK 22 jaar Roepnaam: Hendrik Voornamen: Hendrik Geboren:28-07-1917 te Winterswijk Overleden:11-05-1940 te Rhenen, Grebbeberg Begraven: Militair Ereveld Grebbeberg, Rij 5 Graf: 43 Ouders: Berend Jan Bruntink (08-10-1883 te Winterswijk-overl.09-06-1970 te Winterswijk) en (getr.12-03-1909 te Winterswijk) Gesiena Aleida Toebes (07-09-1888 te Winterswijk-overl.30-08-1951 te Winterswijk) Beroep: Landbouwer Woonadres: Henxel 30 ( te Hoffestee)- Dondergoorweg 2 te Winterswijk-Henxel Groep: Kon.Landmacht Dienstplichtig Soldaat 3-III-8 R.I. 2e Sectie Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.1287, no.6.
Tubantia 5 mei 1990: Broer Johan Bruntink: ‘Ik weet nog precies dat in mei’40 de noodtoestand werd uitgeroepen. Ik bracht mijn broer naar de trein. Hij was niet spraakzaam onderweg.We namen afscheid. Hij zei: Als er oorlog komt, zien wij elkaar niet weer…. drie dagen later was hij er niet meer.
Op 18 mei 1940 gevonden in een boomgaard aan de Haarweg, ter hoogte van de boerderij Anna’s Hoeve. Rapport: Sellies/Verhoeven
Als Winterswijker aan de Grebbelinie
Het weekend vóór de tiende was ik nog met verlof geweest. Op maandagavond kwam ik weer in Wageningen, waar we in de Julianaschool waren ondergebracht. Op dinsdag werden alle verloven ingetrokken. De jongens die de dag ervoor met verlof waren gegaan, moesten meteen weer terugkomen. In de nacht van woensdag op donderdag stond ik op wacht, ergens op de weg tussen Wageningen en Rhenen. Ook die donderdag nog. Een jong paartje dat daar in de buurt woonde, trouwde toen. Te hunner eer hebben we de wacht in het geweer geroepen. Natuurlijk werd dat op prijs gesteld, maar prettige wittebroodsdagen zullen ze niet gehad hebben…
Om vijf uur ’s middags was mijn wachttijd afgelopen en ik kon weer naar ons verblijf terugkeren. ’s Avonds om negen uur kwam het alarm. We moesten ons allemaal gereed maken. Wel konden we nog een poos op onze brits gaan liggen, maar in volledig tenue. Om één uur die nacht kwam er groot alarm. We moesten allemaal naar onze stellingen. Dat was al wel vaker gebeurd in de mobilisatietijd, maar deze keer hadden we toch echt het gevoel dat het menens was. Enige tijd later kregen we het bericht dat Duitse troepen de grens waren gepasseerd. Toen het licht begon te worden kwamen drommen vliegtuigen over. Onze luchtdoelartillerie schoot er verschillende neer. Dit droeg natuurlijk in geen enkel opzicht bij tot vermindering van de spanning. Wanneer zouden de Duitsers voor onze stellingen verschijnen????
Wapens werden nog eens nagekeken. Een kerseboom die in ons schootsveld stond werd alsnog omgehakt. Later zouden de Duitsers zich er mooi achter kunnen verschuilen. Een kraan die dienst had gedaan bij de bouw van stellingen en het graven van een tankgracht, werd dwars over de weg geplaatst om eventuele tanks of pantserwagens te hinderen. Al vroeg in de morgen had de burgerbevolking het bevel gekregen te evacueren. Ze werden met boten via de Rijn naar het westen gevoerd. Ook ons pas getrouwde paartje moest evacueren. Hun eerste huwelijksnacht was wreed verstoord… De nacht daarop mochten we om beurten proberen te slapen in de daarvoor gebouwde nissen achter in onze stellingen. Ofschoon ik al twee nachten niet in bed was geweest, kwam er door de spanning en de nervositeit van slapen niet veel. Op een moment hoorden we dat Wageningen al bezet was en enige tijd later kwamen we onder mortiervuur te liggen. De luchtdruk die ontstond door de ontploffende granaten benam ons de adem. De spanning in de stellingen steeg…
In zijn boek ‘Grebbelinie 1940’ schrijft E.H. Brongers het volgende:
“Om 02.00 uur in de nacht van 10 op 11 mei 1940 openden 4 afdelingen artillerie vanuit Wageningen het vuur op onze voorposten voor de Grebbeberg. De grote slag was begonnen… De genoemde voorposten bestonden uit kleine steunpuntjes, die in het met boomgaarden bedekte gebied tussen de berg en Wageningen uit hout en grond waren opgetrokken…“
Onze stellingen lagen zo’n paar honderd meter uit elkaar. De tussenliggende ruimte werd bestreken door mitrailleurs achter ons. Vol spanning keken we door onze schietgaten naar de ‘Haarweg‘. We moesten voorkomen dat de Duitser via deze weg richting Grebbeberg trok. Duitsers zagen we nog niet, maar wel kwam plotseling een grote kudde koeien in onze richting aanwandelen. Kennelijk hadden de Duitsers ze onze richting opgedreven en verwachtten ze er zelf bescherming van. We hebben de koeien in een achter ons liggend weiland gedreven. Ik ben nog in de stelling naast ons geweest. Daar deden ze zich tegoed aan drank uit een winkeltje in de buurt. Kennelijk wilden ze daarmee hun nervositeit verdrijven. Ze boden mij natuurlijk ook wat aan, maar alcohol deed me zozeer aan feestvieren denken, dat ik geen druppel door m’n keel kon krijgen. Wel heb ik een paar sigaren meegenomen. Even later zagen we de eerste Duitsers door de sloot in onze richting kruipen. Die werden door ons onder vuur genomen…
E.H. Brongers schrijft hierover in ‘Grebbelinie 1940’:
“Onder dekking van een moordend artilleriebombardement stormden in de vroege morgen S.S.-troepen naar voren. Het was het versterkte S.S.-regiment ‘Der Führer’ onder bevel van de S.S.-standarteführer George Keppler. Hoewel het moreel van de verdedigers door de eerste verschrikkelijke kennismaking met de oorlog een zware proef kreeg te doorstaan, ratelden spoedig de Nederlandse mitrailleurs langs het gehele front…
“Zoals men op de foto kan zien, moeten onze stellingen duidelijk te herkennen zijn geweest voor de Duitsers. Ook de schietgaten moet men wel al van verre hebben kunnen zien. Hadden we er nog maar wat takken voorgezet van de omgehakte kerseboom! De schietgaten werden dan ook zwaar onder vuur genomen door de S.S.-ers. Rauwerdink, ook een Winterswijker, werden de kogels uit zijn handen geschoten toen hij z’n geweer wilde laden… Ik was al een hele poos aan het schieten, toen Bertus (te Lintum), een van mijn vrienden, bij me kwam. Samen met de luitenant vulde hij achter in de nissen de patroonhouders voor de mitrailleurs. Daarna bracht hij ze ons. Opeens zei hij: ‘Kijk, daar zitten er ook een paar. Geef mij eens even‘… Hij nam de mitrailleur van me over en schoot in de richting waar hij de Duitsers meende te zien. Nog geen twintig keer had hij geschoten, toen hij getroffen werd. Hij was vrijwel onmiddellijk dood… We waren erg verslagen. Ik bracht meteen de luitenant op de hoogte. Deze reageerde ook erg emotioneel. Bertus was z’n oppasser. Toen ik terugkwam in de stelling, was m’n andere maat ook al zwaar gewond, maar hij leefde nog. Kort daarna kwam de luitenant ons zeggen dat we totaal omsingeld waren. Er zat niets anders op dan ons over te geven..
Eén van de soldaten in onze stelling was lid van de N.S.B. Op de morgen van de tiende mei vroegen we hem wat hij van plan was. Natuurlijk vocht hij mee voor zijn vaderland, zei hij. Inderdaad, hij schoot ook mee tegen de Duitsers. Maar toen de luitenant ons kwam vertellen dat we ons moesten overgeven, bleek dat hij al een witte vlag had klaarstaan… Die werd toen maar naar buiten gestoken… ‘Heraus! Heraus!‘ schreeuwden de Duitsers. Met de handen omhoog zijn we naar buiten gegaan. We moesten ons zakboekje laten zien om aan te tonen dat we echt soldaten waren. De luitenant moest met de Duitsers mee terug de stelling in om te kijken of er nog overlevenden waren achtergebleven. Bruntink bleek toen te zijn overleden.
E.H. Brongers schrijft er het volgende over in zijn boek:
“De S.S.-ers traden met een ware moordlust op en hadden kennelijk een afkeer van het maken van krijgsgevangenen. De lezer zal zich kunnen voorstellen hoe verschrikkelijk de strijd voor onze dienstplichtigen geweest moet zijn. Dienstplichtigen die het nazi-fanatisme niet kenden en die plotseling werden geconfronteerd met een in aantal en bewapening verre superieure tegenstander die geen genade kende en voor wie geen strijdwijze te minderwaardig was. Ook het gebruik van witte vlaggen werkte verwarrend. Eerst later is gebleken dat het in vele gevallen de Duitsers waren die deze vlaggen gebruikten. Ze werden neergezet op veroverde steunpunten en op andere plaatsen om daarmee hun tegenstander te demoraliseren…
“De Duitsers hadden stafkaarten bij zich, waarop onze stellingen volledig waren aangegeven. Zelfs de kazematten die er ooit eens hadden moeten komen stonden er al op. Er stonden alleen nog maar paaltjes, maar zij wisten al waar ze zouden komen. ‘Wo sind die Minen?‘, vroegen ze. Er waren inderdaad eens mijnen gelegd, maar juist enige dagen voor de tiende mei waren ze weggehaald. De luitenant vertelde het hun. Toen zeiden ze lachend: ‘Dat wisten wij allang!‘
Het eerste dat we voor de Duitsers moesten doen, was het verwijderen van de kraan die we op de weg hadden gezet. We moesten de lange arm van de kraan verdraaien, zodat de weg weer vrij werd. Ook moesten we helpen gewonde Duitse soldaten wegdragen. Later werden we ondergebracht in huizen ergens bij de Wageningse berg. In de onmiddellijke omgeving stonden Duitse kanonnen. De lopen stonden bijna schuin tegen het dak op. Daarvandaan beschoten ze de Grebbeberg. Daarop werden we naar Wageningen zelf gebracht. Dat werd toen beschoten door onze eigen artillerie. Het brandde op verschillende plaatsen. Het gebouw waarin we gelegerd werden was voorzien van een groot bord: ‘Kriegsgefangenen-Sammelstelle‘. Blijkbaar hadden de Duitsers overal aan gedacht. Ook in deze buurt stond artillerie opgesteld dat de Grebbeberg beschoot. Zware kanonnen! Arme jongens daarginder! Met dit zware geschut moest het daar wel vreselijk zijn, wij waren maar beschoten door mortieren.
Later op de avond moesten we in de richting van Arnhem marcheren. We moesten nogal eens van de straat af om ruimte te geven aan doortrekkende Duitse troepen. Via een pontonbrug die de Duitsers over de IJssel hadden gelegd kwamen we bij een boer terecht in Westervoort. Bij die boer, ik meen dat hij Van Ooyen heette, heb ik een briefkaart naar huis geschreven. De boer heb ik gevraagd of hij hem op de post wilde doen. Daarin heb ik ook geschreven, dat mijn beide vrienden gesneuveld waren. Allemaal waren we zo verschrikkelijk moe, dat we gewoon op de betonnen vloer gingen liggen slapen. Trouwens, van slapen kwam niks. De emoties ten gevolge van al die belevenissen gaven je geen rust. Ook de onzekere toekomst maakte me zorgen.
Al gauw moesten we naar fort Westervoort, waar we een tijd hebben vastgezeten. Toen weer naar onze ‘eigen’ Coehoornkazerne, in Arnhem dus. De Arnhemmers hadden gauw in de gaten dat we krijgsgevangenen waren. In onze diensttijd waren we bij hen niet erg in tel geweest, maar nu lieten ze zich van hun beste kant zien. Sigaretten, zeep, tabak, scheerzeep, mesjes, handdoeken, wat niet al, alles werd maar over de omheining gesmeten. Natuurlijk zagen we daar ook andere soldaten en iedereen vroeg iedereen: ‘Hoe zou het met die of die zijn? Heb je die en die ook gesproken?‘ Ik ontmoette daar de broer van Bertus, die ook zelf op de Grebbeberg had gevochten. Ik moest hem vertellen dat zijn broer was gesneuveld. Zelf had hij ook veel meegemaakt tijdens de gevechten. Weer ging het op Westervoort aan. We zouden naar Duitsland gebracht worden. Duizenden Arnhemmers deden ons uitgeleide. In dikke rijen stonden ze langs de weg.
We moesten verder dan Westervoort. Het werd een moeizame tocht naar Zevenaar. Daar stond een trein voor ons klaar: met veewagons. In iedere wagon werd 60 man gestopt. Het was verschrikkelijk moeilijk om een goede plaats te krijgen. Vooral ging later het slapen moeilijk. Spoedig vertrokken we en al gauw waren we over de grens. We zijn ook nog door Bocholt gekomen. Iedereen zei dat we daar in een kamp geplaatst zouden worden, maar de trein reed rustig verder, de hele nacht lang, al stopte hij wel eens even. Tenslotte kwamen we in Soest terecht, in een Durchgangslager. Daar zijn we ongeveer een week geweest. Daar hebben we ook gehoord dat Holland ‘kapituliert‘ had. En dat de regering en de Koningin naar Engeland waren gegaan. Wij hebben er praktisch niet op gereageerd. De fut was eruit! Daarvandaan zijn we weer naar Neu-Brandenburg gebracht. Een heel groot kamp.
Al gauw hoorden we dat de Hollanders spoedig naar huis zouden mogen gaan. Toch duurde het nog een hele tijd eer het werkelijk zover was. Tenslotte geloofden we er niet meer in. Sommigen zijn nog weggebracht om bij een boer te gaan werken. Maar een Duitse bewaker zei dat we ons vooral niet moesten melden omdat we spoedig naar huis zouden gaan. Natuurlijk werd nergens anders over gepraat. Naar huis, naar huis, naar huis! Plotseling was het zover. Op maandagmorgen moesten we naar het station marcheren en daar stond de trein voor ons klaar. Nu waren het zelfs wagons met banken en we hoefden maar met 40 man in één wagon! Na een lange tocht door Noord-Duitsland kwamen we via Rheine eindelijk in Enschede. Daar werden we eerst naar het volkspark gebracht voor een vluchtig medisch onderzoek. Ook werd ons het achterstallig loon uitbetaald dat we in onze krijgsgevangenschap verdiend hadden: elf gulden! De jongens uit Oost-Nederland mochten hiervandaan op eigen houtje naar huis, dus gewoon met de G.T.W.-bus naar Winterswijk! En in die bus ontmoette ik weer de eerste Winterswijkers.
In ons dorp aangekomen, liep ik langs café ‘De Zwaan‘. Daar werd ik naar binnen geroepen en ik mocht niet weg eer ik flink wat had gegeten. Daarna ging ik natuurlijk vlug naar huis. Ze hadden mijn briefkaart gekregen en van mijn krijgsgevangenschap waren ze ook op de hoogte. Ook via de andere jongens hadden ze daarover gehoord. Ook was vader naar ‘Dunnink‘ in Ratum geweest en naar de familie Bruntink op Hofstee in Henxel om daar te vertellen wat ik op mijn briefkaart had geschreven, dus dat hun jongens waren gesneuveld. Een droevige boodschap! Natuurlijk was ik door al de emoties en het verblijf in het kamp oververmoeid en verzwakt, maar ik kreeg thuis volop de kans om te herstellen. Met andere jongens ben ik drie weken later op de fiets naar Wageningen en de Grebbeberg geweest. Toen heb ik de stellingen weer bezocht. Die lagen er nog net zo bij. Ik heb nog naar mijn persoonlijke eigendommen gezocht, maar die waren natuurlijk verdwenen. Vanzelfsprekend zijn we toen ook op het Erekerkhof geweest, dat op de Grebbeberg ligt, om de graven te bezoeken van onze gesneuvelde vrienden.
Jan te Kulve. 3-III-8 R.I.
Bron: boek Winterswijk in de Tweede Wereldoorlog, blz. 27 t/m 33, uitgegeven op 31 maart 1985 door vereniging ‘Het Museum’
BRUGMAN 30 jaar Roepnaam: Bernard Voornamen: Bernardus Christianus Maria Geboren:20-06-1909 te Winterswijk Overleden:12-05-1940 te Rotterdam Begraven: Rotterdam Crooswijk, P-Rij-01 Graf:11 Ouders: Fredericus Johannes Gerhardus Brugman (05-06-1876 te Arnhem -over.21-04-1945 te Winterswijk) en (getr.12-08-1902 te Wehl) Engelina Antonia Ragas (22-01-1877 te Wehl-overl.28-08-1951 te Winterswijk) Beroep: Kok Woonadres: 1920: Scholtenenk 34 te Winterswijk Groep: Kon.Landmacht Sergeant 1-II-32 R.I Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.1286, no.9
Bernard Brugman, 30 jaar, was als sergeant gelegerd te Rotterdam en kwam hier op de avond van 12 mei 1940 in een vuurgevecht met de bezetter bij het Maasstation om het leven.
BRITTIJN 42 jaar Roepnaam: Pieter Voornamen: Pieter Franciscus Geboren:17-03-1902 te Utrecht Overleden:12-03-1945 te Amsterdam Begraven: Eerebegraafplaats Bloemendaal te Overveen Ouders: Pieter Brittijn (23-11-1872 te Leiden-overl.04-02-1954 te Winterswijk)en (getr.24-04-1901 te ‘s Gravenhage) Antonia Jozepha Aghina (02-06-1874 te Haarlem-overl.03-08-1955 te Winterswijk) Partner: Hendrika Johanna Kuijpers (14-10-1903 te Diepenveen-overl.14-10-1997 te Winterswijk Trouwdatum: 16-04-1930 te Winterswijk Kinderen: Beroep: Boekhouder provinciaal ziekenhuis te Medemblik Woonadres Westerhaven 18 te Medemblik Groep: Verzet Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.441 no.12
Pieter Brittijn wordt op 17 maart 1902 geboren te Utrecht. Met zijn ouders komt hij in 1907 naar Winterswijk, waar zijn vader de eerste directeur wordt van de Ambachtsschool. Het gezin gaat wonen in het huis naast de school en bestaat naast vader en moeder uit 4 kinderen. Pieter ging eerst naar school M en daarna naar de RHBS aan de Zonnebrink, waar hij in 1920 zijn diploma ontvangt. Daarna zette hij zijn studie voort aan de Nederlandse Handels Hogeschool in Rotterdam. Na deze studie, juli 1924, gaat Pieter op 22-jarige leeftijd in Militaire dienst. In 1926 verlooft hij zich met Henny Kuypers (14-10-1903), dochter van het schoolhoofd uit het Woold en 16 april 1930 treden zij in het huwelijk. Ze verhuizen naar Amsterdam, waar Pieter een baan krijgt als administrateur in een groothandel in papier. Op 9 december 1931 wordt hun zoon Pieter Jan geboren. De baan in Amsterdam is door de economische crisis van korte duur en het gezin besluit op 30 december 1933 terug te gaan naar Winterswijk, waar Pieter een baan krijgt aangeboden bij de firma Geerlings. In 1935 vertrekt het gezin naar Medemblik, waar hij op 33-jarige leeftijd een functie krijgt als boekhouder in het Provinciaal psychiatrisch ziekenhuis.
Januari 1940 wordt Pieter in verband met de oorlogsdreiging opgeroepen voor de mobilisatie. Hij wordt gelegerd op de Grebberg en weet de ongelijke strijd van 10 tot 13 mei te overleven. De verschrikkingen bij zich dragende gaat hij eerst naar zijn ouders in Winterswijk, voordat hij zich meldt bij zijn gezin. De dagen daarna wordt hij ingezet voor de ruiming van het slagveld Grebbeberg en op 15 juni krijgen ze ‘groot verlof’.
Gedesillusioneerd gaat Pieter weer aan het werk in het ziekenhuis in Medemblik en langzaam aan, vooral vanaf 1942 raakt hij steeds meer betrokken bij het verzet. Dit ook door zijn baas, psychiater Dr. Riender Zijlstra (1909-1985).
Pieter is o.a.in het verzet lid van Nederlandse Unie (verboden door de Duitsers) ,het Medembliks Comité, de NSF, plaatselijk leider v.d. L.O en de O.D. Daarnaast hebben ze de uitgave van hun eigen illegale verzetsblad ‘de Vrije Stem’.
De omstandigheden op het werk in het psychiatrisch ziekenhuis waren verre van optimaal. In de periode 1942-1945 worden hier 500 patiënten verpleegd en zijn hier 150 personeelsleden. Onder de patiënten bevinden zich ook Joodse mensen, maar tevens onderduikers. In het ziekenhuis was een verzetsgroep werkzaam, waaronder naast Pieter Brittijn, directeur Riender Zijlstra ook verpleger Wieger Boonstra en klerk Tiede Oost actief in deelnamen. Onder het personeel waren echter ook leden van de NSB, die op zoek waren naar Joodse onderduikers en verzetsmensen. Dit leidde o.a. tot twee razzia’s in het ziekenhuis, op 2 maart 1944 en 21 april 1944, waarbij zestien joodse psychiatrische patiënten en joodse onderduikers werden opgepakt en gedeporteerd werden naar kamp Westerbork. Voor Dr.Riender Zijlstra werd de situatie onmogelijk en hij moest onderduiken. In januari 1945 vonden er in het ziekenhuis, dat bekend stond als ‘broeinest’ van verzet, twee razzia’s plaats van ca. 100 Duitse soldaten. Pieter Brittijn werd op 20 januari door verraad thuis gearresteerd, maar na vijf dagen vrijgelaten. Op 14 februari werd hij in het ziekenhuis weer opgepakt. Wieger Boonstra en Roelof Tiede Oost waren op de zelfde dag thuis gevangengenomen.
Alle drie worden zij overgebracht naar Amsterdam, naar de gevangenis aan de Weteringschans. Opgesloten, verhoord en wachtend op transport naar Amersfoort of Vught. Op 11 maart 1945 komt echter de Duitse SD-er Ernst Wehner bij een vuurgevecht met verzetsstrijders aan de Stadhouderskade om het leven. Uit wraak worden op 12 maart 1945 30 gevangenen uit de Weteringschans, waaronder Pieter Brittijn, Wieger Boonstra en Roelof Tiede Oost gefusilleerd. Allen werden ze nadien begraven in de Kennemerduinen. Na de oorlog zijn ze herbegraven, Pieter en Roelof op de Eere Begraafplaats in Boemendaal.
Pieter Brittijns echtgenote Henny gaat met haar zoon Pieter Jr. terug naar Winterswijk en trekken in bij haar schoonouders aan de Prins Hendrikstraat. Henny wordt later in Winterswijk lerares aan School O en Pieter jr. de latere directeur van het Algemeen ziekenhuis en verpleeghuis De Pronsweide.
Het verhaal gaat dat Pieter o.a. verraden kon zijn door een onderduiker welke hij en zijn vrouw in huis hadden genomen. Deze onderduiker zou door de O.D. na de oorlog geliquideerd zijn. Dit verhaal werd verteld door een vroegere medewerker van de O.D. Van de onderduiker heeft de fam.Britttijn ook nooit iets vernomen.
WILLINK-BOS 48 jaar Roepnaam: Hilda Voornamen: Hilda Jeannette Geboren:20-05-1896 te Winschoten Overleden:21-03-1945 te Winterswijk Begraven: Ouders: Dirk Bos (13-09-1862 te Groningen-overl.06-05-1916 te ‘s Gravenhage) en (getr.18-12-1888 te Wildervank) Margaretha Henderika Meihuizen (11-11-1866 te Wildervank-overl…-..-.. te) Partner: Willem Adam Willink (28-08-1890 te Winterswijk -overl.20-03-1969 te Winterswijk Trouwdatum: 28-09-1916 te ‘s Gravenhage Kinderen: Woonadres: Groenloseweg 34 te Winterswijk Groep: Burgerslachtoffer
21 Maart 1945: In den namiddag van denzelfden dag, ongeveer half vijf, werden door overvliegende bommenwerpers 8 brisantbommen afgeworpen, die neerkwamen op de Groenloscheweg en omgeving, op dezelfde hoogte van de punten, die den vorigen dag reeds getroffen waren. De gevolgen waren verschrikkelijk. De perceelen Groenloschenweg 32 en 34 werden getroffen, en fel laaide een brand op. Door personeel van de Opruimings- en Herstellingsdienst werden 5 lijken geborgen. De slachtoffers waren Mevr.Willink en vier leden van een geevacueerde Haagsche familie, de heer en Mevr. v.Sante en dochter, en J. Luxen, eveneens een evacuee, die tijdelijk hun intrek hadden genomen in dit perceel.
Hun stoffelijk overschot werd naar het Ald. Ziekenhuis vervoerd. Door scherven werden nog een aantal personen min of meer ernstig gewond, waarvan er later nog een is bezweken.
Bron:W.Lelieveld, Winterswijk in oorlogstijd.
Naast Mevr. Bos kwamen hierbij om de geëvacueerde Haagse familie de heer Cornelis van Santen (17-05-1892) 52 en mevrouw Johanna Alberdina van Santen-van Baalen (28-01-1896) 44 en dochter Emmij Alberdina van Santen (25-02-1929)16 en Jauke Luxen (V-49 jaar), eveneens evacué.
“Met papa en mama kan je niets gebeuren”
Henkie te Bokkel, 7 jaar, woonde met zijn ouders aan de Morgenzonweg. Samen met zijn zusje. Die zaterdagmorgen 21 maart 1945 vlogen de Jabo’s weer over Winterswijk en het spoorwegemplacement moest getroffen worden. O.a.kwamen de bommen terecht bij de voetbalvelden van W.V.C. , maar kwamen niet allemaal tot ontploffing.
Het werd te gevaarlijk aan de morgenzonweg. Pa en Ma te Bokkel, die aan de Morgenzonweg een kruidenierswinkel hadden, besloten met hun kinderen te vertrekken naar Bertus en Tijdje Oonk, hun vrienden. Deze hadden een manufacturenzaak aan de Vredenseweg en daar waren ze altijd van harte welkom. Lopend vertrokken ze vanaf de Morgenzonweg richting Bertus en Tijdje. Maar op de Groenloseweg hoorden ze de Jabo’s weer aankomen. Schuilen, zo snel mogelijk schuilen. Ze renden naar het huis van mevr. Rietman en werden daar opgevangen.
Daar waren ze voorlopig weer veilig hoopten ze. Het inslaan van bommen in de omgeving was duidelijk te horen. En eindelijk werd het weer rustig en kon de voettocht worden voortgezet. Op de kruising van de Singelweg- Vredensestraat hoorden ze weer de Jabo’s aankomen en schuilden ze in het portiek van fotograaf Hofstee. Bijna waren ze bij Bertus en Tijdje. De bommen hoorden ze weer inslaan richting de Groenloseweg. Het was intussen al half vijf. En weer werd het langzaam rustig.
Nu het laatste stukje nog naar de fam.Oonk. Daar aangekomen konden ze Bertus en Tijdje hun hele verhaal vertellen wat ze meegemaakt hadden en kwamen daar weer een beetje tot rust. S’avonds was alles weer rustig en konden ze de terugreis aanvaarden. De bommenwerpers waren verdwenen.Het was weer veilig. Lopende over de Groenloseweg richting hun huis aan de Morgenzonweg, kwamen ze weer langs het huis van mevr.Rietman. Kleine Henkie keek richting haar huis. Hier stond toch haar huis?
(Bij dit bombardement kwamen aan de Groenloseweg 32-34 die middag omstreeks half vijf 5 mensen om, waaronder Mevr.Willink-Bos. )
Verhaal:Henk te Bokkel.
Hilde Jeannette Bos en Willem Adam Willink hadden 1 dochter, Hetty: 1921-2007.
SMEEK-BOERS 30 jaar Roepnaam: Aaltje Voornamen: Aaltje Geboren:08-11-1914 te Zutphen Overleden:28-03-1945 te Winterswijk Begraven: Ouders:Hermanus Boers (1890 te Zutphen-overl…-..-.. te) en (getr.13-08-1913 te Zutphen) Catharina Plugers (1890 te Eindhoven-overl.06-08-1950 te Zutphen) Partner: Hermann Gerhard Smeenk ( Plm.1913 Mülheim an der Ruhr-overl. 26-03-1945 te Winterswijk) Trouwdatum: te Kinderen: Woonadres: Beusinkweg 102 te Winterswijk Groep: Burgerslachtoffer
26 Maart 1945 zijn de Jabo’s ’s morgens om 7 uur al weer present. Er werd met boordvuur geschoten. Een bewoner van de Beusinkweg 102 werd hierdoor doodelijk getroffen, n.l. de heer H.G.Smeenk. Zijn echtgenoote Aaltje Smeenk-Boers werd gewond. Ofschoon dien dag nog meerdere aanvallen plaats vonden, vielen er gelukkig verder geen slachtoffers te betreuren. Aaltje Boers overleed op 28 maart 1945, drie dagen voor de bevrijding, ten gevolge van een bomscherf 2 dagen daarvoor, waarbij haar man Hermann Smeenk kwam te overlijden. Enkele kinderen bleven ouderloos achter.
BLOEMERS 23 jaar Roepnaam: Theo Voornamen: Theodorus Gerrit Geboren:18-07-1916 te Wisch Overleden: 13-05-1940 te Rhenen, Grebbeberg Begraven: Militair Ereveld Grebbeberg, rij 5, graf 6 Ouders:Theodorus Johannes Bloemers (..-..-1879 te-overl.04-11-1944 te Varsseveld) en Cornelia Antonia Greven (1889-overl.09-01-1926 te Arnhem) Beroep: Bakker Woonadres: Henxel 38 te Winterswijk Groep: Kon.Landmacht dpl.Soldaat 3-III-8 R.I. Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.1275, no.9
Op 18 mei 1940 gevonden in een boomgaard aan de Haarweg, ter hoogte van de Zijdvang. (Uit het rapport Sellies/Verhoeven)
Tweede Pinksterdag 1941 werd op de begraafplaats op de Grebbeberg een monument onthuld ter nagedachtenis van de in mei 1940 gesneuvelde militairen, met name die behorende tot het 8e Regiment Infanterie. Het monument is een betonnen gedenkzuil waarop 233 namen van gesneuvelde militairen ,waaronder Theodorus Bloemers. (Bron: Stichting De Greb)
BEUSINK 28 jaar Roepnaam: Jan Willem Voornamen: Jan Willem Geboren:12-07-1911 te Winterswijk Overleden:06-07-1940 te Winterswijk Begraven: Alg.Begraafplaats te Winterswijk Ouders:Jan Willem Beusink (10-07-1885 te Winterswijk-overl.19-09-1961 te Winterswijk en (getr.30-09-1910 te Winterswijk) Geertruida Johanna Grotenhuis (30-03-1886 te Winterswijk-overl.:31-12-1969 te Winterswijk) Partner: Janna Christina Geelink (16-06-1908 te Winterswijk-overl.28-03-1966 te Winterswijk Trouwdatum: 20-07-1935 te Winterswijk Beroep: Fabrieksarbeider Woonadres: Javastraat 12 te Winterswijk Groep: Burgerslachtoffer.Bombardement Javastraat
In den nacht van 21 op 22 Juni 1940 vielen de eerste bommen in onze gemeente, die ook de eerste slachtoffers vroegen. Deze bommen explodeerden niet, en nieuwsgierig geworden kwamen enkele bewoners uit de omliggende buurt naderbij. Men had toen nog weinig ervaring op dit gebied en zag het gevaar nog niet zoo zeer in. De gevolgen waren verschrikkelijk. Plotseling explodeerde een bom, en twee mannen werden op slag gedood, t.w. J.H.Hijink en B.W. Konings, resp. oud 27 en 31 jaar. De heer J.W. Beusink werd zwaargewond en overleed 6 Juli d.a.v. Omstreeks dezen tijd heerschte er een geweldige onrust onder de bevolking en velen trokken het dorp uit om buitenaf hun intrek te nemen.
W.Lelieveld, Winterswijk in oorlogstijd
Maandag 8 Juli 1940: Nieuwe Winterswijkse Courant: Aan de bekomen verwondingen overleden Zaterdagavond is in het Algemeen Ziekenhuis alhier overleden de 29-jarige J.W.Beusink, die in den nacht van 21 op 22 juni j.l.door granaatscherven ernstig werd gewond. Het slachtoffer was gehuwd en vader van één kind.
Vrijdag 12 Juli 1940: Nieuwe Winterswijkse Courant: Droeve Plechtigheid Gistermiddag werd op de Nieuwe Algemeene Begraafplaats ter aarde besteld het stoffelijk overschot van den onder zoo tragische omstandigheden om het leven gekomen J.W.Beusink. Een groot aantal familieleden, vrienden en bekenden bewezen den overledene de laatste eer. Er waren o.m.kransen en bloemstukken van de directie en personeel van de textielfabriek H.Willink & Co. en buurtvereeniging ‘Jubern’. Aan de groeve sprak Ds.A.G.Kloots een treffend afscheids- en troostwoord. De heer J.B.Rikkers sprak namens de familie een woord van dank tot allen voor het medeleven met de familie Beusink.
21/22 juni: Rond 01:45 uur worden er bommen afgeworpen boven de Misterstraat. Deze slaan in bij de omgeving van het station, waardoor een goederenloods in brand vliegt. Hetzelfde vliegtuig zou kort hierna teruggekeerd zijn en de reeds brandende loods gebombardeerd hebben. Later op de dag blijken er meerdere blindgangers van het bombardement te zijn achtergebleven, waardoor een aantal woningen aan de Misterweg en de Morgenzonweg worden geëvacueerd. Niet onterecht, omdat rond 17:30 uur een blindganger alsnog ontploft. (Bron:Ecal; toeg. nr. 0298, inv. nr. 323.)
Uit de archieven van het Britse Bomber Command blijkt dat één of meerdere Handley Page Hampdens dit bombardement hebben uitgevoerd. Het doelwit werd gevormd door het rangeerterrein bij het station. Het doel wordt getroffen. Eveneens slaan er bommen in op een fabriek, ongeveer 1,6 kilometer ten zuidwesten van het rangeerterrein. Bron: TNA, AIR14/2665
BEERNINK 35 jaar Roepnaam: Henk Voornamen: Hendrik Dirk Jan Geboren:03-02-1910 te Lichtenvoorde Overleden:08-02-1945 te Zwolle Begraven: Gem. Begraafplaats Kranenburg te Zwolle, Vak A No.14 Ouders: Evert Jan Beernink (05-05-1880 te Aalten-overl.21-08-1971 te Winterswijk) en (getr.25-05-1906 te Winterswijk) Hendrika Slijtermeilink (03-04-1886 te Vorden- overl.25-08-1974.te Winterswijk) Partner: Hendrika Alberta te Riet (24-08-1913 te Eibergen-overl.14-04-1992 te Zwolle) Trouwdatum: 21-05-1938 te Winterswijk Beroep: Telegraafwerker NS Woonadres: Morgenzonweg 38 (1916-1939) te Winterswijk Groep: Verzet Monument: Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.786 no.9 Verzetsherdenkingskruis: 25-07-1952 Medal of Freedom with Bronze Palm:21-10-1946 Yad Vashem : nr.9140: 2000
Henk Beernink werd in 1910 te Lichtenvoorde geboren en verhuisde op 6 jarige leeftijd naar Winterswijk. In 1938 trouwde hij te Winterswijk met Hendrika te Riet uit Eibergen en samen verhuisden zij in 1939 naar de Harculosestraat 6 te Zwolle. In Winterswijk woonden zij aan de Morgenzonweg 38 en Henk Beernink – opgegroeid en gehuwd in Winterswijk- was evenals zijn vader werkzaam bij de spoorwegen.
In Zwolle ging Henk in 1939 aan het werk als telegraafwerker bij de Ned..Spoorwegen. In 1940 werd hun dochtertje Rineke geboren. In de oorlog was hij de leider van de verzetsgroep ‘De Groene’, die bestond uit een kern van twintig man. Ook Beernink’s vrouw was actief in het verzet. De groep heeft honderden mensen geholpen.
Henk Beernink is doodgeschoten bij een inval van de Duitsers in het Katholieke ziekenhuis te Zwolle op 8 februari 1945.
Op 8 februari 1946 werd de naam Harculosestraat gewijzigd in Beerninkstraat.
Henk Beernink (1910-1945) Hendrik Dirk Jan Beernink begon in Zwolle zijn eigen verzetsgroep en verleende waar de verzetsgroep maar hulp kon bieden haar medewerking.
De verzetsgroep bestond uit vervalsers van papieren, KP-ers, verzorgen (verstrekken van bonkaarten) van onderduikers, makers en verspreiders van het verzetskrantje enz.enz. Een groot leider was hij niet, maar wist altijd wel de juiste mensen om zich heen te vinden voor zijn verzetsgroep.
Ook thuis bij Henk Beernink waren altijd volop activiteiten van de verzetsgroep, waarbij zijn vrouw Riek Beernink-te Riet zijn rechterhand was. Nooit was iets een probleem. Eeters, slapers en altijd een komen en gaan van mensen.
In het najaar van 1942 kreeg de verzetsgroep nieuwe impulsen door contacten van Henk met plaatsgenoot Arie Bijl, welke werkzaam was voor de OD en tevens voor de Landelijke Organisatie van Onderduikers (van ‘Tante Riek’) Nu ging de verzetsgroep ook werkzaamheden verrichten voor deze groep.
Henk verscheen daardoor steeds minder op zijn werk bij de NS, maar problemen leverde dit niet op, want zijn chef liet het verzuim oogluikend toe. Later kwam Henk helemaal niet meer op zijn werk, want het verzetswerk eiste al zijn tijd op.
Op 28 april 1943 werd Arie Bijl gearresteerd en ging Henk Beernink, opererend onder de schuilnaam ‘De Groene’ door met zijn verzetswerk. Moest Henk soms zelf ook onderduiken dan deed hij dat bij ‘Moeder Overste’ van het RK Ziekenhuis te Zwolle.
Vrijwel alles werd aangepakt. Joodse onderduikers die geholpen moesten worden (zelf heeft Beernink en zijn vrouw een jaar lang joodse onderduikers in huis gehad, welke de oorlog overleeft hebben), voorvluchtige piloten die ondergebracht moesten worden, het maken en verspreiden van de illegale verzetskrant en geld inzamelen voor financiering onderduikers.
Er werd samengewerkt met andere illegale groepjes, maar ook zelfstandig werkzame individuen. Alle werkzaamheden hield Beernink hierbij in eigen hand.
Beerninks netwerk bestond uit een kring van goed geïnformeerden, die wisten wat er gedaan moest worden en waarom, met daaromheen mensen die alleen opdrachten uitvoerden, zonder de achtergronden ervan precies te kennen. Hoewel Beernink als leider binnen zijn groep vrijwel onomstreden was, trad hij niet directief op. Delegeren lag hem kennelijk niet.
Altijd als er een opdracht kwam was het: ‘We zitten met dit probleem, wat zullen we eraan doen? Overvallen op distributie-kantoren, sabotage’s. Niets was te gek.
Najaar 1944, met de bevrijding in het zicht, nam de nonchalance en de drang tot gewapend optreden bij de ‘doeners’ onder Beerninks medewerkers toe. Tot die tijd was alles nog goed gegaan. Zwolle was een stad vol Duitsers geworden en waakzaamheid zou zeker geboden zijn.
In augustus 1944 voerde hij met KP-leider Andries Kalter besprekingen over ‘aanschaf’ van wapens. Deze wilde hier echter niet aan meewerken, i.v.m. de reputatie van ‘De groene’, als ‘wilde actie doeners’.
En dat gebeurde nog wel eens. Op Dolle Dinsdag 5 september 1944 werd de Radio-distributiedienst overvallen en las Henk een boodschap voor op de radio: ‘Leve de Koningin, Leve het Vaderland’. Velen in Zwolle dachten toen de stem van Prins Bernhard te herkennen. Echter de vrijheid was nog niet daar en was de boodschap erg voorbarig.
De meest geruchtmakende actie van ‘De Groene’ was op 2 oktober 1944 de overval op het Huis van Bewaring in Zwolle. Drie medewerkers van Henk, waren nml.bij een razzia gearresteerd en opgesloten in het Huis van Bewaring. Uit angst dat zij zouden gaan ‘praten’, werd besloten een overval te beramen om hen te bevrijden.
De directeur van de gevangenis had hen informatie verstrekt omtrent de situatie aldaar. Van een andere verzetsgroep werden Duitse uniformen verkregen.
Op 2 oktober 1944 rijden zij ‘s middags om 13.00 uur naar het Huis van Bewaring Vier personen, waarvan drie in Duits uniform en een in burgerkleding als zogenaamde gevangene welke zij kwamen afleveren.
Met hulp van binnenuit van Nederlandse gevangenis bewakers was de hele actie in drie minuten gedaan. Een Duitse bewaker, welke helemaal verdiept was in het plaatjes kijken in de voor mannen zo bekende boekjes, werd helemaal door de actie verrast.
Echter de bevrijders vertrokken niet alleen met de drie gehoopte medewerkers, maar tevens nog met een extra gevangene. Iedereen wist veilig onder te duiken .
Echter op 8 februari, vlak voor het einde van de oorlog gaat het helemaal mis. Het RK Ziekenhuis van ‘Moeder Overste’ was een toevluchtsoord van illegaliteit en tevens de lokatie van de geheime zender.
Om 10.30 werd er een inval gepleegd door de Duitsers. Henk Beernink zelf komt op dat moment net aan fietsen, zonder dat hij in de gaten heeft wat er gaande is. Zodra Henk Beernink door heeft wat er zich afspeeld, besluit hij rustig te vertrekken. Bij de uitrit stonden twee Duitsers in uniform en ‘door de angst’ dat Henk een pistool trekt, wordt hij resoluut op dat moment doodgeschoten.
Op dat moment weten zij nog niet wie Henk is. Later wordt pas bekend dat zij de grote leider van de verzetsgroep ‘De Groene’ hebben gedood. Henk’s vrouw Riek, die in de buurt was, vernam snel dat het om haar man ging en besloot samen met haar dochter te vluchtten op de fiets naar familie in Neede.
Henk Beernink’s ouders krijgen op 16 februari 1944 in Winterswijk Ds. A.G.Kloots aan de deur met het bericht van Henk’s overlijden. Henk Beernink werd op dinsdag 12 juni 1944 met militaire eer begraven op begraafplaats Kranenburg te Zwolle. De gemeente Zwolle heeft hem geeerd door op 8 februari 1946 de straat waar hij aan woonde, de Harculosestraat, om te dopen in de Beerninkstraat.
Bronnen: Coen Hilbrink. De ondergrondse: illegaliteit in Overijssel, 1940-1945. 1998 Wikipedia Wim Scholtz, Winterswijk
BANNINK 48 jaar Roepnaam: Hendrik Voornamen:Hendrik Gerrit Willem Geboren:28-10-1896 te Winterswijk Overleden:29-03-1945 te Wierden Begraven: Gem.Begraafplaats Kranenburg te Zwolle, Vak A, nr.19 Ouders:Willem Bannink (17-01-1853 te Laren- overl.08-05-1942 te Zwolle) en (getr.09-07-1886 te) Jaantjen Bannink (12-06-1863 te Laren-overl.10-10-1945 te Zwolle) Partner: Antonette Johanna Maria Schiks Geb: 24-02-1900 Breda. Overl:..-..-..)Komt met haar ouders vanuit Haarlem op 12-02-1906 naar de 2e Gasthuisstraat 28 Trouwdatum:07-06-1923 te Winterswijk Kinderen: Jaantje 1927, Antoinette 1933. Beroep: Inspecteur van politie Woonadres te Zwolle Groep: Verzet Monument: Rijssensestraat Wierden Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.412, no.2 Verzetsherdenkingskruis
Hendrik Bannink was een zoon van landbouwer/spoorbeambte Willem Bannink (17-01-1853) uit Laren en Jaantjen Bannink (12-06-1863), eveneens uit Laren. In 1886 getrouwd en rond 1895 verhuizen ze naar Winterswijk. Zij hebben dan 1 dochter, Janna(1894) en in Winterswijk krijgen ze nog twee zoons. Hendrik in 1896 en Arend in 1901. Hendrik Bannink trouwt in 1923 te Winterswijk met Antonette Schiks. Sinds 1919 was hij werkzaam bij de politie.
In Zwolle was hij ten tijde van de oorlog Inspecteur van Politie en was tevens lid van het verzet.Hij maakte deel uit van de Ordedienst en de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij onderhield nauwe banden met de illegaliteit en fungeerde als contactman tussen de politie en het verzet. Hij zorgde ervoor dat de Zwolse OD wapens ontving die Nederlanders verplicht op het politiebureau hadden moeten inleveren. Tegen Bannink bestond bij de Nationaal-socialistische leiding van de Zwolse politie en de SD wantrouwen. Hij werd nauwlettend in de gaten gehouden, maar met een tip van een NSB-er deed de baas van Hendrik, de Zwolse politiecommissaris Mr.Willem de Bouter in het najaar van 1944 niets.
Op 18 februari 1945 ging het echter toch fout en werd hij bij de Nieuwe Havenbrug gearresteerd en overgebracht naar het huis van bewaring in Zwolle. In de nacht van 28 op 29 maart 1945 werd een aantal mannen geboeid de gevangenis van Almelo binnengebracht. Vier van hen kwamen uit Apeldoorn en elf uit de gevangenis van Zwolle. Nog vijf, die al in Almelo waren werden aan de groep toegevoegd.
De meesten waren verzetsmensen. Om 06.30 uur in de morgen werd de groep in twee vrachtauto’s geladen. Bij de fabriek van Ten Bos aan de Almelosestraat te Wierden stopten de wagens en moesten tien mannen uitstappen en op een rij op het fietspad gaan staan.
De tien mannen werden onder het oog van toevallige voorbijgangers en de tien overgebleven mannen, waaronder Hendrik, uit Zwolle gefusilleerd.
Vervolgens vertrokken de vrachtauto’s in de richting van Rijssen en bij ‘Grimberg’ werd opnieuw gestopt. De overige tien, waaronder Hendrik Bannink, moesten nu uitstappen en werden na een kort commando door de SD-ers doodgeschoten.
Op bevel van de bezetter moesten de lichamen van de slachtoffers op beide plaatsen tot twaalf uur ‘s middags blijven liggen.
Klaas van der Weerd ( oud-politieman en leider van het verzet) wist het volgende over de fusillade te vertellen:
Op donderdag voor Pasen, 29 maart 1945, fiets ik ‘s morgens omstreeks halfacht van mijn tijdelijke adres bij de familie Buitenweg in het Zuidbroek naar het bureau. Bij de fabriek van Ten Bos aan de Almelosestraat zie ik een oploop van mensen. Als ik dichterbij kom, hoor ik al van enige omstanders wat er daarvoor is gebeurd. Tien mannen zijn door een Duits vuurpeleton doodgeschoten. Ik zie de lichamen van de tien op het fietspad liggen.
Tegen twaalf uur ‘s middags komt de gemeente-opzichter Rutgers; samen overleggen we hoe de lichamen het best naar de EHBO-post in de oude openbare school kunnen worden gebracht. Rutgers gaat nu naar het gemeentehuis om te regelen dat er met spoed twintig houten kisten worden gemaakt.
Aan Schipper, die de leiding heeft, zeg ik dat alles wat gevonden is, schoenen, ringen, kleding, enz., in aparte genummerde zakken moeten worden gedaan; de kist met het lichaam van wie dat dan is, krijgt hetzelfde nummer. Dat moet gebeuren om later te kunnen vaststellen om welke personen het hier gaat, want van de meesten weten we niet wie het is. De nabestaanden van vier of vijf die we wel kunnen identificeren, krijgen onmiddellijk bericht. Tot diep in de nacht wordt er op de post gewerkt.
Op een gegeven moment komt de Wierdense NSB-commandant vertellen dat de SD bijzonder kwaad is dat de twintig nog niet in een massagraf begraven zijn, wat ze wel bevolen hebben.
Voor de volgende morgen zes uur, voor zonsopgang, moet dat gebeuren. In alle vroegte vindt de begrafenis op het kerkhof plaats, bij elk graf wordt een paaltje met een nummer erop geplaatst.
Na de bevrijding wordt het speurwerk naar de identiteit van de overige slachtoffers voortgezet. Op één na kan van allen worden vastgesteld wie het zijn. Pas veel later komt een moeder met twee zoons op mijn bureau; ze zijn op zoek naar hun vermiste zoon en broer. Uit de overgebleven bezittingen en een stuk stof, blijkt het inderdaad hun zoon en broer te zijn.
Hendrik Bannink mocht maar 48 jaar oud worden. Hendrik’s vader is overleden in 1942 en Hendrik’s moeder op 10 oktober 1945. Ook Hendrik’s goede vriend J.H.Roël, 49 jr. kwam bij de fusillade om het leven.
Bronnen: Herinneringen in steen – Een tocht langs de oorlogsmonumenten in Wierden van Gerrit van Loevezijn (Wierden, maart 1995) Sta een ogenblik stil… Monumentenboek 1940/1945 van Wim Ramaker en Ben van Bohemen. (Kampen, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok Matrijs, 1980). ISBN 90 242 0185 3. Bewogen jaren: Zwolle in de Tweede Wereldoorlog-Kees Ribbens