Winterswijkse krijgsgevangenen
13 september 2005
‘Wel 200, 300 mensen brachten brood en andere etenswaren toen de trein met ons als krijgsgevangenen erin een tussenstop maakte in Winterswijk’
G.Peters (93), Winterswijkse Weekkrant, 13 sept.2005
Al in 1939 was hij als militair gelegerd in Voorst, waar hij in de keuken werkte.
“De mooiste stukjes vlles waren altijd voor de officieren”, weet hij zich nog te herinneren.
Toen de 10e Mei 1940 aanbrak, was opeens iedereen verdwenen: soldaten, officieren, de hele compagnie.
De brug in Zutphen had men al laten springen. Het was een grote chaos.
Omdat de militaire keuken niet direct bij de legerplaats was gelegen, maar praktisch in de tuin van een cafe, bleven Peters en nog enkele collega’s over.
“Het was een warboel. We zijn wat gaan rondzwerven. Om een uur of acht zijn we maar eens op de weg gaan kijken.
“Ze hadden pech, want er liepen net Duitse soldaten in de buurt, die hen gelijk krijgsgevangen namen.
“Met het geweer in de rug brachten ze ons terug naar de keuken.”
Wat Peters zeer bevreemdde, was dat ze daar nog niet waren gearriveerd, of 1 van de Duitsers liep naar de voorraadkast, haalde er smeerkaas uit en liet die in de zakken van de gevangenen glijden. “Hast du nog neutig in gevangenschaft”, was het commentaar op onze verbaasde blikken.
Vervolgens werden Peters en zijn kameraden naar een groot huis gebracht waar ze de nacht doorbrachten. Daar werden ze weer bij hun compagnie gevoegd die zich inmiddels ook had overgegeven.
Bijzonder is dat Peters er voor had kunnen zorgen dat hij samen met zijn vrouw en pasgeboren kind in de buurt van Voorst op een boerderij kon verblijven, tijdens zijn diensttijd.
Op de 11 mei zag de boer in de verte de compagnie te voet vertrekken, waarschuwde Peters echtgenote, die toen snel op de fiets achter de krijgsgevangenen aan ging.
Zo heeft Peters toch nog afscheid kunnen nemen van zijn vrouw, voordat hij op transport werd gezet.
“Tussen Voorst en Zutphen was dat. Ik weet nog precies de plek. En natuurlijk bleef luid gejoel van de rest niet uit”.
Vanaf Zutphen, waar de Duitsers inmiddels ponton bruggen hadden geregeld, ging het verder naar Vorden.
Hier brachten de gevangenen de nacht door in het kasteel.
Op 12 of 13 mei 1940, in ieder geval tweede Pinksterdag (13 mei dus- Hans), werden de manschappen op de trein gezet richting Duitsland.
Echter, in Winterswijk had de seinhuiswachter ter Haar per ongeluk de trein laten stoppen.
Volgens Willem Wilterdink (Hulzer Willem) werd dit nieuws gauw verspreid door een inwoner van Kotten. Daarna kwamen zo’n 200, 300 Winterswijkers uitlopen, o.a. vanuit zaal Nijenhuis (Johanna), met brood, chocola, sigaretten,zeep, etc.
Helaas zaten er aan de kant waarvan de Winterswijkers kwamen aanlopen, geen openingen in de wagons om dit spectaculaire gebeuren te aanschouwen.
Na de stop in Winterswijk, ging het verder richting Bocholt. Daar aangekomen en ‘uitgeladen’, was het gefluister van de Duitse toeschouwers te horen.
“Das sind ja Hollander!”.
Kennelijk hadden ze Engelse of Franse krijgsgevangenen verwacht en niet van net over de grens.
In Bocholt verbleven de militairen zo’n vier, vijf dagen in een groot krijgsgevangenkamp en vervolgden hierna hun tocht naar het kamp Neu Brandenburg.
“De behandeling daar in het kamp viel wel mee”, aldus Peters.
“Daar hadden ze alleen wat overjarige Duitsers voor ingeschakeld”.
Driemaal daags was er appel en natuurlijk moest er gemarcheerd worden.
Daar hadden de gevangenen niet veel zin in en ze vertikten het om in de pas te lopen.
Waarschijnlijk dachten de Duitsers dat ze dat nooit geleerd hadden, want de marechaussee werd erbij gehaald om het voor te doen.
Niet dat dat ooit geholpen heeft.
Vanuit het kamp werd Peters ingekwartierd op een boerderij in de buurt van Bismarck, zo’n honderd kilometer van Neu Brandenburg.
De Duitse boeren moesten natuurlijk allemaal het leger in, met als gevold dat er te weinig hulp op de boerderijen was.
De eerste de beste dag, dat hij hier kwam, nog steeds in 1940, vertelde 1 van de Duitse boerenknechten al:”Die Deutschen verlieren den Krieg schon wieder. Bestimmt!”
Peters, die altijd gewerkt had als zetter-drukker bij drukkerij van Loo, had helemaal geen ervaring in het boerenbedrijf.