Gerhard Drübers 54 jaar
DRÜBERS 54 jaar
Roepnaam: Gerhard
Voornamen: Johannes Gerhardus Bernardus
Geboren:12-03-1888 te Winterswijk
Overleden:07-04-1942 te Oranienburg
Begraven:
Ouders:Johannes Theodorus Drübers (14-11-1855 te Winterswijk-overl.10-05-1915 te Winterswijk) en (getr.19-11-1886 te Winterswijk) Johanna Berendina Polman (12-09-1855 te Winterswijk-overl.03-10-1921 te Winterswijk)
Partner: Anna Maria Roes (15-10-1888 te Doetinchem-overl…-..-..te)
Trouwdatum: 18-05-1920 te Winterswijk
Kinderen:
Beroep: Spoorwegarbeider/propagandist
Woonadres: Hamburgerstraat 63 te Doetinchem
Groep: Verzet
Erelijst van Gevallenen 1940-1945, pag.816, no.6
IN BEWERKING
DRÜBERS
Voornamen: Johannes Gerhardus Bernardus.
Roepnaam: Gerhard
Geboren op 12-03-1888 te Winterswijk.
Beroep: Spoorwegarbeider, propagandist en voorzitter van de R.K. Werkliedenverbond (RKWV), voorzitter van de Steenfabriek Arbeidersbond, voorzitter van de R.K. Fabrieksarbeidersbond
Overleden op 54-jarige leeftijd op 07-04-1942 in het concentratiekamp Sachsenhausen te Oraniënburg (Dld). Gerhard is gecremeerd. Gerhard Drübers
Ouders: Johannes Theodorus Drübers (1855-1915) en Johanna Berendina Polman (1855-1921). Gerhard is de oudste zoon uit een gezin van vijf kinderen. Na hem worden geboren: Marie (1889-1947), Hendrik (1891-1969), Rika (1895-1983) en Mina (1897-1958).
Op 28 oktober 1907 werd Gerhard geselecteerd door loting om (als 1 van de 106 mannen van de Winterswijkse gemeenschap) te dienen als militair in het Nederlandse leger.
Echtgenote: Anna Maria Roes, dochter van Henricus Johannes Roes en Johanna Tenbensel, geboren op 15-10-1888 te Stad Doetinchem, overleden op 20-03-1961 te Doetinchem. Anna Maria Roes komt op 07-06-1907 uit Stad Doetinchem naar Winterswijk. Zij treedt in dienst als buffetjuffrouw bij Hubert Ferier aan de Misterstraat 92 te Winterswijk. In mei 1915 gaat ze naar Stad Doetinchem en komt opnieuw op 10 april 1920 naar Winterswijk en woont op dat moment in bij haar a.s. schoonmoeder, Dorpbuurt 261 (308).
Trouwdatum: 18-05-1920 te Winterswijk. Gerhard trouwt op dezelfde dag als zijn broer Hendrik Drübers, getrouwd met Johanna Maria Boevenbrink.
(links het echtpaar Drübers – Roes, rechts echtpaar Drübers – Boevenbrink)
Uit het huwelijk van Gerhard en Anna zijn drie dochters geboren:
⦁ Jo, geboren te Maastricht op 10-01-1924,
⦁ Trees, geboren te Utrecht op 15-07-1926,
⦁ Willy, geboren te Utrecht op 29-08-1930.
Woon-/verblijfadressen: Winterswijk tot 1920 (Dorpbuurt 308), Maastricht 1920-1924, Utrecht 1924-1937, Rijswijk 1937-1941 (Nassaukade 15). Gerhard startte zijn vakbondswerk in Winterswijk (zie artikel Nederlandsche Staatscourant).
Gerhard wordt i.v.m. verzetswerk in oktober 1941 gevangen genomen en overgebracht naar ‘het Oranjehotel’, de ‘Deutsches Untersuchungs- und Strafgefängnis en Polizeigefängnis’ te Scheveningen. In december 1941 wordt hij getransporteerd naar het concentratiekamp Sachsenhausen in Oraniënburg Dld., waar hij op 7 april 1942 overlijdt.
Groep: Verzet
Gerhard wordt onder meer vermeld en beschreven in:
⦁ ‘Erelijst van Gevallenen 1940-1945’, pag.816, no.6.
⦁ Dr. L. de Jong: ‘Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog’, deel 5, maart 1941-juli 1942, pag. 377 t/m 396.
⦁ Louis Frequin in De Gelderlander, 15 november 1945.
⦁ Jubileumnummer Industria 1911-1961, herdenking van het 50-jarig bestaan van de Nederlandse Katholieke Bond van Werknemers(-sters) in Industriële Bedrijven St.-Willibrordus; pagina 18 ‘1940-1945 Ondergang en herrijzenis’.
⦁ Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant van donderdag 19 maart 1914 n°66 (n°3619)
ACHTERGROND VAN DE GEVANGENNEMING VAN GERHARD DRÜBERS
De ondergang van de Rooms Katholieke Werkliedenverbond (RKWV).
Donderdag 24 juli 1941 vindt er een bijeenkomst plaats van alle voorzitters van de arbeidersbonden: het RKWV gaat, in opdracht van Seyss-Inquart, onder een ‘commissaris’ geplaatst worden. Alles hangt af, van wie dat gaat worden. Als het een NSB’er wordt (van de Nationaal-Socialistische Beweging, een Nederlandse politieke partij die van 1931 tot 1945 heeft bestaan), dan is iedere medewerking uitgesloten. Als dat gebeurt zullen alle bestuurders bedanken en ook de leden van de katholieke arbeidersbeweging zullen in grote meerderheid de rijen gaan verlaten. Een standpunt, dat alle voorzitters onderschrijven.
Nog diezelfde dag wordt aartsbisschop mgr. De Jong hierover ingelicht. Een voor de aartsbisschop niet onverwachte, maar toch uiterst pijnlijke mededeling.
De volgende dag wordt het dagelijks bestuur van het RKWV het besluit van Seyss-Inquart voorgelezen. Dit besluit houdt in, dat de NSB’er Woudenberg bevoegd is, alle zaken van het RKWV naar eigen believen te regelen. Bovendien dienen alle bestuursleden hun werkzaamheden voort te zetten en hebben zij te handelen volgens de aanwijzingen van Woudenberg. Het dagelijks bestuur van het RKWV geeft terug, dat het hen in geweten onmogelijk is geworden het werk voort te zetten en tot driemaal toe weigert zij gehoor te geven aan het bevel. Diezelfde middag hebben ook alle voorzitters van de aangesloten bonden aangegeven dat samenwerking met Woudenberg voor hen in geweten niet mogelijk is. Alle bestuurders gaan om ontheffing uit hun functie vragen en alle leden wordt medegedeeld dat de zelfstandige christelijke vakbeweging ophoudt te bestaan. Het felst uit zich de (collega)voorzitter van de Nederlandse Rooms Katholieke Metaalbewerkersbond: “Als men mij voor de keus stelt: medewerken of naar het concentratiekamp, dan kies ik voor het laatste. En als hij zegt: medewerken of de kogel, dan kies ik nog voor het laatste”.
Het RKWV, met 200.000 leden, wordt de NSB’er Woudenberg in handen gespeeld. Voor mgr. De Jong staat vast, dat het episcopaat hier met kracht op moet reageren. Zes maanden tevoren is immers in het bisschoppelijk mandement bekend gemaakt, dat ‘gewoonlijk al het enkele lidmaatschap der NSB in hoge mate ongeoorloofd is, tenzij van daadwerkelijke dwang tot het lidmaatschap sprake is’. Aan NSB’ers en leden van de WA (Weerafdeling, geüniformeerde, ongewapende paramilitaire afdeling van de NSB) en SS (Schutzstaffel, Nederlands: beschermingsafdeling) moeten de sacramenten onthouden worden.
Mgr. De Jong meent, dat met de gelijkschakeling van het RKWV het moment gekomen is om die straf een algemener karakter te geven: zij moet een ieder treffen, die van ‘de mantelorganisatie van de NSB’ lid blijft. Mgr. De Jong leest op 25 juli de Nederlandse bisschoppen het concept voor van het mandement, dat hij voor de geest heeft. De openingszin van het mandement luidt: “Lang hebben wij, in het openbaar tenminste, gezwegen over het velerlei onrecht, dat ons katholieken is aangedaan”. En vervolgens: “…. Openlijk en luide verheffen wij onze stem tegen het onrecht, dat deze tienduizenden mensen wordt aangedaan door hen te beroven van hun sociale instellingen. Wij protesteren tegen de ongehoorde gewetensdwang, hun een levensbeschouwing op te dringen, die met hun godsdienstige overtuiging in strijd is….”.
De tekst gaat zondag 3 augustus in alle kerken voorgelezen worden. In de tweede helft van de week vóór 3 augustus hebben duizenden exemplaren van het mandement diegenen bereikt, die de tekst moeten voorlezen. Eén exemplaar is de Sicherheits Dienst (SD) in handen gespeeld. In opdracht van Seyss-Inquart krijgt mgr. De Jong in de nacht van zaterdag op zondag te horen, dat het mandement niet voorgelezen mag worden. Het mandement wordt echter wel voorgelezen, wat voor de bezetter een klap in het gezicht is. Het wordt beschouwd als een oproep tot een geestelijke mobilisatie van het gehele katholieke volksdeel tegen het nationaalsocialisme. Het mandement is verkondigd ondanks uitdrukkelijk verbod. Een reactie kan moeilijk achterwege blijven. Verscheidene arrestaties vloeien hieruit voort, waaronder die van Gerhard Drübers, voorzitter van de RK Fabrieksarbeidersbond, die op het bondskantoor duizenden exemplaren van het mandement heeft laten afdraaien.
De arrestatie, gevangenneming en gevangenschap van Gerhard Drübers
Het laat niet lang op zich wachten dat de SD voor het huis van de familie Drübers in Rijswijk staat: hevig bonzend op de deur en toegang eisend tot het huis. Gerhard is niet thuis. Anna en de dochters zijn snel bezig met het verstoppen van exemplaren van het mandement. De SD is ongeduldig en schiet een kogel in de deur opdat ze de deur sneller zullen openen. (Dit kogelgat is zelfs in 2019 nog te zien in de deur !!). Eenmaal worden door de SD al gauw de verstopte exemplaren gevonden. Deze worden in beslag genomen en de SD eist dat Gerhard zich meldt bij het politiebureau in Rijswijk. Een erg ingrijpende gebeurtenis, ook voor de dochters die op dat moment 17, 15 en 11 jaar oud zijn.
Als Gerhard zich meldt op het politiebureau (oktober 1941) wordt hij meteen gearresteerd en hij verblijft daar ongeveer een week. Zijn vrouw Anna wil hem bezoeken, maar dat wordt haar geweigerd. Gerhard wordt vervolgens overgebracht naar de ‘Deutsches Untersuchungs- und Strafgefängnis en Polizeigefängnis’ te Scheveningen, beter bekend als ‘Het Oranjehotel’. Gerhard verblijft in de gevangeniscel 517. Na drie verzoeken krijgt hij de mogelijkheid zijn vrouw en kinderen een brief te schrijven. Deze brief komt aan op 9 december en hij schrijft onder meer:
‘Lieve Anna, Joke, Trees en Willy. Na een 3e verzoek thans een eerste brief. Wat een donkere wolk heeft zich boven ons hoofd samengetrokken. En zoo onverwachts en zonder nog afscheid te kunnen nemen. Wie had dat ’s morgens kunnen denken. Geen uur, geen dag zijn jullie uit mijn gedachten. Het zijn soms moeilijke dagen als men zoo aan ’t gezin denkt en aan de vrouw en de kinderen ….’.
In december wordt hij overgebracht naar het concentratiekamp Sachsenhausen in Oraniënburg, ten noorden van Berlijn. Op 21 december 1941 schrijft hij vanuit Sachsenhausen een brief naar zijn gezin, waarin hij aangeeft dat hij op 19 december 1941 daar is aangekomen. De brief is in het Duits opgesteld, zoals ‘van hogerhand’ is bepaald. De brief is voorzien van zijn naam met voorletters, zijn gevangenennummer 40593 en zijn bloknummer 37a (later blok 26b). Gerhard geeft in deze brief aan dat hij in goede gezondheid is en dat hij vol goede moed is. Hij zegt dit niet om zijn gezin gerust te stellen, maar hij meent het ook, zo schrijft hij. Twee maal per maand wordt hem toegestaan een brief te schrijven. Hij geeft ook aan dat hij een levensmiddelenpakket mag ontvangen van 2 kg. en vraagt om tabak, washandjes en een stuk zeep. Het pakket moet zijn voorzien van zijn naam, zijn gevangenennummer, zijn bloknummer en geboortedatum. In die eerste brief feliciteert hij ook zijn dochter Jo, die in januari 18 jaar wordt.
Op 25 januari schrijft hij opnieuw een brief. Inmiddels is het gezin op 20 januari verhuisd naar Doetinchem (Hamburgerstraat nr. 63) omdat Gerhard en Anna hadden afgesproken dat, als hij zou worden opgepakt, zij naar de Achterhoek zou verhuizen om dichter bij haar eigen familie te zijn. De brieven, die vanuit Oraniënburg naar Rijswijk zijn gestuurd, zijn wel bij het gezin aangekomen in Doetinchem.
In deze derde brief schrijft hij dat hij hoopt snel een brief van het gezin te ontvangen. Ook dankt hij de familie voor het pakket dat hij heeft gekregen met daarin onder meer zeep, een wollen trui, wollen ondergoed, sokken, zout, suiker en een houten pijp met tabak en een postwissel voor 50 Rijksmarken. Hij geeft aan dat hij het er mee eens is dat dit bedrag van de spaarrekening is afgehaald.
Waarschijnlijk heeft hij dit alles helemaal niet ontvangen vanuit Nederland maar is het zijn enige manier om Anna duidelijk te maken waar hij grote behoefte aan heeft.
De familie heeft een brief geschreven op 23 januari, maar deze is pas op 31 januari bij hem aangekomen. In de brief van 8 februari geeft hij aan het ermee eens te zijn dat zijn vrouw en kinderen verhuisd zijn en hij vraagt belangstellend of de meubels zijn behouden. Hij bedankt met name (zwager) Willem en (schoonzus) Riek voor de medewerking en goede hulp die zij aan zijn gezin geven.
Opnieuw bedankt hij voor meerdere zaken zoals dikke repen chocola, drop, zout, brillenkoker, zeep. Waarschijnlijk wederom om aan te geven wat hij graag toegestuurd krijgt.
Begin maart komt de vijfde en tevens laatste brief vanuit het concentratiekamp. Daarin geeft hij op 18 februari een pakket te hebben ontvangen en is daar zeer dankbaar voor. Hij voelt zich daardoor een ‘ander mens’. De inkt van de laatste zinnen is uitgelopen, mogelijk door tranen.
Op 9 april 1942 wordt in Oraniënburg in Duitsland een akte opgemaakt, waarin vermeld staat dat Gerhard op 7 april 1942 om 07.50 uur aan tyfus is overleden.
Vier jaar later, op 22 april 1946, ontvangt één van de dochters Drübers een brief van priester L. Rooijackers uit Den Bosch. Hij heeft met twee andere priesters vanaf juni 1940 gevangen gezeten in Sachsenhausen. Heer Rooijackers schrijft dat hij in 1946 bij een vergadering van de arbeidersbeweging is geweest, waar een herdenkingswoord aan Gerhard Drübers werd gewijd. Dit heeft hem Gerhard weer in herinnering gebracht: een opgewekte man, opgeruimd en vol goede moed.
Hij schrijft dat Gerhard in december 1941 in Sachsenhausen was aangekomen, in bittere kou. Al op de eerste dag maakten de drie priesters kennis met hem. Met enthousiasme vertelde Gerhard hoe hij als het ware op heterdaad betrapt werd door de Gestapo bij het multipliceren en het verspreiden van de bekende brief van de bisschoppen. Ook vertelde hij over het verzet in Nederland, het verzet door de katholieken en over de katholieke arbeidersbeweging.
Gerhard werd gezien als een grote aanwinst, die op zijn eigen manier de moed er in wist te houden voor de groep Nederlanders in het concentratiekamp. Maar Gerhard werd vrij snel ziek en met behulp van een verpleger, die de priesters goed gezind was, werd hij opgenomen in het hospitaal. Hier heeft hij goede verpleging gehad. In het kamp heerste toen volop tyfus. Al vrij snel zijn de priesters gewaarschuwd door vrienden, dat Gerhard vrij spoedig zou gaan sterven. Eén van de drie priesters heeft in het hospitaal weten door te dringen en hij heeft Gerhard, die nog bij volle kennis was, kunnen voorbereiden op de dood. Met volle overtuiging van Gods wil én met de opdracht om de familie namens hem te groeten, hen te verzekeren dat hij zich gelukkig en tevreden voelde, is hij kort daarop overleden.
Rooijackers heeft de gevangenschap overleefd, de twee andere priesters zijn in Dachau omgekomen.
Op 19 september 1946 schrijft koningin Wilhelmina aan Anna, weduwe van Gerhard, een brief waarin zij haar oprechte deelneming bij het verlies aanbiedt.
KRANTENARTIKEL IN DE GELDERLANDER, 15 november 1945.
Door Louis Frequin, hoofdredacteur.
GEEN ARBEIDERS IN DE STEENINDUSTRIE?
TIJD VOOR SOCIALE VERNIEUWING
Ergens vergeten en God weet uitgemergeld door het sadisme van het nazidom stierf in een concentratiekamp Drübers. Deze naam zegt u misschien niets, maar ik ken hem nog uit de dagen, dat hij met v.d. Werf als een leeuw voor de rechten van de steenfabrieksarbeiders vocht, die met het kapitaaltouw aan handen en voeten gebonden waren aan de liberale heeren en als paleisleven het hondsche, haast vreugdelooze bestaan van een steenfabrieker leefden. Dat was in de dagen, dat ze voor een appel en ’n ei van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de klei stonden te ploeteren en afhankelijk waren van het lapje land en het varken, dat ze vetmestten voor den verkoop. Hùn bijverdienste ….
Ge hebt dezer dagen nog kunnen lezen van twee oude steenfabriekers, die de straat opgejaagd zijn na hun ruggen krom en hun botten zeer gewerkt te hebben in de zompige klei der groote uiterwaarden en in de hitte der ovens. Zie, dàt was ’t waartegen Drübers jaren gevochten heeft en waarvoor hij in zekeren zin ver van huis eenzaam in een kamp geleden heeft en gestorven is. En dàt is het wat nooit meer terug mag keeren in een zich herstellend Nederland, waar de arbeider zich geen “object” meer laat zijn en nog minder de marge waarop inschrijfsommen weren afgesteld …..