Hulp door Winterswijkers
Op de morgen van de 11 November 1944 om 7 uur begaf ik mij op mijn fiets van het politie-bureau Nassaukade waar ik dienst deed, na een nachtdienst van 14 uur naar huis om van een verdiende slaap te gaan genieten.
De afstand van het bureau tot aan mijn woning was ongeveer 30 minuten fietsen en onderweg viel het mij op, dat er iets bijzonders aan de hand was, gezien de aanwezigheid van vele duitse soldaten en allen met hun geweren in de aanslag zag, ze de woningen in en uit gaan, nu waren dergelijke bewegingen in die dagen niet zo vreemd, maar op z’n grote schaal was ook in die dagen erg opvallend.
Aangekomen in de straat waar ik woonde zag ik ook velen duitse militairen op alle hoeken van de straten en bij de woningen.
Daar ik in mijn woning niet beschikte over een plaats voor mijn rijwiel had ik in de buurt van mijn woning een plaats in een rijwielstalling gehuurd.
nadat ik mijn fiets in de stalling had geborgen en naar mijn huis liep, werd ik door enkele in paniek zijnde vrouwen aangesproken met de mededeling dat de duitsers bezig waren om alle mannen uit de huizen te halen en ze bijeen te brengen in alle zich daarvoor lenende ruimten zoals scholen, kerken enz.
Dit was dus de verklaring van alle aktiviteiten die ik op weg naar huis had waargenomen. Ik ben mijn woning ingegaan en vertelde mijn vrouw wat er aan de hand was en in overleg met haar vond ik beter om niet naar bed te gaan, maar om mij te begeven naar het politiebureau aan de Charloise kerksingel, dat slechts op 5 minuten lopen van mijn huis was en als hoofdkwartier voor deze razzia was ingericht.
Ik mij daarheen begeven (achteraf is gebleken dat ik dat NOOIT had moeten doen) met de gedachte om bij die duitse commandant even een bewijs van vrijstelling te halen en om dan zonder gestoord te worden lekker te gaan slapen.
Als ik ooit in mijn leven eens een misrekening heb gemaakt, dan was het wel op die bewuste morgen van die gedenkwaardige 11 november 1944, want in plaats van een bewijs van vrijstelling werd mij al snel te kennen gegeven, dat zij ondanks mijn verweer als zijnde opsporingsambtenaar en thuis een vrouw die reeds 6 mnd in verwachting was, zij daar geen enkele boodschap aan hadden en zij mij als hun arrestant beschouwden om als naar later bleek te worden afgevoerd.
Hierna werd ik gebracht in een kamer die reeds was bezet door een groot aantal opgepakte mannen. na daar een aantal uren te hebben verbleven en niet wetende wat er verder met ons zou geburen werden wij laat in de middag met nog meer mannen uit andere kamers bijeengebracht en werden wij buiten opgesteld in rijen van vier.
Dit alles gebeurde onder zeer zware bewaking zodat van ertussen uitpiepten geen sprake kon zijn. Vanaf genemd politiebureau aan de Charloise Kerksingel begonnen wij te lopen en onderweg werd de colonne steeds aangevuld met mannen die men in scholen en kerken had ondergebracht. Onze eerste bestemming bleek het Feyenoordstadion te zijn. Daar aangekomen bleken daar al vele mannen bijeen te zijn gebracht uit verschillende stadsdelen en het aantal groeide maar aan.
Toen het reeds donker was geworden zagen wij dat er steeds groepen het stadion verlieten. Het was ongeveer 8 uur in de avond toen er ongeveer een groep van 30 a 40 mannen bijeen werden gebracht waarvan ik deel mocht uitmaken. Door de hoofduitgang van het stadion werden wij door een haag van militairen geleid naar het tegenover het stadion gelegen spoorweg station Rotterdam- Zuid en werdn wij de daar gereed staande goederenwagons ingevoerd, waarvan de bodem was bedekt met stro.
Toen de spoorwagon was geladen met plusminus 30 mannen werd deze gesloten en hoorden wij de sluithaak aan de buitenkant in het slot vallen.
Iedereen zal kunnen begrijpen hoe diep ellendig wij ons voelden na al deze commotie en daarbij de onzekerheid wat er met ons verder ging gebeuren.
Het zal ongeveer rond 11 uur zijn geweest toen de trein met veel schokken in beweging kwam en zich bewoog in westelijke richting. Zolang wij nog door Rotterdams gebied reden konden wij ons nog iets orienteren maar zodra wij daarbuiten waren was het niet meer mogelijk, mede door de verduistering om te zien waar wij ons bevonden of in welke richting wij ons begaven.
Het zal half in de nacht zijn geweest, toen de trein stopte op een groot station, later bleek ons, dat het Utrecht was. ter plaatse heb ik een briefje geschreven gericht aan mijn schoonmoeder die in Amsterdam woonde, met de mededeling was ons tot dat moment was overkomen en buiten de trein geworpen door de aanwezige luchtrooster. Deze boodschap is in goede handen gekomen en heeft mijn schoonmoeder bereikt. Die bewuste dag had mijn vrouw inmiddels vernomen dat wij waren bijeen gebracht in het stadion en had nog een poging gewaagd om mij in het stadion te bereiken om nog wat kleding en eten te brengen.
Dit is haar niet gelukt omdat wij bij haar aankomst in het stadion al in de treinen zaten. Met de trein hebben wij ongeveer 2,5 dag gereden met veel stops onderweg i.v.m. luchtaanvallen .
Dit alles was erg beangstigend als je bedenkt dat je met zo’n groot aantal mensen zit opgesloten in zo een goederentrein. Na die 2,5 dag stopte de trein en wij hadden geen enkel idee waar men ons naar toe had gebracht. nadat de deuren waren geopend en wij uit moesten stappen werd een mars colonne geformeerd,. Uit de bouw van de huizen was ons snel duidelijk, dat wij ons op Duitse bodem bevonden.
Na ongveer 20 min. te hebben gelopen kwamen wij in een bebouwde kom van een plaatsje maar niet wetende welke plaats.
Hier werden wij ondergebracht in de Louise Schule en kregen wij een schoollokaal aangewezen waarvan de bodem was bedekt met stro als verblijfplaats.
Van de daar reeds aanwezige opgepakte mannen voor een groot deel afkomstig uit de grens gebieden zoals Denekamp vernamen wij, dat men ons had afgeleverd in Gronau.
Ik moet zeggen, dat ik er nog nooit van had gehoord, maar het bleek ons al spoedig, dat wij ons dicht aan de Duits-Nederlandse grens bevonden.
Toen wij s’avonds wat eten hadden gekregen ( niet veel bijzonders, een of andere watersoep) begaven wij ons naar ons klas lokaal om te slapen op de grond in het stro.
Daar ik in uniform was gekleed gebruikte ik de daarbij behorende cape als deken en een uit het stadion meegenomen zitkussentje als hoofdkussen.
U zult begrijpen, dat wij na zo’n vermoeiende en spannende reis daar wel aan toe waren en sliep ik die nacht als een roos.
Wij waren met een aantal Rotterdamse politie mensen en een van hen had het plan opgevat om de volgende morgen naar de commandant van de school te gaan met de mededeling, dat wij de mensen als begeleider tot hier hadden gebracht en onze taak nu ten einde was. Deze list mislukte totaal die morgen.
Na wat droog brood te hebben gegeten met op thee gelijkende vloeistof moesten wij op de binnenplaats aantreden en na de koppen te hebben geteld moesten wij onder zware bewaking af marcheren naar een terrein buiten Gronau en daar kregen wij graaf gereedschap en begonnen wij aan het graven van tankwallen.
Dit werk hebben wij zo ongeveer 2 weken moeten doen van s’morgens tot laat in de middag, het was zwaar werk en vermoeiend met daarbij weinig voedzaam eten.
Op een gegeven middag moesten wij op de binnenplaats aantreden, het was inmiddels tegen de avond en werden wij in legerauto’s geladen en ging men met ons aan het rijden, niet wetende waarheen, omdat wij op een voor ons totaal onbekend gebied waren en daarbij de duisternis. Wat ons was opgevallen was dat er weinig bewaking bij ons convooi was. Laat op die avond werd er gestopt en werden wij onder gebracht in een of andere loods, ook weer voorzien van stro. Toen wij ongeveer een paar uur daar waren en er een zekere rust was teruggekeerd in en om de plaats waar wij ons bevonden en mede door het feit dat er weinig bewaking bij ons was kreeg een van de 4 aanwezige Rotterdamse politiemensen zijnde: van Straten, Peet, v.d. Hengel en ondergetekende de gedachten om die nacht een poging te wagen om er tussen uit te gaan, daar wij wel het idee hadden dat wij in zuidelijke richting hadden gereden, dus langs de Nedelandse grens. Na enig overleg (wat fluisterend moest gebeuren) want vertrouwen kon je niemand, besloten wij om die nacht om plusminus 2 uur heel voorzichtig en zo rustig mogelijk naar buiten te gaan en dan maar zien wat er ging gebeuren.
Buiten gekomen in de volkomen duisternis werd er door niemand gereageerd dus hadden wij al gauw het idee dat ons vertrek door niemand was opgevallen en daar stonden wij dan met ons vieren in de donkere nacht op een voor ons totaal onbekend gebied, dus hoe moest je de weg vinden?
Daar werd door mij spoedig iets op gevonden, want als ex beroeps militair van de Kon.marine had ik een opleiding als kwartiermeester gehad met als een der vakken navigatie dus bekend was met enkele sterren beelden. Het was die nacht een heldere sterrenhemel en konden wij daar gebruik van maken door te lopen in de richting van het stereenbeeld “de Grote Beer” .
Als wij die koers hielden, dan moesten wij in de richting van Nederland lopen het geen later bleek juist te zijn geweest.
Tijdens deze mars moesten wij steeds uiterst waakzaam zijn wanneer wij maar iets hoorden hielden wij ons schuil om maar door niemand ontdekt te kunnen worden hetgeen voor ons fataal had kunnen zijn.
Tegen de morgen, het daglicht kwam al aan de lucht, kwamen wij in een dorp ( mij nu nog niet bekend waar het is geweest) het kan Sudlohn zijn geweest, maar zeker weet ik het niet. In ieder geval ter plaatse werden wij steeds gehinderd door mensen waar wij ons voor moesten verbergen, vermoedelijk kerkgangers voor de vroeg mis. Om niet te worden ontdekt besloten wij een andere weg te nemen.
Na enige tijd kwamen wij uit bij een spoorbaan, dus besloten wij deze te volgen omdat wij er zeker van waren dat die ons op Nederlands gebied zou brengen.
Tijdens het lopen langs de spoorbaan moesten wij nog enkele keren langs de spoorbaan weg duiken voor passerende Duitse treinen beladen met oorlogsmaterieel.
Na enige tijd te hebben gelopen (weet niet meer hoe lang) ontmoette wij in een weiland een jongen en vroegen hem waar wij ons bevonden en tot grote opluchting voor ons kon hij ons zeggen dat wij ons op nederlandse grond gebied waren. Hoe het gesprek verder is verlopen is uit het geheugen verdwenen.
Deze jongen die naderhand bleek te zijn Willem Wilterdink verwees ons naar de langs de spoorbaan staande boerderij van zijn ouders.
na kennis te hebben gemaakt met men. en mevr. Wilterdink en dochter Stien werd ons een plaats aangewezen waar wij ons konden wassen en werd ons iets te drinken en eten aangeboden.
Het heeft ons altijd deugd gedaan, dat wij als voor hun totaal vreemde mensen zo liefderijk werden ontvangen en behandeld iets om nooit te vergeten, wat wij ook nooit hebben gedaan. De aankomst in huize Wilterdink was op een zondagmorgen en diezelfde middag werden wij verrast door een bombardement, daarbij vielen enkele bommen in het weiland niet ver van de boerderij van de fam.Wilterdink.
Daar het voor de fam.Wilterdink te riskant was om daar langer te blijven, want er waren nog meerdere onderduikers besloten wij contact op te nemen met de politie in Winterswijk voor andere onderduik adressen.
Een en ander moest omzichtig gebeuren want in de tijd was niemand te vertrouwen. Al spoedig kregen wij te horen dat voor een ieder van ons vieren een adres was gevonden en dat wij op vrijdagavond zouden worden opgehaald door politie mensen uit Winterswijk.
Die vrijdagavond om plusmin. 9 uur werd er bij de boerderij aangelopt en stonden daar onze nieuwe kostbazen. Zij waren gekomen per rijwiel met aan hun hand nog een rijwiel voor elk van ons voor de terugreis naar Winterswijk.
Na de kennismaking werd de keus gemaakt wie wie zou meenemen naar huis.
Door de heer van Drie werd ik uitgekozen en ook de andere kregen hun bestemming. Na van de fam. Wilterdink afscheid te hebben genomen vertrokken wij met lange tussenpozen naar ons nieuwe adres. Ik hoef niet te zeggen hoe ik mij die avond voelde in een bed met schone witte lakens.
Na enige tijd ‘ik weet niet meer hoe lang ik al bij de fam. v.Drie verbleef, kwam de heer van Drie na het einde van zijn dienst thuis met de mededeling dat er een auto van de Rotterdamse politie aan het bureau was geweest op zoek naar politie mensen die door de Duitsers waren afgevoerd en zich na hun vlucht mogelijk in het grensgebied ophielden.
na eerst enige aarzeling kregen zij het vertrouwen, dat die Rotterdamse politieman ter goedertrouw was, werd hem over onze aanwezigheid in Winterswijk verteld. Hierop werd de afspraak gemaakt, dat hij die dag nog wat langs de grens zou zoeken naar de mogelijke aanwezigheid van mensen van het Rotterdams korps en s’avonds zou terugkeren aan het bureau om die 4 in Winterswijk aanwezige op te halen en naar Rotterdam terug te vervoeren.
Die avond zijn wij met nog 4 die dag gevonden agenten onder barre omstandigehden, met dus totaal 9 mensen naar Rotterdam terug gereden. Ik weet nog precies hoe we dat deden er moesten er 2 plaats nemen aan de buitenkant van de auto in liggende houding tussen de motorkas en de spatborden en dan werd er om de 10 km gewisseld langer was niet vol te houden, want het was die avond koud en regenachtig.
Er konden per uur niet veel kilometers worden gemaakt door de duisternis, slechte verlichting op de auto (ivm de verduistering) en het wegennet was natuurlijk niet zoals wij dat nu kennen. Maar ondanks alle ellende zijn wij de volgende dag in de loop van de morgen in R’dam aangekomen en werden wij bij onze familie afgeleverd. U kunt zich de vreugde in mijn gezin voorstellen na alle onzekerheid over het lot van mij gedurende de laatste weken.
Van mijn afdeling chef kreeg ik toestemming om mij voorlopig niet meer aan het bureau te laten zien uit vrees om wederom te worden gepakt.
na enige weken de kat uit de boom te hebben gekeken heb ik toen de draad weer opgepakt en weer aan het werk gegaan en zo zonder verdere nare ondervindingen de bevrijding gehaald.
Hopende u met deze hoofdlijnen van dienst te zijn geweest ga ik dit schrijven beeindigen met de hartelijke groeten van ons beiden.
Fam. Jonkman