oudwwijk
Digitaal erfgoed

De boerderij

Frans Tolsma

Het boerderijtje in Ratum

René Jansen en ik wilden in de warme zomer van 1967, de zomer van de flower power en sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band iets ondernemen waar we plezier aan zouden kunnen beleven, een soort Winterswijkse flower power. René, die de eerste disco in Winterswijk had, de disco chez René aan de Vredenseweg, kwam op het idee om een feestboerderij te beginnen. Hij kende een boer in Vragender die een kleine boerderij had in Ratum die leeg stond en we bezochten hem met als doel om zijn boerderijtje te lenen. De reden was dat we een tijdelijk onderkomen zochten voor oudere verkenners. Dat was goed want hij had ook bij de verkennerij gezeten net als wij en zo gingen we welgemoed aan de slag om het boerderijtje feestklaar te maken.

Ik had een krakkemikkige Volkswagen waarvan de remmen het niet meer zo goed deden zodat ik altijd op de motor moest afremmen maar René wilde de auto wel kopen want hij wilde hem ombouwen tot een racewagen. En zo reed ik op een zaterdagochtend van Nijmegen waar ik studeerde, naar Winterswijk om de auto bij hem aan de Vredenseweg af te leveren. Hij had er zes flessen sherry en zes flessen vermout voor betaald want die had hij nog op voorraad want bij disco chez René beperkte men zich tot bierestafettes.

Toen het boerderijtje klaar was, konden we het openen met een beginfeest eind mei. Alhoewel mijn bandrecorder met rock and roll muziek er al stond, wist René een band uit kamp Vosseveld te strikken, dat waren Molukse jongens die hij kende. Toen ze kwamen namen ze plaats op een grote kar die we hadden opgesteld in de feestdeel. Hun familie, bestaande uit opa’s en oma’s, ouders en kinderen, nam plaats voor de kar en de band begon te spelen. Ze speelden op voorwaarde dat hun familie mee kwam. Nog nooit heb ik zoveel Molukkers op één deel gezien. Dat ze goed waren in muziek, wist ik maar dat ze perfecte rock and roll konden spelen wist ik niet. Ik dacht dat ze dat alleen in den Haag konden.

Er kwamen ook jongens bij uit Eibergen, de gebroeders Odink (Gerrit en Hendrik), de gebroeders Nijhuis ( Rob en Hennie), en Herman van der Beek. De gasten die geen vervoer hadden konden zich om acht uur ’s avonds verzamelen bij het Postkantoor waarna de gebroeders Odink hen met een busje van de zaak naar het boerderijtje reden. Zij timmerden ook een bar in het boerderijtje want het werd allengs drukker, de mensen kwamen niet alleen meer uit Winterswijk maar ook uit de omtrek en zelfs uit de Randstad. Het was zo’n zomer waarin van alles kon gebeuren en het gebeurde in Ratum waar men altijd al vredelievend was maar love and peace waren toch iets anders, temeer omdat toen de pil op de markt kwam.

Het boerderijtje was gehuld in een sfeer van geheimzinnigheid die afstraalde op de aanwezigen. Men sprak over belendende feesten in Winterswijk en Eibergen, het leek alsof de halve Achterhoek in een sfeer van euforie beland was. En dat was het ook. Het was in mijn beleving de meest fabuleuze zomer uit de jaren zestig.

Gerrit Odink kreeg nadien een auto ongeluk met zijn Amerikaanse slee op de weg van Groenlo naar Eibergen. Hij was er niet best aan toe en toen de pastoor op bezoek kwam en vroeg of hij nog wat wilde, zouden zijn laatste woorden geweest zijn: do mie maor een kummeke koffee.

Op de laatste feestavond op een zaterdag in augustus kwam burgemeester Vlam om twaalf uur ’s nachts aanfietsen, stapte van de fiets, zette hem tegen het boerderijtje, ik vergezelde hem naar binnen en toen sprak hij op laconieke toon de gedenkwaardige woorden dat het de laatste keer geweest was want we hadden geen vergunning.

Frans Tolsma